Regeling vervallen per 01-01-2021

Beleidsregels gemeentelijk gesubsidieerde plaatsen in het peuterprogramma Bladel 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2020

Intitulé

Beleidsregels gemeentelijk gesubsidieerde plaatsen in het peuterprogramma Bladel 2018

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel;

Gelet op de bepalingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs (Wpo) en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende, dat:

• de gemeente Bladel in het kader van de Wet OKE (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) de wettelijke taak heeft om alle kinderen met een risico op een taalachterstand toe te leiden naar een voorziening of programma waar deze (doelgroep)kinderen extra ondersteund worden;

• de gemeente Bladel peuterplaatsen inkoopt voor zowel doelgroep als niet-doelgroepkinderen waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

• de gemeente per 1 januari 2018 gedurende drie jaar plaatsen inkoopt bij een kinderopvangaanbieder;

• deze aanbieder voldoet aan de door de gemeente gestelde eisen;

• deze gesubsidieerde plaatsen geïntegreerd kunnen worden aangeboden met kinderopvang in horizontale groepen van 2-4 jaar;

• in elke kern gemeentelijk gesubsidieerde peuterplaatsen worden aangeboden.

Besluiten vast te stellen:

Beleidsregels gemeentelijk gesubsidieerde plaatsen in het peuterprogramma Bladel 2018

als volgt:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Gemeente: de gemeente Bladel.

  • b.

    VVE-indicatie: Indicatie voor Voor- en Vroegschoolse Educatie, afgegeven door het consultatiebureau. Kinderen met een VVE-indicatie behoren tot de zogenaamde ‘doelgroepkinderen’.

  • c.

    Doelgroepkinderen: Kinderen hebben een VVE-indicatie en woonachtig in de gemeente Bladel met een (risico op) (taal)achterstand.

  • d.

    Niet-doelgroepkinderen: Kinderen zonder een VVE-indicatie en woonachtig in de gemeente Bladel.

  • e.

    Kinderopvang: een in het landelijke register kinderopvang (LRK) ingeschreven kindercentrum als bedoeld in artikel 1.46, tweede lid van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • f.

    Kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, in de kosten van kinderopvang en als geregeld in Hoofdstuk1, Afdeling 2, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • g.

    Peuterprogramma: het door de databank van het Nederlands Jeugdinstituut erkende voorschoolse programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen - van 2 jaar tot het tijdstip waarop zij kunnen deelnemen aan het basisonderwijs - op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • h.

    Stuurgroep VVE: een overleg over voor- en vroegschoolse educatie dat drie à vier keer per jaar plaatsvindt waarin het basisonderwijs, kindcentra, het consultatiebureau en de gemeente Bladel vertegenwoordigd zijn.

Artikel 2 Reikwijdte beleidsregels en algemene voorschriften voor een gesubsidieerde plaats in het peuterprogramma

Ouders/verzorgers kunnen in aanmerking komen voor een gemeentelijke subsidieplaats in het peuterprogramma:

a. Bij doelgroepkinderen:

- indien er recht is op kinderopvangtoeslag: voor de eerste twee dagdelen moet de kinderopvangtoeslag worden aangewend (geen recht op het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma), voor het derde en vierde dagdeel kan gebruik worden gemaakt van het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma.

- indien er geen recht is op kinderopvangtoeslag: voor alle vier de dagdelen kan gebruik worden gemaakt van het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma. De ouders/verzorgers betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor de eerste twee dagdelen.

b. Bij niet-doelgroepkinderen:

- indien er recht is op kinderopvangtoeslag: voor beide dagdelen moet de kinderopvangtoeslag worden aangewend (geen recht op het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma).

- indien er geen recht is op kinderopvangtoeslag: voor beide dagdelen kan gebruik worden gemaakt van het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma. De ouders/verzorgers betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

Artikel 3 Ouderbijdrage

  • 1.

    Ouders/verzorgers betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage conform de ‘VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk’. Deze tabel wordt jaarlijks aangepast en de ouderbijdrage wordt daarmee jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast.

  • 2.

    Wanneer gebruik gemaakt wordt van een gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma dienen de ouders/verzorgers een ouderbijdrage te betalen aan de kinderopvangaanbieder.

  • 3.

    Facturatie van de ouderbijdrage door de kinderopvangaanbieder aan ouders/verzorgers vindt plaats uiterlijk binnen één maand na afloop van de betreffende kalendermaand. Maandelijks wordt een (inkomensafhankelijk) bedrag bij de ouders/verzorgers gefactureerd (de ouderbijdrage per jaar/12 maanden).

  • 4.

    De kinderopvangaanbieder brengt geen andere ‘verplichte kosten’ bij ouders/verzorgers in rekening.

Artikel 4 Peuterprogramma

  • 1.

    Voor het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma wordt een door de databank van het Nederlands Jeugdinstituut erkend VVE programma gebruikt dat zich richt op de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • 2.

    Het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma voor niet-doelgroepkinderen duurt in totaal 5,5 uur per week, verspreid over twee dagdelen per week. Het gemeentelijke gesubsidieerd peuterprogramma voor doelgroepkinderen duurt in totaal 11 uur per week, verspreid over vier dagdelen.

  • 3.

    Het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma wordt aangeboden gedurende 40 weken per jaar.

  • 4.

    Het peuterprogramma wordt aangeboden aan kinderen in de leeftijd van 2 jaar tot het tijdstip waarop zij kunnen deelnemen aan het basisonderwijs.

  • 5.

    Op een groep waaraan het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma wordt aangeboden staat minimaal één beroepskracht per 8 kinderen. In groepen van 9 tot maximaal 16 kinderen staan twee beroepskrachten.

  • 6.

    Op de locaties waar doelgroepkinderen worden geplaatst, wordt op de betreffende groep voldaan aan de eisen vanuit Domein 8 waar de GGD op toetst.

  • 7.

    Er wordt gebruik gemaakt van een kind-volgsysteem.

Artikel 5 Kinderopvangaanbieder

  • 1.

    De kinderopvangaanbieder houdt altijd een intake- en eindgesprek met de ouders/verzorgers. Daarnaast vindt jaarlijks een tienminutengesprek met de ouders/verzorgers plaats. De belangrijkste bevindingen van deze gesprekken worden schriftelijk vastgelegd.

  • 2.

    De kinderopvangaanbieder zorgt ervoor dat informatie over het kind, met toestemming van de ouders/verzorgers, wordt overgedragen aan de ontvangende basisschool wanneer het kind naar groep 1 gaat. Bij doelgroepkinderen betreft het een zogeheten warme overdracht van voorschoolse- naar vroegschoolse educatie. Dit houdt in dat het overdrachtsformulier in een persoonlijk gesprek met de leerkracht van groep 1 wordt besproken.

  • 3.

    De kinderopvangaanbieder werkt aantoonbaar samen met het basisonderwijs, op het gebied van pedagogische visie en thema’s.

  • 4.

    De kinderopvangaanbieder heeft bindende en aantoonbare afspraken met alle relevante basisscholen over de doorlopende leerlijn.

  • 5.

    De beroepskrachten voldoen aan de wettelijke vereisten. Daarnaast zijn alle beroepskrachten in het bezit van het VVE-certificaat waarvoor in de stuurgroep VVE is gekozen als meest aangewezen werkwijze. Tot slot voldoen de beroepskrachten aan de 3F-taaleis op het moment dat dit wettelijk verplicht is.

  • 6.

    De kinderopvangaanbieder stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van beroepskrachten worden onderhouden.

  • 7.

    De kinderopvangaanbieder participeert in de stuurgroep VVE.

  • 8.

    De kinderopvangaanbieder betrekt ouders/verzorgers actief bij het VVE-aanbod.

Artikel 6 Totstandkoming opdracht

  • 1.

    De ouders/verzorgers die in aanmerking willen komen voor het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma maken dit kenbaar bij de kinderopvangorganisatie die het gesubsidieerde peuterprogramma aanbiedt en de locatie waar zij hun peuter naar toe willen brengen.

  • 2.

    De ouders/verzorgers leveren vervolgens het aanmeldformulier en benodigde bescheiden aan bij de kinderopvangorganisatie.

  • 3.

    De kinderopvangorganisatie toetst of de ouders/verzorgers in aanmerking komen voor het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma.

  • 4.

    De kinderopvangorganisatie start de plaatsingsprocedure op het moment dat is vastgesteld dat de ouders/verzorgers in aanmerking komen voor een gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma. Op dat moment is ook duidelijk wat de hoogte van de ouderbijdrage is.

  • 5.

    De kinderopvangorganisatie heeft een acceptatieplicht. Peuters met een VVE-indicatie krijgen voorrang indien er sprake is van een wachtlijst. De ouders/verzorgers sluiten een overeenkomst met de kinderopvangorganisatie.

Artikel 7 Wachtlijstbeleid

Peuters die in aanmerking komen voor het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden geplaatst. Ouders/verzorgers mogen hun voorkeur voor een locatie en dagdelen aangeven. Plaatsing is afhankelijk van beschikbaarheid. Indien er geen plaats is op de door de ouders/verzorgers gewenste locatie en dagdelen, dan wordt deze plek zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden, alsnog aangeboden door de gekozen organisatie. Ondertussen wordt het kind tijdelijk op een andere locatie of dagdeel geplaatst.

Artikel 8 Beëindiging

Een plaats in het gesubsidieerde peuterprogramma eindigt op navolgende wijze:

  • a.

    Eenzijdig door middel van schriftelijke opzegging (met opgaaf van reden) door of namens de gemeente. Er geldt een opzegtermijn van één maand, welke ingaat per de eerste van de volgende kalendermaand;

  • b.

    Eenzijdig door middel van schriftelijke opzegging door of namens de ouders/verzorgers. Er geldt een opzegtermijn van één maand, welke ingaat per de eerste van de volgende kalendermaand;

  • c.

    Indien het kind naar de basisschool gaat;

  • d.

    Indien de duur van de opdrachtverstrekking genoemd in de VVE-indicatie is verstreken.

Artikel 9

In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien neemt de gemeente de nodige beslissingen.

Artikel 10 Hardheidsclausule

De gemeente kan in individuele gevallen van één of meer bepalingen van deze beleidsregels afwijken dan wel deze buiten toepassing laten, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11 Looptijd

  • 1.

    De gemeente koopt per 1 januari 2018 gesubsidieerde peuterplaatsen in bij een kinderopvangaanbieder voor de duur van drie jaar.

  • 2.

    Gedurende deze drie jaar wordt geëvalueerd, eventueel bijgestuurd en besloten over de voortzetting.

  • 3.

    Kinderen die gedurende deze drie jaar instromen, hebben recht de plaats voort te zetten totdat hij/zij naar de basisschool gaat.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 13 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels gemeentelijk gesubsidieerde plaatsen in het peuterprogramma Bladel 2018.

Aldus besloten in de vergadering van 8 augustus 2017.

Burgemeester en wethouders van Bladel,

De locosecretaris, mevrouw drs. M.L.J. Van Camp

De locoburgemeester, M.W. van Dalen

Ondertekening