Bezoldigingsverordening gemeente Beverwijk

Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Intitulé

Bezoldigingsverordening gemeente Beverwijk

Burgemeester en Wethouders van Beverwijk;

gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de CAR/UWO;

gehoord de Commissie voor Georganiseerd Overleg d.d. 8 november 2001;

gelet op het gestelde in artikel 156 van de Gemeentewet en op het besluit van de raad dezer gemeente d.d. 23 oktober 1950, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland d.d. 1 november 1950, nr. 138 inzake de uitoefening van de macht van de raad door burgemeester en wethouders;

besluiten:

vast tes tellen de navolgende verordening

Bezoldigingdsverordening gemeente Beverwijk

I Begripsbepalingen

Begripsbepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    CAR/UWO:

    de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst, zoals deze in het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden overeengekomen is.

  • b.

    ambtenaar:

    de ambtenaar als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 onder a van de CAR/UWO;

  • c.

    salaris:

    het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b, van de CAR/UWO;

  • d.

    uurloon:

    het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder o van de CAR/UWO;

  • e.

    schaal:

    de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a, van de CAR/UWO, opgenomen in bijlage II en IIa van die regeling;

  • f.

    maximumsalaris:

    het hoogste bedrag van een salarisschaal;

  • g.

    bezoldiging;

    de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c, van de CAR/UWO;

  • h.

    betrekking:

    de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b, van de CAR/UWO;

  • i.

    conversie:

    de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;

  • j.

    volledige betrekking:

    de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k, van de CAR/UWO;

  • k.

    overwerk:

    het overwerk als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder l, van de CAR/UWO;

II Salaris

Recht op salaris

Artikel 2

  • 1. Het recht op salaris vangt aan op de in het aanstellingsbesluit vermelde datum van ingang.

  • 2. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op salaris aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 3. Het recht op salaris eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Gebroken tijdvakken

Artikel 3

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Onvolledige betrekking

Artikel 4

Het salaris van de ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.

Salarisbedragen

Artikel 5

De salarissen van de ambtenaren wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage IIa van de CAR/UWO.

Artikel 6

  • 1. De toepassing van bijlage IIa van de CAR/UWO vindt plaats conform hetgeen is bepaald in artikel 3:1, derde t/m vijfde lid, van de CAR/UWO.

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversie de voor de ambtenaar geldende salarisschaal, tenzij zijn wijze van functioneren zich nog daartegen verzet.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

  • 4. Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de CAR/UWO, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

Periodieke verhoging van het salaris

Artikel 7

  • 1. Het salaris van de ambtenaar die voldoende functioneert, wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naasthogere bedrag.

  • 2. De periodieke verhogingen worden toegekend aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn aanstelling een jaar is verstreken en nadien telkens na een jaar.

  • 3. Het tijdstip waarop ingevolge het vorige lid  voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.

Extra periodieke verhoging van het salaris

Artikel 8

  • 1. Aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra periodieke salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, worden toegekend op grond van zeer goede of uitstekende vervulling van de betrekking.

  • 2. Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 7 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij anders wordt bepaald.

Geen periodieke verhoging

Artikel 9

  • 1. Indien een ambtenaar onvoldoende functioneert, kan worden bepaald dat voor hem de in artikel 7 bedoelde salarisverhoging achterwege wordt gelaten.

  • 2. Nadien kan worden bepaald dat de salarisverhoging, welke met toepassing van het eerste lid achterwege is gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend.

  • 3. Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Salaris bij bevordering naar hogere schaal

Artikel 10

  • 1. Wanneer de ambtenaar wordt bevorderd naar een salarisschaal met een hoger maximumsalaris, wordt voor de ambtenaar, als bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder b, van de CAR/UWO, het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eersthogere bedrag in die schaal, waarmee gerealiseerd wordt dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de ambtenaar tenminste 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de ambtenaar laatstelijk genoot en het naasthogere bedrag in die oude schaal, dan wel het naastlagere bedrag in die oude schaal, indien het salaris in de oude schaal reeds overeenkwam met het hoogste bedrag uit die schaal.

III Instrumenten van flexibele beloning

Gratificatie

Artikel 11

Indien een ambtenaar een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd,  kan aan hem een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR/UWO  worden toegekend.

Groepsgratificatie

Artikel 12

Aan een groep ambtenaren die een uitstekende collectieve prestatie hebben geleverd, kan een groepsgratificatie worden toegekend.

Tijdelijke persoonlijke toelage

Artikel 13

(vervallen)

Persoonlijke toelage na bereiken maximum functionele schaal

Artikel 14

  • 1. Aan een ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende schaal heeft bereikt, kan een persoonlijke toelage als bedoeld in artikel 3:7:8 van de CAR/UWO  worden toegekend, indien betrokkene gedurende meerdere jaren uitstekend heeft gefunctioneerd.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde toelage bedraagt maximaal 10% van het salaris.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Arbeidsmarkttoelage

Artikel 15

  • 1. Aan de ambtenaar kan om redenen van werving of behoud een toelage worden toegekend.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde toelage wordt toegekend voor een tijdvak dat tevoren is vastgesteld, met inachtneming van een maximum van een jaar.

  • 3. De hoogte van de toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal 10% van het salaris.

  • 4. De toelage als bedoeld in het eerste lid eindigt op de ingevolge het tweede lid vastgestelde vervaldatum. Wanneer de arbeidsmarktsituatie waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage als bedoeld in het eerste lid aan de ambtenaar worden toegekend.

Nadere regels instrumenten flexibele beloning

Artikel 16

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de toepassing en de hoogte van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 15.

Geen afbouwregeling

Artikel 17

Bij het beëindigen van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 15 wordt geen afbouwregeling toegepast.

IV Overige toelagen en vergoedingen

Waarnemingstoelage

Artikel 18

Een waarnemingstoelage wordt toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:1:2 van de CAR/UWO.

Overwerkvergoeding

Artikel 19

Aan de ambtenaar wordt ingeval van overwerk een overwerkvergoeding toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:2 en artikel 3:2:1 van de CAR/UWO .

Toelage onregelmatige dienst

Artikel 20

  • 1. Aan de ambtenaar voor wie de werktijden zijn vastgesteld conform hetgeen is geregeld in in artikel 3:3 van de CAR/UWO, wordt een toelage toegekend op grond van artikel 3:3 van de CAR/UWO;

  • 2. De toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:

    • a.

      20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;

    • b.

      40% voor de uren op zaterdag tussen 6.00 en 22.00 uur;

    • c.

      40% voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur;

    • d.

      65% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid, van de CAR/UWO,

    met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het maximumsalaris van schaal 6.

  • 3. Voor de in het vorige lid onder a genoemde morgen‑ en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen vóór 7 uur, respectievelijk is beëindigd na 19 uur.

  • 4. In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen die het bepaalde in de vorige leden aanvult of daarvan afwijkt.

Toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst

Artikel 21

  • 1. Aan de ambtenaar die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de CAR/UWO, ingevolge een schriftelijke aanwijzing van burgemeester en wethouders zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te gaan verrichten, wordt een toelage toegekend.

  • 2. De toelage bedraagt per uur van bereikbaarheid en beschikbaarheid een percentage van het salaris per uur en wel:

    • a.

      5% voor de uren op maandag tot en met vrijdag;

    • b.

      10% voor de uren op zaterdag en zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid, van de CAR/UWO,

    met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het maximumsalaris behorende bij schaal 6 uit bijlage IIa van de CAR/UWO.

  • 3. In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen die het bepaalde in dit artikel aanvult of daarvan afwijkt.

Inconveniëntentoelage

Artikel 22

  • 1. Aan de ambtenaar wiens salaris niet hoger is ingedeeld dan in schaal 6 en aan wie gedurende een klein deel of meer van de werktijd fysiek bezwarende arbeid wordt opgedragen, wordt een toelage toegekend.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde toelage bedraagt:

    • a.

      1,25% van het salaris indien gedurende een klein deel van de werktijd (tussen de 15 en 40% van de werktijd) fysiek bezwarende arbeid wordt opgedragen;

    • b.

      2,5% van het salaris indien gedurende een groot deel van de werktijd (tussen de 40 en 70% van de werktijd) fysiek bezwarende arbeid wordt opgedragen.

Afbouwtoelage

Artikel 23

  • 1. Aan de ambtenaar wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikelen 20, 21 en 22, een blijvende verlaging ondergaat, wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend, indien:

    • a.

      die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelage, als bedoeld in artikel 15, en

    • b.

      de ambtenaar de toelage, als bedoeld in artikelen 20, 21 en 22, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 55 jaar of ouder wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikelen 20, 21 en 22, een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, indien de ambtenaar de toelage, als bedoeld in artikelen 20, 21 en 22, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar bereikt en hij onmiddellijk voor de aanvang van die toelage gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage, als bedoeld in artikelen 20, 21 en 22, heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 4. Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

  • 5. De aflopende toelage als bedoeld in lid 1 kent het volgende verloop:

    • 1.

      het eerste halfjaar na de overplaatsing ontvangt de ambtenaar 100% van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de toelagen;

    • 2.

      het tweede halfjaar na de overplaatsing ontvangt de ambtenaar 75% van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de toelagen;

    • 3.

      het derde halfjaar na de overplaatsing ontvangt de ambtenaar 50% van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de toelagen;

    • 4.

      het vierde halfjaar na de overplaatsing ontvangt de ambtenaar 25% van de daling van de bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen van de toelagen.

V Overige bepalingen

Onvoorziene gevallen

Artikel 24

Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treffen burgemeester en wethouders een bijzondere regeling.

Overgangsbepaling

Artikel 25

Artikel 7, lid 2,  treedt in werking voor de ambtenaar die in dienst is getreden op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening. Voor de ambtenaar die voor deze datum in dienst getreden is, blijft de datum van periodieke verhoging gelden, zoals deze voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening gold.

Slotbepalingen

Artikel 26

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002 en kan worden aangehaald als de ‘Bezoldigingverordening gemeente Beverwijk’.

  • 2. De ‘Bezoldigingverordening Beverwijk 1981’, zoals vastgesteld op 17 januari 1984 en zoals sindsdien gewijzigd, wordt ingetrokken.

Ondertekening

Beverwijk, 18 december 2001
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
de Secretaris, de Burgemeester,
mr. C.B.P. Hazenberg drs. Th.L.N. Weterings