Regeling vervallen per 21-05-2020

Reglement van Orde gemeenteraad B

Geldend van 10-09-2018 t/m 20-05-2020

Intitulé

Reglement van Orde gemeenteraad B

Artikel 1.1 - Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • b.

    griffier: de griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

  • c.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • d.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • e.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek van de raad wordt uitgesproken;

  • f.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • g.

    initatiefvoorstel: een voorstel van een raadslid voor een verordening of een ander voorstel;

  • h.

    sessie: een vergadering, informatiebijeenkomst, werkbezoek of andersoortige activiteit tijdens de raadsavond;

  • i.

    sessieleider: een door het presidium aangewezen persoon die als gespreksleider of delegatieleider van een sessie optreedt;

  • j.

    sessiegriffier: de griffier van de raad of één van diens plaatsvervangers die de sessievoorzitter procedureel ondersteund;

  • k.

    secretaris: de secretaris van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 1.2 - Vergadercyclus

De raad hanteert voor wat betreft zijn reguliere bijeenkomsten een cyclus van vier weken, die als volgt is samengesteld:

week 1: Thema avond

week 2: Raadsavond (voorbereiding raadsvergadering)

week 3: Reserveavond

week 4: Raadsvergadering

Artikel 1.3 - Dagen

De reguliere bijeenkomsten vinden plaats op maandag volgens een door het presidium vast te stellen jaarschema.

Paragraaf 1.2 - Toehoorders en pers

Artikel 1.4 - Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 1.5 - Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Paragraaf 2.1 - Algemene bepalingen

Artikel 2.1 - De voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is belast met het leiden van de vergadering, het handhaven van de orde, het doen naleven van dit reglement en hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2.

    Wanneer de voorzitter in de hoedanigheid van burgemeester, portefeuillehouder dan wel collegevoorzitter deelneemt aan het debat, wordt het voorzitterschap vervuld door de waarnemend raadsvoorzitter, tenzij de raad anders besluit.

     

    Artikel 2.2 - De griffier

  • 1.

    De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2.

    Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door de plaatsvervangend griffier.

  • 3.

    De griffier kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen. 

    Artikel 2.3 - De secretaris

    De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

     

    Artikel 2.4 - Het presidium

  • 1.

    De raad heeft een presidium.

  • 2.

    Het presidium bestaat uit de fractievoorzitters, de vaste sessieleiders en de raadsvoorzitter. De griffier dan wel zijn plaatsvervanger is in elke vergadering van het presidium als adviseur aanwezig.

  • 3.

    De raadsvoorzitter is de voorzitter van het presidium, tenzij de raad anders beslist. Bij diens afwezigheid wordt hij vervangen door de waarnemend raadsvoorzitter.

  • 4.

    Elke fractie heeft één stem in het presidium.

  • 5.

    Elke fractievoorzitter wijst een raadslid uit zijn fractie aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 6.

    Het presidium vergadert in de openbaarheid. Zij kan besluiten om in beslotenheid te vergaderen, wanneer het te behandelen onderwerp daartoe naar haar mening aanleiding geeft.

  • 7.

    Het presidium heeft, naast de taken opgenomen in deze verordening, als taak:

    • a.

      Het bepalen van de strategische agenda, de (globale) jaarplanning en onderwerpen voor themabijeenkomsten;

    • b.

      het bepalen van de rol van de raad bij dossiers en het maken van procesafspraken over raadsvoorstellen, thema’s en andere onderwerpen.

    • c.

      Het bespreken van de voortgang van de strategische agenda

    • d.

      Het evalueren van en feedback geven op het functioneren van de raad.

  • 8.

    Onder de zorg van de griffier wordt een samenvattend verslag opgesteld van het besprokene in de vergadering van het presidium.

    Artikel 2.5 - Het seniorenconvent

  • 1.

    De raad heeft een seniorenconvent, dat beraadslaagt over politiek gevoelige en/of vertrouwelijke zaken.

  • 2.

    Het seniorenconvent bestaat uit de burgemeester en fractievoorzitters.

  • 3.

    De vergaderingen van het seniorenconvent zijn besloten.

  • 4.

    De burgemeester is de voorzitter van het seniorenconvent.

  • 5.

    De griffier dan wel zijn plaatsvervanger is in elke vergadering als adviseur aanwezig.

  • 6.

    Op voordracht van de voorzitter, de griffier of de leden kunnen derden worden uitgenodigd om deel te nemen aan het seniorenconvent.  

  • 7.

    Onder de zorg van de griffier wordt een samenvattend verslag opgesteld van het besprokene in de vergadering van het seniorenconvent.

  • 8.

    Het seniorenconvent kan beslissen dat, overeenkomstig artikel 86 eerste lid van de Gemeentewet, er geheimhouding zal gelden op de inhoud van de stukken en/of de vergadering. Deze beslissing wordt in het verslag opgenomen.

  • 9.

    In geval van geheimhouding wordt het verslag niet rondgedeeld maar uitsluitend voor de leden van het seniorenconvent ter inzage gelegd bij de griffier.

  • 10.

    Het seniorenconvent kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

      

    Paragraaf 2.2 - Toelating van nieuwe raadsleden, benoemingen en fracties

     

    Artikel 2.6 – Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

  • 1.

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in, bestaande uit drie leden van de raad. De commissie wordt bijgestaan door de griffier.

  • 2.

    De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden.

  • 3.

    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en brengt daarbij advies uit voor een besluit. In het verslag wordt, indien van toepassing, ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 4.

    Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling na de verkiezingen.

  • 5.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 6.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen. 

    Artikel 2.7 – Benoeming wethouders

  • 1.

    Bij de benoeming van wethouders stelt de raad overeenkomstig artikel 2.6 lid 1 van dit reglement een commissie in.

  • 2.

    Deze onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid van de Gemeentewet en kan van de kandidaat-wethouder een verklaring omtrent het gedrag vragen als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

  • 3.

    De commissie brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

  • 4.

    De burgemeester geeft voor de aanvang van iedere ambtstermijn opdracht om de kandidaat-wethouders aan een risicoanalyse integriteit te onderwerpen. De burgemeester brengt over het eindresultaat daarvan verslag uit aan de raad. De risicoanalyse en de eindconclusies zijn niet openbaar.

 

Artikel 2.8 - Fractie

  • 1.

    De leden van de raad die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter, door tussenkomst van de griffier.

  • 4.

    Indien één of meer leden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden, twee of meer fracties als één fractie gaan optreden of indien één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter, door tussenkomst van de griffier. Voor het splitsen dan wel het vormen van nieuwe fracties is geen toestemming vereist van de raad.

  • 5.

    Met de onder lid 4 beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

  • 6.

    Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G3, vierde lid, van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

 

Artikel 2.9 – Burgerleden

  • 1.

    Ter ondersteuning van de fractie in het raadswerk kan elke fractie maximaal drie personen voordragen als burgerlid.

  • 2.

    Burgerleden worden door de raad op voordracht van de fractie benoemd.

  • 3.

    Benoeming van burgerleden geschiedt overeenkomstig artikel 2.6 lid 1 t/m 3.

  • 4.

    De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op het burgerlidmaatschap.

  • 5.

    Overeenkomstig artikel 14 Gemeentewet legt een burgerlid na benoeming door de raad in de raadsvergadering in handen van de voorzitter de eed of belofte af.

  • 6.

    Het burgerlidmaatschap eindigt:

  • a.

    Bij opzegging door het burgerlid;

  • b.

    Bij opzegging door de voorzitter van de fractie die het burgerlid heeft voorgedragen;

  • c.

    Bij installatie van een nieuwe gemeenteraad na verkiezingen;

  • d.

    Indien een fractie niet langer is vertegenwoordigd in de raad.

  • 7.

    Burgerleden kunnen deelnemen aan de raadssessies.

  • 8.

    Burgerleden worden gelijkgesteld met raadsleden, voor zover een wettelijke bepaling of dit reglement van orde zich daartegen niet verzet.

Paragraaf 3.1 - Voorbereiding van de raadsvergadering

Artikel 3.1 - Vergaderfrequentie

  • 1.

    De vergaderingen van de raad vinden in de regel één keer per maand plaats op maandag, vangen aan om 19.30 uur, hebben een eindtijd van 22.30 uur, en worden gehouden in het gemeentehuis.

  • 2.

    In voorkomend geval kan de eindtijd verplaatst worden naar 23.00 uur. De voorzitter doet hiertoe een mondeling voorstel aan de raad tijdens de vergadering.

  • 3.

    Om 23.00 sluit de voorzitter de vergadering en doet, waar nodig, een voorstel voor een nieuwe vergaderdatum.

  • 4.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het presidium. 

    Artikel 3.2 – Oproep en voorlopige agenda

  • 1.

    De voorzitter roept ten minste tien dagen voor een vergadering de leden van de raad schriftelijk op door publicatie van de opgestelde agenda op het raadsinformatiesysteem onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijk met de oproep aan de leden van de raad digitaal beschikbaar gesteld.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van de raad verzonden, en openbaar gemaakt. 

    Artikel 3.3 – Vaststelling agenda

  • 1.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda de volgorde en wijze van behandeling van de agendapunten wijzigen, onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 2.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een raadssessie of aan het college en derden nadere inlichtingen of advies vragen. 

    Artikel 3.4 - De wethouder 

    Het presidium dan wel de raad kan één of meer wethouders uitnodigen, al dan niet op zijn/hun verzoek, om aan de beraadslagingen deel te nemen.

     

    Artikel 3.5 - Ter beschikking stellen van stukken

  • 1.

    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met de oproep, conform artikel 3.2 van dit reglement, voor de leden beschikbaar gesteld. Indien na het publiceren van de schriftelijke oproep stukken ter beschikking worden gesteld, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2.

    Alle openbare stukken worden digitaal beschikbaar gesteld via het raadsinformatiesysteem.

    Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste en tweede lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

     

    Artikel 3.6 - Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt door plaatsing op het raadsinformatiesysteem van de gemeente ten openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken kan inzien.

    • c.

      De mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 3.10.

        

      Paragraaf 3.2 - De orde van de vergadering

       

      Artikel 3.7 - Presentielijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen.

  • 2.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad de presentielijst. Aan het einde van elke raadsvergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld. 

    Artikel 3.8 - Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

     

    Artikel 3.9 - Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet. 

    Artikel 3.10 - Spreekrecht burgers

  • 1.

    Na de opening van de reguliere vergadering van de raad kunnen andere aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen, met uitzondering van de vaststelling van de agenda, de vaststelling van verslagen en ingekomen stukken.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor 12.00 uur van de dag waarop de vergadering plaatsvindt aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn contactgegevens en het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren.

  • 4.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    De spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale len

  • 6.

    gte van de spreektijd.

  • 7.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de deelnemers aan de raadsvergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers van de vergadering. 

    Artikel 3.11 – Spreekregels en volgorde sprekers

  • 1.

    De raadsleden en de overige aanwezigen in de raadsvergadering spreken vanaf de hen toegewezen zitplaats of vanaf het spreekgestoelte en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden en de overige aanwezigen in de raadsvergadering vanaf een andere plaats spreken.

  • 3.

    Een raadslid voert het woord na het van de voorzitter verkregen te hebben. 

    Artikel 3.12 - Aantal spreektermijnen

  • .

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, waarbij het college in de eerste termijn ook het woord mag voeren terwijl de tweede termijn in principe bedoeld is voor onderling de debat van de raad, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in één termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde. 

    Artikel 3.13 - Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten. 

    Artikel 3.14 - Beraadslaging

  • 1.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is. 

    Artikel 3.15 - Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen. 

     

    Paragraaf 3.3 - Procedures bij stemmingen

     

    Artikel 3.16 - Stemverklaring

    Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

     

    Artikel 3.17 - Beslissing

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel zoals het dan in zijn geheel luidt, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing. 

    Artikel 3.18 - Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, wordt er gestemd door middel van handopsteking of elektronisch.

  • 4.

    Indien er nadrukkelijk door één of meer leden om hoofdelijke stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad. Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen raadslid. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6.

    De leden brengen hun stem uit door het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

     

    Artikel 3.19 - Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie. De raad kan besluiten van deze volgorde af te wijken. 

    Artikel 3.20 - Stemming over personen

     

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er vinden zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk stembriefje wordt verstaan:

  • a.

    Een ondertekend stembriefje;

  • b.

    Een blanco stembriefje;

  • c.

    Een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij stemming verschillende vacatures betreft;

  • d.

    Een stembriefje waarbij indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

  • e.

    Een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • .

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd. 

    Artikel 3.21 - Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot. 

    Artikel 3.22 - Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit het stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.  

    Paragraaf 3.4 - Verslaglegging en ingekomen stukken

     

    Artikel 3.23 – Verslaglegging

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor een verslag van de vergadering.

  • 2.

    Het conceptverslag van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep.

  • 3.

    De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien het conceptverslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de aanvang van de vergadering bij de griffier te worden ingediend.

  • 4.

    Het verslag bevat tenminste:

  • a.

    de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de raadsleden, allen voor zover aanwezig, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

  • b.

    een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

  • c.

    de genomen besluiten, alsmede een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

  • d.

    de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen, die ter stemming zijn gebracht;

  • e.

    bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 3.14 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5.

    Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna dit door de voorzitter en de griffier wordt ondertekend.

  • 6.

    Van de raadsvergaderingen worden geluidsopnamen gemaakt die online op het raadsinformatiesysteem beschikbaar zijn. 

    Artikel 3.24 - Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst en de ingekomen stukken worden, voorzien van een behandelvoorstel van de griffier, aan de leden van de raad digitaal beschikbaar gesteld.

  • 2.

    De griffier wordt mandaat verleend voor het afdoen van de in het eerste lid bedoelde stukken overeenkomstig het behandelvoorstel, voor zover binnen twee weken na de ter inzage legging van het behandelvoorstel niet door de leden van de raad is verzocht om een andere wijze van behandeling.

  • 3.

    Wanneer een lid inhoudelijke bespreking van een ingekomen stuk wenst, vindt bespreking plaats in de raadsvergadering.

  • 4.

    Ingekomen stukken worden openbaar digitaal beschikbaar gesteld, tenzij artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur zich hiertegen verzet. 

       

    Paragraaf 3.5 - Besloten vergadering

     

    Artikel 3.25 - Algemeen

    Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

    Artikel 3.26 - Verslag

  • 1.

    Het (concept)verslag van een besloten vergadering ligt uitsluitend voor de leden ter inzage bij de griffier.

  • 2.

    Indien niet binnen veertien dagen na de eerste dag van de in het eerste lid bedoelde ter inzage legging door een lid bij de griffier is verzocht om aanpassing van het verslag, wordt dit verslag geacht te zijn vastgesteld. De griffier doet hiervan mededeling aan de leden van de raad.

  • 3.

    Wanneer een lid bij de griffier binnen de in het tweede lid bedoelde termijn heeft verzocht om aanpassing, legt de griffier het aangepaste verslag ter inzage. Op dit aangepaste verslag is de in het tweede lid beschreven procedure van toepassing.

  • 4.

    De voorzitter of de griffier kunnen in afwijking van het tweede en derde lid beslissen het verslag in de eerstvolgende besloten vergadering ter vaststelling aan te bieden. 

    Artikel 3.27 - Geheimhouding

  • 1.

    Voor de afloop van een besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

  • 2.

    De geheimhouding dient in acht te worden genomen door een ieder die bij de vergadering aanwezig is en door een ieder die op een andere wijze kennis heeft van de stukken.

  • 3.

    De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen. 

    Artikel 3.28 - Opheffing geheimhouding

    Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen dan wel niet te bekrachtigen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, daarover in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

      

    Paragraaf 3.6 - Bevoegdheden en instrumenten

     

    Artikel 3.29 – Amendementen en subamendementen

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2.

    Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 3.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 4.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 5.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden. 

    Artikel 3.30 - Moties

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden. 

    Artikel 3.31 - Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raad terstond. 

    Artikel 3.32 - Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan een initiatiefvoorstel indienen

  • 2.

    Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. De voorzitter brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van het college.

  • 3.

    Het college kan binnen drie weken nadat het ter kennis is gesteld van een voorstel schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen.

  • 4.

    Een voorstel wordt, nadat het college schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het derde lid gestelde termijn is verlopen, op de agenda geplaatst van de eerstvolgende vergadering, tenzij de oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 5.

    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat:

  • a.

    het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

  • b.

    het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadssessie;

  • 6.

    De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

  • 7.

    Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad terstond aan de agenda worden toegevoegd. 

    Artikel 3.33 - Collegevoorstel

  • 1.

    Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt. 

    Artikel 3.34 - Interpellatie

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders.

  • 3.

    Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 4.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft. 

    Artikel 3.35 - Schriftelijke vragen

  • 1.

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande door de voorzitter aan de indiener teruggestuurd.

  • 2.

    De vragen worden schriftelijk beantwoord, tenzij de indiener nadrukkelijk verzoekt om mondelinge beantwoording.

  • 3.

    De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 4.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn ingediend. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 5.

    De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad beschikbaar gesteld.

  • 6.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, tijdens de behandeling van de ingekomen stukken nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist. 

Artikel 3.36 – Technische vragen

  • 1.

    Technische vragen worden kort en bondig geformuleerd. Zij kunnen alleen gaan over inhoudelijke agendapunten die op de agenda van de eerstvolgende raadsavond of raadsvergadering staan. Vragen kunnen alleen gaan over agendapunten die afkomstig zijn van het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Technische vragen zijn informatieve vragen. Zij zijn bedoeld voor een beter begrip van een of meer onderdelen van het voorstel. Het kunnen vragen zijn over feiten, omstandigheden en de uitleg daarvan of over de gevolgen van een besluit.

  • 3.

    Technische vragen moeten ingediend worden bij de griffie. Dit kan tot uiterlijk woensdag voor 12.00 uur, voorafgaand aan de dag van de raadsvergadering of raadsavond waarop het onderwerp geagendeerd staat.

  • 4.

    Het college spant zich in om de technische vragen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk vóór 15.00 uur van de dag van de vergadering of raadsavond te beantwoorden.

  • 5.

    De antwoorden van het college of de burgemeester worden door de griffie op het raadsinformatiesysteem geplaatst.  

    Artikel 3.37 - Vragenhalfuur

  • 1.

    Het vragenhalfuur vindt plaats na de opening van elke reguliere raadsvergadering, tenzij er bij de griffier geen vragen zijn ingediend. Het vragenhalfuur duurt maximaal dertig minuten. In bijzondere gevallen kan het presidium bepalen dat het vragenhalfuur komt te vervallen.

  • 2.

    Het lid van de raad dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, meldt dit schriftelijk onder aanduiding van het onderwerp en de vraag bij de griffier uiterlijk om 12.00 uur op de donderdag voorafgaand aan het vragenhalfuur. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenhalfuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven, het onderwerp in dezelfde raadsvergadering aan de orde komt of het onderwerp niet actueel is.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuur aan de orde worden gesteld.

  • 4.

    De vragensteller wordt voor ten hoogste twee minuten het woord verleend om aan een of meer collegeleden dan wel de burgemeester een of meer vragen te stellen en een toelichting te geven. Het collegelid of – indien de vragen aan meer collegeleden zijn gericht – de collegeleden gezamenlijk dan wel de burgemeester wordt voor ten hoogste vijf minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.

  • 5.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst twee minuten het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 6.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad ten hoogste twee minuten het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp. Aan ieder tot wie de (aanvullende) vragen zijn gericht, wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om vragen te kunnen beantwoorden.

  • 7.

    Tijdens het vragenhalfuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

  • 8.

    Onderwerpen die aan het einde van het vragenhalfuur nog niet aan de orde zijn gekomen, komen te vervallen. 

    Artikel 3.38 - Inlichtingen

  • 1.

    Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij de griffier.

  • 2.

    De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester.

  • 3.

    De gevraagde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk aan de raad verschaft, in ieder geval binnen dertig dagen nadat het verzoek is ingediend.

  • 4.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de eerstvolgende raadsvergadering, waarin de antwoorden worden gegeven.  

    Paragraaf 3.7 - Lidmaatschap van andere organisaties

     

    Artikel 3.39 - Verslag en verantwoording

  • 1.

    Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een gemeenschappelijk orgaan ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen of in een andere organisatie of institutie, heeft het recht om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur of gemeenschappelijk orgaan aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan door de raad worden verwezen naar een raadssessie.

  • 2.

    Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. Artikel 3.35 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. Artikel 3.37 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisatie of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Ondertekening