Verordening op het recht van onderzoek 2016

Geldend van 05-05-2016 t/m heden

Intitulé

Verordening op het recht van onderzoek 2016

Verordening op het recht van onderzoek 2016

De raad van de gemeente Best,

gezien het voorstel van de griffier van 23 februari 2016;

gelet op artikel 155a tot en met 155f van de Gemeentewet;

besluit

vast te stellen de volgende “Verordening op het recht van onderzoek 2016”.

Raadsbesluit

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Onderzoek: een onderzoek als bedoeld in artikel 155a, eerste lid, van de Gemeentewet;

  • b.

    Onderzoekscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet.

Artikel 2 Instellen van het onderzoek/onderzoekscommissie

  • 1. Op voorstel van een of meer van zijn leden kan de raad besluiten een onderzoek in te stellen.

  • 2. Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek, de geraamde kosten alsmede een toelichting. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek, al dan niet op verzoek van de commissie die het onderzoek verricht, door de raad worden gewijzigd.

  • 3. In de eerstvolgende raadsvergadering na het in het tweede lid bedoelde besluit stelt de raad een onderzoekscommissie in van een oneven aantal leden met een minimum van drie leden.

  • 4. De raad wijst een genoegzaam aantal plaatsvervangende leden aan.

  • 5. Bij de instelling van de onderzoekscommissie stelt de raad nadere regels vast met betrekking tot de rapportage van de onderzoekscommissie aan de raad.

Artikel 3 Voorzitter/plaatsvervangend voorzitter

  • 1. De leden van de onderzoekscommissie kiezen uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter, tenzij de raad deze in functie heeft benoemd.

  • 2. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de beraadslaging en zitting;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van bij of krachtens deze verordening gestelde regels;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 4 Beëindiging van het lidmaatschap

  • 1. Het lidmaatschap van een lid van de onderzoekscommissie eindigt indien:

    • a.

      de raad besluit tot opheffing van de onderzoekscommissie;

    • b.

      het lid ophoudt lid te zijn van de raad;

    • c.

      de onderzoekscommissie besluit het lid van haar commissie te horen;

    • d.

      het lid ontslag neemt.

  • 2. Een lid van de onderzoekscommissie kan op elk moment ontslag nemen. Hiervan brengt hij de raad en de voorzitter van de onderzoekscommissie zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte

  • 3. In openstaande vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden.

Artikel 5 Bevoegdheden van de onderzoekscommissie

  • 1. De onderzoekscommissie kan buiten de in artikel 155b, eerste lid, van de Gemeentewet genoemde personen tevens anderen verzoeken om medewerking aan het onderzoek te verlenen. Laatstgenoemde medewerking geschiedt slechts op vrijwillige basis.

  • 2. De onderzoekscommissie kan besluiten derden in te schakelen voor het uitvoeren van opdrachten die zij in het kader van de onderzoeksopdracht en de uitoefening van haar taak nodig acht.

  • 3. De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met een ieder informatieve gesprekken voeren, welke als zodanig geen onderdeel van het onderzoek uitmaken. Er bestaat hiertoe geen plicht tot medewerking.

  • 4. De onderzoekscommissie kan de in dit artikel genoemde bevoegdheden uitsluitend uitoefenen indien ten minste de helft van haar leden aanwezig is.

  • 5. De onderzoekscommissie besluit met meerderheid van stemmen.

Artikel 6 Ambtelijke bijstand

  • 1. De griffier is secretaris en adviseur van de commissie en is bij iedere zitting en de beraadslagingen aanwezig. De griffier kan zich laten vervangen.

  • 2. De griffier draagt zorg voor de ambtelijke ondersteuning van de commissie. De gemeentesecretaris zal op een daartoe strekkend verzoek van de griffier namens de commissie, voor maximaal de duur van het onderzoek één of meer medewerkers ter beschikking stellen.

  • 3. De verordening ambtelijke bijstand en fractie-ondersteuning is niet van toepassing.

Artikel 7 Zittingen

  • 1. De voorzitter roept de leden van de onderzoekscommissie, getuigen en deskundigen ten minste 14 dagen voor de zitting op.

  • 2. Binnen drie werkdagen na verzending van de oproep kunnen de getuigen en deskundigen onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 3. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk drie dagen na ontvangst van het verzoek aan de betrokken getuige of deskundige medegedeeld.

Artikel 8 Toehoorders en de pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare zittingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, op te dragen te vertrekken.

Artikel 9 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die tijdens de zitting geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 10 Verslaglegging zitting

  • 1. De griffier draagt zorg voor de verslaglegging van de zitting.

  • 2. Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid voor zover van belang.

  • 3. Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overlegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de griffier.

  • 6. Het verslag wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na de zitting, aan de raad gezonden.

Artikel 11 Beraadslagingen

  • 1. De onderzoekscommissie beraadslaagt indien een lid dat nodig acht.

  • 2. De onderzoekscommissie kan achter gesloten deuren beraadslagen.

  • 3. Van de beraadslagingen wordt een verslag gemaakt waarin in elk geval wordt vermeld:

    • a.

      De namen van de aan- en afwezige leden;

    • b.

      De namen en functies van eventuele andere aanwezigen;

    • c.

      Een weergave van gemaakte afspraken;

    • d.

      Een weergave van actiepunten die voortvloeien uit de vergadering.

Artikel 12 Afronding onderzoek

  • 1. De onderzoekscommissie stelt betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt, hun zienswijze op het concept onderzoeksrapport aan de onderzoekscommissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn in elk geval degenen wier taakuitoefening (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De onderzoekscommissie bepaalt wie er verder als betrokkenen worden aangemerkt.

  • 2. Na afronding van het onderzoek door de onderzoekscommissie worden haar bevindingen voorgelegd aan de raad.

Artikel 13 Budget van de commissie

  • 1. In het instellingsbesluit stelt de raad een raming van de kosten vast, die naar zijn oordeel voor een onderzoek in een bepaald jaar benodigd zijn en brengt dit ter kennis aan het college.

  • 2. Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden in ieder geval de kosten gebracht van:

    • a.

      Externe deskundigen die eventueel door de onderzoekscommissie worden ingeschakeld;

    • b.

      Overige uitgaven die de onderzoekscommissie nodig oordeelt voor de uitvoering van haar taak.

  • 3. De onderzoekscommissie is voor de besteding van het budget verantwoording schuldig aan de gemeenteraad.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treed in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op het onderzoeksrecht 2016.

Aldus besloten door de raad van Best

in zijn vergadering van 04-04-2016

Marcel Baijens

Anton van Aert

griffier

voorzitter