Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening op de heffing en invordering van de baatbelasting centrum-Boxmeer 1993

Geldend van 17-02-1994 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van de baatbelasting centrum-Boxmeer 1993

De raad van de gemeente Boxmeer;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 december 1993;

Gelet op de artikelen 272, aanhef en onderdeel b en 273a van de gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van de baatbelasting Centrum-Boxmeer 1993

Artikel 1 Aard en voorwerp van de belasting

  • 1 Onder de naam van “Baatbelasting Centrum-Boxmeer 1993” wordt in de vorm van een jaarlijkse belasting van de op de bij deze verordening behorende en gewaarmerkte kaart met rood omlijnde onroerende zaken die gebaat zijn door voorzieningen in het kader van de reconstructie en herinrichting Steenstraat, Burg. Hengstplein, St. Jozefstraat, D’n Entrepot, Hoogkoorpassage en de Kloostertuin (hierna te noemen “de straten”) een directe belasting geheven ter verkrijging van een billlijke bijdrage in de kosten van die voorzieningen.

  • 2 In het eerste lid bedoelde straten met de aldaar getroffen voorzieningen zijn op de bij deze verordening behorende en gewaarmerkte kaart in blauwe kleur aangegeven.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde voorzieningen bestaan uit:a. het aanbrengen van sierbestrating in hoofdzaak dienende tot een voetgangerspromenade;b. het plaatsen van openbare sierverlichting alsmede het formeren van boomkransen en de aanleg van groenvoorzieningen;c. het aanbrengen van verkeersvoorzieningen ter wering van doorgaand autoverkeer;d. Aanleg passeer- en laad-/losvoorziening in de Steenstraat;e. het plaatsen van zitbanken, fietsenstandaards, vuilnisbakken en betonnen markeringspalen;f. het aanbrengen van een ACO-drain met bijbehorende voorzieningen in de lengterichting van de Steenstraat.

Artikel 2 Heffingsduur

De belasting wordt als een jaarlijkse belasting, behoudens in geval van heffing ineens als bedoeld in artikel 8, gedurende 20 achtereenvolgende belastingjaren geheven, met dien verstande dat het eerste belastingjaar aanvangt op 31 december 1993.

Artikel 3 Belastingjaar

Het belastingjaar loopt van 31 december tot en met 30 december van het daaropvolgende kalenderjaar.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1 De belasting wordt geheven van degene, die op 31 december van eht belastingjaar krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot heeft van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 1.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op 31 december van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht was.

Artikel 5 Belastinggrondslag

  • 1 De grondslag waarnaar de belasting wordt geheven is het aantal onroerende zaken, vermeerderd met de oppervlakte van de onroerende zaken.

  • 2 Onder oppervlakte wordt verstaan:het aantal volle decimeters van de zijden waarmee de onroerende zaken grenzen aan de in artikel 1 genoemde straten, zulks met een maximum van 300 decimeters vermenigvuldigd met: een vaste diepte van 120 decimeter.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het tweede lid bedraagt de oppervlakte niet meer dan het aantal vierkante decimeters toegelaten bebouwing van de ingevolge het bestemmingsplan Kom Boxmeer als “Centrumdoeleinden I” bestemde gedeelten van de onroerende zaken.

  • 4 De toegelaten bebouwing, bedoeld in het derde lid, wordt bepaald door vermenigvuldiging van het aantal decimeters maximaal toegestane bouwbreedte met het aantal decimeters toegestane bouwdiepte en met 1 bouwlaag.

Artikel 6 Belastingtarief

  • 1 Het tarief bedraagt per jaar per onroerende zaak f. 326,48 te vermeerden met f. 0.1938252 per volle vierkante decimeter.

  • 2 De aanslagen worden op volle guldens naar beneden afgerond.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 Heffing ineens

  • 1 Op schriftelijk, bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen, aanvraag van de belastingplichtige wordt voor de ten tijde van de indiening van de aanvraag nog niet aangevangen belastingjaren de belasting ineens geheven naar een bedrag dat gelijk is aan de contante waarde van de belastingbedragen welke geheven zouden zijn – beoordeeld naar de omstandigheden bij het begin van het belastingjaar, waarin het verzoek wordt gedaan – voor elk van de nog aan te vangen belastingjaren.

  • 2 De contante waarde, bedoeld in het vorige lid wordt berekend naar een rentevoet van 7 per jaar.

  • 3 Een aanvraag, als in het eerste lid bedoeld, moet voor 1 juli van het belastingjaar bij het college van burgemeester en wethouders worden ingediend.

Artikel 9 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak op het bezwaarschrift voor ten hoogste een jaar.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders kan één of meer gemeenteambtenaren aanwijzen, die in hun plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en de invordering van de belasting.

Artikel 10

Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de ter post bezorging of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolgde artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (stb. 221) voor de gemeente-ontvanger of de op grond van artikel 127a van de gemeentewet aangewezen functionaris een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Artikel 11 Nakoming van verplichtingen

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 61 van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.

Artikel 12 Vrijstelling invorderingsrente bij uitstel van betaling

Ingeval op de voet van artikel 25 van de Invorderingswet 1990 uitstel van betaling is verleend wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze voor alle op één aanslagbiljet vermelde aanslagen gerekend over de volledige looptijd van het genoten uitstel in totaal een bedrag van f 50,00 niet te boven gaat.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 Indien dit besluit wordt goedgekeurd voor 1 januari 1994 is de inwerkingtredingsdatum de laatste dag van de maand waarin de goedkeuring is verleend, met dien verstande dat het tijdstip van ingang van de heffing krachtens deze verordening 31 december 1993 is.

  • 2 Indien dit besluit wordt goedgekeurd op of ná 1 januari 1994 is de inwerkingtredingsdatum de achtste dag ná die van de bekendmaking, met dien verstande dat het tijdstip van ingang van de heffing krachtens deze verordening 31 december 1993 is.

  • 3 Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening baatbelasting Centrum-Boxmeer 1993.”

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Boxmeer in zijn openbare vergadering van 23 december 1993.
De raad voornoemd,
de secretaris,                  de voorzitter,