Regeling vervallen per 01-01-2015

Algemene subsidieverordening gemeente Borger-Odoorn

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2014

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Borger-Odoorn

De raad van de gemeente Borger-Odoorn;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 23 september 2008;

gelet op artikel 108 en artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

vast te stellen de "Algemene subsidieverordening gemeente Borger-Odoorn"

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Awb: De Algemene wet bestuursrecht

  • 2.

    Subsidie: Het subsidiebegrip als bedoeld in artikel 4:21 van de Awb.

  • 3.

    Budgetsubsidie: Subsidie die voor een tijdvak van één of meerdere jaren wordt verleend op grond van producten en prestaties.

  • 4.

    Waarderingssubsidie: Een bijdrage voor activiteiten met een structureel karakter.

  • 5.

    Eenmalige subsidie: Een bijdrage voor activiteiten of projecten met een eenmalig en/of experimenteel karakter.

  • 6.

    Investeringssubsidie: Een bijdrage in de kosten van aankoop, stichting of verbouw van accommodaties binnen de gemeente.

  • 7.

    Subsidieovereenkomst: Een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb, waarin afspraken zijn opgenomen met betrekking tot producten, prestaties en activiteiten die worden uitgevoerd in relatie tot het subsidiebedrag dat voor een vastgesteld tijdvak is verleend.

  • 8.

    Instelling: Een organisatie die volledige rechtspersoonlijkheid bezit, als bedoeld in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten ten behoeve van de ingezetenen van de gemeente Borger-Odoorn.

  • 9.

    Jaar: Kalenderjaar lopende van 1 januari tot en met 31 december.

  • 10.

    Subsidieplafond: Het plafond als bedoeld in artikel 4:22 Awb.

  • 11.

    Egalisatiereserve: Een reserve als bedoeld in artikel 4:72 Awb voor het dekken van exploitatierisico’s.

  • 12.

    Activiteitenplan: Een programma van activiteiten voor het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, waarin in ieder geval tot uiting komen de aard, omvang en intensiteit van de geplande activiteiten en de doelgroepen waarop de activiteiten worden gericht.

  • 13.

    Activiteitenverslag: Een verslag als bedoeld in artikel 4:80 Awb.

  • 14.

    Jaarrekening: De laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 15.

    Accountantsverklaring: Een verklaring als bedoeld in artikel 393, eerste lid van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 16.

    Eerste aanvraag: Een aanvraag van een instelling die in de voorgaande twee jaar geen subsidie van de gemeente heeft ontvangen.

  • 17.

    Nieuwe aanvraag: Een aanvraag van een instelling die in de voorgaande twee jaar, één of meerdere keren subsidie van de gemeente heeft ontvangen en nu een aanvraag indient voor een andere activiteit of een gewijzigd subsidiebedrag.

Artikel 2 Toekenning aan instellingen

  • 1. Subsidies worden toegekend aan instellingen.

    Betreft de instelling een stichting, dan worden subsidies uitsluitend toegekend als het bestuur daarvan tenminste uit drie leden bestaat.

  • 2. Uitsluitend in bijzondere gevallen kan het college of de raad subsidie verlenen aan natuurlijke personen.

Artikel 3 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van alle activiteiten die door aanvragers in het gemeentelijk belang worden uitgevoerd, tenzij een afzonderlijke rijks-, provinciale of gemeentelijke subsidieregeling van toepassing is.

Artikel 4 Algemene eisen

  • 1. De activiteiten van de aanvrager zijn toegankelijk voor alle personen, zonder onderscheid naar bijvoorbeeld ras, nationaliteit, levensovertuiging, sekse en seksuele geaardheid. Instellingen die activiteiten uitvoeren die specifiek op bepaalde door de gemeente erkende doelgroepen zijn gericht, is het wel toegestaan activiteiten te organiseren die gericht zijn op één of meer specifieke doelgroepen.

  • 2. De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zijn gericht op de inwoners van de gemeente en/of er is sprake van in voldoende mate specifiek belang van de gemeente Borger-Odoorn.

Artikel 5. Bevoegdheden college

  • 1. Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college stelt op basis van deze verordening per beleidsproduct nadere beleidsregels - subsidietoetsingskaders genaamd - vast. Hierin worden tenminste de volgende gegevens opgenomen:

    • a.

      de doelstelling van de subsidie

    • b.

      de van toepassing zijnde subsidievorm(en)

    • c.

      de grondslagen voor de berekening van de subsidie

    • d.

      eventuele specifieke voorschriften bij het verlenen en vaststellen van de subsidie

    • e.

      de verdelingsregeling als er een subsidieplafond geldt.

Artikel 6. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond wordt jaarlijks via de gemeentebegroting door de gemeenteraad vastgesteld.

  • 2. In de subsidietoetsingskaders wordt bepaald hoe het beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld.

Artikel 7. Subsidievormen

De volgende subsidievormen worden onderscheiden:

  • a.

    budgetsubsidies

  • b.

    investeringssubsidies

  • c.

    waarderingssubsidies

  • d.

    eenmalige subsidies

Hoofdstuk 2 Subsidieaanvraag

Artikel 8 Indieningstermijn

  • 1. Een aanvraag voor het verlenen van een budget- of investeringssubsidie of een waarderingssubsidie wordt vóór 1 mei van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar bij het college ingediend.

  • 2. Een subsidieaanvraag voor een budgetsubsidie waarvan het subsidie bedrag hoger is dan de subsidieverlening (gecompenseerd met indexering gemeentebegroting) van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, wordt geacht een nieuwe aanvraag te zijn.

  • 3. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt tenminste 8 weken voor de aanvang van de activiteiten bij het college ingediend.

  • 4. Indien een ingediende aanvraag onvolledig is ingediend, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen 4 weken aan te vullen.

  • 5. Het college kan een afwijkende termijn vaststellen of ontheffing verlenen van de verplichting de aanvraag binnen de termijnen genoemd in dit artikel in te dienen.

Artikel 9 Indieningsbescheiden

  • 1. Bij een aanvraag voor een waarderingssubsidie of een eenmalige subsidie wordt in ieder geval een activiteitenplan overgelegd.

  • 2. Bij een eerste aanvraag voor een budgetsubsidie worden de volgende bescheiden overgelegd:

    • a.

      een activiteitenplan;

    • b.

      een begroting;

    • c.

      de jaarrekening van het voorgaande jaar;

    • d.

      de statuten;

    • e.

      een overzicht van tarieven en/of contributie.

  • 3. Bij een tweede en volgende aanvraag voor een budgetsubsidie worden in ieder geval een activiteitenplan en een begroting overgelegd.

  • 4. Bij een aanvraag voor investeringssubsidie worden ieder geval de volgende bescheiden overgelegd:

    • a.

      een kostenspecificatie of -raming van de voorgenomen investering;

    • b.

      een plan tot financiering van de investering en de raming van de gevolgen voor de exploitatie, die uit de investering voortvloeien;

    • c.

      een balans;

    • d.

      de statuten;

    • e.

      een overzicht van de exploitatie van de afgelopen drie jaren;

    • f.

      een beschrijving hoe de investering past binnen het beleid van de gemeente.

  • 5. Het college kan:

    • a.

      modellen en richtlijnen vaststellen voor de bescheiden bedoeld in dit artikel

    • b.

      overlegging van andere stukken of anderszins nadere informatie verlangen indien hij dat voor de beoordeling van de subsidieaanvraag nodig acht;

    • c.

      ontheffing verlenen van één of meer in dit artikel gestelde eisen indien de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of geen aanwijsbaar belang daarmee is gediend.

Hoofdstuk 3 subsidieverlening

Artikel 10 Bekendmaking subsidie

  • 1. Het college maakt de beschikking op een eerste subsidieaanvraag voor een budget- of investeringssubsidie of een waarderingssubsidie uiterlijk vóór 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie is aangevraagd bekend aan de aanvrager.

  • 2. Het college maakt de beschikking op een subsidieaanvraag voor een eenmalige subsidie uiterlijk acht weken na ontvangst van de aanvraag bekend aan de aanvrager.

  • 3. Het college kan de termijn genoemd in de voorgaande leden met ten hoogste acht weken verlengen.

Artikel 11 Verleningstermijn

  • 1. Budget- en waarderingssubsidies kunnen voor meerdere jaren worden verleend, maar niet voor langer dan 4 jaren.

  • 2. Eenmalige subsidies en investeringssubsidies worden slechts één keer verleend voor een activiteit of project.

Artikel 12 Weigeringsgronden

De subsidie kan naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd als er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • 1.

    De activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • 2.

    De gelden niet of in onvoldoende mate besteed worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • 3.

    De aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • 4.

    De subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

  • 5.

    De activiteiten tot doel hebben de godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke identiteit van de instelling in stand te houden of te versterken;

  • 6.

    De subsidieaanvraag het karakter heeft van een privé of commercieel belang;

  • 7.

    De aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende middelen kan beschikken hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, om de kosten van de activiteiten te dekken.

Hoofdstuk 4 Specifieke eisen voor budgetsubsidie

Artikel 13 Rechtshandelingen

  • 1. De ontvanger van een budgetsubsidie heeft de toestemming nodig van het college voor de rechtshandelingen bedoeld in artikel 4:71, eerste lid van de Awb.

  • 2. Het verzoek tot het vormen van een reserve of fonds als bedoeld in artikel 4:71, eerste lid onderdeel g van de Awb gaat vergezeld van een beschrijving van doel van de reserve of fonds.

Artikel 14 Budgetsubsidieovereenkomsten

  • 1. Bij een budgetsubsidie wordt ter uitwerking van een subsidiebeschikking een budgetsubsidie- overeenkomst gesloten.

  • 2. Budgetsubsidieovereenkomsten kunnen voor een periode van ten hoogste vier jaar gelden.

Artikel 15 Liquidatiesaldo

  • 1. In het geval van ontbinding van een instelling is voor het bestemmen van een eventueel batig liquidatiesaldo, voorafgaande instemming van het college nodig. Het college houdt daarbij rekening met de herkomst en de samenstelling van het liquidatiesaldo

  • 2. Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van het voorstel van de instelling daartoe.

Artikel 16 Egalisatiereserve

  • 1. De ontvanger van een budgetsubsidie vormt een egalisatiereserve.

  • 2. Het jaarlijks aan de egalisatiereserve toe te voegen bedrag bedraagt in ieder geval niet meer dan 10% van het verleende subsidiebedrag.

  • 3. Bij het einde van de looptijd van de subsidieovereenkomst bedraagt de totale egalisatiereserve niet meer dan 10 % van het subsidiebedrag.

Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling en controle

Artikel 17 Vaststellingsprocedure

  • 1. Bij budget- en investeringssubsidies wordt voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening gegeven.

  • 2. Bij waarderingssubsidies en eenmalige subsidies wordt uitsluitend een beschikking omtrent subsidievaststelling gegeven.

  • 3. Het college kan in de subsidiebeschikking afwijken van het gestelde in dit artikel indien de hoogte van het subsidiebedrag of de aard van de activiteiten hiertoe aanleiding geven.

Artikel 18 Aanvraag tot vaststelling

  • 1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing als voorafgaand aan een beschikking omtrent subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening is gegeven.

  • 2. Een aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend vóór 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is genoten.

  • 3. Bij de aanvraag voegt de subsidieontvanger een activiteitenverslag en financieel verslag, waarin in ieder geval zijn beschreven:

    • a.

      de aard en omvang van de verrichte activiteiten;

    • b.

      een beschrijving in hoeverre de door de gemeente nagestreefde doelstellingen zijn behaald en een toelichting op verschillen tussen de nagestreefde en behaalde resultaten;

    • c.

      een rekening van baten en lasten waarbij inzichtelijk is op welke wijze de subsidie is besteed;

    • d.

      een balans per 31 december van dat jaar en een bijbehorende toelichting.

  • 4. Bedraagt de toegekende subsidie meer dan € 50.000,-- dan gaat de aanvraag tot vaststelling vergezeld van een goedkeurende accountantsverklaring.

  • 5. Het college kan nader eisen stellen met betrekking tot de stukken, genoemd in de leden 2 tot en met 4 van dit artikel en overlegging van andere stukken of anderszins nadere informatie verlangen, indien hij dat voor de vaststelling nodig acht.

  • 6. Indien een ingediende aanvraag tot subsidievaststelling onvolledig is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen een termijn van 4 weken aan te vullen.

  • 7. Het college kan ontheffing verlenen van lid 6 van dit artikel indien de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

Artikel 19 Controle

  • 1. Het college is bevoegd om controle uit te oefenen op de betrouwbaarheid van de overgelegde stukken. De administratie van de instelling is zodanig ingericht dat deze controle op eenvoudige wijze mogelijk is.

  • 2. De instelling is verplicht om de door het college aangewezen persoon/personen inzage te geven in de boeken en andere zakelijke bescheiden.

  • 3. De instelling houdt de administratieve gegevens gedurende de bewaartermijn, genoemd in boek 2 titel 9 van het Burgerlijk Wetboek, beschikbaar.

Artikel 20 Vaststellingsbesluit

Het college neemt binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling een beslissing.

Hoofdstuk 6 Subsidiebetaling en voorschotten

Artikel 21 Voorschotten

  • 1. Het college kan voorschotten op de subsidie verstrekken.

  • 2. Het college kan vorderingen op een instelling met voorschotten verrekenen.

  • 3. Het college kan het verlenen van voorschotten opschorten, indien een instelling naar zijn oordeel in onvoldoende mate de aan de subsidietoekenning verbonden verplichtingen nakomt.

Hoofdstuk 7 Intrekking of wijziging

Artikel 22 Intrekking of wijziging

Het college kan de subsidie naast de in de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van Awb genoemde gevallen intrekken of wijzigen indien:

  • 1.

    de instelling financieel wanbeleid voert;

  • 2.

    gebleken is dat de subsidie in hoofdzaak voor andere doeleinden is of wordt besteed dan waarvoor het is toegekend;

  • 3.

    er sprake is van opheffing, faillissement of surseance van betaling van de instelling.

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen.

Artikel 23 Indexering

  • 1. Bij subsidieverlening van een budgetsubsidie voor twee of meer jaren, wordt de toegekende subsidie voor het betreffende jaar geïndexeerd op een wijze zoals bij de verschillende beleidsregels is bepaald.

  • 2. Waarderingssubsidies worden eens per 4 jaren, aan het begin van een nieuwe cyclus van 4 jaren, verhoogd met het door het college vastgestelde percentage inflatiecorrectie voor de laatste 4 jaren.

Artikel 24 Meldingsplicht

Een instelling die een subsidie heeft aangevraagd of waaraan een subsidie is verleend, doet zo spoedig mogelijk melding aan het college van omstandigheden die van belang zijn voor de beslissing op de aanvraag danwel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van een subsidie

Artikel 25 Evaluatie

Indien dit noodzakelijk is om inzicht te krijgen of te vergroten in de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie evalueert het college, eenmalig danwel periodiek, de subsidieverstrekking, tenzij de kosten van evaluatie onevenredig zouden zijn in verhouding tot het daarmee gediende belang.

Artikel 26 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen, en voor zover toepassing van deze verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college afwijken van het in deze verordening bepaalde.

Artikel 27 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 28 Citeertitel

De verordening kan worden aangehaald als de “Algemene Subsidieverordening gemeente Borger-Odoorn 2008”.

Artikel 29 Overgangsbepaling

Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de overgangssituatie tussen de huidige

procedurele verwerking en de inwerkingtreding van de nieuwe verordening.

Artikel 30 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op 1 januari 2009 voor het eerst toegepast op de Subsidie-verstrekking voor het jaar 2009, waarvoor de voorbereidingen plaatsvinden gedurende het jaar 2008.

Ondertekening

De Algemene Subsidieverordening gemeente Borger-Odoorn, vastgesteld op 29 september 2005, wordt per 1 januari 2009 ingetrokken.

Vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 6 november 2008.

De raad van de gemeente Borger-Odoorn,

de plv. griffier

H. van Olst

de voorzitter

M.L.J. Out

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE BORGER-ODOORN

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die van toepassing zijn in deze verordening. Dit om interpretatieverschillen te voorkomen.

Subsidie

Voor de omschrijving van het begrip subsidie wordt verwezen naar de Algemene wet bestuursrecht.

Deze definitie is door de wet dwingend voorschreven en luidt:

“De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde diensten of goederen”.

Het gebruik van het woord aanspraak geeft aan dat een rechtens afdwingbare voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen ontstaat.

Over het algemeen is wel duidelijk wat met subsidie wordt bedoeld.

Het gaat niet alleen om geldbedragen, maar ook het verschaffen van kredieten en garanties.

Verstrekkingen in natura zijn geen subsidies.

Contributies, prijzen en schadevergoedingen zijn evenmin subsidies.

Subsidieverlening en het betalen voor goederen en diensten kunnen in de praktijk vlak bij elkaar liggen

Subsidieovereenkomst

Verwezen wordt naar artikel 4:36 van de Awb dat luidt:

“1. Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

2.Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.”

Subsidieplafond

Onder subsidieplafond wordt in artikel 4:22 van de Awb verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verleninig van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Egalisatiereserve

In de begripsomschrijving wordt verwezen naar artikel 4:72 Awb.

Dat artikel luidt als volgt:

  • "1.

    Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve.

  • 2.

    Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3.

    De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

  • 4.

    De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

  • 5.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e, is de subsidie-ontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.”

Activiteitenverslag

Artikel 4:80 Awb omschrijft dit als volgt:

“Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.”

Jaarrekening

Onder jaarrekening wordt in artikel 361 van Boek 2 BW verstaan (tekst eerste lid):

“De enkelvoudige jaarrekening die bestaat uit de balans en de winst- en verliesrekening met de toelichting, en de geconsolideerde jaarrekening indien de rechtspersoon een geconsolideerde jaarrekening opstelt.”

Accountantsverklaring

Artikel 393, eerste lid van Boek 2 BW luidt: “De rechtspersoon verleent opdracht tot onderzoek van de jaarrekening aan een registeraccountant of aan een Accountant-administratieconsulent ten aanzien van wie bij de inschrijving in het in artikel 36, eerste lid, van de Wet op de Accountants-administratieconsulenten bedoelde register een aantekening is geplaatst als bedoeld in artikel 36, derde lid, van die wet. De opdracht kan worden verleend aan een organisatie waarin accountants die mogen worden aangewezen, samenwerken.”

Artikel 2 Toekenning aan instellingen

Het eerste lid bepaalt dat een subsidie in principe alleen aan rechtspersonen (zoals stichtingen en verenigingen) wordt verleend.

Met het stellen van deze eis bestaat enige zekerheid over de levensvatbaarheid van initiatieven en over de continuïteit, terwijl controleerbaar is wie de subsidieontvanger mag vertegenwoordigen (hetgeen bij – steekproefsgewijze - controle kan blijken uit de registers van de Kamer van Koophandel)

Het tweede lid bepaalt dat het college kan bepalen dat ook natuurlijke personen in bijzondere gevallen in aanmerking kunnen komen voor een subsidie.

Artikel 3 Reikwijdte

Artikel 4:23 Awb geeft aan dat subsidiëring in beginsel slechts mogelijk is op grond van een wettelijk voorschrift. Door de aanwezigheid van een wettelijke grondslag wordt de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en de subsidieontvanger gewaarborgd. Dit betekent voor de gemeentelijke praktijk dat subsidies op een verordening gebaseerd moeten zijn. In dit artikel wordt aangegeven dat de verordening geldt voor alle gemeentelijke subsidies tenzij andere verordeningen van toepassing zijn.

Artikel 4 Algemene eisen

Dit artikel geeft twee belangrijke algemene voorwaarden aan om voor subsidie in aanmerking te komen.

Het eerste lid ziet er onder meer op toe dat subsidieontvangers niet discrimineren. Dit laat onverlet de mogelijkheid dat een subsidieontvanger zijn activiteiten richt op bepaalde doelgroepen (zoals peuters, ouderen, gehandicapten, jongeren, vrouwen). Activiteiten moeten echter altijd gelijkelijk “toegankelijk” zijn voor alle inwoners van de gemeente.

Het tweede lid regelt dat de te organiseren activiteiten in principe het directe belang van de gemeente en/of haar inwoners moeten dienen.

Artikel 5 Bevoegdheden college

Op grond van dit artikel is het college belast met de uitvoering van deze verordening. Uitvoering houdt onder meer in het verlenen en vaststellen van subsidies, het vaststellen van beleidsregels, het aangaan van subsidieovereenkomsten en het verlenen van voorschotten.

Verder regelt dit artikel dat het college nadere beleidsregels vaststelt in de subsidietoetsingskaders. De raad stelt in diverse (beleid) nota’s doelstellingen en uitgangspunten vast. Het college vertaalt dit in concrete subsidiecriteria om deze doelen te bereiken.

Artikel 6 Subsidieplafond

Met het vaststellen van een subsidieplafond worden de aanspraken op subsidies beperkt tot een bepaald maximumbedrag. Hierdoor wordt een openeinderegeling voorkomen. Overschrijding van het budget is op zichzelf geen harde weigeringsgrond. Het enkele feit dat een begrotingspost is uitgeput, is een onvoldoende reden voor een bestuursorgaan om een subsidie te weigeren. Met het vaststellen van een subsidieplafond wordt dit probleem opgelost. Op basis van artikel 4:25 tweede lid moet de subsidie worden geweigerd voorzover door verlening van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Artikel 7 Subsidievormen

Dit artikel bepaalt de subsidievormen die de gemeente hanteert.

In het subsidietoetsingskader wordt per beleidsveld aangeven welke subsidievorm van toepassing is.

Hoofdstuk 2 DE SUBSIDIEAANVRAAG

Artikel 8 Indieningstermijnen

In artikel 8 worden regels gesteld over de termijnen waar binnen een aanvraag moet worden ingediend.

In principe moeten alle aanvragen, behalve die voor eenmalige subsidies, vóór 1 mei worden ingediend. Deze datum houdt verband met de besluitvorming in het kader van de begrotingscyclus.

Ook bij aanvragen van bestaande subsidierelaties voor een hogere subsidie moet dit worden gerelateerd aan de gemeentelijke begrotingscyclus. De jaarlijkse indexering zoals bedoeld in artikel 24 van deze verordening wordt hierbij in aanmerking genomen.

Aanvragen voor een eenmalige subsidie kunnen het hele jaar door worden ingediend.

Als een ingediende subsidieaanvraag niet voldoet aan de wettelijke eisen – zij is bijvoorbeeld te laat ingediend of de vereiste bijlagen zijn niet alle bijgevoegd - kan het college op basis van artikel 4:5 Awb besluiten om een aanvraag buiten behandeling te laten.

Artikel 4:5 Awb luidt:

  • “1.

    Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:

    • a.

      de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of

    • b.

      de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15 of

    • c.

      de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.

  • 2.

    Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal is gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een vertaling aan te vullen.

  • 3.

    Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden omvangrijk of ingewikkeld is en een samenvatting voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een samenvatting aan te vullen.

  • 4.

    Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.”

In het vierde lid van de verordening wordt de hersteltermijn op 4 weken gesteld.

De formulering van het vijfde lid laat voldoende ruimte om desgewenst de regels in bijzondere gevallen aan te passen. In voorkomende gevallen kan het college op grond van dit lid besluiten een afwijkende indieningstermijn te bepalen.

Artikel 9 Indieningsbescheiden

Dit artikel regelt de bescheiden die door de aanvrager moet worden overgelegd.

Dit artikel betreft een standaard regeling. In het vierde lid wordt het college de mogelijkheid gegeven om aanvullende stukken of informatie te vragen van de subsidieaanvrager of ontheffing te verlenen indien er geen aanwijsbaar belang is bepaalde stukken te overleggen.

Bij het indienen van bescheiden gaat het enerzijds om gegevens die de aanvraag met argumenten onderbouwen en anderzijds om gegevens die het college nodig heeft om zich een goed beeld van de betrokken belangen te kunnen vormen.

Artikel 10 Bekendmaking subsidie

Dit artikel verschaft de subsidieaanvrager duidelijkheid over de termijn waarbinnen het college een besluit neemt op een aanvraag voor een subsidie.

Voor alle aanvragen, behalve die voor eenmalige subsidies, geldt de datum 1 december, dus direct na de begrotingsvergaderingen in november.

Voor aanvragen voor een eenmalige subsidie is de termijn gesteld op acht weken.

Artikel 11 Verleningstermijn

Uit dit artikel volgt dat meerjarige subsidies nooit voor onbepaalde tijd mogen worden verleend.

Artikel 12 Weigeringsgronden

Dit artikel geeft een niet-limitatieve opsomming van een aantal algemeen geldende gronden om een subsidieaanvraag te weigeren.

In het artikel wordt verwezen naar de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb.

Art. 4:25 Awb luidt:

“Een subsidie wordt geweigerd voorzover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.”

Art. 4:35 Awb luidt:

  • “1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid, of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.”

Hoofdstuk 4 Specifieke eisen voor budgetsubsidie

Artikel 13 Rechtshandelingen

De rechtshandelingen, die staan vermeld in artikel 4:71 eerste lid Awb:

“Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidieontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:

a.het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

b. het wijzigen van de statuten;

c. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

d. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

e. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

f. het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

g. het vormen van fondsen en reserveringen;

h. het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

i. het ontbinden van de rechtspersoon;

j. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.”

Op basis van art 4:74 tweede en derde lid beslist het college op een verzoek tot toestemming binnen 4 weken, deze termijn kan eenmaal met maximaal 4 weken worden verlengd.

Artikel 14 Budgetsubsidieovereenkomsten

Dit artikel maakt het sluiten van een zogenaamde subsidieovereenkomst mogelijk. In een subsidieovereenkomst kunnen subsidiegever en subsidieontvanger afspraken maken over de te leveren prestaties. Een subsidieovereenkomst moet geen doublure zijn van de beschikking. Essentiële elementen van de subsidieverhouding moeten in de beschikking staan, zoals een aanduiding van de activiteiten, eventuele verplichtingen, het subsidiebedrag of de berekeningswijze daarvan. Denkbaar is echter dat deze elementen in de beschikking in meer algemene zin worden aangeduid en in de overeenkomst verder worden uitgewerkt. Verder hangt de verdeling van de bepalingen over beschikking en overeenkomst mede af van de aard van de materie en het doel van de overeenkomst.

De verhouding tussen beschikking en overeenkomst is onder meer van belang omdat, naar de gangbare rechtsopvattingen, bij een geschil over de beschikking de bestuursrechter bevoegd is en bij een geschil over de subsidieovereenkomst de burgerlijke rechter. Overigens is het niet toegestaan een subsidieovereenkomst in plaats te laten komen van een beschikking. De verplichting van de subsidieontvanger om mee te werken aan het sluiten van een subsidieovereenkomst mag worden opgenomen als voorwaarde in de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 16 Egalisatiereserve

Van een overschot is sprake indien de subsidieontvanger tenminste de gesubsidieerde producten de afgesproken omvang heeft gerealiseerd tegen een lager bedrag dan in de subsidieverlening is bepaald. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat een overschot niet automatisch in de gemeentekas terugvloeit, omdat daarvan voor de subsidieontvanger geen stimulans uitgaat om efficiënt met de subsidiegelden om te gaan. In overeenstemming met de bestaande praktijk bestaat daarom de mogelijkheid dat overschotten in een volgend tijdvak mogen worden besteed dan wel gereserveerd.

Aan de jaarlijkse toevoeging en de stand van de reserve van het eind van de looptijd is echter wel een maximum gesteld.

Ook wordt bij een volgende subsidieverlening rekening gehouden met de opgebouwde reserves.

Hoofdstuk 5 DE SUBSIDIEVASTSTELLING EN CONTROLE

Artikel 17 Vaststellingsprocedure

Voor het subsidieproces kunnen twee verleningsprocedures worden gevolgd; de lange en korte procedure.

De korte procedure maakt gebruik van de mogelijkheid om subsidies ineens vast te stellen

Deze procedure wordt gebruikt bij waarderingssubsidies en eenmalige subsidies. Indien er de noodzaak voor bestaat, kan echter ook de lange procedure worden gevolgd.

Bij de lange procedure wordt de verlening gevolgd door een vaststelling. Hiermee kan de subsidie gerelateerd worden aan de werkelijk gemaakte kosten of geleverde prestaties.

Deze procedure wordt gehanteerd bij budgetsubsidies en investeringssubsidies

Artikel 18 Aanvraag tot subsidievaststelling

Het tweede lid bepaalt de termijn waarbinnen de aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden ingediend. Door deze termijn (1 mei) te hanteren is het mogelijk bij de beoordeling van de aanvraag voor subsidieverlening rekening te houden met gegevens die bij de aanvraag tot subsidievaststelling over de voorgaande periode zijn bijgevoegd.

De basis voor de subsidievaststelling is de constatering dat de afgesproken producten/activiteiten zijn geleverd.

In het derde tot en met het zesde lid wordt omschreven waaraan de aanvraag tot subsidievaststelling in ieder geval moet voldoen.

In de aanvraag tot subsidievaststelling geeft de subsidieontvanger aan dat de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Hij legt tevens rekening en verantwoording af over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten. De subsidieontvanger is op grond van het derde lid van dit artikel verplicht een activiteitenverslag en een financieel verslag op te stellen waarin zijn beschreven de inhoud en omvang van de activiteiten en tevens een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen. Daarbij gaat het dan niet om de doelstellingen die de subsidieontvanger zelf voor ogen staan, maar de doelstellingen die met het verstrekken van de subsidie door de gemeente zijn beoogd. Deze doelstelling zal over het algemeen duidelijk worden uit de beschikking tot subsidieverlening of de subsidieovereenkomst.

Op dit artikel is ook van toepassing artikel 4:45 Awb:

“1. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

2.Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.”

Het vierde lid geeft aan dat bij subsidies boven € 50.000,-- een goedkeurende verklaring van de accountant wordt geëist.

Uit deze verklaring moet blijken of aangaande het financieel beleid en beheer van de subsidieontvanger de toepasselijke subsidiebepalingen en voorschriften zijn nageleefd en of de subsidie is aangewend voor het doel waarvoor deze ter beschikking is gesteld.

Het zevende lid bepaalt dat het college voor de verplichting tot het overleggen van een accountantsververklaring ontheffing kan verlenen.

Artikel 19 Controle

Ten behoeve van (steekproefsgewijze) controle op de besteding van de subsidiegelden, moet er sprake zijn van een deugdelijke administratie bij de subsidieontvanger.

Artikel 20 Vaststellingsbesluit

In dit artikel wordt bepaald dat het college binnen 8 weken na de indiening van de aanvraag een beslissing neemt over vaststelling.

In artikel 4:46 van de Awb staan enkele bijzonderheden vermeld over het vaststellen van een subsidie. Dat artikel luidt:

  • "1)

    indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast

  • 2.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

    • e.

      de werkelijke kosten van uitvoering van de activiteit(en) lager zijn dan het in de beschikking verleende subsidiebedrag.

  • 3.

    Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijk gemaakte kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.”

Uit dit artikel volgt dat na een beschikking tot subsidieverlening in het normale geval, waarin de gesubsidieerde activiteit heeft plaatsgevonden zoals voorzien en de subsidieontvanger aan zijn verplichtingen heeft voldaan, de subsidie overeenkomstig de verlening moet worden vastgesteld.

Hiermee wordt de bij de subsidieverlening gegeven voorwaardelijke aanspraak omgezet in een onvoorwaardelijke aanspraak op betaling van het subsidiebedrag. De hoogte van het subsidiebedrag moet rechtstreeks worden bepaald aan de hand van het bedrag of de berekeningswijze, vermeld in de verleningsbeschikking.

Het tweede lid bevat de voornaamste sanctie op het niet-naleven van subsidieverplichtingen of het niet (volledig) verrichten van de subsidiabele activiteit: het lager vaststellen van de subsidie.

Bij het bepalen van de omvang van de verlaging moet rekening worden gehouden met het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4 tweede lid Awb. Bij het niet voldoen aan de verplichtingen moet een afweging worden gemaakt tussen het belang van handhaving van de verplichting en de gevolgen van de verlaging voor de subsidieontvanger. Daarbij zijn tevens de ernst van de tekortkoming en de mate waarin deze aan de subsidieontvanger kan worden verweten van belang zijnde factoren.

De in de verleningsbeschikking opgenomen omschrijving van de activiteiten of de latere uitwerking daarvan is bepalend voor de toetsing of die activiteiten zijn verricht. De subsidie kan op nihil worden vastgesteld indien de gesubsidieerde activiteit in het geheel niet is verricht. Ook als de activiteit nog wel gedeeltelijk is verricht, kan soms nihil-vaststelling plaatsvinden. Bij niet naleving van verplichtingen kan de subsidie dus onder omstandigheden op nihil worden vastgesteld. Ook het niet voldoen aan een administratieve verplichting kan tot een nihil-vaststelling leiden.

Ook hier speelt het evenredigheidsbeginsel een rol. Bij verstrekking van onjuiste inlichtingen door de subsidieontvanger is niet vereist dat de subsidieontvanger op de hoogte was van de onjuistheid van de gegevens of hiervan op de hoogte behoorde te zijn. Het is in ieder geval mogelijk de subsidie vast te stellen op het bedrag dat uit de juiste gegevens voortvloeit. Bij een kennelijk onjuiste subsidieverlening gaat het bijvoorbeeld om een typfout waardoor de subsidieverlening een factor 10 te hoog is. Eerdere contacten tussen de gemeente en de subsidieontvanger kunnen dan van belang zijn bij de vraag of de subsidieontvanger wist of behoorde te weten dat de subsidieverlening onjuist was.

Overigens kan het college op basis van art. 4:47 Awb een subsidie ambtshalve vaststellen

Art. 4:47 Awb luidt:

“Het college kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen indien:

  • a.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld.

  • b.

    na afloop van de termijn waarbinnen de aanvraag tot vaststelling moet zijn ingediend, geen aanvraag tot subsidievaststelling is ingediend;

  • c.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.”

Dit artikel geeft een limitatief bedoelde opsomming van drie gevallen waarin een subsidie zonder aanvraag van de subsidieontvanger kan worden vastgesteld. In het belang van de rechtszekerheid zijn deze gevallen uitdrukkelijk in de verordening vastgelegd.

Alvorens tot ambtshalve vaststelling wordt overgegaan nadat de termijn tot indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling is verstreken, moet het college – overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:44, lid 3 Awb - de subsidieontvanger in de gelegenheid stellen, binnen een redelijke termijn – dit is 4 weken - alsnog een aanvraag in te dienen. Als dan nog geen aanvraag volgt, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

De mogelijkheid onder a is opgenomen voor gevallen waarin geen behoefte bestaat aan een afzonderlijke aanvraag tot subsidievaststelling, omdat het college reeds over de benodigde gegevens beschikt. Dit kan zich voordoen indien tussentijds door de subsidieontvanger gegevens worden verstrekt. In het belang van de rechtszekerheid moet bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening de termijn worden aangegeven binnen welke de ambtshalve vaststelling geschiedt. Dit zal in de beschikking tot subsidieverlening worden aangegeven. Dit is met name van belang bij de meerjarensubsidies.

De grond onder c stelt het college onder andere in staat om bij gedeeltelijke intrekking van subsidie het resterende bedrag vast te stellen en bij gehele intrekking van de vaststelling waaraan een verlening is voorafgegaan de subsidie op nihil vast te stellen. In deze gevallen kan immers niet worden verwacht dat de subsidieontvanger nog een aanvraag tot vaststelling indient.

Hoofdstuk 6 SUBSIDIEBETALING EN VOORSCHOTTEN

Artikel 21 Voorschotten

Dit artikel geeft regels over de bevoegdheid tot het verlenen van voorschotten. Met de verlening van voorschotten wordt vooruit gelopen op de betaalbaarstelling van het subsidiebedrag zelf. Voor de praktijk is voorschotverlening van groot belang, omdat de gesubsidieerde activiteit veelal niet kan worden verricht als niet vooraf gelden ter beschikking zijn gesteld.

Voorschotverlening of de weigering daartoe is een beschikking in de zin van de Awb. Zoveel mogelijk zal een dergelijke beschikking gecombineerd worden met de verlenings- of vaststellingsbeschikking.

Hoofdstuk 7 INTREKKING EN WIJZIGING

Artikel 22 Intrekking en wijziging subsidievaststelling

Artikel 4:48 Awb luidt:

“Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

  • a)

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b)

    de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c)

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • d)

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of hoorde te weten, of met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • e)

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.”

Artikel 4:49 Awb, eerste lid, luidt:

“Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

  • a.

    op grond van feiten en omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

  • b.

    indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

  • c.

    indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.”

Artikel 4:50 Awb luidt:

  • "1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

    • a)

      voorzover de subsidieverlening onjuist is;

    • b)

      voorzover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting verzetten, of

    • c)

      in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

  • 2.

    Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a. of b., vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.”

Ten aanzien van nieuwe feiten wordt opgemerkt dat deze zich niet persé pas na de subsidievaststelling hoeven te hebben voorgedaan. Vereist is dat het college bij de vaststelling van de subsidie niet op de hoogte was van de nieuwe feiten of hiervan op de hoogte kon zijn.

Bij het volgen van de korte verleningsprocedure (verlening en vaststelling ineens) zal steekproefsgewijs worden gecontroleerd of de activiteiten ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Elk jaar zal 10% van het aantal subsidiebeschikkingen – en in specifieke gevallen als daar aanleiding toe is - aan een controle worden onderworpen.

Hoofdstuk 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 25 Evaluatie

Dit artikel geeft uitwerking aan het bepaalde in artikel 4:24 Awb. Deze luidt:

“Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald”

Door het bepaalde in artikel 27 wordt afgeweken van deze termijn en is bepaald dat evaluatie alleen plaatsvindt indien dit toegevoegde waarde heeft.

Artikel 26 Hardheidsclausule

Dit artikel bevat een hardheidsclausule. Het college kan bij bijzondere omstandigheden afwijken van de bepalingen in deze verordening of de strikte toepassing hiervan.

Artikel 29 Overgangsbepaling

Als deze subsidieverordening in werking treedt, zullen enkele subsidieaanvragen (met name budgetsubsidies) voor het jaar 2009 al ingediend zijn. Dit artikel biedt het college de mogelijkheid regels te stellen met betrekking tot de overgangssituatie.

Artikel 30 Inwerkingtreding

Dit artikel bepaalt de datum waarop de verordening in werking treedt. De datum is bepaald op 1 januari 2009. Op deze datum wordt de oude subsidieregeling ingetrokken. Dat betekent dat subsidieverlening op basis van een aanvraag voor een subsidie overeenkomstig deze verordening voor het eerst plaats vindt ten behoeve van het subsidiejaar 2009.