Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2016

Geldend van 25-12-2015 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2016

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1. Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder “gebruik maken” in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3. Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en tarief

  • 1. De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1, 2, 3 en 4 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de belasting als bedoeld in hoofdstuk 4 van de tarieventabel wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6. Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1, 2 en 3 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 4 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van een mondelinge kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 en 2 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt, voor zover de wijze van afvalinzameling door de verhuizing niet wijzigt (of artikel 1.1.1.1/1.1.2.1 of artikel 1.1.1.2/1.1.2.2 blijft van toepassing).

  • 5. De belasting bedoeld in hoofdstuk 3 en 4 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 9. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de op grond van hoofdstuk 1, 2 en 3 van de tarieventabel geheven belasting worden betaald:

    • a.

      in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 5.000,00 , uiterlijk één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet;

    • b.

      in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00 , in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor zover de aanslagen worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00 , en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor zover de aanslagen niet worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00 , en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de op grond van hoofdstuk 4 van de tarieventabel geheven belasting worden betaald op het moment van het doen van de kennisgeving.

  • 5. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 10. Belastbaar feit

Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11. Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 12. Maatstaf van heffing en tarief

De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 5 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 13. Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14. Wijze van heffing

De rechten bedoeld in hoofdstuk 5 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

Artikel 15. Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 5 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 16. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de op grond van hoofdstuk 5 van de tarieventabel geheven rechten worden betaald:

    • a.

      in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 5.000,00 , uiterlijk één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet;

    • b.

      in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00 , in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor zover de aanslagen worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00 , en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor zover de aanslagen niet worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00 , en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 17. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten.

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2015" van 4 november 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2016".

Bijlage Tarieventabel behorende bij de Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2016 gemeente Boxtel

Algemeen: De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

Hoofdstuk

Omschrijving

Tarief

 

AFVALSTOFFENHEFFING

 

1

Basistarieven

 

1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door:

 

1.1.1

één persoon

 

1.1.1.1

indien de afvalinzameling plaatsvindt door middel van containers die voor een individueel perceel gebruikt kunnen worden

€ 138,00

1.1.1.2

indien de afvalinzameling plaatsvindt door middel van containers of andere inzamelsystemen die ten behoeve van meerdere percelen gebruikt kunnen worden

€ 168,00

1.1.2

twee of meer personen

 

1.1.2.1

indien de afvalinzameling plaatsvindt door middel van containers die voor een individueel perceel gebruikt kunnen worden

€ 168,00

1.1.2.2

indien de afvalinzameling plaatsvindt door middel van containers of andere inzamelsystemen die ten behoeve van meerdere percelen gebruikt kunnen worden

€ 250,00

2

Toeslagen: containers

 

2.1

Onverminderd het bepaalde in 1.1.1.1. en 1.1.2.1. bedraagt de belasting voor het in bruikleen hebben van:

 

2.1.1

een container van 240 liter (in plaats van een container van 140 liter), bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval, per container per belastingjaar

€ 23,00

2.1.1

een extra container (= boven de 1e container) bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval, per extra container per belastingjaar

 

2.1.1.1

voor een 140 liter container

€ 43,00

2.1.1.2

voor een 240 liter container

€ 43,00

2.1.2

een extra container (= boven de 1e container) bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen (restafval), per extra container, eenmalig te berekenen:

 

2.1.2.1

voor een 140 liter container

€ 50,00

2.1.2.2

voor een 180 liter container

€ 50,00

2.1.2.3

voor een 240 liter container

€ 50,00

3

Toeslagen: ledigingen

 

3.1

Onverminderd het bepaalde in 1.1.1.1. en 1.1.2.1. bedraagt de belasting per keer dat een container voor overige huishoudelijke afvalstoffen (restafval) wordt geledigd

 

3.1.1

voor een 140 liter container

€ 3,67

3.1.2

voor een 180 liter container

€ 4,72

3.1.3

voor een 240 liter container

€ 6,29

4

Overig

 

4.1

Onverminderd het bepaalde in 1 bedraagt de belasting voor het ter beschikking stellen van een knippenkaart ten behoeve van het op de milieustraten van de gemeente aanbieden dan wel op aanvraag inzamelen van de hierna nader aangeduide huishoudelijke afvalstoffen:

 

4.1.1

voor een kaart met 5 knippen

€ 10,00

4.2

Het aantal knippen is voor het op de milieustraten van de gemeente aanbieden van:

 

4.2.1

sloophout, per m3

5 knippen

4.2.2

vlakglas, per m3

17 knippen

4.2.3

schoon puin, per m3

6 knippen

4.2.4

autobanden zonder velg, per band

1 knip

4.2.5

autobanden met velg, per band

2 knippen

4.2.6

tractorbanden, per band

10 knippen

4.2.7

vuilniszakken, per zak

1 knip

4.2.8

tuinafval, per m3

1 knip

4.2.9

schone grond, per m3

15 knippen

4.2.10

bielzen, per stuk

5 knippen

4.2.11

bankstellen, per set

10 knippen

4.2.12

C-hout (hout dat met chemicaliën is behandeld), per m3

8 knippen

4.2.13

Gips, per m3

8 knippen

4.2.14

overige grove afvalstoffen, per m3 of per 100 kg

10 knippen

4.3

Geen knippen worden afgeschreven voor het op de milieustraten van de gemeente aanbieden van klein chemisch afval, wit- en bruingoed, asbest, glas (met uitzondering van vlakglas), textiel, papier, metalen, hard plastic, plastic verpakkingen en piepschuim.

 

4.4

Indien de afvalstoffen bedoeld in 4.2 op aanvraag ingezameld worden, wordt het aantal knippen verhoogd met

6 knippen

4.5

Indien het aantal knippen bedoeld in 4.2 gebaseerd wordt op de omvang (m3) van hetgeen aangeboden wordt, geschiedt de bepaling van de omvang door middel van een schatting welke van gemeentewege wordt gemaakt.

 

4.6

Voor wat betreft de afvalstoffen zoals genoemd in 4.2.14 wordt het aantal knippen in beginsel conform het bepaalde in 4.5 gebaseerd op de omvang (m3) van hetgeen aangeboden wordt. Indien de aanbieder van de betreffende afvalstoffen het echter wenselijk acht dat het aantal knippen gebaseerd wordt op het gewicht van hetgeen aangeboden wordt, geschiedt de bepaling van het gewicht door middel van weging op een van gemeentewege aangewezen weegbrug. De kosten van het wegen zijn voor rekening van de aanbieder.

 

5

Reinigingsrechten

 

5.1

Het recht als bedoeld in artikel 10 van de "Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2016” bedraagt voor het beschikbaar stellen van bedrijfsminicontainers voor het periodiek verwijderen van afvalstoffen, afkomstig van niet-particuliere huishoudens per belastingjaar

€ 166,98

5.2

Onverminderd het bepaalde in 5.1 bedraagt het recht per keer dat een bedrijfsminicontainer wordt geledigd

 

5.2.1

voor een 140 liter container

€ 4,44

5.2.2

voor een 180 liter container

€ 5,71

5.2.3

voor een 240 liter container

€ 7,61