Beleidsplan Vergunningen, Toezicht en Handhaving 2019-2023

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsplan Vergunningen, Toezicht en Handhaving 2019-2023

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 18 december 2018 het Beleidsplan Vergunningen, Toezicht en Handhaving 2019-2023 en het Uitvoeringsprogramma Vergunningen, Toezicht en Handhaving 2019 vastgesteld.

Deze treden op 1 januari 2019 in werking. Met de inwerkingtreding is het Toezicht- en Handhavingsbeleid 2018-2022 ingetrokken.

U kunt het Beleidsplan Vergunningen, Toezicht en Handhaving 2019-2023 in de bijlagen downloaden.

Ondertekening

INLEIDING 

Voor u ligt het Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (hierna: Beleidsplan VTH) van de gemeente Boxmeer. Dit plan beschrijft de wijze waarop de gemeente de komende jaren (2019 – 2023) om wil gaan met haar VTH-taken.

Nut en noodzaak van VTH

De overheid bestaat om de samenleving te dienen. Om dit goed te doen en geen chaos te hebben, stelt ze wetten en regels op. Deze wetten en regels dienen de volgende maatschappelijke doelen:

  • 1.

    Bescherming voor het milieu/de leefomgeving:

  • 2.

    Belangenafweging:

  • 3.

    Duidelijkheid en rechtsgelijkheid:

  • 4.

    Rechtvaardigheid bieden:  

    Vergunningverlening is voor de gemeente Boxmeer een instrument om activiteiten in de fysieke leefomgeving te reguleren en om de openbare orde en veiligheid te borgen. Vergunningen (en afwijkingen/ontheffingen) verschaffen zekerheid en duidelijkheid voor alle betrokken partijen, zodat helder is welke eisen aan het uitvoeren van vergunde activiteiten zijn gesteld. Vanuit toezicht en handhaving wordt dit vervolgens gecontroleerd en indien nodig gehandhaafd. VTH bevordert consistent gemeentelijk optreden en vertaald regelgeving naar de praktijk. 

Doel Beleidsplan VTH

Dit Beleidsplan VTH beschrijft het beleid ten aanzien van de uitvoering van de taken op het gebied van VTH. Ook is de wijze waarop deze taken worden uitgevoerd beschreven. Hiervoor zijn in dit Beleidsplan concrete kwaliteitscriteria geformuleerd. De kwaliteitscriteria zijn bedoeld om de uitvoering van VTH te professionaliseren en de kwaliteit in de organisatie te borgen. De kwaliteitscriteria gaan onder andere over meetbare doelen en indicatoren. Deze vertalen we in processen, procedures en werkinstructies.

Aanleiding Beleidsplan VTH  

Ontwikkelingen wet- en regelgeving

De laatste jaren hebben zich veel ontwikkelingen voorgedaan op het gebied van wet- en regelgeving, die van invloed zijn op VTH. Zo is de wet- en regelgeving op het gebied van onder andere het Omgevingsrecht sterk in ontwikkeling. Belangrijke tendensen op het gebied van de wet- en regelgeving zijn deregulering, het verlagen van administratieve lasten en het streven naar het aanbieden van overheidsdiensten die zijn afgestemd op de behoefte van de afnemer. Er bestaat behoefte om al deze ontwikkelingen in het omgevingsrecht te kaderen in een strategisch beleidsdocument.

Wet VTH en Verordening kwaliteit VTH

Een tweede aanleiding is dat het college van burgemeester en wethouders op 18 maart 2014 het Verbeterplan implementatie VTH-kwaliteitscriteria heeft vastgesteld. Dit Verbeterplan voorziet in acties die nodig zijn om te gaan voldoen aan de landelijke VTH-kwaliteitscriteria, opgesteld om de professionalisering van de taken op het gebied van VTH in gang te zetten. Het Verbeterplan is voorgelegd aan en beoordeeld door de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant vanuit haar rol als Interbestuurlijk Toezichthouder. Hierop hebben zij nog een aantal aanbevelingen gedaan die zijn meegenomen in het Verbeterplan. Het doel was om de verbeteracties voor 1 januari 2015 te hebben uitgevoerd. Dit is toen echter uitgesteld, vanwege een wijziging van de invoering van de VTH-kwaliteitscriteria. De Wijzigingswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, beter bekend als de Wet VTH, is op 14 april 2016 in werking is getreden.

Met de inwerkingtreding van de Wet VTH werd de gemeente verplicht om kwaliteitscriteria te formuleren door middel van een verordening, vast te stellen door de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft hiermee een handvat om de kwaliteit te bepalen van de uitvoering van taken op het gebied van VTH. De verordening vormt het juridische kader voor het beoordelen, borgen en verbeteren van de kwaliteit van deze taken. Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG) en een provinciebrede werkgroep hebben daarvoor een modelverordening vastgesteld. Gemeenten hebben de mogelijkheid daarvan af te wijken, onder het motto “comply or explain”. De verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht gemeente Boxmeer 2016 (verder te noemen: Verordening kwaliteit VTH) is op 15 september 2016 door de gemeenteraad vastgesteld.

(Proces)kwaliteitscriteria

In de door de gemeenteraad vastgestelde Verordening kwaliteit VTH draagt de raad het college op om kwaliteitscriteria vast te stellen voor de uitvoering en de handhaving van het omgevingsrecht. Daarbij gelden conform artikel 5 van de verordening de landelijke kwaliteitscriteria als maatlat, waarbij het bodemniveau zoals vastgelegd in de Handreiking bij Brabantbrede Verordening Kwaliteit Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht, versie 1, 10 maart 2016 als vertrekpunt is genomen.

De landelijke kwaliteitscriteria bestaan uit criteria voor proces, inhoud en kritieke massa.

De criteria voor kritieke massa zien op de kwaliteiten die worden gevraagd ten aanzien van de in de organisatie werkzame medewerkers:

  • 1.

    Voldoende opleiding en kennis;

  • 2.

    Voldoende ervaring;

  • 3.

    Onderhouden en borgen van opleiding, kennis en ervaring.

 

Van belang voor dit Beleidsplan VTH zijn vooral de procescriteria. Met dit Beleidsplan geeft de gemeente Boxmeer uitvoering aan de landelijke proceskwaliteitscriteria voor de VTH-taken. Het voldoen aan de procescriteria vereist immers een gesloten plan-do-check-act cyclus, die begint met het opstellen van een strategisch beleidskader (probleemanalyse, doelstellingen, prioriteiten). Hieronder wordt nader ingegaan op de plek van het Beleidsplan in de beleidscyclus.

 Beleidscyclus

In de Wabo, het Besluit omgevingsrecht en de landelijke kwaliteitscriteria zijn procescriteria beschreven die eisen stellen aan de beleidscyclus van de gemeentelijke organisatie voor het verrichten van omgevingsrecht taken. Door de criteria te volgen wordt een cyclus gesloten. Deze begint met het opstellen van het beleid (het strategisch beleidskader). Via de uitvoering leidt deze weer tot het bijstellen van het beleid. In de afbeelding hiernaast is het model weergegeven. Het model wordt ook wel de ‘dubbele regelkring’ of ‘Big-8’ genoemd. Deze eisen ten aanzien van het inrichten van de beleidscyclus verplichten gemeenten ervoor te zorgen dat beleid wordt opgesteld waaruit volgt op welke systematische wijze uitvoering wordt gegeven aan de taken. Daarnaast moet het beleid het mogelijk maken om transparante verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad, provincie en de samenleving.

afbeelding binnen de regeling

De gemeente Boxmeer heeft de beleidscyclus conform de proceskwaliteitseisen ingericht. Hieronder wordt kort aangegeven wat de stappen uit de hierboven beschreven beleidscyclus of ‘Big-8’ inhouden.

  • 1.

    Beleidsplan VTH: Strategisch beleidskader

  • 2.

    Beleidsplan VTH: Operationeel beleidskader

  • 3.

    Planning & control

  • 4.

    Voorbereiden:

    • 1.

      de resultaten van eerdere vergunningverleningsprocedures met gelijke initiatiefnemers;

    • 2.

      de resultaten van eerdere controlebezoeken;

    • 3.

      Meldingen, klachten en incidenten;

    • 4.

      Eventuele rapportageverplichtingen;

    • 5.

      Van toepassing zijnde nalevingstrategieën;

    • 6.

      Etc.

  • 5.

    Uitvoering:

  • 6.

    Rapportage en evaluatie:

  • 7.

    Monitoring: 

Communicatie 

De Gemeente Boxmeer werkt transparant. VTH werkt volgens landelijke wetgeving, provinciaal en gemeentelijke beleid. Het Beleidsplan VTH wordt gepubliceerd. In een jaarverslag is een evaluatie van het voorgaande jaar te lezen. Hierin staat hoe op het gebied van VTH het afgelopen jaar de taken zijn uitgevoerd en dit overeenkomt met het opgestelde beleidsplan en het programma. In het Uitvoeringsprogramma is te lezen hoe het komende jaar de taken worden uitgevoerd.

Inhoud

Dit Beleidsplan bestaat uit 3 delen. In deel A zijn de algemene strategische bestuurlijke, beleidsmatige en wettelijke kaders beschreven. In deel B wordt meer specifiek ingegaan op de kaders voor vergunningverlening en in deel C op de kaders voor toezicht en handhaving. Dit Beleidsplan bevat verder een aantal bijlagen.

DEEL A – ALGEMEEN 

Wettelijke kader en ontwikkelingen

Het vakgebied VTH is sterk in ontwikkeling. Wetswijzigingen op dit gebied volgen elkaar snel op. In deze paragraaf volgt een korte beschrijving van de belangrijkste wettelijke kaders en ontwikkelingen.

1.1 Wettelijke taak en rolverdeling

De burgemeester en het college van B&W zijn als bevoegd gezag verantwoordelijk voor VTH. Beide bestuursorganen stellen hiervoor beleid vast en maken dit bekend aan de gemeenteraad. De burgemeester en het college van B&W beslissen op vergunningaan­vragen en treden bestuursrechtelijk handhavend op; het college van B&W vooral op het gebied van de Wabo en de burgemeester met name op het gebied van APV en Bijzondere Wetten (Openbare orde en veiligheid).

De burgemeester heeft een bijzondere drieledige rol; enerzijds heeft de burgemeester handhavingsbevoegdheden op het gebied van Openbare Orde en Veiligheid. Anderzijds is de burgemeester, als lid van het college, (mede)verantwoordelijk voor het beleid op het gebied van toezicht en handhaving. Verder is de burgemeester vanuit het zogenaamde driehoeksoverleg direct betrokken bij het aansturen van de politie.

De gemeenteraad stelt bestemmingsplannen en verordeningen vast en heeft in het kader van vergunningverlening in bepaalde gevallen de bevoegdheid om een verklaring van geen bedenkingen af te geven. De gemeenteraad heeft formeel geen wettelijke bevoegdheid over de wijze van uitvoering van de VTH-taken.

In de Wabo en het bijbehorende Bor is de rolverdeling en de wettelijke taak voor het toezicht en de handhaving van het omgevingsrecht expliciet vastgelegd. Zo is in artikel 5.2 van de Wabo opgenomen dat het bevoegd gezag tot taak heeft om:

  • 1.

    zorg te dragen voor de verzameling van gegevens om invulling te geven aan deze taak

  • 2.

    klachten te behandelen over de vergunning en het desbetreffende project. 

    In hoofdstuk 7 van het Bor zijn, in het belang van een doelmatige handhaving, regels gesteld. Zo stelt het bestuursorgaan, dat bevoegd is om handhavend op te treden, handhavingsbeleid vast in een of meer documenten waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren. Deze doelen liggen vast in het Beleidsplan en de concrete activiteiten moeten jaarlijks in een Uitvoeringsprogramma worden uitgewerkt. Dit programma wordt bekend gemaakt aan de gemeenteraad. Het zorgt er verder voor dat de organisatie zo is ingericht dat een adequate en behoorlijke uitvoering gewaarborgd is en dat met een geautomatiseerd systeem de resultaten en de voortgang van het Uitvoeringsprogramma wordt bewaakt. In dit Beleidsplan worden al deze aspecten verder toegelicht en uitgewerkt.

     

1.2 Wettelijk kader VTH

De taken op het gebied van VTH zien op de uitvoering van diverse wet- en regelgeving. Voor een schematisch overzicht van deze wet- en regelgeving wordt verwezen naar Bijlage 1 van dit Beleidsplan.

1.3 Diverse recente en toekomstige ontwikkelingen in het Omgevingsrecht

Omgevingsrecht is de verzameling van wetten en regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. De inhoud van deze leefomgeving wordt bepaald door ruimtegebruik, milieu en natuur. Deze factoren zijn onderwerp van een groot aantal wetten, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer en de Wet natuurbescherming. De regels in deze en andere wetten bepalen wat gebruikers in hun leefomgeving aan ruimtelijke ingrepen mogen doen. Daarmee is het omgevingsrecht de basis voor de overheid om ruimtelijk beleid vast te stellen en uit te (laten) voeren.

Het omgevingsrecht is de laatste tien jaar fors aan veranderingen onderhevig. Meer en meer komt de nadruk te liggen op integraal en programmagericht werken. Terugkerende elementen zijn effectievere en efficiëntere handhaving, vermindering van de administratieve lastendruk, minder vergunningplichtige activiteiten, meer algemene regels en de introductie van cyclisch werken. Daarnaast eist de maatschappij steeds meer dat VTH eenduidiger en transparanter moet plaatsvinden.

De belangrijkste wet is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking trad. De Wabo is uitgewerkt in het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (hierna: Mor). In deze regelingen zijn kwaliteitseisen opgenomen waaraan een goede, professionele handhaving moet voldoen. Hierin is ook de zogenaamde BIG-8 vastgelegd (zie Inleiding hoofdstuk 5).

Wet VTH

De Wet VTH trad 14 april 2016 in werking. In de Wet VTH is de vernieuwing van het stelsel van VTH vastgelegd. Aanleiding voor de wetswijziging was het rapport van de commissie Mans (2008), waarin werd geconcludeerd dat toezicht en handhaving in de praktijk niet altijd goed was georganiseerd. De Wet VTH is de verankering van de afspraken in 2010 tussen de rijksoverheid, de provincies en gemeenten om VTH van het omgevingsrecht beter te organiseren. Het bevat onder meer een landelijk dekkend stelsel van 29 omgevingsdiensten. In deze diensten vindt de uitvoering en de handhaving van de Wabo grotendeels plaats. De wet regelt dat een basistakenpakket omgevingsrecht voortaan door de omgevingsdiensten wordt uitgevoerd. Gemeenten en provincies blijven wel bevoegd gezag voor deze taken. Door de bundeling van de uitvoering van taken en deskundigheid bij de omgevingsdiensten wordt de kwaliteit verbeterd.

Het Besluit verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving (hierna: Besluit VTH), dat op 1 juli 2017 in werking trad, vormt samen met de bijbehorende ministeriële regeling het sluitstuk van de wijzigingen die de wetgever met de Wet VTH heeft willen doorvoeren. Met dit Besluit zijn hoofdstuk 7 van het Bor en de daarbij behorende bijlagen IV en V gewijzigd en uitgebreid. De regering beoogt met deze wijziging meer eenheid te brengen in de uitvoering en handhaving van bepaalde milieutaken door het bevoegd gezag en de omgevingsdiensten. Daarnaast creëert deze wijziging een wettelijke grondslag voor Inspectieview Milieu en de VTH-taken, die voor de inwerkingtreding van het Besluit VTH reeds door de omgevingsdiensten werden uitgevoerd.

Omgevingswet

De Omgevingswet treedt naar verwachting in 2021 in werking. Het omgevingsrecht bestaat momenteel uit tientallen wetten en honderden regelingen voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Zij hebben allemaal hun eigen uitgangspunten, werkwijzen en eisen. De wetgeving is daardoor te ingewikkeld geworden voor de mensen die ermee werken. Met de nieuwe Omgevingswet wil het kabinet: de verschillende plannen voor ruimtelijke ordening, milieu en natuur beter op elkaar afstemmen; duurzame projecten (zoals windmolenparken) stimuleren; gemeenten, provincies en waterschappen meer ruimte geven. Zo kunnen zij hun omgevingsbeleid afstemmen op hun eigen behoeften en doelstellingen.

De Omgevingswet verplicht de gemeente wel om een omgevingsvisie te maken waarin rekening wordt gehouden met de verschillende belangen in een gebied. Hiernaast moeten alle bestemmingsplan in een gemeente in 1 omgevingsplan worden geregeld. Verder biedt de wet meer ruimte voor particuliere ideeën. Dit komt doordat meer algemene regels gelden in plaats van gedetailleerde vergunningen. Het doel staat voorop en niet het middel om er te komen. De houding bij het beoordelen van plannen is ‘ja mits’ in plaats van ‘nee tenzij’. Zo ontstaat ruimte voor bijvoorbeeld ondernemers en organisaties om met ideeën te komen.

Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen

Deze wet gaat de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen regelen. Hiermee wordt de positie van de particuliere en de zakelijke bouwconsument versterkt. Door de toenemende complexiteit in de bouw is herziening van het huidige stelsel van kwaliteitsborging noodzakelijk. Hiermee wordt de relatie tussen de opdrachtgever, de bouwconsument en de bouwende partij(en) evenwichtiger.

Na aanname door de Tweede kamer op 21 februari 2017 heeft de Eerste Kamer op 11 juli 2017 besloten om de stemming over de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen uit te stellen. Dit in aanvulling op de toezegging van de minister dat de wet niet voor 1 januari 2019 in werking zal treden. Op dit moment is nog onduidelijk of en hoe de wet in werking zal treden. De verwachting is nog steeds dat de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen gelijktijdig met de Omgevingswet in 2021 in werking treedt voor gevolgklasse 1 (voor onder meer woningbouw). De VNG ziet vooralsnog vooral problemen met de uitvoerbaarheid en de rol die gemeenten is toebedeeld in de duale rolverdeling met de markt. De beoogde kwaliteitsverbetering en kostenafname zouden juist niet bereikt worden. Er is ook nog veel onduidelijk, zoals het ontbrekend overgangsrecht, de positie van de ‘toelatingsorganisatie’ en het ontbreken van een reële planning voor de implementatie. Het voortijdig stoppen van de pilot in de gemeente Den Haag toont aan dat de zorgen zich in de praktijk daadwerkelijk voordoen.

Het is onduidelijk welke bouwtoets mogelijk nog plaats moet vinden en op welke wijze de Omgevingswet vorm gaat krijgen op dit punt (mogelijk meer activiteiten vergunningsvrij?). Indien deze wet in werking treedt zal te zijner tijd worden bezien welke gevolgen dit voor de gemeente met zich meebrengt.

Drank en Horecawet

De Drank- en Horecawet (hierna: DHW) is in de afgelopen jaren twee keer gewijzigd. Met de wijzigingen beoogt het kabinet het tegengaan van het schadelijk alcoholgebruik onder jongeren en het terugdringen van de administratieve lasten voor ondernemers. Sinds 1 januari 2013 is de Burgemeester het bevoegd orgaan ten aanzien van de DHW. De laatste wijziging (1 januari 2014) regelt de leeftijdsgrensverhoging van 16 naar 18 jaar en de verplichting voor gemeenten periodiek een alcoholpreventie- en handhavingsplan op te stellen. Hiermee wil de wetgever stimuleren dat gemeenten actief nadenken over en uitvoer geven aan het verbinden van de beleidsterreinen Volksgezondheid (voorlichting en bewustwording) en Openbare Orde en Veiligheid (beleid en handhaving) als het gaat om alcoholpreventie. De gemeenteraad moet iedere vier jaar een preventie- en handhavingsplan alcohol vaststellen (artikel 43a DHW). Het Preventie- en handhavingsplan Alcohol is op 3 juli 2014 vastgesteld door de gemeenteraad. Dit plan wordt gelijktijdig met het nieuwe Gezondheidsbeleid herzien.

Momenteel bestaan ontwikkelingen in relatie tot detailhandel. De VVD wil een flinke versoepeling van de DHW. De partij werkt aan een wetsvoorstel dat het mogelijk maakt om alcohol te schenken in winkels, ‘blurring’ genaamd. In 2016 is een pilot gestart waarin alcohol in winkels werd toegestaan. De uitkomsten dienen als input voor de evaluatie van de DHW in de Tweede Kamer.

Deregulering

In het coalitieakkoord 2018-2022 is het volgende opgenomen:

Uitgangspunt is dat gedegen toezicht gehouden wordt op ingestelde (beleids)regels en verleende vergunningen. Toezicht en handhaving krijgen daarom meer aandacht en als daar aanleiding voor is wordt er thematisch gehandhaafd. Bij de beoordeling van een aanvraag om een vergunningen wordt nadrukkelijk naar het belang van de aanvrager gekeken zonder het algemeen belang uit het oog te verliezen. Indien een weigering van de vergunning kan worden voorkomen door (een beperkte) aanpassing in de aanvraag, wordt de aanvrager op een proactieve wijze daarop geattendeerd. Regels en procedures die zinloos, niet te handhaven en sterk bureaucratisch zijn worden geschrapt of

bijgesteld. Om te voorkomen dat er (veelvuldig) gehandhaafd moet worden wordt het (preventief) toezicht geïntensiveerd.

Met andere woorden daar waar dat kan moet worden gedereguleerd en processen worden vereenvoudigd en/of efficiënter en effectiever worden ingericht voor de interne en externe klant. En daar waar regels worden gesteld moet ook toezicht en handhaving worden ingezet. Dit proces is reeds in gang gezet tijdens de vaststelling van dit Beleidsplan VTH. In de aankomende jaren kan dit dan ook leiden tot wijzigingen van dit beleidsplan en het uitvoeringsprogramma.

Algemene plaatselijke verordening

De Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV) als lokale regelgeving blijft dynamisch, mede gezien de breedte van de daarin geregelde onderwerpen. Telkens zal snel moeten worden ingesprongen op maatschappelijke ontwikkelingen, waaronder de behoefte aan deregulering, zodat de APV van de gemeente Boxmeer actueel blijft. De laatst herziende Algemene Plaatselijke Verordening Boxmeer 2018 is vastgesteld op 14 december 2017.

Bestuurlijke missie en visie

De missie van de gemeente Boxmeer ten aanzien van VTH is:

Een veilige, gezonde en leefbare omgeving, waarin de eigen verantwoordelijkheid van onze inwoners en bedrijven centraal staat en op basis van vertrouwen ruimte voor (economische) ontwikkeling wordt geboden.

De gemeente Boxmeer wil dit met de volgende visie realiseren:

De wettelijke taken en bestuurlijke opdrachten op het gebied van VTH worden door de gemeente Boxmeer op een effectieve, doortastende en integrale wijze uitgevoerd.  Daarbij wordt nauw samen gewerkt met interne en externe partners. Gemeente Boxmeer staat voor klantgerichte, resultaatgerichte en betrouwbare dienstverlening.

Belangrijke uitgangspunten bij deze visie zijn:

  • 1.

    Een veilig, gezond en leefbaar woonklimaat:

  • 2.

    Vertrouwen in de samenleving:

  • 3.

    Alleen regelen wat geregeld moet worden:

  • 4.

    De inwoners en bedrijven centraal:

  • 5.

    Risico gestuurd werken

    Per onderdeel, vergunningverlening en toezicht en handhaving, zijn in dit Beleidsplan concrete doelstellingen en meetbare prestatie indicatoren opgenomen waarbij wordt aangeven hoe uitvoering wordt geven aan de doelstelling.

Borging capaciteit en middelen  

3.1 Risicoanalyse en prioriteitenstelling

Teneinde de doelen, zoals hierboven beschreven in hoofdstuk 2 en verder uitgewerkt in hoofdstuk 1 van deel B en deel C, te kunnen verwezenlijken, worden activiteiten/taken uitgevoerd. Deze activiteiten/taken bestaan deels uit wettelijke taken, deels uit lokale taken. De gemeentelijke overheid kan de wettelijke taken niet allemaal (gelijktijdig) uitvoeren. Er bestaat een spanningsveld tussen beschikbare capaciteit en middelen aan de ene kant en de noodzakelijke adequate uitvoering van de VTH-taken aan de andere kant. Dit spanningsveld noodzaakt tot het maken van keuzes en het stellen van prioriteiten. Om willekeur te voorkomen, is een systematiek noodzakelijk die gemeente Boxmeer in staat stelt om verantwoorde keuzes te maken in de uitvoering van de taken op het gebied van het omgevingsrecht. Om die reden is een probleem- en risicoanalyse ontwikkeld. Deze systematiek wordt hieronder in de delen B en C specifiek beschreven voor de onderdelen vergunningverlening en toezicht/handhaving.

 3.2 Uitvoeringsprogramma

Bij het bepalen van de uit te voeren werkzaamheden op het gebied van VTH dient gebruik te worden gemaakt van een (jaarlijks te actualiseren) risicoanalyse. De resultaten van het invullen van deze risicoanalyse worden ieder jaar gehanteerd voor het opstellen van een raming van de benodigde capaciteit en vertaald naar het Uitvoeringsprogramma en de begroting. Niet alleen de grootste risico’s uit de risicoanalyse moeten prioriteit krijgen binnen het onderhavige Beleidsplan VTH, maar ook landelijke en regionale prioriteiten en bestuurlijke prioriteiten en lokale aandachtspunten. In het Uitvoeringsprogramma wordt per taakveld duidelijk aangegeven wat de verwachte werkzaamheden (aantal vergunningaanvragen, aantal controles etc.) zijn, hoe dat gebeurt, met welke diepgang en wordt de hierbij behorende tijdsbesteding afgezet tegen de beschikbare capaciteit waarbij keuzes worden gemaakt (over o.a. de diepgang van toetsing en het aantal controles) aan de hand van prioriteiten. Prioriteren houdt in dat er taken wel worden uitgevoerd, maar ook dat taken niet of in beperkte mate worden uitgevoerd. Met name in dat laatste schuilt een bestuurlijk restrisico: wil het bestuur die risico’s accepteren? Het bestuurlijke restrisico wordt opgenomen in het Uitvoeringspro­gramma. De taken die in de lijst van restrisico’s staan opgenomen worden voor het betreffende programmajaar niet uitgevoerd. Het Uitvoeringsprogramma wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld en ter kennisname voorgelegd aan de raad.

 3.3 Borgen middelen in de begroting

De gemeente Boxmeer draagt zorg voor de afstemming tussen de bestuurlijk vastgestelde doelen (zie hoofdstukken 1 van delen B en C) en geprioriteerde werkzaamheden (zie hoofdstukken 2 van delen B en C) enerzijds en inzet van de personele en financiële middelen anderzijds. Op basis van vastgestelde doelstellingen en prioriteiten in de uit te voeren werkzaamheden (vastgelegd in het Uitvoeringsprogramma) worden de benodigde capaciteit en financiële middelen gepland en vastgelegd in de begroting.

 3.4 Monitoring

Een belangrijk onderdeel van de beleidscyclus is de monitoring van diverse zaken die relevant zijn voor bijsturing in de operationele cyclus of als input voor de beleidsevaluatie (zoals de verbetering of verslechtering van het naleefgedrag van bedrijven of de milieukwaliteit in de regio).

De doelstellingen uit dit Beleidsplan VTH en de uitvoering van het jaarlijkse Uitvoeringsprogramma VTH moet aldus gemonitord worden, een en ander conform de eisen uit het Bor en de landelijke kwaliteitscriteria. Zo kan worden gevolgd of en in welke mate de doelen van het Beleidsplan worden gehaald (m.a.w. of de beoogde maatschap­pelijke effecten daadwerkelijk worden behaald), of de uitvoering volgens planning verloopt en of er tussentijds bijstelling nodig is.

Aan het college wordt voor wat betreft de product gerelateerde taken (output) gerapporteerd middels de rapportages. In deze rapportages worden de belangrijkste prestatie-indicatoren benoemd, wordt de voortgang van het Uitvoeringsprogramma toegelicht en wordt het daadwerkelijke werkaanbod vergeleken met het geplande. Over de (mate van) realisatie van de gestelde beleidsdoelen (outcome) wordt jaarlijks gerapporteerd.

In de delen B en C van dit Beleidsplan wordt concreet ingegaan op de specifieke monitoringsindicatoren voor vergunningverlening en toezicht en handhaving.

 3.5 Rapportage en evaluatie

Rapportage over de uitvoering van de VTH-taken is van belang voor de managementsturing. Door tussentijds te rapporteren wordt inzicht verkregen of de in het Uitvoeringsprogramma opgenomen activiteiten op schema liggen en in hoeverre deze bijdragen aan het bereiken van de gestelde doelen.

Burgemeester en wethouders brengen jaarlijks een jaarverslag uit over de uitvoering van het Beleidsplan en het Uitvoeringsprogramma VTH, dat zij ter kennisname voorleggen aan de gemeenteraad. Het jaarverslag geeft beeld weer van hoe uitvoering is gegeven aan het Beleidsplan en het hieraan gekoppelde Uitvoeringsprogramma en wat de uitkomsten daarvan zijn. De verantwoording van inzet, prestaties en resultaten vindt plaats conform de eisen zoals opgenomen in de Wabo en het hierbij behorende Bor en Mor en de landelijke kwaliteitscriteria. Dit houdt in dat (in elk geval) verantwoording wordt afgelegd over:

  • 1.

    Het bereiken van de geformuleerde doelstellingen;

  • 2.

    De samenwerking/afstemming met andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving over handhavingswerkzaamheden;

  • 3.

    Prestaties vergunningverlening (aantal producten per categorie en tijdbesteding, tijdigheid van het besluit, juridische kwaliteit, evaluatie prestaties vergunningverlening);

  • 4.

    Prestaties handhaving, zoals aantal controles, de mate waarin de toezicht- en sanctiestrategie is toegepast, de realisatie van geplande bezoekfrequenties, tijdigheid van hercontroles, tijdigheid versturen controleverslag en brief, het naleefgedrag en de evaluatie van de handhavingsresultaten uitmondend in verbeteringen ten aanzien van de handhavings(beleids)cyclus.

De jaarlijkse evaluatie kan leiden tot bijstelling van doelstellingen, beleid en of prioriteiten.

Kwaliteitsborging  

4.1 Algemeen

Kwaliteit manifesteert zich in alle onderdelen van een organisatie. In kennis en vaardigheden van medewerkers, in werkprocessen/strategieën, in het adequaat volgen van de planning- en control-cyclus, in leidinggeven, in het onderhouden van relaties met partnerorganisaties, in beheer van financiële middelen en het bereiken van efficiency/ kosten­reductie en in communicatie. Het containerbegrip kwaliteit kan nader worden gedefinieerd aan de hand van de diverse beleidsniveaus van een organisatie, die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de VTH-taken.

 4.2 Kwaliteit op strategisch niveau: Verordening en Beleidsplan 

De Verordening kwaliteit VTH geeft uitvoering aan de wettelijke opdracht uit het wetsvoorstel VTH om regels te stellen voor de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht. De Verordening kwaliteit VTH is de basis voor dit Beleidsplan VTH. Het doorlopen van de BIG-8 cyclus in dit beleidsplan is een nadrukkelijke kwaliteitsdoelstelling ‘an sich’.

 4.3 Kwaliteitsaspecten op operationeel niveau

In de Verordening Kwaliteit VTH en in bovenstaande hoofdstukken van dit Beleidsplan worden kwaliteitsaspecten op een meer strategisch niveau beschreven. Hieronder zijn enkele belangrijke kwaliteitsaspecten uitgewerkt die van belang zijn voor de operationele uitvoering van de VTH-taken.

Klanttevredenheidsonderzoek

Met behulp van de klantbelevingsmonitor wordt de klanttevredenheid gemeten voor vergunningsverlening (baliebezoeken).

Juridische kwaliteitscontrole

Alle vergunningen worden juridisch getoetst door de afdelingsjuristen. Deze juristen worden ook betrokken bij de vorming van beleid en verordeningen. Op deze wijze wordt de juridische kwaliteit van de producten van de afdeling geborgd. In bezwaar- en beroepsprocedures ten aanzien van vergunningen vertegenwoordigen deze juristen ook de afdeling. Bij een ingekomen bezwaar wordt deze eerst beoordeeld door een jurist die niet betrokken is in de vergunningverleningsprocedure. Alvorens een formele bezwaarprocedure in te gaan bepaald deze jurist of een bezwaar middels ambtelijk horen of mediation kan worden afgehandeld. In een dergelijk traject kan worden gezocht naar alternatieve oplossingen en is dan ook een meer klantgerichte aanpak en minder arbeidsintensief.

Ten aanzien van toezicht- en handhavingsbesluiten wordt gebruik gemaakt van het 4-ogenprincipe. De ene handhavingsjurist controleert de producten van de andere handhavingsjurist op juridische kwaliteitszorg.

Opleidingsplan medewerkers

Zoals reeds uitgewerkt in dit Beleidsplan, worden landelijke kwaliteitseisen gesteld aan medewerkers die werkzaam zijn binnen het VTH-werkveld. Deze kwaliteitseisen hebben betrekking op kritieke massa (opleiding, werkervaring en ‘benodigde vlieguren per taak’). Daar waar een medewerker niet helemaal voldoet aan opleidingseisen, wordt deze opleiding georganiseerd. Daarnaast is het van groot belang dat medewerkers op de hoogte blijven van de nieuwste ontwikkelingen in het vakgebied. Actualisatie van kennis is essentieel voor het uitoefenen van VTH-werk. Gemeente Boxmeer kent een uitgebreide p-gesprekscyclus welke meetbaar bijdraagt aan het ontwikkelen en het verhogen van de resultaatgerichtheid van medewerkers, de afdeling en sector en daarmee van de organisatie als geheel. Deze maakt tevens deel uit van het integraal management besturingsmodel (“BASE-BOX”) van de Gemeente Boxmeer. De basis voor de p-gesprekscyclus wordt gevormd door de mate waarin een medewerker zich houdt aan en werkt conform de collectieve afspraken, gekoppeld aan 7 aspectsystemen (gegevens, processen, tijdsbewaking, relaties en overleg, applicaties, budgetten en product(en)). Het doel van de p-cyclus is het volgen en zo nodig bijsturen van het functioneren van de medewerker op grond van de gemaakte planningsafspraken tegen het licht van de collectieve afspraken en het vertoonde gedrag in relatie tot de voor de juiste functie-uitoefening vastgestelde competenties. In het opleidingsplan worden vervolgens afspraken gemaakt over hoe werknemers door scholing en werkervaring de gewenste competenties, kennis en vaardigheden ontwikkelen. Indien blijkt dat de huidige capaciteit medewerkers niet kan voldoen aan de gestelde eisen, dan kan dit leiden tot een actualisatie van de organisatie.

Regeling voor uitbesteden van vergunningverlening/toezicht/handhaving/-specialistische taken

Conform de landelijke kwaliteitscriteria dient de gemeente, indien zij gebruik (wenst te maken) maakt van externe ondersteuning hiervoor een regeling te hebben vastgesteld. Degene die ingehuurd wordt moet namelijk voldoen aan de eisen met betrekking tot de kritieke massa (opleiding, ervaring etc.) uit de landelijke kwaliteitscriteria. De gemeente Boxmeer beschikt nog niet volledig over deze regeling. Wel wordt gewerkt met dienstverleningsovereenkomsten.

Actualisatie vigerend beleid

Voor het borgen van een kwalitatief goed eindproduct (een omgevingsvergunning, een controle, een handhavingsbesluit) is het van belang dat het vigerend (inhoudelijk) beleid van de gemeente op orde is en wordt geactualiseerd. Periodiek dient het vigerend beleidskader onder de loep te worden genomen en te worden beoordeeld op actualiteit. Hiertoe wordt het instrument van de zogenaamde actualist ingezet: een medewerker die wordt belast met het bijhouden van nieuwe (landelijke of regionale) juridische en beleidsmatige ontwikkelingen, het signaleren van behoefte aan nieuw beleid en het doen van voorstellen m.b.t. het actualiseren van bestaand beleid. Dit wordt gedaan door de concernjurist.

Financiële controle

Voor het opleggen van leges wordt de tarieventabel van de legesverordening toegepast. Voor aanvang van het nieuwe legesjaar wordt de tarieventabel in Squit XO door de applicatiebeheerder aangepast. Er is een koppeling tussen de financiële administratie en Squit XO. Interne Controle kan hierop een juistheidscontrole uitvoeren. De casemanagers zorgen voor de oplegging van het juiste legesartikel, waarna de nota wordt opgemaakt. Steekproefsgewijs vindt een zichtbare volledigheidscontrole plaats, ook van de nul-facturen, door de juristen, belast met de juridische kwaliteitszorg en/of leidinggevende. (Deze volledigheidscontrole ziet toe op het opleggen van de juiste artikelen in de legesverordening ten aanzien van de individueel verleende vergunning.) Op deze wijze wordt een juistheidscontrole tussen Squit XO, de financiële administratie en de afdeling VTH vastgelegd.

Organisatie vergunningverlening, toezicht en handhaving  

5.1 VTH binnen de gemeente Boxmeer   

In het Klant Contact Centrum (KCC) komen telefonische klantcontacten/vragen binnen. Het KCC zet deze door naar de betreffende afdeling. Voor afdeling VTH zal altijd door worden verbonden met de frontoffice. E-mails en post komen binnen bij DIV. Zij boeken de e-mail of poststuk in het digitaal registratiesysteem als zaak en wijzen deze toe aan de betreffende afdeling. De backoffice handelt de vergunningsaanvragen, meldingen en handhavingsvraagstukken af. Hiervoor vragen zij advies aan diverse interne afdelingen, zoals bijvoorbeeld afdeling Openbare Werken en afdeling Ruimte en Economie, en externe partijen, zoals bijvoorbeeld Veiligheidsregio, Waterschap, politie. Aanvragen en verzoeken op het gebied van milieu worden doorgezet naar een omgevingsdienst e/o er worden adviesverzoeken uitgezet. Voor handhavingsvraagstukken kunnen toezichthouders (BOA’s / bouwtoezichthouder) worden ingezet en/of een toezichtsverzoek worden uitzetten bij de omgevingsdienst of de Veiligheidsregio. Quickscans worden door de consulenten van de afdeling VTH behandeld. Afdeling Ruimte en Economie zorgt onder andere voor het wijzigen of het maken van een bestemmingsplan.

afbeelding binnen de regeling

 5.2 Scheiding tussen vergunningverlening en toezicht/handhaving

Binnen de gemeentelijke organisatie is er een scheiding tussen vergunningverlening en toezicht en handhaving op persoonsniveau voor de generieke deskundigheden en op objectniveau voor specialistische en juridische deskundigheden. De functiescheiding tussen vergunningverlening en toezicht en handhaving draagt bij aan de objectiviteit van vergunningverlening en toezicht en handhaving. Op deze manier hoeft niet eenzelfde persoon, die een rol bij het verlenen van een bepaalde vergunning heeft gespeeld, nogmaals een oordeel te geven over de eventuele niet naleving van (een deel van) die vergunning. Daarnaast zijn vergunningverlening en toezicht en handhaving aparte gebieden, die elk specifieke eisen stellen aan de kwaliteiten van de personen die zich hiermee bezig houden. Na vergunningverlening of het afdoen van een melding wordt door de betreffende medewerker daarom het dossier afgesloten. Het dossier wordt daarna opgepakt door een medewerker van toezicht en handhaving. Voor de afstemming tussen beide vakgebieden vindt overleg plaats.

 5.3 Roulatiesysteem

Conform de eisen uit het Bor en de landelijke kwaliteitscriteria dient de gemeente Boxmeer te beschikken over een roulatiesysteem bij objecten, partijen en inrichtingen waar frequent en intensief controles worden uitgevoerd. De gemeente Boxmeer voldoet aan de eisen voor een roulatiesysteem via de ODBN waar de gemeente een groot deel van haar VTH-taken voor milieu heeft ondergebracht.

 5.4 Bereikbaarheid- en beschikbaarheidsregeling

Over klachten in de openbare ruimte (via afdeling R-OW) en voor milieuklachten (via het ODBN) is een 24-uur bereikbaarheidsregeling geregeld.

 5.5 Mandaat bij afdeling VTH

De bevoegdheden tot het verlenen dan wel weigeren van vergunningaanvragen en het handhavend optreden tegen overtredingen komen toe aan bestuursorganen. Deze bevoegdheden mogen worden gemandateerd aan de ambtelijke organisatie. De gemeente Boxmeer beschikt over een mandaatregeling.

 5.6 Interne en externe afstemming 

Afstemming binnen de afdeling VTH inzake intakes

De frontoffice VTH zal in eerste instantie vragen beantwoorden en klanten zo goed mogelijk helpen. Hiervoor kunnen klanten balie-afspraken maken ten behoeve van vergunningen, maar de afdeling VTH is ook telefonisch bereikbaar. De afdeling VTH is op maandag t/m donderdag tussen 08.30-17.00 uur en op vrijdag tussen 08.30 – 12.15 uur altijd bereikbaar voor klanten. Hiernaast kan ten behoeve van vergunningen ook op maandagavond tussen 17.30 – 19.00 uur een balie-afspraak worden gepland. Indien vragen complex zijn, dan zal een consulent ten behoeve van vergunningen of een handhavingsjurist de vragen van de betreffende klant beantwoorden. Hiermee worden de vragen van de klant altijd beantwoord. Dergelijke klantvragen kunnen leiden tot leiden tot een aanvraag, een vooroverleg, een quickscan of een handhavingsverzoek.

Afstemming tussen Vergunningen en Toezicht/handhaving

Periodiek vinden overleggen plaats tussen de medewerkers van Vergunningen en Toezicht en Handhaving. De overleggen gaan over inhoudelijke zaken, beleid, procedures, ontwikkeling en algemene afstemming.

Afstemming/samenwerking met de Brandweer Brabant-Noord

Ten behoeve van de brandveiligheid adviseert en inspecteert Brandweer Brabant-Noord. Zij zorgen zelf ervoor dat aan de criteria van de door hen uitgevoerde taken wordt voldaan. Periodiek vindt overleg plaats. In samenwerking met de brandweer is de Toezichtstrategie Brandveiligheid 2017-2021 vastgesteld.

Afstemming / Samenwerking binnen Omgevingsdienst

De wettelijk verplichte (basis) taken worden uitgevoerd door de omgevingsdiensten. Enkele andere (verzoek) taken op het gebied van VTH worden tevens door deze diensten uitgevoerd. Te denken valt aan bodem, geluid, milieumeldingen, toezichtstaken. De omgevingsdiensten dragen zelf ervoor zorg dat aan de criteria van de door hen uitgevoerde taken wordt voldaan. Zo hebben de omgevingsdiensten in samenwerking met de gemeenten in hun regio een Regionaal operationeel kader ODBN 2017-2020 vastgesteld. Jaarlijks maken zij een werkprogramma (uitvoeringsprogramma). Zij zorgen dat zij voldoen aan alle VTH kwaliteitseisen (zgn. comply). Voor de uitvoering van de VTH taken is veelvuldig contact met de omgevingsdiensten, zijn werkafspraken en dienstverleningsovereenkomsten opgesteld.

De omgevingsdiensten onderhouden in relatie tot hun taakuitvoering ook contact met het Waterschap en Rijkswaterstaat en andere bij VTH betrokken partijen.

Samenwerking met externe inhuurpartij

Voor de taken ten aanzien van de constructieve veiligheid van bouwwerken, het toetsen van aanvragen aan de Monumentenwet 1988, Wet Natuurbescherming en de erfgoedverordening en het beoordelen van archeologische rapporten worden externe partijen ingehuurd. Zij zorgen zelf ervoor dat aan de criteria van de door hen uitgevoerde taken wordt voldaan en kunnen dit ook aantonen.

Afstemming met het Waterschap

Met het Waterschap vindt (naar behoefte) overleg plaats.

Afstemming bij evenementen

Bij evenementen vindt altijd afstemming plaats met afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving, afdeling Bestuursondersteuning en Communicatie, afdeling Openbare Werken, de politie, de Veiligheidsregio (brandweer en GHOR). Voor meldingsplichtige evenementen en A-evenementen (weinig risicovolle evenementen) vindt hiervoor tweewekelijks een afstemmingsoverleg plaats. Bij B- en C-evenementen (meer risicovolle evenementen) vindt deze coördinatie plaats door de evenementencoördinator. Hij draagt zorg voor een dienstenoverleg met de hierboven genoemde partijen over het specifieke evenement. Hiernaast worden deze partijen formeel om advies gevraagd ten aanzien van het evenement. Naast de hierboven genoemde partijen kunnen ook andere partijen worden uitgenodigd, denk aan het Waterschap, de Omgevingsdienst, etc.

Driehoeksoverleg

Het Driehoeksoverleg is een overleg tussen de burgemeester, de korpsleiding van de politie en de officier van justitie. Het zwaartepunt van dit overleg is openbare orde en veiligheid. Specifieke handhavingsproblemen kunnen worden ingebracht, met name wanneer een strafrechtelijke aanpak gewenst is.

 Afstemming/samenwerking met de andere handhavingspartners

Bij de jaarlijks vastgestelde doelen wordt ook aandacht geschonken aan de afstemming met de andere partners op het gebied van de handhaving. Naast de strafrechtelijke partners (politie en justitie) betreft het ook de bestuursorganen van het Rijk, de provincie en het waterschap. De samenwerking manifesteert zich vooral op het gebied van controle en toezicht. Elk der handhavingspartners heeft zijn eigen bevoegdheden en middelen en daartoe behoren ook toezichthouders. Door controle en toezicht op bepaalde gebieden integraal op te pakken kan de nodige efficiencywinst worden geboekt. Controle en toezicht kunnen en worden in gezamenlijkheid met toezichthouders van andere handhavingsinstanties uitgevoerd, waardoor specifieke kennis en kunde van toezichthouders wordt gebundeld en daardoor een compleet beeld van de onderzochte situatie wordt verkregen. Daarnaast is het mogelijk om voor elkaar toezicht uit te oefenen. Een gemeentelijke toezichthouder kan, wanneer hij een illegale situatie op strafrechtelijk gebied constateert, dit doorgeven aan politie en justitie. Om dit zo optimaal te doen, is het van belang te weten waar de prioriteiten liggen, zodat duidelijk is waarop bij controle en toezicht moet worden gelet. Hiervan is de uitwerking in het Uitvoeringsprogramma opgenomen.

Het onderhavige beleid met daaraan gekoppeld het jaarlijkse Uitvoeringsprogramma moeten bij de andere partners bekend zijn. Besluiten met betrekking tot bestuursdwang en last onder dwangsom worden ook onder de aandacht van de politie gebracht en strafrechtelijke overtredingen die ook een raakvlak hebben met het bestuursrecht (bijvoorbeeld vanwege overtreding van de bepalingen van bestemmingsplan of Algemene plaatselijke verordening) worden onder de aandacht van de gemeente gebracht.

 

Gelet op de integrale benadering van handhaving dient op structurele basis overleg plaats te vinden met de volgende disciplines en organisaties:

  • 1.

    Bestuursondersteuning en Communicatie;

  • 2.

    Vergunningen;

  • 3.

    Ruimtelijke Ordening en economische zaken;

  • 4.

    Openbare Werken;

  • 5.

    Burgerzaken / inwoners;

  • 6.

    Veiligheidsregio;

  • 7.

    ODBN;

  • 8.

    Brandweer;

  • 9.

    Politie;

  • 10.

    Openbaar Ministerie;

  • 11

    Provincie;

  • 12

    Waterschap;  

    Omdat de integrale handhaving zich uitstrekt tot andere bestuursorganen en strafrechtelijke instanties moeten goede afspraken met deze handhavingspartners worden gemaakt. Daarbij moet onder andere aandacht worden besteed aan de prioriteiten en doelstellingen, die ieder van de partners heeft, aan (gezamenlijk) toezicht, periodiek overleg, en de in te zetten instrumenten.

      

  • 1.

  • DEEL B - VERGUNNINGVERLENING 

  • Doelstellingen

In dit hoofdstuk worden de concrete doelstellingen uitgewerkt die het college heeft geformuleerd voor de uitvoering van de taken op het gebied van vergunningverlening. Deze doelstellingen zijn afgeleid uit de in dit hoofdstuk beschreven bestuurlijke missie/visie ten aanzien van VTH van de gemeente Boxmeer. De hieronder genoemde doelstellingen worden geconcretiseerd en geoperationaliseerd in het Uitvoeringsprogramma.

 

Hieronder worden de doelstellingen en prestatie indicatoren beschreven die tijdens de looptijd van dit Beleidsplan VTH worden gemonitord.

 

  • Doelstellingen

    Prestatie

    indicator

    1

    Voldoen aan de wettelijke Wabo kwaliteitsverplichtingen, zoals vastgelegd in het Bor en het Mor en het leveren van een minimaal benodigd adequaat niveau van Wabo-vergunningen.

    100%

    Toelichting: Het is verplicht om aan de minimale kwaliteitseisen te voldoen. Het niveau van de verleende vergunningen wordt gemeten door een vergelijking met het minimum adequate niveau.

    2

    In 2019 moet het project ‘digitaal vergunningverlening’ zijn gerealiseerd. Aanvragen worden bij binnenkomst direct ingescand en de originele stukken worden naar het archief verzonden (geen fysiek werkdocument aanwezig).

    100%

    Toelichting: Afdeling Vergunningen werkt na implementatie van het project ‘digitaal vergunningverlening’ digitaal. Hierdoor zijn geen fysieke stukken meer op de werkplekken aanwezig.

    3

    Minimaal percentage verleende vergunningen binnen de wettelijke beslistermijn.

    98%

    Toelichting: Een klein risico is ingebouwd, omdat vergunningverlening afhankelijk is van de advisering door derden.

    4

    Het maximale percentage van rechtswege verleende vergunningen.

    2%

    Toelichting: 2% zie onder punt 3.

    5

    Het maximale percentage gegronde bezwaarschriften op een vergunning.

    5%

    Toelichting: We streven naar kwalitatief goede besluiten. In een zeer gering aantal gevallen (gesteld op maximaal 5%) kan het nog voorkomen dat een bezwaarschrift gegrond is.

    6

    Het beleid en de verordeningen ten behoeve van vergunningen is actueel conform de actualisatienota van gemeente Boxmeer.

    100%

    Toelichting: In de actualisatienota staat beschreven welke verordeningen en welk beleid moeten worden geactualiseerd.

    7

    De afdeling is op maandag t/m donderdag tussen 08.30-17.00 uur en op vrijdag tussen 08.30 – 12.15 uur bereikbaar voor klanten, behoudens in geval van sluiting gemeentehuis.

    100%

    Toelichting: Om klanten goed van dienst te zijn is het belangrijk om bereikbaar te zijn.

    8

    De afdeling neemt bij een terugbelverzoek binnen 1 werkdag contact op met betreffende klant.

    100%

    Toelichting: Indien een terugbelverzoek wordt gemaakt is het in kader van bereikbaarheid van belang dat  de klant op korte termijn wordt terug gebeld.

  Prioriteitenstelling

De kwaliteit van onze vergunningen heeft voortdurend onze aandacht. We stellen vast aan welke kwaliteiten, zowel op juridisch als op procedureel vlak, al onze vergunningverleningsprocessen moeten voldoen en hoe we dit toetsen.

 

In wet- en regelgeving is bepaald voor welke activiteiten inwoners en bedrijven een vergunning moeten aanvragen om ze te mogen uitvoeren of ondernemen en welke activiteiten moeten worden gemeld. Het is echter niet nodig om elke aanvraag die wordt ingediend even diepgaand te toetsen aan de regels. Immers niet iedere activiteit die vergunningplichtig is of moet worden gemeld, herbergt dezelfde risico’s bij een calamiteit.

Bij de behandeling van vergunningaanvragen moeten, in het licht van de verhouding tussen de overheidsverantwoordelijkheid en de verantwoordelijkheid van marktpartijen, keuzes worden gemaakt ten aanzien van diepgang van toetsing e.d. De overheid kan niet alles toetsen. Het primaat ligt bij de aanvrager zelf. Marktpartijen hebben de primaire verantwoordelijkheid om zich aan de regels te houden.

Om inzicht te krijgen in de effecten bij een calamiteit is per activiteit aan de hand van zes landelijk vastgestelde criteria gekeken naar de impact en de omvang wanneer er onverhoopt iets misloopt. Dit zijn ‘volksgezondheid’, ‘fysieke veiligheid’, ‘sociale kwaliteit’, ‘natuur/stadsschoon’, ‘financieel economische schade’ en ‘bestuurlijk imago’.

De uitkomsten van deze weging zijn in een risicoanalyse gerangschikt en leiden tot een prioritering voor de toetsing (prioriteit hoog, gemiddeld of laag). Ook is rekening gehouden met de kans op slecht naleefgedrag. Activiteiten waar de regels goed worden nageleefd krijgen over het algemeen een lagere prioriteit. Dit betekent dat aanvragen voor activiteiten waar de kans dat op een calamiteit zich voordoet en de impact en omvang van zo’n calamiteit groot is, volledig worden getoetst. Door programmatisch te werken zetten wij onze beschikbare capaciteit in voor het toetsen van vergunningaanvragen daar waar de risico’s het grootst zijn en waarvoor onze deskundigheid en kennis het meest gevraagd is. Op die manier blijft Boxmeer op een verantwoorde manier verzekerd van een veilige en gezonde omgeving. De risicoanalyses voor Wabo en voor APV en Bijzondere wetten staan in de bijlagen bij dit Beleidsplan (bijlagen 3 en 4).

Voor de effecten van de gehanteerde risicoanalyse op de wijze waarop de vergunningaanvragen worden getoetst, wordt verwezen naar hetgeen hieronder is beschreven in hoofdstuk 5 (‘Strategieën’).

Uitvoeringsprogramma

Aan de hand van de risicoanalyse en de prioriteitenstelling zal per jaar een Uitvoeringsprogramma VTH en voor Milieu (Uitvoeringsprogramma Omgevingsdienst Brabant Noord) worden opgesteld, waarin concreet wordt aangegeven wat de te bereiken doelen voor het desbetreffende jaar zijn en welke acties zullen worden ondernomen om die doelen te bereiken. Hierbij zijn de doelstellingen en prioriteiten, zoals in voorgaande paragrafen zijn benoemd, leidend.

Monitoring

Om te bezien of doelstellingen worden gehaald moeten de vergunningverlenings­activiteiten, de resultaten en voor zover mogelijk de effecten hiervan worden gemonitord. De monitoring bevat de volgende informatie:

  • 1.

    Aantal en aard ingediende aanvragen;

  • 2.

    Aantal besluiten op basis van de ingediende aanvragen onder verdeeld in relevante categorieën;

  • 3.

    Aantal afgehandelde meldingen onder verdeeld in relevante categorieën;

  • 4.

    Aantal ingediende bezwaren/ (hoger) beroep / voorlopige voorzieningen door belanghebbenden en percentage gegrond;

  • 5.

    Tijdigheid van de geleverde producten;  

Deze informatie kan worden gevonden in de softwareapplicatie Squit XO, het documentregistratiesysteem Join en het klantbelevingsdashboard.

Strategie vergunningverlening

Op basis van de kwaliteitscriteria moet het bevoegd gezag handelen op grond van strategieën voor het beoordelen en beslissen over een omgevingsvergunning. De strategieën en werkwijzen zijn mede gebaseerd op de uitgangspunten van het door de gemeente vastgestelde beleid op het gebied van de fysieke leefomgeving.

De strategieën worden vervolgens uitgewerkt in protocollen voor vergunningverlening (zie hierna hoofdstuk 6).

Tot slot bepalen de objectieve criteria voor het toetsen van aanvragen omgevingsvergunningen de diepgang van de diverse werkzaamheden (hoofdstuk 7). Schematisch kan dit als volgt worden aangeduid:

afbeelding binnen de regeling

Uitgangpunt bij vergunningverlening is dat burgers en bedrijven verantwoordelijk zijn voor het indienen van goede en volledige aanvragen. De aanvraag vormt immers de basis voor de te verlenen vergunning en na vergunningverlening voor adequaat toezicht en eventueel handhaving. Gemeenten houden zich bij de taakuitvoering aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.

Gemeenten hebben de taak om de verschillende belangen vanuit de verschillende disciplines te coördineren. De gemeente Boxmeer hanteert hierbij het principe “Ja, tenzij…”. Bij aanvragen wordt gewerkt met casemanagement. Bij elke aanvraag wordt een casemanager toegewezen. De klant beschikt hierdoor over één vast aanspreekpunt na indiening. Het ‘van het kastje naar de muur sturen’ wordt hierdoor sterk verminderd, evenals het risico dat bij vergunningverlening tegenstrijdige voorschriften worden gesteld. De casemanager krijgt vanuit de betrokken disciplines adviezen aangereikt en ziet toe op het integrale karakter van de (aan)vraag. Deze integrale benadering van vergunningverlening wordt immers sinds de inwerkingtreding van de Wabo op 1 oktober 2010 van de overheid gevraagd.

Protocollen: beschrijven van werkprocessen

Conform de eisen uit de Wabo en de landelijke kwaliteitscriteria dient het vergunningverlenend bevoegd gezag te handelen op grond van protocollen voor de voorbereiding en uitvoering van haar Wabo taken. Dit om de kwaliteit van de vergunningverlening te borgen. De gemeente dient de werkprocessen voor de voorbereiding en uitvoering van de Wabo-taken in protocollen vast te leggen. Deze protocollen zijn (mede) gebaseerd op de hierboven beschreven strategieën.

De volgende processen dienen voor de Wabo-vergunningverlening te worden beschreven:

  • 1.

    Vooroverleg;

  • 2.

    Beoordelen concept-aanvraag;

  • 3.

    Beoordelen definitieve aanvraag;

  • 4.

    (ontwerp)besluit;

  • 5.

    Zienswijzen;

  • 6.

    Bezwaar en beroep;

  • 7.

    Overdracht naar handhaving;

  • 8.

    Procesbeschrijving van de te doorlopen stappen met betrekking tot afwijkingsbesluit;

  • 9.

    Voor aanvragen in strijd met het bestemmingsplan dan wel inpassingsplan (quickscan) een werkinstructie voor een goede intake en een werkinstructie voor het nagaan van relevante kaders/vigerend beleid. 

Objectieve criteria: gebruik van vastgelegde werkinstructies

In de kwaliteitscriteria 2.1 wordt voorgeschreven dat het bevoegd gezag criteria moet formuleren waarmee de diepgang wordt bepaald voor het toetsen van vergunningen. In de formulering van deze objectieve criteria wordt aansluiting gezocht bij de risicoafweging die ten grondslag ligt aan de programmering van de VTH-taken.

Objectieve criteria voor het bouwdeel van de omgevingsvergunning

In de bouwtechnische toets (Bouwbesluit 2012) is een bepaalde mate van diepgang aangebracht. Het is onmogelijk om vooraf aan te tonen dat een bouwwerk 100% zal gaan voldoen aan het Bouwbesluit. Wettelijk gezien dient de aanvrager daarom ‘slechts’ aannemelijk te maken dat het bouwwerk zal gaan voldoen aan de technische voorschriften van het Bouwbesluit. Het is de taak van de gemeente om te controleren of de aanvrager dat voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Bij het inhoudelijk toetsen van aanvragen heeft de gemeente de vrijheid om zelf te bepalen hoe dat vorm wordt gegeven.

Dit leidt, afhankelijk van de prioriteit van de aanvraag, tot een verschillende diepgang van toetsing van plannen: soms heel gedetailleerd andere keren globaal. Om hier meer inhoud aan te geven wordt aangesloten bij de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 (LTB) (zie integrale tekstbijlage 6).

Deze matrix kent kolommen voor alle hoofdgebruiksfuncties, die het Bouwbesluit kent en voor enkele sub-gebruiksfuncties, die bijzondere aandacht verdienen, zoals kinderdagverblijven. Elke afdeling in het Bouwbesluit heeft in de matrix een rij. Voor zover van toepassing vermeldt elke cel een score voor het landelijk vastgestelde toetsniveau: een 1, 2, 3 of 4. De kwaliteitscriteria voor de uitvoering van Wabo vergen dat uitvoeringsorganen werken met een toetsprotocol en een toezichtprotocol. Essentieel element in zulke protocollen is dat weloverwogen en herleidbaar wordt aangegeven welk aspect welke aandacht verdient. De matrix is daarbij onmisbaar, bij voorkeur gebaseerd op een risicoanalyse.

De Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 kent formeel vijf toetsniveaus, te weten:

afbeelding binnen de regeling

Het niet beoordelen komt in de landelijke toetsmatrix niet voor. Niveau 0 is vanwege het bevoegd gezag alleen van toepassing binnen het kader van experimenten, zoals zijn toegestaan onder de Crisis- en Herstelwet of op aanvragen waarvoor een gecertificeerde toetsing heeft plaatsgevonden en de rapportage daarvan is aangeleverd bij de aanvraag (Wet kwaliteitsborging voor het bouwen). Niveau 4 komt in de matrix alleen voor bij toepassing van gelijkwaardige oplossingen (artikel 1.3 van Bouwbesluit 2012).

Objectieve criteria voor vergunningverlening APV/Bijzondere wetten

Voor de toetsing van vergunningaanvragen voor speelautomatenhallen en seksinrichtingen is geen specifiek toetsingskader opgesteld omdat deze aanvragen zeer beperkt zijn. Voor diverse andere toestemmingen in de APV, zoals evenementen, terrassen en standplaatsen, is aanvullend op de bepalingen in de APV beleid vastgesteld.

Aanvragen voor vergunningen en ontheffingen op grond van de Drank- en Horecawet kennen naast de wet geen apart toetsingskader.

Voor het bepalen van het risico bij evenementen is in het kader van de deregulering, maar ook in het kader van veiligheid, een toetsingsmatrix opgenomen in het evenementenbeleid om te bepalen in welke risicoklasse het evenement valt. Dit toetsingsinstrument zal na de dereguleringslag zoveel mogelijk worden geborgd in het VTH-backofficesysteem. Indien sprake is van een hoog risico is de wijze van toetsen in de procesbeschrijving meegenomen en zijn parallel daaraan procesafspraken gemaakt die een bestuurlijke interventie van de burgemeester eerder mogelijk maken voor evenementen met een hoger risico.

Bij het beoordelen van de constructieve veiligheid van tijdelijke bouwobjecten zoals tenten en tribunes is zijn richtlijnen constructieve veiligheid vastgesteld. Deze richtlijnen komen uit de ‘Richtlijn voor Constructieve Toetsingscriteria bij een aanvraag voor een Evenementenvergunning’, opgesteld in november 2015 door het Centraal overleg Bouwconstructies.

Op grond van beleidsnotities worden ontheffingen/ vergunningen verleend voor bijvoorbeeld obstakels op de openbare weg, inclusief terras, uitwegen, berijden van voetgangerszones en parkeren in de blauwe zones.

DEEL C – TOEZICHT EN HANDHAVING 

Doelstellingen

In dit hoofdstuk worden de concrete doelstellingen uitgewerkt die het college heeft geformuleerd voor de uitvoering van de taken op het gebied van toezicht en handhaving. Deze doelstellingen zijn afgeleid uit de in dit hoofdstuk beschreven bestuurlijke missie/visie ten aanzien van VTH van de gemeente Boxmeer. De hieronder genoemde doelstellingen worden geconcretiseerd en geoperationaliseerd in een Uitvoeringsprogram­ma VTH dat jaarlijks door het college wordt vastgesteld. Hieronder worden de doelstellingen en prestatie indicatoren beschreven die tijdens de looptijd van dit Beleidsplan VTH worden gemonitord.

 

  • Doelstellingen

    Prestatie

    indicator

    1

    Voldoen aan de wettelijke Wabo kwaliteitsverplichtingen, zoals vastgelegd in het Bor en het Mor.

    100%

    Toelichting: Met het opstellen en vaststellen van de diverse handhavingsdocumenten wordt aangegeven dat het bestuur warde toekent aan handhaving. De gemeente Boxmeer wil geformuleerd beleid daadwerkelijk uitgevoerd zien worden.

    2

    Het tonen van bestuurskracht en het vergroten van het vertrouwen in het bestuur door handhavingszaken af te ronden.

     100%

    Toelichting: Naar buiten toe laat het bestuur zien dat zij haar handhavingstaak als belangrijk beoordeelt en dat zij ook daarnaar handelt. Er wordt krachtig ingezet op handhaving en preventie

    3

    Het opstellen van een leidraad voor het handhavingsproces.

     100%

    Toelichting: De eigen organisatie weet hoe zij met handhaving in brede zin zal omgaan. De aanpak van handhaving is uniform en transparant.

    4

    Integraal werken en vergroten van de efficiëntie.

     

    Toelichting: Integrale handhaving is te definiëren als het houden van toezicht op de naleving van voorschriften – waar nodig het afdwingen hiervan – waarbij zoveel mogelijk aspecten in één controle worden meegenomen. Door handhaving zoveel mogelijk integraal op te pakken wordt naar efficiencywinst gestreefd.

    5

    Bereiken van een naleefgedrag van 100% na doorlopen van een handhavingstraject.

    100%

    Toelichting: Door gebruikmaking van de ter beschikking staande handhavingsinstrumenten wordt naleving van de desbetreffende regels als het ware afgedwongen.

    6

    Het belonen van goed naleefgedrag.

    100%

    Toelichting: De toezichtfrequentie wordt aangepast door een onderscheid te maken in voorlopers, middenmoters en achterblijver. Het gaat hier voornamelijk om controles milieu.

    7

    De vermindering van het aantal meldingen en klachten.

    -10%

    Toelichting: Deze doelstelling is continu en moet in combinatie worden gezien met de doelstelling tot verbetering van het naleefgedrag in zijn algemeenheid.

    8

    Het maximale percentage gegronde bezwaarschriften.

    5%

    Toelichting: We streven naar kwalitatief goede besluiten. In een zeer gering aantal gevallen (maximaal 5%) kan het nog voorkomen dat een bezwaarschrift / (hoger)beroepschrift gegrond is.

    9

    De afdeling is op maandag t/m vrijdag tussen 08.30-17.00 bereikbaar voor klanten.

    100%

    Toelichting: Indien een terugbelverzoek wordt gemaakt is het in kader van bereikbaarheid van belang dat de klant op korte termijn wordt terug gebeld.

    10

    Gedogen vindt plaats op basis van de gedoogstrategie.

    100%

    Toelichting: Gedogen kan alleen indien voldaan wordt aan de gedoogstrategie. In andere gevallen wordt er niet over gegaan tot gedogen.  

    11

    Het beleid en de verordeningen is actueel conform de actualisatienota van gemeente Boxmeer.

    100%

    Toelichting: In de actualisatienota staat beschreven welke verordeningen en welk beleid moeten worden geactualiseerd.

    12

    Bij conflicten gebruik maken het mediationtraject.

    75 %

    Toelichting: Wij verwachten een betere en snellere oplossing van conflicten door het draagvlak bij beide partijen. De bereidheid voor mediation moet wel aanwezig zijn, omdat het op vrijwillige basis plaatsvindt.

 Prioriteitenstelling

Net als bij vergunningverlening een prioritering wordt aangebracht in de toetsing van aanvragen, zo zal het ook begrijpelijk zijn dat niet elke overtreding (meteen) kan worden opgemerkt. De middelen en capaciteit ontbreken om ‘overal en altijd’ toezicht te houden en juridische handhaving toe te passen. Het is alleen al daarom noodzakelijk een keuze te maken over waarop toezicht moet worden gehouden en waarop een juridisch handhavend traject wordt opgestart.

De overheid kan zich daarom, mits gemotiveerd, beperken tot het verrichten van toezicht en handhaving bij zaken die zij het risicovolst acht en dus prioriteit wenst te geven. Hierbij dient wel een bepaald adequaat niveau te worden gewaarborgd en verwijtbare taakverwaarlozing te worden voorkomen. Met andere woorden; er moet voor worden gezorgd dat de echte risico’s ook daadwerkelijk worden aangepakt. Het kan voorkomen dat een overtreding wordt geconstateerd waarbij op basis van de lage prioritering niet direct actie wordt ondernomen. In dat geval wordt een wrakingsbrief gestuurd. Hierin wordt de overtreder in kennis gesteld van de overtreding waarbij hij op zijn eigen verantwoordelijkheid wordt gewezen om de overtreding ongedaan te maken. Tevens wordt hiermee het recht voorbehouden om in de toekomst sanctionerend op te treden. Zodra in de uitvoering of beleidsmatig aan deze overtredingen meer prioriteit wordt gegeven dan wordt dan bepaald of tegen die overtredingen alsnog wordt opgetreden.

Voor de uitleg van de toegepaste risicosystematiek wordt verwezen naar bijlage 2.

 Uitvoeringsprogramma

Aan de hand van de risicoanalyse en de prioriteitenstelling zal per jaar een Uitvoeringsprogramma VTH worden opgesteld voor de taakvelden Wabo, APV/bijzondere wetten en milieu (Uitvoeringsprogramma Omgevingsdienst Brabant Noord), waarin concreet wordt aangegeven wat de te bereiken doelen voor het desbetreffende jaar zijn en welke acties zullen worden ondernomen om die doelen te bereiken.  Hierbij zijn de doelstellingen en prioriteiten, zoals in voorgaande paragrafen zijn benoemd, leidend. Zie voor een uitgebreidere toelichting op het Uitvoeringsprogramma paragraaf 3.2 van deel A van dit Beleidsplan.

 Monitoring

Om te bezien of doelstellingen worden gehaald moeten de toezichts- en handhavings­activiteiten, de resultaten en voor zover mogelijk de effecten hiervan worden gemonitord.

Voor toezicht worden onder andere de volgende aspecten bijgehouden:

• Hoeveel controles zijn uitgevoerd?

• Hoeveel uren zijn aan toezicht besteed?

• Op welke wijze (integraal of sectoraal) heeft toezicht plaatsgehad?

• Hoeveel overtredingen zijn geconstateerd?

Ook de monitoring van het toepassen van handhavingsinstrumenten kent een aantal meetpunten, te weten de volgende:

• Welk bestuursrechtelijk en strafrechtelijk instrument is gebruikt ten behoeve van

de beëindiging van de overtreding?

• Hebben de toegepaste instrumenten ertoe geleid dat de overtreding is beëindigd?

Bij de gedoogstrategie wordt bijgehouden:

• Welke overtredingen zijn gedoogd?

• Hoeveel overtredingen zijn gedoogd?

• Hoe lang zijn deze gedoogd?

• Is de overtreding beëindigd?

 Strategieën toezicht en handhaving

Op basis van de kwaliteitscriteria moet het bevoegd gezag handelen op grond van strategieën voor het houden van toezicht en het handhaven/gedogen van overtredingen. De strategieën en werkwijzen zijn mede gebaseerd op de uitgangspunten van het door de gemeente vastgestelde beleid op het gebied van de fysieke leefomgeving. De strategieën worden vervolgens uitgewerkt in protocollen voor vergunningverlening (zie hierna hoofdstuk 6). Tot slot bepalen de objectieve criteria voor het uitoefenen van toezicht de diepgang van de diverse werkzaamheden (hoofdstuk 7). Schema­tisch kan dit als hiernaast worden aangeduid:

afbeelding binnen de regeling

Nalevingsstrategie

De gemeente Boxmeer zet verschillende toezicht- en handhavingsinstrumenten in om een goed naleefgedrag te bereiken. Er zijn vijf methoden te onderscheiden om de naleving te verbeteren:

  • 1.

    heldere en handhaafbare vergunningsvoorschriften waardoor het voor de vergunning- en toezichthouder duidelijk is wat er vergund is en tegen welke voorwaarden;

  • 2.

    het bevorderen van de naleving door het houden van toezicht (conform toezichtstrategie);

  • 3.

    het bevorderen van de naleving door burgers en bedrijven actief te informeren en voor te lichten

  • 4.

    het bevorderen van de naleving door repressief optreden (opleggen van sancties conform de landelijke handhavingsstrategie);

  • 5.

    het bevorderen van de naleving door het opschorten van acties (gedogen).

  • 1.

De gemeente Boxmeer streeft naar maximale beïnvloeding van het naleefgedrag door in de diverse fasen het meest geëigende instrument in te zetten. Een goede naleving begint in de vergunningsfase met een heldere en eenduidige vergunning en goed te begrijpen voorschriften. Hiermee wordt het naleven ervan gestimuleerd. Het naleefgedrag van de overtreder en de aard en de ernst van de overtreding is vervolgens in de toezichtfase bepalend voor de keuze van het meest effectieve of passende instrument. In de handhavingsfase is de beslissing welk handhavingsinstrument wordt ingezet, gebaseerd op de grootte van het risico dat met de overtreding gemoeid is. De gemeente zal mild optreden waar het kan en streng optreden waar het moet.

Toezichtstrategie

Toezicht is primair bedoeld om na te gaan of conform de regels wordt gehandeld. Is dat niet het geval, dan zal gebruik worden gemaakt van een van de repressieve handhavingsinstrumenten (toepassen van bestuursdwang, opleggen last onder dwangsom, intrekken van een beschikking, bestuurlijke boete, strafrechtelijke handhaving en privaatrechtelijke handhaving) om de situatie weer in overeenstemming met de regels te brengen.

Op basis van de eisen in het Bor en de landelijke kwaliteitscriteria dient de gemeente te beschikken over een toezichtstrategie. Hierin moet zijn aangegeven welke vormen van toezicht worden onderscheiden en wat de basiswerkwijze daarbij is (die vervolgens in de protocollen nader wordt uitgewerkt). De gemeente Boxmeer sluit voor wat betreft de toezichtstrategie aan bij de Landelijke Handhavingsstrategie.

Communicatie als preventieve handhaving

De gemeente Boxmeer gebruikt voorlichting en communicatie om (een beter) naleefgedrag te bereiken. De gemeente geeft haar inwoners en bedrijven voorlichting over geldende regels en wetten. Daarnaast vindt informatievertrekking plaats langs de volgende kanalen: via e-mail, brochures en internet. Een belangrijke communicatiemiddel is de gemeentelijke website.

Landelijke handhavingsstrategie

Op 4 juni 2014 is de Landelijke Handhavingsstrategie vastgesteld. Aanleiding voor deze landelijke strategie is de wens van alle betrokkenen bij VTH om de organisatie en uitvoering van VTH te verbeteren. Dit omwille van een ‘gelijk speelveld’ voor natuurlijke of rechtspersonen voor wie een bepaalde norm of voorschrift geldt. En ook omwille van een maatschappij die ervan uit mag gaan dat handhavers zodanig optreden dat haar rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft.

De door de gemeente Boxmeer gehanteerde landelijke handhavingsstrategie heeft betrekking op alle overtredingen van de regelgeving van de fysieke leefomgeving. De Landelijke Handhavingsstrategie is bij besluit van 25 augustus 2015 vastgesteld en  geïmplementeerd op 1 januari 2016. De gemeenteraad werd hierover op de dag van het besluit per gemeenteraadsmemo geïnformeerd.

Privaatrechtelijke handhaving

Met privaatrechtelijke handhaving wordt bedoeld dat de gemeente Boxmeer de aan haar in het privaatrecht toegekende bevoegdheden gebruikt om de naleving van rechtsregels te bevorderen. Bij onrechtmatig in gebruik genomen groenstroken door burgers (bijvoorbeeld ter vergroting van achtertuinen) kan de gemeente, door gebruik te maken van haar eigenaarsbevoegdheid, privaatrechtelijk handhaven. Ook privaatrechtelijk kostenverhaal op grond van een onrechtmatige daadsactie kan tot de mogelijkheden behoren, bijvoorbeeld bij het opruimen van olie op de weg.

Als de gemeente Boxmeer wil handhaven, staat het haar niet vrij om naar believen gebruik te maken van het publiekrecht dan wel van het privaatrecht. De Windmill-doctrine vormt de maatstaf om te bepalen of het privaatrecht mag worden aangesproken om een voor de gemeente ongewenste c.q. strijdige situatie te beëindigen. Deze doctrine houdt in dat geen gebruik mag worden gemaakt van het privaatrecht wanneer hetzelfde resultaat kan worden bereikt via de bestuursrechtelijke (handhavings)weg. In een dergelijke situatie zou de publiekrechtelijke regeling op onaanvaardbare wijze worden doorkruist. Gelet hierop wordt primair ingezet op bestuursrechtelijk handhaven.

Gedoogstrategie

Gedogen houdt eenvoudigweg in dat niet wordt opgetreden tegen een situatie, die strijdig is met de geldende regels. Gelet op de beginselplicht tot handhaving en de serieuze aanpak van de gemeente Boxmeer van handhaving zal gedogen zich slechts in uitzonderlijke situaties (kunnen) voordoen. Uitgangspunt in de gemeente Boxmeer is dat indien er gedoogd wordt, het rijksbeleid zoals vastgelegd in de nota “grenzen aan gedogen” als uitgangspunt wordt genomen. Uitsluitend indien sprake is van bijzondere omstandigheden en het zorgvuldig afwegen van de betrokken belangen (bijvoorbeeld het door de overtreden rechtsregel beschermde belang, de belangen van derden en de belangen van de overtreder) daartoe aanleiding geven, kan het gerechtvaardigd of zelfs noodzakelijk zijn dat van bestuursrechtelijk handhavend optreden wordt afgezien. Deze stelregel vloeit voort uit de jurisprudentie aangaande handhaven en gedogen.

Onverminderd het vereiste van een zorgvuldige belangenafweging bij iedere overtreding, komen in principe de volgende situaties voor het afzien van bestuursrechtelijk handhavend optreden in aanmerking.

1. Overmachtssituaties : Het gaat hierbij om onvoorziene situaties (bijvoorbeeld calamiteiten), die niet voor legalisatie in aanmerking komen, maar waarbij de overtreder geen enkel verwijt kan worden gemaakt. De belangenafweging kan in die situaties ertoe nopen dat de overtreding tijdelijk wordt gedoogd.

2. Situaties waarin handhavend optreden onevenredig is : Kenmerk van deze situaties is dat geen sprake is van overmacht of van zicht op legalisatie van de overtreding op afzienbare termijn, maar wel van één of meer zodanig bijzondere omstandigheden, dat de belangenafweging aanleiding geeft om af te zien van bestuursrechtelijk handhavend optreden. Het gaat om situaties, waarin handhavend optreden (na afweging van de betrokken belangen) onevenredig moet worden geacht en wegens die grond achterwege dient te blijven.

3. Situaties waarin sprake is van concreet zicht op legalisatie: Concreet zicht op legalisatie van de overtreding is de voornaamste bijzondere omstandigheid die leidt tot het afzien van handhavend optreden. Is daarvan sprake, dan is het belang om handhavend op te treden relatief gering en wordt het toepassen van een bestuursrechtelijke maatregel veelal onrechtmatig geacht. Reden waarom in deze situaties in de regel geen daadwerkelijk gebruik kan worden gemaakt van de handhavingsbevoegdheid.

Gedogen kan uitsluitend actief, dus op basis van een expliciet (schriftelijk) besluit. Stilzwijgend gedogen is niet toegestaan. Het beleid voorziet voor situaties waarin wegens overmacht of onevenredigheid wordt gedoogd in een gedoogbeschikking.

Een gedoogbeschikking wordt in principe verleend voor een zo kort mogelijke, concrete termijn. Slechts in uitzonderingsgevallen kan deze worden verleend voor onbepaalde duur (bij geringe inbreuk) of is een persoonsgebonden gedoogbeschikking mogelijk. Voor wat betreft de geldigheidsduur van een dergelijk besluit wordt aangesloten bij het moment waarop de overtreding c.q. het concrete zicht op legalisatie eindigt. Overigens staat bij het afzien van handhaven het door de overtreden rechtsregel beschermde belang (de beleidsdoelstelling) centraal. Er dienen zodanig strikte voorwaarden te worden gesteld dat dit belang genoegzaam is gewaarborgd en materieel gezien geen verslechtering optreedt ten opzichte van een legale situatie (past bij de belangenafweging en wordt marginaal getoetst).

Klachten, verzoeken om handhaving en mediation

Schriftelijke verzoeken om handhaving die voldoen aan het bepaalde in de Algemene Wet bestuursrecht zullen in principe conform de hiervoor geldende regels worden afgehandeld. Bij de afhandeling van de verzoeken om handhaving en klachten zullen de in dit Beleidsplan genoemde prioriteiten in de handhaving leidend zijn. Ook het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid veel meer bij de burgers en de bedrijven ligt, zal, bij de afweging van de beslissing op de klacht en het verzoek, een belangrijke rol spelen. Dit kan betekenen dat de gemeente zich niet bij elke klacht/verzoek geroepen zal voelen om handelend op te treden, maar de verantwoordelijkheid voor het oplossen hiervan bij de burger en het bedrijf zal leggen.

De gemeente Boxmeer maakt bij conflicten met burgers en bedrijven meer gebruik van het mediationtraject (bemiddeling). Mediation wordt vooral zinvol geacht bij slepende kwesties, die veel tijd en geld kosten. Mediation heeft vele voordelen. De gemeente Boxmeer verwacht een betere en ook snellere oplossing van conflicten, door het draagvlak bij beide partijen. Mediation zorgt voor wederzijds respect en begrip en het betekent dat de gemeente een luisterend oor heeft voor klachten. De kwaliteit van dienstverlening wordt op die manier vergroot.

 Protocollen: beschrijven van werkprocessen

Conform de eisen uit de Wabo en de landelijke kwaliteitscriteria dient het toezichthoudend en handhavend bevoegd gezag te handelen op grond van protocollen voor de voorbereiding en uitvoering van haar Wabo taken. Dit om de kwaliteit van de toezicht en handhaving te borgen. De gemeente dient de werkprocessen voor de voorbereiding en uitvoering van de Wabo-taken in protocollen vast te leggen. Deze protocollen zijn (mede) gebaseerd op de hierboven beschreven strategieën.

De volgende processen dienen voor het Wabo-toezicht en de Wabo-handhaving te worden beschreven:

 

  • 1.

    Voorbereiden van controles;

  • 2.

    Uitvoeren van controles;

  • 3.

    Versturen verslag en brief;

  • 4.

    Toepassen van sancties;

  • 5.

    Handhavingsstrategie;

  • 6.

    Gedoogstrategie;

  • 7.

    Behandelen van klachten;

  • 8.

    Spoedzaken.

 

De beschreven werkprocessen vormen zoveel mogelijk de basis voor het inrichten/optimaliseren van het digitale systeem, waarin de uit te voeren VTH-taken worden afgehandeld.

 Objectieve criteria: gebruik van vastgelegde werkinstructies

In de kwaliteitscriteria 2.1 wordt voorgeschreven dat het bevoegd gezag criteria moet formuleren waarmee de diepgang wordt bepaald voor het uitoefenen van toezicht. In de formulering van deze objectieve criteria wordt aansluiting gezocht bij de risicoafweging die ten grondslag ligt aan de programmering van de VTH-taken.

Objectieve criteria voor het bouw- en milieutoezicht

Voor het taakveld bouwtoezicht dient de gemeente overeenkomstig de landelijke kwaliteitscriteria toezicht uit te oefenen op basis van een systematiek die risico’s bepaalt van de bouwwerken en accenten legt in het toezichtsproces, zoals omschreven in het Integraal Toezicht Protocol (ITP) of een systematiek met vergelijkbare diepgang. De gemeente Boxmeer heeft dit toezichtsniveau (nog) niet vastgesteld. Conform de doelstelling in onderhavig Beleidsplan VTH zal de gemeente bij de uitvoering van het bouwtoezicht minimaal het basisniveau uit het ITP hanteren.

Bouwtoezicht heeft in het verleden tijdelijk plaatsgevonden door de Omgevingsdienst. De omgevingsdienst werkte op basis van het ITP. De gemeente zal op korte termijn ook het ITP vaststellen. Voor het milieutoezicht op bedrijven worden door de gemeente werkinstructies (in de vorm van checklists) gebruikt die uniform zijn vastgesteld in de ODBN.