Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2017

Geldend van 23-12-2016 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2017

De raad van de gemeente Boxtel;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 november 2016;

gelet op de artikel 228 van de Gemeentewet;

b esluit :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2017

Artikel 1. Voorwerp van belasting; belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt ter zake van het hebben van voorwerpen op voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond een belasting geheven overeenkomstig de navolgende bepalingen.

Artikel 2. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    jaar: een kalenderjaar;

  • b.

    kwartaal: een kalenderkwartaal;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • d.

    week: een kalenderweek;

  • e.

    dag als bedoeld in artikel 6 van deze verordening: een kalenderdag;

  • f.

    dag als bedoeld in artikel 4 en 5 van deze verordening en in de bij deze verordening behorende tarieventabel: een periode van acht achtereenvolgende uren;

  • g.

    vrije zondagen-regeling: het innemen van standplaats met kramen, wagens, manden of andere voorwerpen van waren en/of het uitstallen van goederen op de openbare grond, in het kader van een evenement op een van de dagen waarop de vrijstelling als bedoeld in artikel 2 van de Winkeltijdenwet van toepassing is;

  • h.

    standplaats: een met vergunning ingenomen plaats met kramen, wagens, manden of andere voorwerpen van waren en/of voor het uitstallen van goederen op de openbare grond, voor de verkoop van waren op een van de locaties waarop het standplaatsenbeleid van toepassing is. Het in de vorige volzin genoemde standplaatsenbeleid wordt op een bij deze verordening behorende gewaarmerkte bijlage aangegeven.

Artikel 3. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van:

  • a.

    degene die één of meer voorwerpen op voor de openbare dienst bestemde gemeente-grond heeft;

  • b.

    de vergunninghouder, die op basis van een vergunning gerechtigd is tot het innemen van een standplaats, indien de bij onderdeel a genoemde belastingplichtige niet bekend is, voor wat betreft de heffing van de belasting ingevolge onderdeel 1 van de bij deze verordening gevoegde tarieventabel;

  • c.

    de organisator of organisatoren, die op basis van de vrije zondagen-regeling gerechtigd is een standplaats dan wel standplaatsen in te nemen of in te laten nemen, indien de bij onderdeel a en b genoemde belastingplichtigen niet bekend zijn, voor wat betreft de heffing van de belasting ingevolge onderdeel 1 van de bij deze verordening gevoegde tarieventabel.

Artikel 4. Heffingsmaatstaf en tarief

  • 1. De belasting wordt geheven naar het aantal eenheden, bepaald en berekend aan de hand van de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, artikel 5 en van de in de tabel gegeven aanwijzingen.

  • 2. Bij het hebben van voorwerpen op voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt de oppervlakte bepaald conform het gestelde in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 3. Voor de berekening van de belasting wordt een gedeelte van een eenheid van oppervlakte voor een geheel gerekend.

  • 4. Voor de toepassing van de verordening wordt een gedeelte van een jaar, kwartaal, maand, week of dag respectievelijk aangemerkt als een heel jaar, kwartaal, hele maand, week of dag.

Artikel 5. Belastingtijdvak

Indien de belasting wordt geheven naar jaartarieven is het belastingtijdvak het kalenderjaar waarin de voorwerpen aanwezig zijn. In de overige gevallen is het belastingtijdvak het kwartaal, de maand, de week of de dag waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde belasting

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Ten aanzien van de gevallen als bedoeld in onderdeel 2.1.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel geldt dat, indien de belastingplicht in de loop van de periode zoals genoemd in onderdeel 2.1.1. aanvangt, de belasting verschuldigd is voor zoveel tweehonderdveertienste gedeelten van de voor het belastingtijdvak verschuldigde belasting als er in de periode zoals genoemd in onderdeel 2.1.1, na het tijdstip waarop de belastingplicht aanvangt, nog volle dagen overblijven.

  • 3. Ten aanzien van de gevallen als bedoeld in onderdeel 1.1, voor zover een tarief per jaar wordt berekend, en 3.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel geldt dat, indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, de belasting verschuldigd is voor zoveel driehonderdvijfenzestigste gedeelten van de voor het belastingtijdvak verschuldigde belasting als er in het belastingtijdvak, na het tijdstip waarop de belastingplicht aanvangt, nog volle dagen overblijven.

  • 4. Ten aanzien van de gevallen als bedoeld in onderdeel 2.1.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel geldt dat, indien de belastingplicht in de loop van de periode zoals genoemd in onderdeel 2.1.1. eindigt, ontheffing verleend wordt voor zoveel tweehonderdveertienste gedeelten van de voor het belastingtijdvak verschuldigde belasting als er in de periode zoals genoemd in onderdeel 2.1.1, na het tijdstip waarop de belastingplicht eindigt, nog volle dagen overblijven.

  • 5. Ten aanzien van de gevallen als bedoeld in onderdeel 1.1, voor zover een tarief per jaar wordt berekend, en 3.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel geldt dat, indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, ontheffing verleend wordt voor zoveel driehonderdvijfenzestigste gedeelten van de voor het belastingtijdvak verschuldigde belasting als er in het belastingtijdvak, na het tijdstip waarop de belastingplicht eindigt, nog volle dagen overblijven.

Artikel 7. Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota, aanslag of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de

schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8. Tijdstip van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de belasting worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 7:

    • a.

      mondeling wordt gedaan: op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan: op het moment van uitreiken van de kennisgeving.

  • 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de belasting worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 7 wordt toegezonden in de vorm van een aanslag:

    • a.

      in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 5.000,00 , uiterlijk één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet;

    • b.

      in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00 , in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede twee maanden later.

  • 3. In afwijking in zoverre van het tweede lid geldt, voor zover de aanslagen worden opgelegdin het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. In afwijking in zoverre van het tweede lid geldt, voor zover de aanslagen niet worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00 , en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de belasting worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 7 wordt toegezonden in de vorm van een andere schriftuur dan een aanslag: binnen één maand na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 6. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gesteldetermijnen.

Artikel 9. Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening precariobelasting 2016” van 15 december 2015, wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekend-making.

  • 3. In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de belasting in die periode plaatsvindt.

  • 4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 5. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening precariobelasting 2017".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 20 december 2016.
De gemeenteraad van Boxtel,
waarnemend griffier,
mw. I.H.M. Smits
de voorzitter,
M. Buijs

Bijlage Tarieventabel precariobelasting 2017

Tarieventabel precariobelasting 2017

Bijlage Standplaatsenbeleid precariobelasting 2017

Standplaatsenbeleid precariobelasting 2017