Regeling vervallen per 01-01-2017

Financiële verordening gemeente Bladel 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

De raad van de gemeente Bladel;

gelezen het voorstel R2014.104 van burgemeester en wethouders van 9 september 2014;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de:

Financiële verordening gemeente Bladel 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • b.

    netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • c.

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • d.

    Indicator: De streefwaarde die aangeeft wat bereikt moet worden c.q. wat bereikt is binnen een bepaalde periode en voor een bepaald budget, voor de beoogde beleidsdoelen, maatschappelijke effecten en te leveren prestaties.

  • e.

    Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij de aanvang van iedere raadsperiode een thematische begroting indeling voor die raadsperiode vast. De thema’s worden weer onderverdeeld in beleidsvelden.

  • 2. De raad stelt op voorstel van het college per beleidsveld relevante indicatoren vast met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren prestaties.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de beleidsvelden de lasten en baten weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de beleidsvelden de gerealiseerde lasten en baten weergegeven.

  • 2. Onderdeel van de begroting vormt het investeringsplan voor het onderhavige begrotingsjaar en de drie daarop volgende jaren.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenramingen en de investeringen.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

  • 5. In de jaarrekening wordt verwerkt dat de werkelijke exploitatiesaldo’s van riolering, afvalverwijdering en het deelfonds sociaal domein gemuteerd worden met de bijbehorende reserve of voorziening.

Artikel 4 Uitgangspunten begroting (financiële kaders)

Het college biedt de raad een nota aan met daarin de financiële kaders voor de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per beleidsveld, de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves en het overzicht algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling worden nieuwe investeringen, waarvoor reeds politieke kaderstelling aanwezig is op basis van door de raad vastgestelde beheerplannen, beleidsnotities en/of besluiten en (uitbreidings)investeringen gericht op de interne bedrijfsvoering en ramingen van geringe omvang worden met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd (A-rubricering).

    Voor de overige nieuwe investeringen (B-rubricering) geeft de raad aan voor welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.

  • 3. Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden.

  • 4. Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5. Voor de investeringen die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf, voor het aangaan van verplichtingen, een investeringsvoorstel met en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet en de daarbij behorende dekking aan de raad voor.

  • 6. Voorstellen voor budgetoverheveling worden getoetst aan de volgende criteria:

    • a.

      Beleidsinhoudelijke noodzaak en de ruimte dient op het betreffende beschikbaar gestelde budget in het begrotingsjaar nog aanwezig te zijn;

    • b.

      Inbedding in de werkplanning/jaarplan van het nieuwe jaar;

    • c.

      De overheveling heeft betrekking op incidentele budgetten;

    • d.

      De betreffende budgetten mogen voor één jaar worden overgeheveld naar het nieuwe boekjaar;

    • e.

      Het minimumbedrag voor de overheveling bedraagt € 10.000,- per post.

Artikel 6 Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1.

    Het college informeert de raad tweemaal per jaar door middel van tussentijdse rapportages (perspectiefnota en najaarsnota) over de realisatie van de begroting van de gemeente.

  • 2.

    De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per beleidsveld;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per beleidsveld; en

    • e.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d.

  • 3.

    In deze rapportages wordt in ieder geval de stand van zaken van grondexploitaties aangegeven en wordt de relatie tussen programma, planning en risico’s inzichtelijk gemaakt.

  • 4.

    In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten groter dan € 10.000,- en van investeringskredieten groter dan € 50.000,- toegelicht.

Artikel 7 EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 8 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Materiële vaste activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief conform de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening of onttrokken uit de reserves.

  • 2. Materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 3. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

  • 5. Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in 5 jaar afgeschreven.

  • 6. Materiële vaste activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000,- worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Artikel 9 Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3. Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijving-kosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de financiële kaders vastgesteld.

Artikel 10 Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiekbelang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 11 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rechten en heffingen.

Artikel 12 Financieringsfunctie

Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de richtlijnen in acht welke zijn vastgelegd in het geldende Treasurystatuut.

Hoofdstuk 4 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 13 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 14 Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten;;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 15 Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 16 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De “Financiële verordening gemeente Bladel 2008” wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening inwerking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    De verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Bladel 2015.

Aldus vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering van 6 november 2014,

De griffier,

L.A.J. Dirks

De voorzitter,

mr. A.H.J.M. Swachten

Bijlage I afschrijvingsbeleid gemeente Bladel

Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000,- worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden afgeschreven in:

  • a.

    maximaal 60 jaar: rioleringen en duikers;

  • b.

    10 jaar: aanleg tijdelijke terreinwerken;

  • c.

    40 jaar: nieuwbouw woon-, bedrijfs- en schoolgebouwen;

  • d.

    10 jaar: tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen;

  • e.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woon-, bedrijfs- en schoolgebouwen;

  • f.

    15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

  • g.

    10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen;

  • h.

    3-5 jaar: automatiseringsmiddelen;

  • i.

    10 jaar: kantoormeubilair en schoolmeubilair;

  • j.

    12 jaar: vrachtwagens en tractoren;

  • k.

    8 jaar: bedrijfswagens.

Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met maatschappelijk nut

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden afgeschreven in:

  • a.

    10 jaar: speeltoestellen en speelplaatsen/terreinen;

  • b.

    10 jaar: kunstgras sportvelden;

  • c.

    15 jaar: natuurgras sportvelden;

  • d.

    30 jaar: eerste aanleg sporttechnische laag sportvelden;

  • e.

    40 jaar: kleedlokalen sportvoorzieningen;

  • f.

    40 jaar: aanleg plantsoenen, parken en groenvoorzieningen;

  • g.

    15 jaar: reconstructie plantsoenen, parken en groenvoorzieningen;

  • h.

    40 jaar: wegen, pleinen en rotondes;

  • i.

    10 jaar: strooibenodigdheden;

  • j.

    12 jaar: verkeersregelinstallaties;

  • k.

    40 jaar: tunnels, viaducten en bruggen;

  • l.

    20 jaar: armaturen openbare verlichting;

  • m.

    40 jaar: lichtmasten openbare verlichting;

  • n.

    10 jaar: straatmeubilair (abri's, bewegwijzering, straatnaamborden, verkeersborden);

  • o.

    20 jaar: pompen en gemalen.

Voorgenoemde termijnen zijn richtinggevend / indicatief. Op voorgenoemde termijnen kan voorzien van een degelijke onderbouwing bij besluit van de raad worden afgeweken.