Regeling vervallen per 01-08-2018

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en milieu gemeente Bladel

Geldend van 11-09-2014 t/m 31-07-2018

Intitulé

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en milieu gemeente Bladel

Inhoudsopgave

 

Artikel 1 Begripsbepaling 3

 

Artikel 2 Intrekkingsregeling bij activiteit milieu 3

 

Artikel 3 Intrekkingsregeling bij uitblijven aanvang bouw 3

 

Artikel 4 Intrekkingsregeling bij stilliggen bouwwerkzaamheden 4

 

Artikel 5 Gunnen ruimere termijn voor start of herstart bouwwerkzaamheden 4

Artikel 6 Procedure tot intrekking van de vergunning 4

 

Artikel 7 Uitsluiting overige intrekkingsgronden 5

 

Artikel 8 Hardheidsclausule 5

 

Artikel 9 Citeertitel 5

 

Artikel 10 Inwerkingtreding 5

 

Bijlage I Artikel 2:33 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

 

Bijlage II Artikelsgewijze toelichting

Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en milieu

Gelet op het bepaalde in artikel 1:3, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel

4:81 tot en met 4:84 Awb, artikel 1.2 van de Invoeringswet Wabo en artikel 2.33 lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) hebben wij beleidsregels vastgesteld voor het intrekken van de omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en milieu.

Artikel 1  Begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Omgevingsvergunning: vergunning voor een bouw- en/of milieuactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • b.

    Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

  • c.

    Intrekken: het geheel of gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of milieu op grond van artikel 2:33 lid 2 onder a van de Wabo

Artikel 2 Intrekkingsregeling bij activiteit milieu

  • a.

    Volgens artikel 2.33, lid 2 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken indien gedurende drie jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning.

  • b.

    Als niet tijdig de inrichting in gebruik is genomen dan wel de inrichting is gewijzigd wordt aan de vergunninghouder een voornemen van het intrekken van de omgevingsvergunning bekendgemaakt volgens artikel 6 van deze beleidsregels.

  • c.

    Als een zienswijze is ingediend wordt bekeken of de ingediende zienswijze aanleiding geeft tot het gunnen van een ruimere termijn waarbinnen de inrichting in bedrijf moet zijn.

  • d.

    De termijn bedoeld onder c wordt naar redelijkheid en in het licht van het concrete geval bepaald, maar bedraagt nooit meer dan 208 weken (4 jaar) na het onherroepelijk worden van de verleende omgevingsvergunning.

Artikel 3 Intrekkingsregeling bij uitblijven aanvang bouw

 

  • a.

    Volgens artikel 2.33, lid 2 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken als niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de vergunning een begin is gemaakt met het bouwen.

  • b.

    Alleen als er urgente of zwaarwegende planologische belangen zijn wordt van deze bevoegdheid na 26 weken actief gebruik gemaakt. Doen zich geen urgente of zwaarwegende planologische belangen voor dan wordt na 104 weken (2 jaar) na het onherroepelijk worden van de verleende vergunning opnieuw deze toetst uitgevoerd. Is er sprake van urgente of zwaarwegende planologische belangen wordt van de bevoegdheid tot intrekken gebruik gemaakt. Indien er geen sprake is van urgente of zwaarwegende planologische belangen wordt na 208 weken (4 jaar) gebruik gemaakt van deze intrekkingsbevoegdheid.

  • c.

    Er zijn ‘urgente of zwaarwegende planologische belangen’ als voor het gebied waarbinnen het vergunde object is gesitueerd een bestemmingsplan in voorbereiding is en het vergunde object het toekomstig planologisch kader frustreert. Hierbij moet ten minste sprake zijn van het nemen van een gepubliceerd voorbereidingsbesluit op grond van artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) of van een ontwerpbestemmingsplan dat op grond van artikel 3.8 van de Wro ter inzage is gelegd en is gepubliceerd.

  • d.

    Als niet tijdig met de uitvoering van het werk is begonnen wordt aan de vergunninghouder een voornemen van het intrekken van de omgevingsvergunning bekendgemaakt volgens artikel 6 van deze beleidsregels.

  • e.

    Als een zienswijze is ingediend wordt bekeken of de ingediende zienswijze aanleiding geeft tot het gunnen van een ruimere termijn waarbinnen met het bouwen een begin moet zijn gemaakt.

  • f.

    De termijn bedoeld onder e wordt naar redelijkheid en in het licht van het concrete geval bepaald, maar bedraagt nooit meer dan 260 weken (5 jaar) na het onherroepelijk worden van de verleende omgevingsvergunning.

Artikel 4 Intrekkingsregeling bij stilliggen bouwwerkzaamheden

  • a.

    Volgens artikel 2.33, lid 2 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een omgevingsvergunning in te trekken als het bouwen langer dan 26 weken heeft stilgelegen.

  • b.

    Van deze bevoegdheid wordt actief gebruik gemaakt indien sprake is van een gevaarlijke dan wel zeer ongewenste situatie. Dat betekent dat als het bouwen 26 weken stilligt en sprake is van een gevaarlijke of zeer ongewenste situatie, de omgevingsvergunning wordt ingetrokken. Doet er zich geen gevaarlijke of zeer ongewenste situatie voor wordt na 52 weken (1 jaar) gebruik gemaakt van deze intrekkingsbevoegdheid.

  • c.

    Als de bouw gedurende bovengenoemde termijn heeft stilgelegen wordt aan de vergunninghouder het voornemen van het intrekken van de vergunning bekendgemaakt volgens artikel 6 van deze beleidsregels.

  • d.

    Als een zienswijze is ingediend wordt bekeken of de ingediende zienswijze aanleiding geeft tot het gunnen van een ruimere termijn waarbinnen weer gestart moet worden met het bouwen.

  • e.

    De termijn bedoeld onder d wordt naar redelijkheid en in het licht van het concrete geval bepaald, maar bedraagt nooit meer dan 104 weken (2 jaar) na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning.

Artikel 5 Gunnen ruimere termijn voor start of herstart bouwwerkzaamheden

In de volgende situaties is sprake van een concreet geval waarvoor een ruimere termijn kan worden gegund zoals bedoeld in artikel 2 onder d, artikel 3 onder f en artikel 4 onder e van deze beleidsregels:

  • a.

    De vergunninghouder kan met concrete documenten (geaccepteerde offerte van een bouwondernemer, facturen van bestelde bouwmaterialen en/of hiermee gelijk te stellen documenten) zijn intentie tot het starten met het bouwen aantonen.

  • b.

    De vergunninghouder kan persoonlijke omstandigheden opvoeren. Bijvoorbeeld een sterfgeval of ziekte in de familie, die aantoonbaar tot uitstel van het bouwen hebben geleid. Een ruimere termijn wordt alleen gegund als de persoonlijke omstandigheid zich niet meer dan 26 weken voor de start van de intrekkingsprocedure heeft voorgedaan of deze op dat moment nog voortduurt.

Artikel 6 Procedure tot intrekking van de omgevingsvergunning

Als de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de reguliere voorbereidingsprocedure of de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend is voor 1 oktober 2010:

  • a.

    krijgen belanghebbenden voordat een omgevingsvergunning wordt ingetrokken de gelegenheid om hierover binnen een termijn van twee weken een mondelinge of schriftelijke zienswijze naar voren te brengen (artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht).

  • b.

    de gemeente neemt binnen 6 weken na de ontvangst van de zienswijze een besluit over het intrekken van de omgevingsvergunning volgens deze beleidsregels.

  • c.

    het eventuele besluit om de omgevingsvergunning in te trekken wordt bekendgemaakt aan vergunninghouder en eventuele derde belanghebbenden en wordt gepubliceerd op de gemeentelijke pagina van het huis-aan-huisblad.

  • d.

    Als sprake is van één gecombineerde omgevingsvergunning voor zowel de activiteit milieu als bouwen, wordt de vergunning in zijn geheel ingetrokken, indien wettelijk mogelijk.

Als de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure of de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu verleend is voor 1 oktober 2010:

  • e.

    wordt voordat een omgevingsvergunning wordt ingetrokken het ontwerp van het te nemen besluit zes weken ter inzage gelegd. Hiervoor wordt een kennisgeving van het ontwerpbesluit gepubliceerd op de gemeentelijke pagina van het huis-aan-huisblad en ontvangt de vergunninghouder het ontwerp van het te nemen besluit.

  • f.

    belanghebbenden kunnen zowel schriftelijk als mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.

  • g.

    als er geen zienswijzen naar voren zijn gebracht neemt de gemeente binnen 4 weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken het besluit. Als er wel zienswijzen naar voren zijn gebracht neemt de gemeente het besluit uiterlijk 12 weken na de terinzagelegging (artikel 3:18 Awb).

  • h.

    het eventuele besluit om de omgevingsvergunning in te trekken wordt bekendgemaakt aan vergunninghouder en eventueel derde belanghebbenden en wordt gepubliceerd op de gemeentelijke pagina van het huis-aan-huisblad.

  • i.

    Als sprake is van één gecombineerde omgevingsvergunning voor zowel de activiteit milieu als bouwen, wordt de vergunning in zijn geheel ingetrokken, indien wettelijk mogelijk.

Artikel 7 Uitsluiting overige intrekkingsgronden

Deze beleidsregels sluiten beslissingen over de overige in artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht opgenomen intrekkingsgronden niet uit.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Er wordt volgens deze beleidsregels gehandeld tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen hebben die door bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 9 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en milieu gemeente Bladel”.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking één dag na publicatie van het besluit in het huis-aan-huisblad.

Vastgesteld in de vergadering van 29 juli 2014 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel

burgemeester en wethouders van Bladel,

de secretaris,

drs. E.L.C.M. Mol

de burgemeester,

mr. A.H.J.M. Swachten

Bijlage 1 Artikel 2:33 Wabo

Lid 1

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in, voor zover:

a. de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie dat vereist;

b. deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, indien door toepassing van artikel 2.31, eerste lid, aanhef en onder b, redelijkerwijs niet kan worden bereikt dat in de inrichting of het mijnbouwwerk ten minste de voor de inrichting of het mijnbouwwerk in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast;

c. dat nodig is ter uitvoering van een verzoek als bedoeld in artikel 2.29, eerste lid, tweede volzin, onder a;

d. de inrichting of het mijnbouwwerk ontoelaatbaar nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt en toepassing van artikel 2.31 daarvoor redelijkerwijs geen oplossing biedt;

e. deze van rechtswege is verleend, indien deze betrekking heeft op een activiteit die ontoelaatbaar ernstige nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of dreigt te hebben en toepassing van artikel 2.31, eerste lid, aanhef en onder c, daarvoor redelijkerwijs geen oplossing biedt;

f. deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, indien de inrichting een stortplaats als bedoeld in artikel 8.47 van de Wet milieubeheer of een afvalvoorziening als bedoeld in artikel 1.1 van die wet is: indien de stortplaats of afvalvoorziening krachtens paragraaf 8.2 van die wet voor gesloten is verklaard;

g. deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.19, in gevallen die in het betrokken wettelijk voorschrift zijn aangegeven.

Lid 2

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, voor zover:

a. gedurende drie jaar, dan wel indien de vergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a onderscheidenlijk b of g, gedurende 26 weken onderscheidenlijk de in de vergunning bepaalde termijn, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

b. de vergunninghouder daarom heeft verzocht;

c. deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, indien dit in het belang van de brandveiligheid nodig is met het oog op het voorziene gebruik van het bouwwerk, en het niet mogelijk blijkt door toepassing van artikel 2.31, tweede lid, onder a, dat belang voldoende te beschermen;

d. deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, indien:

1°. dit in het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen nodig is;

2°. de inrichting of het mijnbouwwerk geheel of gedeeltelijk is verwoest;

e. deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, indien de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zodanig zijn gewijzigd dat het belang van de monumentenzorg zwaarder moet wegen;

f. deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken algemene maatregel van bestuur;

g. deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening;

h. deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.19, op de gronden die zijn aangegeven in het betrokken wettelijk voorschrift.

Lid 3

Voor zover een verzoek van een vergunninghouder tot gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, trekt het bevoegd gezag de omgevingsvergunning slechts geheel of gedeeltelijk in, indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet.

Bijlage 2 Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen.

Artikel 2

Artikel 2 bepaalt dat de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu kan worden ingetrokken na drie jaar. Dit kan zowel gaan om een activiteit die toeziet op het oprichten of wijzigen van een inrichting of het gebruik van een inrichting. Gezien de ruime termijn in de wet van drie jaar is slechts eenmalig uitstel mogelijk voor een periode van 52 weken.

 

Artikel 3

Dit artikel bepaalt dat, als er geen ‘urgente en zwaarwegende planologische belangen’ zijn, een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten waarvan geen gebruik is gemaakt na 208 weken na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning, wordt ingetrokken. Met een termijn van 208 weken is rekening gehouden met diverse aspecten die invloed kunnen hebben op het bouwproces. Hierbij kan worden gedacht aan:

a. De planning van de bouw (moment vergunningverlening, aanvraag offertes, de keuze van en de planning van de aannemer);

b. Vertragende omstandigheden als het weer, persoonlijke gebeurtenissen en de landelijke economische omstandigheden;

c. Daarnaast leert de ervaring dat vooral bij grote projecten meestal pas wordt gestart met de bouw na gemiddeld 2 jaar. Ook gelet op de snelheid waarmee wijzigingen zich opvolgen in de regelgeving en de overgangstermijnen is een termijn van 208 weken goed werkbaar.

Sub e en f van dit artikel bieden de mogelijkheid om in concrete gevallen een ruimere termijn te bieden met een maximum van 260 weken.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarbij het bouwen 26 weken aaneengesloten heeft stilgelegen, wordt ingetrokken bij gevaarlijke dan wel zeer ongewenste situaties en anders na 52 weken. De termijn start op het moment van de constatering dat het bouwen stilligt. De termijn die hier wordt gehanteerd is aanzienlijk korter dan bij het uitblijven van de aanvang van de bouw omdat op het moment van constatering dat de bouw stilligt er wellicht al een aanzienlijke periode is verstreken vanaf het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning. Daarnaast zijn niet voltooide gebouwen bouwkundig en ruimtelijk ongewenst. Het komt de bouw en het bouwwerk niet ten goede wanneer de constructie en bouwelementen langdurig in ‘weer en wind’ liggen. Voor het straatbeeld is een gebouw dat lang in aanbouw is niet wenselijk. In een nieuwbouwwijk kan dit tevens ongewenste gevolgen hebben op de fasering en inrichting van het openbaar terrein zoals de straatinrichting. Sub d en e van dit artikel bieden de mogelijkheid om in concrete gevallen een ruimere termijn te bieden met een maximum van 104 weken na onherroepelijk worden van de vergunningen.

Artikel 5

In dit artikel worden concrete situaties omschreven waarvoor een ruimere termijn als bedoeld

in artikel 2, 3 en 4 gehanteerd kan worden.

Artikel 6

In dit artikel staat de procedure voor het intrekken van een omgevingsvergunning. De procedure maakt verschil in omgevingsvergunningen die tot stand zijn gekomen met de reguliere en met de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Vergunningen die verleend zijn voor de inwerkingtreding van de Wabo worden onder de eerste categorie gerekend. Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen naar voren te brengen. Deze worden vervolgens meegenomen in de overwegingen om de vergunning in te trekken. Als een omgevingsvergunning is ingetrokken publiceren wij dit in op de gemeentelijke pagina van het huis-aan-huisblad.

Artikel 7

Met dit artikel wordt aangegeven dat deze beleidsregels de overige in artikel 2.33 Wabo aangegeven situaties waarin een omgevingsvergunning ingetrokken kan worden onbelemmerd laten.

 

Artikel 8

Als het intrekkingsbesluit onevenredige gevolgen heeft voor het doel dat wordt nagestreefd, geeft dit artikel de mogelijkheid daar van af te zien.

Artikel 9

Dit artikel geeft de citeertitel van deze beleidsregels weer.

Artikel 10

Dit artikel geeft de inwerkingtreding van de beleidsregels aan.