Regeling vervallen per 29-03-2019

Beheersverordening Algemene Begraafplaatsen Bloemendaal 2012

Geldend van 01-01-2013 t/m 28-03-2019

Intitulé

De raad van de gemeente Bloemendaal;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 oktober 2012gelet op artikel 35 van de Wet op de Lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;b e s l u i t:vast te stellen de volgende:Beheersverordening Algemene Begraafplaatsen Bloemendaal 2012

Beheersverordening Algemene Begraafplaatsen Bloemendaal 2012

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

begraafplaats(en)

:

de Algemene Begraafplaatsen van de gemeente Bloemendaal aan de Bergweg te Bloemendaal en aan de Binnenweg te Bennebroek.

Waar sprake is van een bepaling die specifiek voor één van beide begraafplaatsen geldt, wordt dit uitdrukkelijk aangegeven.

college

:

burgemeester en wethouders

grafruimte

:

de ruimte (oppervlakte), welke uitgegeven wordt om begraving mogelijk te maken.

gemetselde grafruimte

:

een grafruimte welke zich boven de grond bevindt (mausoleum) of onder de grond bevindt.

grafkelder

:

een betonnen of gemetselde grafruimte welke zich onder de grond bevindt.

eigen graf

:

een graf, waarvoor voor onbepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot:

-het doen begraven en begraven houden van lijken;

-het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen in urnenkelders of urnenmuur;

-het verstrooien van as.

Dit type graf wordt op de begraafplaats te Bennebroek met ingang van 28 maart 1985 niet meer uitgegeven. Op de begraafplaats van Bloemendaal wordt dit type graf sinds 26 februari 2008 niet meer uitgegeven.

particulier graf

:

een graf waarvoor voor (on)bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot:

-het doen begraven en begraven houden van lijken;

-het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen in urnenkelders of urnenmuur;

-het verstrooien van as.

Een particulier graf voor bepaalde tijd (voorheen huur graf) wordt uitgegeven voor een periode van 20 jaar met telkens een mogelijkheid van verlenging van 10 jaar.

Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de uitgifte van graven voor onbepaalde tijd weer mogelijk (voorheen eigen graf).

algemeen graf

:

een graf niet zijnde een eigen graf of particulier graf. In dit type graf wordt gelegenheid tot begraven gegeven voor een periode van 10 jaar.

particulier urnengraf

:

een graf waarvoor voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen in urnenkelders (ondergronds) of op een funderingsplaat (boven- gronds). Dit type graf wordt uitgegeven voor een periode van 20 jaar met telkens een mogelijkheid van verlenging van 10 jaar.

asbus

:

een bus ter berging van as van een overledene.

urnenkelder

:

een voorwerp ter berging van (maximaal vier) asbussen.

urnenmuur

:

grafruimte bestemd om daarin urnen bij te zetten.

urnennis

:

een ruimte in de urnenmuur bij de gemeente in beheer, waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van een asbus of urn.

beheerder

:

de persoon die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen, of degene die hem vervangt.

rechthebbende

:

de natuurlijke- of rechtspersoon aan wie voor (on)bepaalde tijd een uitsluitend recht is verleend tot:

-het doen begraven en begraven houden in een particulier graf of eigen graf;

-het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen in een particulier graf, een eigen graf, een urnengraf of een urnennis.

onderhoudsplichtige

:

degene die zich heeft verplicht tot betaling van het recht voor het van gemeentewege onderhouden van een graf, al dan niet voorzien van beplanting, alsmede van het schoonmaken van de op dit graf geplaatste voorwerpen.

verstrooiingsplaats

:

een permanent daartoe bestemd terrein, waarop as wordt verstrooid, dan wel een plaats waarvoor voor bepaalde of onbepaalde tijd het recht is verleend om as te doen verstrooien;

herdenkingszuil

:

een op de verstrooiingsplaats geplaatste zuil waaraan aluminium naamplaatjes bevestigd kunnen worden van overledenen waarvan de as op het strooiveld verstrooid is.

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaatsen

Artikel 2 Openstelling begraafplaatsen

  • 1. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 2. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as, dan wel met van de beheerder verkregen toestemming.

Artikel 3 Ordemaatregelen

  • 1. Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmee gelijk te stellen personen verboden werkzaamheden voor derden op de begraafplaatsen te verrichten, anders dan met toestemming van de beheerder of een door hem aangewezen ambtenaar. Voor hen geldt aldaar dezelfde werktijd als voor het personeel van de begraafplaatsen. Werkzaamheden mogen niet worden verricht op zon- en feestdagen, zaterdagen, vrijdagen na 12.00 uur en de dagen voorafgaande aan algemeen erkende feestdagen na 12.00 uur. Steenhouwers, hoveniers en daarmee gelijk te stellen personen dienen zich voorafgaande aan het verrichten van werkzaamheden te melden bij de beheerder.

  • 2. Het is verboden met motorvoertuigen op de begraafplaatsen te rijden:

    • a.

      anders dan voor een begrafenis of voor het vervoeren van materialen;

    • b.

      met een snelheid hoger dan 5 kilometer per uur.

      3.De toegang tot en het verblijf op de begraafplaatsen is verboden voor:

    • a.

      personen, die zich naar het oordeel van de beheerder op hinderlijke wijze gedragen;

    • b.

      kinderen jonger dan 12 jaar, niet vergezeld van een meerderjarig persoon.

      4.Het is verboden op de begraafplaatsen:

    • a.

      te colporteren of goederen te koop aan te bieden;

    • b.

      op enigerlei wijze reclame te maken voor handel of bedrijf;

    • c.

      op de grafruimten te lopen of de begraafplaats te verontreinigen;

    • d.

      rijwielen mee te voeren, anders dan om deze in de daarvoor bestemde bewaarplaats te stallen, dan wel op het daartoe aangewezen gedeelte van het terrein van de begraafplaats te stallen;

    • e.

      honden te laten lopen;

    • f.

      gereedschappen, kledingstukken of andere niet tot de grafruimten behorende voorwerpen neer te leggen of op te hangen op de grafruimten, op of aan de graftekenen of de beplantingen;

    • g.

      te fotograferen, te filmen of anderszins beeldopnamen te maken zonder voorafgaande toestemming van de beheerder en - voor zover het begrafenisplechtigheden betreft - tegen de wil van de nabestaanden;

    • h.

      zich te gedragen in strijd met de eerbied, aan de doden verschuldigd.

      • 5.

        Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden hebben te verrichten op de begraafplaats(en), zijn verplicht zich in het belang van de rust, orde en netheid te houden aan de aanwijzingen, gegeven door of vanwege de beheerder.

      • 6.

        Zij die zich niet houden aan de in het vorige lid bedoelde aanwijzingen dienen op eerste aanzegging van de beheerder de begraafplaats te verlaten.

      • 7.

        De beheerder kan ontheffing verlenen van het in dit artikel bepaalde.

Artikel 4 Plechtigheden

  • 1. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats(en) moeten minimaal twee weken tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden. Eventueel kan met toestemming van de beheerder een kortere termijn worden verkregen.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 5 Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk III Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 6 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk twee werkdagen voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen onder toezicht van de beheerder zelf (en op eigen risico) zorg dragen voor het dragen van de kist tot aan het graf indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 7 Gebouwen en muziekinstallatie op de Algemene begraafplaats te Bloemendaal

  • 1. Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula alsmede het gebruik van het orgel moet bij de aangifte van de uitvaart worden aangevraagd bij de beheerder.

  • 2. De ruimten en de muziekinstallatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

Artikel 8 Over te leggen stukken

  • 1. Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf of eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd, ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een particulier graf of eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5. De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 9 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. Een begraving of een bijzetting van as mag uitsluitend geschieden op maandag tot en met vrijdag van 09.00 uur tot 15.00 uur en op zaterdagen van 09.00 uur tot 12.00 uur.

  • 2. Op zondagen, algemeen erkende feestdagen en met algemeen erkende feestdagen gelijkgestelde dagen mag geen begrafenis en/of bijzetting plaatshebben.

  • 3. Op hetzelfde tijdstip mag op een begraafplaats niet meer dan één begraving of bijzetting van as plaatsvinden. De tijdsruimte tussen twee begravingen en/of bijzettingen (op dezelfde begraafplaats) moet ten minste 1,5 uur zijn.

  • 4. In bijzondere omstandigheden kan de beheerder afwijkingen van het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde toestaan.

Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 10 Indeling graven en asbezorging

  • 1. In een graf op de Algemene begraafplaats in Bloemendaal worden maximaal drie lijken begraven en op de Algemene begraafplaats in Bennebroek maximaal twee, behoudens het bepaalde in artikel 21, lid 5.

  • 2. Er kunnen maximaal zes urnen worden bijgeplaatst in een graf.

  • 3. In een particulier urnengraf op de Algemene begraafplaats in Bloemendaal mogen maximaal vier asbussen geplaatst worden. Bovengronds is plaatsing van één urnenvaas toegestaan op een speciaal hiervoor bestemde funderingsplaat.

  • 4. In de urnennis mogen maximaal twee asbussen geplaatst worden indien dat gezien de afmetingen van de asbussen mogelijk is.

Artikel 11 Uitgifte graven Algemene begraafplaats Bennebroek

  • 1. De plaats van de te verkrijgen grafruimte wordt in Bennebroek bepaald door de volgorde van uitgifte. Het college kan een graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte indien dit voor de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen toestaan dat van het bepaalde in het 1e lid wordt afgeweken.

Artikel 12 Termijnen particuliere graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor bepaalde tijd (de tijd van twintig jaar) of (uitsluitend op de locatie Bergweg) voor onbepaalde tijd het recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven. Reserveren van een grafruimte bij leven is mogelijk, indien vanaf het moment van reserveren de hiervoor verschuldigde bedragen worden voldaan als bedoeld in de tarieventabel behorende bij de vigerende Verordening Lijkbezorgingsrechten Bloemendaal.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht voor bepaalde tijd wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van 10 jaren, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3. Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan een rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de echtgenoot of levenspartner van de (overleden) rechthebbende dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor naar het oordeel van het college gewichtige redenen bestaan.

Artikel 13 Termijn Algemene graven

In een algemeen graf wordt gelegenheid gegeven lijken te begraven voor een periode van 10 jaren.

Artikel 14 Grafkelder

Het college geeft geen vergunningen af voor de aanleg van een nieuwe grafkelder. Wel verleent het college, op een daartoe schriftelijk bij hem in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar het recht op een particulier graf in een vrijgekomen grafkelder. De bepalingen van artikel 12 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een eigen graf, particulier graf, particulier urnengraf of urnennis kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het eigen graf, het particuliere graf, particulier urnengraf of urnennis worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van zes maanden, is het college bevoegd het recht op het eigen graf, particuliere graf, particulier urnengraf of urnennis te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan het college het eigen graf, particuliere graf, particulier urnengraf of urnennis alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf, particulier graf, particulier urnengraf of urnennis dat inmiddels is geruimd.

Artikel 16 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige restitutie kan de rechthebbende op een eigen graf, particulier graf, particulier urnengraf of urnennis schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het graf, mits hierbij de verschuldigde (onderhouds)rechten ineens worden voldaan tot het moment waarop de wettelijke grafrust is verstreken. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Hoofdstuk V Grafbedekkingen

Artikel 17 Grafbedekking

  • 1. Omtrent de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen stelt het college nadere regels vast.

  • 2. De beheerder kan ontheffing verlenen van de door het college vastgestelde nadere regels.

Artikel 18 Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen door de beheerder worden verwijderd wanneer zij verwelkt zijn. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de belanghebbende indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 19 Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.

  • 2. Indien de grafbedekking niet binnen twaalf weken na de verwijdering is afgehaald door de rechthebbende, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

Artikel 20 Onderhoud van de begraafplaatsen en de graven

  • 1. Het verzorgen van het onderhoud van die delen van de begraafplaatsen, die niet worden of kunnen worden uitgegeven voor realisering van grafruimten, het zogenaamde algemeen onderhoud, geschiedt van gemeentewege. Hiervoor is de rechthebbende op het graf een recht (algemeen onderhoud) verschuldigd, zoals omschreven in de tarieventabel behorende bij vigerende Verordening Lijkbezorgingsrechten Bloemendaal.

  • 2. Onderhoud van op het graf geplaatste graftekenen en van de winterharde beplantingen, met uitzondering van eenjarige beplanting, wordt van gemeentewege verricht. Het onderhoud omvat ook het rechtzetten van graftekenen en het ongedaan maken van verzakkingen. Voor het onderhoud is men een recht verschuldigd, zoals omschreven in de tarieventabel behorende bij de vigerende Verordening Lijkbezorgingsrechten Bloemendaal.

  • 3. Het in bovenvermeld lid 2 vermelde is niet van toepassing op de graven met de nummers 1 tot en met 14 in de vakken A en B op de Algemene begraafplaats te Bloemendaal. Onderhoud van deze graven vindt niet van gemeentewege plaats.

  • 4. Onder het onderhoud van de grafbedekking wordt niet verstaan het herstellen en vernieuwen van een grafteken, van beplanting of enig onderdeel daarvan.

  • 5. Indien de rechthebbende in gebreke blijft de verschuldigde rechten te voldoen, kan het grafteken en/of de beplanting van de grafruimte worden verwijderd. De rechthebbende zal hierop schriftelijk worden gewezen. De graftekenen of de restanten hiervan blijven gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende en vervallen daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

Hoofdstuk VI Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 21 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 2. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden begraven en de as wordt verstrooid op het daartoe bestemde gedeelte van de begraafplaats.

  • 3. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 4. De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

  • 5. De rechthebbende op een eigen graf op de Algemene begraafplaats in Bloemendaal kan, indien hier in het verleden aantoonbaar afspraken over zijn gemaakt, bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (schudden), zodat plaats wordt gemaakt voor een eventuele vierde bijzetting in het graf dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. Het schudden van een graf kan uitsluitend plaatsvinden indien de minimale grafrusttermijn van 10 jaar is verstreken voor alle in het betreffende graf begraven personen.

Hoofdstuk VII Slotbepalingen

Artikel 22 Hardheidsclausule

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 23 Intrekking oude regeling

De Beheersverordening Algemene Begraafplaats gemeente Bloemendaal 2009, vastgesteld op 19 mei 2009 wordt ingetrokken op de datum van inwerkingtreding als bedoeld in artikel 26.

Artikel 24 Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Beheersverordening Algemene Begraafplaatsen Bloemendaal 2009 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Beheersverordening Algemene Begraafplaatsen Bloemendaal 2009 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 25 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met de artikelen 2, lid 2 en 3 leden 2, 3 en 4 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na publicatie.

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening Algemene Begraafplaatsen Bloemendaal 2012.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bloemendaal, gehouden op 29 november 2012.
R.Th.M. Nederveen ,voorzitter
K.A. van der Pas , griffier
Gepubliceerd in het Weekblad Kennemerland Zuid op 13 december 2012
Datum inwerkingtreding: 1 januari 2013

TOELICHTING BEHEERSVERORDENING ALGEMENE BEGRAAFPLAATSEN BLOEMENDAAL 2012

  • A.

    ALGEMENE TOELICHTING

    Inleiding

    De beheersverordening algemene begraafplaatsen Bloemendaal is voor het laatst herzien in 2009. De aanleiding daarvoor was de fusie tussen de gemeenten Bloemendaal en Bennebroek. De wijziging van de Wet op de lijkbezorging maakt een volgende herziening noodzakelijk. Ook kwam uit de praktijk de behoefte naar voren de rechten en plichten van zowel beheerder als belanghebbenden nauwkeuriger te omschrijven. Het taalgebruik en de formulering bleek in sommige artikelen enigszins verouderd.

    1.De verordenende bevoegdheid

    In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die de raad in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader hiervan zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.

    De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

    2.Gemeentelijk begraafplaatsenbeleid

    De beheersverordening bevat verschillende regels die de gemeente hanteert voor de instandhouding van en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaatsen.

    De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden. De beheerder van de begraafplaats kan worden aangewezen voor contacten met de burgers, bijvoorbeeld voor het in ontvangst nemen van diverse aanvragen.

    Het is voor nabestaanden, maar ook voor uitvaartondernemers, hoveniers en steenhouwers begrijpelijkerwijs gewenst dat de overboeking van een grafruimte of de goedkeuring voor een grafbedekking snel verloopt. Daarom kunnen de aanvragen om grafuitgiften en vergunningen voor grafbedekking volgens deze verordening het best worden ingediend bij de beheerder van de begraafplaats. Door mandaat van de beslissingsbevoegdheid aan de beheerder kunnen de verzoeken door hem worden behandeld en afgewikkeld onder verantwoordelijkheid van het college.

    3.Wijzigingen in wet- en regelgeving

    3.1. Wet op de lijkbezorging

    De Wet op de lijkbezorging is op 12 juni 2009 gewijzigd. De wijziging werd van kracht op 1 januari 2010. Deze wijziging heeft gevolgen voor de beheersverordening begraafplaatsen, zoals deze was opgesteld in 2009.

    De wijzigingen die aanleiding waren om de Beheersverordening Algemene Begraafplaatsen Bloemendaal 2009 aan te passen, betreffen de volgende artikelen uit de Wet op de lijkbezorging:

    Artikel 16: ‘Begraving of verbranding geschiedt niet eerder dan 36 uren na het overlijden en uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden.’

    In de oude wetstekst werd als laatst mogelijke dag de vijfde dag na het overlijden genoemd. De verlenging van deze termijn heeft gevolgen voor de termijn van aanmelding van herdenkingsbijeenkomsten e.d. op de begraafplaats, die doorgaans niet kunnen samenvallen met een begrafenis.

    Artikel 23, tweede lid: ‘Begraving geschiedt in een algemeen graf, waarbij de houder van de begraafplaats bepaalt wie daarin wordt begraven, dan wel in een particulier graf, zijnde een graf waarop een uitsluitend recht is gevestigd, waarbij de rechthebbende bepaalt wie daarin wordt begraven.’

    De term ´algemeen graf´ kwam in de oude wetstekst niet voor, maar werd al wel gebruikt in de beheersverordening. Daarentegen sprak de beheersverordening van een ´huur graf´ wanneer het een graf betrof waarop een uitsluitend recht was gevestigd. In de onderhavige verordening wordt de terminologie van de gewijzigde wet gevolgd.

    Artikel 27a. In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat de houder van de begraafplaats ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte van een algemeen graf schriftelijk mededeling daarvan doet aan de belanghebbende bij het graf. Nu dit bij wet is geregeld is de noodzaak dit op te nemen in de beheersverordening vervallen.

    Artikel 28. Het eerste lid van dit artikel is gewijzigd in die zin, dat de minimumtermijn voor verlening van het uitsluitend recht op een graf van twintig jaar is teruggebracht tot tien jaar.

    De laatste zin van dit lid betreft de verlenging en luidt: ‘Het voor bepaalde tijd verleende recht wordt op verzoek, mits gedaan binnen twee jaar voor het verstrijken van de termijn, telkens verlengd, met dien verstande dat de houder van de begraafplaats kan bepalen dat een periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer is dan twintig jaar.’

    Een en ander heeft gevolgen voor artikel 12 (‘Termijnen particuliere graven’) van de beheersverordening.

    Het vierde, vijfde, zesde en zevende lid van artikel 28 bevatten nieuwe bepalingen betreffende kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een graf:

    Lid 4: ‘In geval van kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een particulier graf, kan de houder van de begraafplaats, voor zover de plicht tot onderhoud niet bij hem ligt, deze verwaarlozing vastleggen in een schriftelijke verklaring, die hij toezendt aan de rechthebbende, die binnen één jaar na ontvangst in het onderhoud voorziet.’

    Lid 5: ‘Indien de ontvangst van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, niet bevestigd wordt, maakt de houder van de begraafplaats de verklaring bekend bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats, gedurende een periode van vijf jaar dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien.’

    Lid 6: ‘Indien toepassing is gegeven aan het vierde of vijfde lid en niet alsnog in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf op het moment dat de periode van één dan wel vijf jaar, bedoeld in het vierde respectievelijk vijfde lid, is verstreken.’

    Lid 7: ‘Indien het recht op het graf nog geen twintig jaar is gevestigd op het moment dat de periode, bedoeld in het vijfde lid is verstreken, blijft de bekendmaking in stand totdat de periode van twintig jaar is verstreken dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien. Indien niet voordien in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op het graf zodra de termijn van twintig jaar is verstreken.’

    Deze bepalingen geven de houders van de begraafplaatsen de mogelijkheid de grafrechten van verwaarloosde graven vijf jaar na constatering en bekendmaking te laten vervallen, met dien verstande dat de minimale uitgiftetermijn (tien jaar) wordt gerespecteerd. Vóór de wetswijziging kon het recht pas dertig jaar na de laatste begraving vervallen. Voor de beheersverordening heeft dit overigens geen directe gevolgen. Wel wordt de formulering van de wijze van bekendmaking steeds gevolgd.

    Artikel 32. Dit artikel gaf in de ongewijzigde wet de minister de mogelijkheid bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen omtrent de wijze van begraven, de inrichting van het graf en de afstand van de graven onderling. Dit is uitgebreid met de mogelijkheid regels te stellen omtrent het ruimen van de graven, het verwijderen van de grafmonumenten en de teraardebestelling van de overblijfselen der lijken. Deze wijziging kwam tot stand nadat was gebleken dat de samenleving behoefte had aan bepaalde richtlijnen voor met name het ruimen en de teraardebestelling van de overblijfselen.

    Met het oog hierop is in de beheersverordening een lid toegevoegd aan artikel 21 betreffende de ruiming en de bezorging van overblijfselen. Volgens dit lid heeft de beheerder de plicht er zorg voor te dragen dat er altijd met respect en piëteit wordt omgegaan met menselijke resten.

    Artikel 32a. In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat gedurende de periode dat een graf niet geruimd mag worden het artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf is geplaatst. Dit artikel van het Burgerlijk Wetboek betreft de natrekking. In 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (van graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. De consequentie van deze uitspraak was dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk was voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid). Het nieuwe wetsartikel legt de eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van de graftekens bij de rechthebbende.

    3.2. Vermindering administratieve lasten

    Vele zaken zijn in de verordening geregeld door middel van een meldingsplicht, zoals het houden van plechtigheden (artikel 4), het doen begraven en het doen bijzetten of doen verstrooien van as en het door de nabestaanden zelf dragen van de kist (artikel 6). Een melding genereert weinig administratieve lasten.

    Slechts in twee gevallen dient in de verordening een ontheffing te worden aangevraagd, i.e. voor het mogen afwijken van het bepaalde in artikel 3 (“Ordemaatregelen”) en voor het aanbrengen van grafbedekking die niet voldoet aan de eisen zoals gesteld in het Uitvoeringsbesluit Algemene Begraafplaatsen Bloemendaal 2012.

    3.3. Lex silencio positivo

    In een voorgestelde nieuwe wijziging van de Wet op de lijkbezorging wordt in artikel 29 voor de vergunning tot opgraving een Lex silencio positivo (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) opgenomen. Dat wil zeggen dat wanneer op een aanvraag tot opgraving niet op tijd wordt beslist, de vergunning van rechtswege is verleend.

    Bij de twee ontheffingen die deze beheersverordening regelt is niet voor een Lex silencio positivo gekozen. Op zich is hier tegen een Lex silencio positivo weinig bezwaar. De ontheffingen worden doorgaans tijdig verleend of afgewezen. Gemeenten wensen echter één situatie te allen tijde te vermijden, namelijk dat nabestaanden worden geconfronteerd met een handhavingactie waarbij een grafmonument weer moet worden verwijderd omdat het niet aan de regels voldoet. Om die reden is in deze verordening afgezien van de Lex silencio positivo.

    3.4. Europese Dienstenrichtlijn

    De Europese Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG) schrijft de Lex silencio positivo dwingend voor bij vergunningsstelsels die onder de reikwijdte van deze richtlijn vallen. Dat is bij de ontheffingen die in deze verordening zijn opgenomen echter niet het geval. Het al dan niet toepassen van de Lex silencio positivo is dus een autonome keuze van de gemeente.

  • B.

    ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

    Artikel 1.

    In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.

    Een particulier grafvoor bepaalde tijd werd in de oude verordening aangeduid als huur graf. Met in werking treden van de nieuwe verordening wordt ook de uitgifte van een particulier graf voor onbepaalde tijd weer mogelijk. In het verleden word dit type graf eigen graf genoemd. De nieuwe verordening volgt echter de terminologie van de Wet op de lijkbezorging.

    Artikel 2.

    Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.

    Artikel 3.

    De verordening bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Tegen overtreding van de voorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.

    Artikel 4.

    Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling twee weken vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis.

    Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en artikel 2.3 van de APV Bloemendaal.

    Artikel 5.

    Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

    Artikel 6.

    Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.

    As kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan wel in de urnennis.

    In de vorige Beheersverordening was de bepaling opgenomen dat het lijk bij aankomst op de begraafplaats of in het crematorium voorzien diende te zijn van een identiteitskenmerk. Deze bepaling is geschrapt, aangezien dit vereiste volgt uit artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging.

    Indien de nabestaanden zelf de kist naar het graf willen dragen, hebben zij, ook om redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig.

    Artikel 7.

    Dit artikel spreekt voor zich.

    Artikel 8.

    De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.

    De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

    Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere of eigen graf mag worden bijgezet (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan volgens artikel 15, tweede lid.

    De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in particuliere graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn, i.e. 10 jaar.

    Artikel 9.

    Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden niet plaats op de sabbat. Het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap heeft er daarom belang bij dat de begraafplaatsen op zondagen en niet-Joodse feestdagen voor een begrafenis kunnen worden opengesteld. Daarnaast zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.

    Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

    Artikel 10.

    Het Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 bevat in artikel 5 de bepaling dat er ten hoogste drie lijken boven elkaar mogen worden begraven.

    Artikel 11.

    Dit artikel spreekt voor zich.

    Artikel 12.

    Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het recht op een graf voor ten minste tien jaar worden verleend. Voorts kan, wanneer sprake is van verlenging, de houder van de begraafplaats bepalen dat de periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer dan twintig jaar.

    Soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is in het eerste lid van artikel 12 opgenomen dat de termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

    De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf mededelen dat de termijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel diende deze mededeling schriftelijk te geschieden ‘aan de rechthebbende wiens adres de houder van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn’. Het laatste deel van de zin (‘of redelijkerwijs bekend kan zijn’) is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens ontslaat dit de beheerder van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen. Wanneer niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

    Zie verder voor de bekendmakingen de toelichting op artikel 19.

    Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op particuliere en eigen graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.

    Artikel 13.

    Dit artikel spreekt voor zich.

    Artikel 14.

    Dit artikel spreekt voor zich.

    Artikel 15.

    Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning een standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf – vroeger aangeduid als 'huur graf' – te begraven op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.

    In de vorige Beheersverordening was bepaald dat het recht op een graf slechts kon worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner van de (overleden) rechthebbende dan wel op naam van een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Slechts wanneer er gewichtige redenen bestonden was overschrijving op naam van een ander mogelijk. Uit de praktijk bleek dat deze beperking niet of lastig te handhaven is en bovendien administratieve lasten veroorzaakt. Daarom is deze regel geschrapt. Wel wordt nu de mogelijkheid geboden het recht over te schrijven op naam van een rechtspersoon.

    Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen reden een langere termijn aan te houden.

    Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken.

    In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

    Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland.

    Artikel 16.

    Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

    Artikel 17.

    De vergunningseis voor het hebben van een grafbedekking is afgeschaft. Wel dient de grafbedekking op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde eisen te voldoen. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit Algemene Begraafplaatsen Bloemendaal 2012. Zij zijn ruim geformuleerd zodat zelden een verzoek om ontheffing zal worden ingediend.

    Artikel 18.

    In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden of de belanghebbenden is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd.

    Artikel 19.

    De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Tevens kan worden medegedeeld dat de grafbedekking twaalf weken na verwijdering aan de gemeente vervalt.

    Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de wet ‘ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de belanghebbende bij dat graf te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd. Zie ook artikel 12, tweede lid, met de toelichting en artikel 20 eerste lid.

    De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 15, derde lid), of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

    Voor relevante wetgeving omtrent eigendom van roerende zaken zie artikel 8, Burgerlijk Wetboek Boek 5 en artikel 5:30 Algemene wet bestuursrecht.

    Artikel 20.

    In dit artikel is duidelijk omschreven welke onderdelen van het onderhoud door de gemeente worden verzorgd. Het onderhoud door de gemeente geeft de begraafplaatsen als geheel een verzorgd aanzien.

    Artikel 21.

    Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 15, derde lid van deze verordening). Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging.

    De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 19.

    Eenieder kan van zijn zienswijze doen blijken.

    Volgens het vijfde lid van artikel 21 kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats.

    Het vierde lid van artikel 21 opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het derde lid.

    Met betrekking tot het ruimen is in de verordening gekozen voor een zorgplicht voor de gemeente, als beheerder van de begraafplaatsen. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met de menselijke resten worden geconfronteerd.

    Artikel 22.

    Dit artikel spreekt voor zich.

    Artikel 23.

    Dit artikel spreekt voor zich.

    Artikel 24.

    Dit artikel spreekt voor zich.

    Artikel 25.

    De beheersverordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (zie artikel 139 van de Gemeentewet). Voorts is de gemeente gehouden dit besluit mede te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen, volgens artikel 143 van de Gemeentewet.

    Artikel 26.

    Dit artikel spreekt voor zich.

    Artikel 27.

    In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.