Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende subsidie Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017

Geldend van 18-05-2017 t/m 22-06-2017

Intitulé

Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017

Hoofdstuk 1 Algemene nadere regels

Artikel Definities

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

ASV: Algemene Subsidieverordening Breda 2011 en de hierna volgende wijzigingen.

Vastgesteld beleidskader: een door de raad vastgesteld document waarin de beleidsdoelen op een bepaald terrein zijn vastgesteld. Het vormt het kader waarbinnen alle (keuzes voor) inspanningen en beoogde resultaten dienen plaats te vinden.

Maatschappelijk effect: een op langere termijn beoogde verandering in een situatie of bij een doelgroep, die een positieve uitwerking heeft op verschillende delen van de samenleving.

Beleidsdoel: een doel dat zich richt op binnen een termijn beoogde concrete (meetbare) veranderingen in een situatie of bij een doelgroep die een directe bijdrage leveren aan het realiseren van geformuleerde maatschappelijke effecten.

Resultaat(afspraken): een concrete, waarneembare en toetsbare in woorden beschreven opbrengst, zonder gekwantificeerde normen, die een directe bijdrage levert aan het beoogde beleidsdoel.

Prestatie(afspraken): een prestatie die overeenkomt met een resultaat, maar is aangevuld met een gekwantificeerde norm.

Code of Good Governance: een code met daarin de waarborgen van samenhang en transparantie in het bestuur en toezicht van een organisatie, met het oog op een efficiënte en effectieve realisatie van beleidsdoelstellingen. Voor verschillende sectoren is in dit kader een eigen code ontwikkeld.

Duurzaam ondernemen: een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap waarbij mens, milieu en middelen in balans zijn.

BOB: het Bestuurlijk Overleg Breda waarin de bestuurders uit het primair en voortgezet onderwijs in Breda zitting hebben.

Sociaalculturele accommodatie: een door het college als zodanig benoemde accommodatie.

Culturele organisatie: een organisatie met een in de statuten verankerde culturele doelstelling en die niet valt onder de bepaling van de amateurkunst. Deze organisatie produceert zelf geen kunst maar bemiddelt tussen publiek en artiest en organiseert optreedmogelijkheden.

Amateurkunstorganisatie: een organisatie met een artistiek inhoudelijke doelstelling waarvan de deelnemers een bepaalde kunstvorm beoefenen op niet-professionele basis.

Artistieke leiding: de artistieke leiding (dirigent, choreograaf, regisseur, docent) van een (amateur)kunstorganisatie die beschikt over professionele deskundigheid binnen de specifieke kunstdiscipline, aantoonbaar door diploma’s van erkende opleiding(en).

Culturele makers: mensen die op professionele basis een bepaalde kunstvorm beoefenen en daartoe een professionele opleiding hebben afgerond of op basis van ervaring de noodzakelijke culturele competenties hebben opgebouwd.

Erfgoedorganisaties: organisaties die het cultureel erfgoed als hun aandachtsgebied beschouwen. Cultureel erfgoed omvat die materiële, immateriële, zichtbare en onzichtbare overblijfselen van onze maatschappelijke ontwikkeling, die het college waardevol vindt voor ons gemeenschappelijke geheugen en onze identiteit.

Subsidiabele kosten monumenten: kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden.

Inspectierapport: rapport met betrekking tot een beschermd monument dat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft en dat is opgesteld door een naar het oordeel van het college ter zake deskundige persoon of instantie.

Zelfstandig onderdeel: het onderdeel van een beschermd monument dat is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid en deel is van een park of tuinaanleg behorend aan één eigenaar.

Aangewezen organisaties voor monumentenbehoud: een privaatrechtelijke rechtspersoon die ten minste tien beschermde monumenten in eigendom heeft, en naar het oordeel van het college beschikt over voldoende professionele deskundigheid.

Schoolsporttoernooien: een- of meerdaagse sportwedstrijden, met deelname van scholenteams bestaande uit leerlingen van het primair en/of voortgezet onderwijs, met een minimale deelname van tien Bredase scholen voor primair onderwijs of vier Bredase scholen voor voortgezet onderwijs.

Side-events: sportactiviteiten die aangeboden worden naast het wedstrijdprogramma van een topsportevenement, die onder verantwoordleijkheid van dezelfde organisatie georganiseerd worden en die tot doel hebben een breed publiek met de betreffende sport kennis te laten maken.

Sportvereniging: een vereniging die activiteiten organiseert die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF en die is aangesloten bij een overkoepelende organisatie, dan wel een organisatie die activiteiten organiseert die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding een en ander ter beoordeling van het college.

Sportgala: een evenement waar op waardige wijze Bredase sporters (of sporters die lid zijn van een Bredase sportvereniging) worden geerd voor hun prestaties in het afgelopen jaar en waarbij onder andere de sportvrouw, -man, -ploeg en -talent van het jaar worden gekozen.

Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

Mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent.

Zorgvrager: een persoon die woonachtig is in de gemeente Breda en die mantelzorg ontvangt.

Geregistreerde mantelzorger: een geregistreerde mantelzorger.

Crowdfunden:“Het financieren van een project, initiatief of onderneming door middel van vele relatief lage donaties of investeringen van een (grote) groep mensen (de crowd), meestal via het internet”. Oftewel het financieren van een specifiek doel met een grote groep mensen om het doel mogelijk te maken. Meestal gebeurt dit op het internet via een crowdfunding platform.

Artikel 1.1 Algemene nadere regels

  • 1. De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle subsidieaanvragen die het college behandelt met uitzondering van de subsidies die direct en onverkort voortvloeien uit Europees, rijks- of provinciaal beleid, alsmede met uitzondering van aanvragen voor subsidie waarop hoofdstuk 2 van toepassing is.

  • 2. Een subsidieaanvraag, die naar het oordeel van het college, niet of niet in voldoende mate voldoet aan een of meer ingevolge de nadere regels op die aanvraag van toepassing zijnde criteria komt niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.2 Beleidsdoelen

  • 1. Activiteiten dienen onderbouwd en aantoonbaar een bijdrage te leveren aan een of meerdere door de raad vastgestelde beleidsdoelen, welke verwoord zijn in vastgestelde beleidskaders.

  • 2. Uit de subsidieaanvraag wordt helder hoe de beoogde doelgroep(en) bereikt wordt/ worden en met welk beoogd resultaat. Het resultaat is SMART omschreven en bevat in ieder geval het beoogd aantal gebruikers/bezoekers/deelnemers/leden en geeft inzicht in hoe het resultaat wordt vastgelegd.

  • 3. Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen wordt getoetst in hoeverre zij voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      De mate van duurzaamheid van de beoogde resultaten, in hoeverre gaat het hier om langdurige effecten en inbedding in het reguliere activiteitenprogramma.

    • b.

      De mate van innovatie, in hoeverre is sprake van vernieuwing ten opzichte van het bestaande stedelijke aanbod.

    • c.

      De mate van uitvoerbaarheid, in hoeverre zijn activiteiten uitvoerbaar, is de begroting realistisch en is de organisatie solide.

    • d.

      De mate van gebiedsgerichte aanpak, in hoeverre is er sprake van ketenaanpak van activiteiten in eenzelfde gebied/wijk/buurt.

Artikel 1.3 Doelmatigheid

  • 1. Voorwaarde is een realistische verhouding tussen de verwachte resultaten en de gevraagde gemeentelijke bijdrage.

  • 2. De inzet van professionals is kwalitatief en kwantitatief in verhouding tot de te organiseren activiteiten en wordt ingezet tegen een realistische kostprijs.

  • 3. De kostprijs is bepaald op basis van een integrale kostprijs en is opgebouwd uit de volgende elementen: personele lasten, huisvestingslasten, overhead, activiteitlasten en organisatielasten.

  • 4. In de subsidieaanvraag wordt helder welke bijdrage van de beoogde doelgroep wordt gevraagd in financiële dan wel in personele zin.

Artikel 1.4 Samenwerking

  • 1. Bij een subsidieaanvraag dient te worden aangetoond dat wordt aangesloten bij én wordt samengewerkt met voorzieningen en/of organisaties in de keten.

  • 2. Subsidieaanvragen die samenwerking in een ketenaanpak beogen, worden in gezamenlijkheid door de ketenpartners ingediend.

  • 3. Subsidieaanvragen die samenwerking op het gebied van preventie, signalering, vroeghulp en behandeling beogen worden in gezamenlijkheid ingediend door ketenpartners, zowel vrijwilligersorganisaties of initiatieven als professionals.

  • 4. Het college kan advies vragen aan het Bestuurlijk Overleg Breda (BOB) voor wat betreft nieuwe subsidieaanvragen voor activiteiten die in en om school plaatsvinden.

Artikel 1.5 Projectsubsidie

  • 1. Een projectsubsidie is afgebakend in tijd en middelen en kan uitsluitend worden verstrekt voor zover dienaangaande specifieke nadere regels zijn gesteld.

  • 2. Het beschikbare budget voor alle projectsubsidies is het door het college vastgestelde subsidieplafond.

  • 3. Ten behoeve van een evenwichtige verdeling over het jaar van de projectsubsidies wordt dit budget verdeeld over vier kwartalen, waarbij geldt dat voor het eerste kwartaal maximaal 40% van het budget wordt besteed en er voor het vierde kwartaal nog minimaal 20% van het budget beschikbaar moet zijn.

Artikel 1.6 Jaarlijkse subsidie

  • 1. Jaarlijkse subsidie wordt alleen verstrekt aan organisaties die een aantoonbare rol in de maatschappelijke keten innemen en het meest optimaal bijdragen aan de beoogde resultaten, conform het gestelde in artikel 1.2 van deze nadere regels.

  • 2. Voor organisaties die een jaarlijkse subsidie aanvragen van € 50.000,-, of meer én professionele krachten in dienst hebben, gelden daarnaast in ieder geval de volgende criteria:

    • a.

      de efficiënte en effectieve manier om mensen vooruit te helpen in het leven;

    • b.

      de vernieuwing in de werkwijze;

    • c.

      de samenwerking;

    • d.

      wijkgericht werken;

    • e.

      de mate waarmee met vrijwilligers gewerkt wordt (vrijwillig waar het kan, professioneel waar het moet);

    • f.

      de inclusieve aanpak;

    • g.

      veilig (vrijwilligers)werk;

    • h.

      het toepassen van de ‘Code Good Governance’ voor de sector. Deze toepassing van de code wordt verantwoord in het jaarverslag.

  • 3. De organisaties nemen in hun aanvraag op, op welke wijze en in welke mate zij duurzaam ondernemen en social return implementeren in hun bedrijfsvoering. Zij verantwoorden dit in hun jaarverslag.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in de vorige leden, geldt voor organisaties die een jaarlijkse subsidie ontvangen van € 150.000,- of meer en een of meer professionele krachten in dienst hebben, de voorwaarde dat ten minste 5% van het ontvangen subsidiebedrag wordt besteed aan de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt uit de doelgroep Social Return zoals genoemd in het vijfde lid. Deze inzet geschiedt op de volgende wijze, overeenkomstig het bepaalde in de bijlage bij deze nadere regels:

    • a.

      De subsidieontvanger biedt personen die behoren tot de doelgroep een dienstverband, stageplaats of werkervaringsplaats aan. Indien hij dit wenst, kan de subsidieontvanger het gemeentelijk loket Social Return betrekken bij de selectie en aanlevering van deze personen. De begeleiding van deze personen is de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger.

    • b.

      In het geval dat de inzet van personen met een afstand tot de arbeidsmarkt door de subsidieontvanger naar het oordeel van het college aantoonbaar niet mogelijk is, kan het college na overleg met de subsidieontvanger een creatieve invulling van Social Return opleggen. Onder creatieve invulling wordt verstaan het uitvoeren en/of mogelijk maken van activiteiten die ten goede komen aan de ontwikkeling, participatie en re-integratie van de doelgroep Social Return.

  • 5. De doelgroep Social Return bestaat uit:

    • a.

      personen die geregistreerd staan in het doelgroepenregister bij het UWV voor de Banenafspraak;

    • b.

      personen met een uitkering van een gemeente op grond van de Participatiewet (voorheen Wwb), IOAW of IOAZ.

    • c.

      personen met een uitkering van het UWV op grond van de WAO, WIA, WAZ of Wajong;

    • d.

      personen met een WSW-indicatie;

    • e.

      personen met een WW-uitkering;

    • f.

      personen die in aanmerking komen voor een leerwerkovereenkomst (BBL) of stage-overeenkomst (BOL) die opleidt tot niveau 1 of niveau 2. De subsidieontvanger sluit met deze personen een dergelijke overeenkomst.

    • g.

      leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) en praktijkonderwijs (PRO). De subsidieontvanger sluit met deze leerlingen een stage-overeenkomst voor een arbeidstoeleidingsstage.

  • 6. Het college ziet af van het opleggen van de in het vorige lid genoemde voorwaarden indien de subsidieontvanger minimaal voldoet aan trede 2 van de Prestatieladder Socialer Ondernemen.

  • 7. Het college kan gelet op de aard of duur van de activiteit waar de subsidie betrekking op heeft, dan wel gelet op de regionale arbeidsmarktsituatie afwijken van het percentage als genoemd in het vierde lid, indien toepassing van het percentage naar oordeel van het college tot onevenredige gevolgen zou leiden voor de subsidieontvanger.

Artikel 1.7 Algemeen

  • 1. Activiteiten moeten beschikbaar zijn voor alle inwoners van Breda, uitgangspunt is zoveel mogelijk inclusief aanbod.

  • 2. Voor alle subsidies boven de € 5.000,- wordt maximaal 95% van de subsidie bevoorschot. De resterende 5% wordt uitgekeerd indien de vaststelling van de subsidie daar aanleiding toe geeft.

  • 3. Voor alle subsidies boven de € 100.000,- geldt dat 95% wordt uitbetaald in termijnen; het college is bevoegd hiervan, gelet op de situatie, af te wijken. De resterende 5% wordt uitgekeerd indien de definitieve vaststelling van de subsidie daar aanleiding toe geeft.

  • 4. Jubilea en reprises en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten als zodanig kunnen niet in aanmerking komen voor subsidie.

Hoofdstuk 2 Nadere regels voor het sociale domein.

Paragraaf 2.1 Algemene bepalingen

2:1: toepassingsbereik

  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op een of meer van de terreinen zoals beschreven in het kader ‘Breda Doet, samen verder!’

  • 2. Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid is hoofdstuk 1 van de nadere regels (‘algemene nadere regels’) niet van toepassing, tenzij een of meerdere bepalingen uit hoofdstuk 1 in deze paragraaf uitdrukkelijk van toepassing zijn verklaard.

  • 3. Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid is dit hoofdstuk niet van toepassing indien op de aanvraag specifieke nadere regels als bedoeld in hoofdstuk 3 en verder van de nadere regels van toepassing zijn.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, is artikel 1.6 wel van toepassing op aanvragen als bedoeld in het eerste lid.

2:2: soorten subsidie

  • 1. Er wordt onderscheid gemaakt tussen basissubsidies, wijksubsidies en subsidies op het terrein van de ontwikkelagenda sociaal domein.

  • 2. Basissubsidies zijn subsidies die zijn bestemd voor activiteiten of initiatieven waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een of meer van de vooraf gestelde gewenste doelen en resultaten op een van de terreinen als bedoeld in het kader ‘Breda Doet, samen verder!’ en voor zover de subsidies niet zijn aan te merken als wijksubsidies.

  • 3. Wijksubsidies zijn subsidies die zijn bestemd voor initiatieven die de leefbaarheid en maatschappelijke betrokkenheid van bewoners bij hun eigen wijk of directe woonomgeving stimuleren en bevorderen. Onder leefbaarheid wordt daarbij verstaan, de mate waarin de leefomgeving aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners aan worden gesteld op basis van opgroeien, leren, ontwikkelen en werken, ontmoeten, betrokken zijn of leven.

  • 4. Subsidies op het terrein van de ontwikkelagenda sociaal domein zijn subsidies die zijn bestemd voor initiatieven die moeten leiden tot het versterken van de zelfredzaamheid van burgers waarbij mensen zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving kunnen blijven wonen en daarbij een verminderde behoefte aan maatwerkvoorzieningen hebben.

  • 5. Voor wat betreft de betaling en bevoorschotting van de in dit artikel bedoelde subsidies, is het bepaalde in artikel 1.7, tweede en derde lid, van toepassing.

Paragraaf 2.2 Basissubsidies

2:3 Thematafels

  • 1. Onder een thematafel als bedoeld in deze paragraaf wordt verstaan: een door het college als zodanig aangeduide overlegstructuur gericht op in ieder geval het opstellen van een uitvoeringsplan en een ontwikkelagenda op een vooraf door het college vastgesteld thema.

  • 2. Een ieder kan deelnemen aan een thematafel met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze paragraaf.

  • 3. Het college kan met betrekking tot de thematafels spelregels vaststellen. Deze spelregels kunnen in ieder geval betrekking hebben op de wijze van toegang tot de thematafel, de wijze van functioneren van de thematafel en de informatieverstrekking aan en door de deelnemers aan de thematafel. De spelregels kunnen per thematafel verschillend zijn. Deelnemers aan de thematafel zijn gehouden aan de voor die tafel in voorkomend geval vastgestelde spelregels.

2:4: Criteria

  • 1. Het college kan een basissubsidie verstrekken voor het uitvoeren van het in de aanvraag aangegeven onderdeel van een uitvoeringsplan.

  • 2. Onder een uitvoeringsplan als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan; een schriftelijk stuk dat:

    • a.

      is opgesteld door een thematafel;

    • b.

      betrekking heeft op een terrein als bedoeld in het kader ‘Breda Doet, samen verder!’;

    • c.

      een beschrijving geeft van de op het terrein (als bedoeld onder sub b) door de deelnemers aan de thematafel te leveren bijdragen aan de vooraf gestelde doelen en resultaten uit het kader ‘Breda Doet, samen verder!’;

    • d.

      ziet op een uitvoeringsperiode van twee hele kalenderjaren, te beginnen met de uitvoeringsperiode 2017-2018; en

    • e.

      voldoet aan de eisen zoals beschreven in paragraaf 3.1 van kader ‘Breda Doet, samen verder!’ en onderdeel C van de bijlage in ‘Aan tafel!’.

2:5: procedure

  • 1. Aanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend op de datum die door het college uiterlijk op 1 september van het jaar voorafgaande aan het eerste jaar van de uitvoeringsperiode van het uitvoeringsplan waarop de aanvragen betrekking hebben, is vastgesteld. De indieningsdatum voor wat betreft de aanvragen die betrekking hebben op de uitvoeringsperiode 2017-2018 wordt vastgesteld op uiterlijk 15 oktober 2016. Het college is bevoegd de bij of krachtens dit artikellid vastgestelde datum te wijzigen.

  • 2. Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, vergezeld te gaan van het uitvoeringsplan waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Het college beslist uiterlijk op 1 december op de aanvraag. Het college kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste 30 dagen verdagen.

  • 4. Indien na indiening van een subsidieaanvraag of na besluit door het college op ingediende subsidieaanvragen, het subsidieplafond door het college wordt verhoogd, kan door de partijen aan de thematafel een aanvullende subsidieaanvraag worden ingediend die betrekking heeft op de extra gelden. Deze aanvraag dient vergezeld te gaan van een aanvullend of aangepast uitvoeringsplan conform het bepaalde in artikel 2:4 of indien van toepassing conform de procedure genoemd in artikel 2:6.

  • 5. Bij de vaststelling van het subsidieplafond zoals bedoeld in het vorige lid, kan het college de activiteiten benoemen waarvoor de extra gelden zijn bestemd en de termijn waarbinnen de aanvullende subsidieaanvraag moet zijn ingediend. De procedures zoals genoemd in het tweede lid en artikel 2:6 zijn van overeenkomstige toepassing.

2:6: subsidie voor bijdragen die niet zijn opgenomen in een uitvoeringsplan

  • 1. Het college is bevoegd subsidie te verstrekken voor activiteiten of initiatieven waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een of meer van de vooraf gestelde gewenste doelen en resultaten op een van de terreinen als bedoeld in het kader ‘Breda Doet, samen verder!’ en die niet zijn opgenomen in een uitvoeringsplan.

  • 2. Het college is slechts bevoegd om een subsidie als bedoeld in het eerste lid te verstrekken indien er naar zijn oordeel sprake is van een gegronde reden waarom de activiteit of het initiatief niet is of kan worden opgenomen in een uitvoeringsplan.

  • 3. Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid wordt door het college beslist met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 1 van de nadere regels.

  • 4. Een subsidie kan voor maximaal twee jaar worden verstrekt.

Paragraaf 2.3 Wijksubsidies

2:7: initiatieven

  • 1. Onder een initiatief wordt in deze paragraaf verstaan: een activiteit of een project die of dat de leefbaarheid of maatschappelijke betrokkenheid van bewoners bij hun eigen wijk of directe woonomgeving stimuleert en bevordert en die of dat aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners aan worden gesteld ten aanzien van opgroeien, leren, ontwikkelen en werken, ontmoeten, betrokken zijn of leven.

  • 2. Een ieder met een beoogd initiatief kan zich wenden tot een wijkplatform voor overleg en advies.

2:8: wijkplatforms

  • 1. Onder een wijkplatform als bedoeld in deze paragraaf wordt verstaan: een door het college als zodanig aangeduide overlegstructuur gericht op het bespreken (van) en (het) adviseren van het college over beoogde initiatieven.

  • 2. Het college kan met betrekking tot de wijkplatforms spelregels vaststellen. Deze spelregels kunnen in ieder geval betrekking hebben op de wijze van toegang tot het wijkplatform, de wijze van functioneren van het wijkplatform, de informatieverstrekking aan en door het wijkplatform. Deze spelregels kunnen per wijkplatform verschillend zijn. Deelnemers aan het wijkplatform en bewoners die zich met een beoogd initiatief wenden tot het wijkplatform zijn gehouden aan de voor dat wijkplatform in voorkomend geval vastgestelde spelregels.

2:9: criteria

  • 1.

    Het college kan wijksubsidie verstrekken voor het uitvoeren van een initiatief voor zover dat:

    • a.

      van belang is voor de wijk waarin het plaatsvindt;

    • b.

      voldoet aan de eisen zoals gesteld in onderdeel D de bijlage in ‘Aan tafel!’;

  • 2.

    Geen subsidie kan worden verstrekt voor zover het initiatief bestaat uit een straatfeest, barbecue, jubileum of reprise en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten;

  • 3.

    Een subsidie kan voor maximaal twee jaar worden verstrekt.

De maximale hoogte van de subsidie is gelijk aan de daadwerkelijke kosten van het initiatief.

2:10: procedure

  • 1. Aanvragen voor wijksubsidies kunnen het gehele jaar door worden ingediend, maar moeten minimaal zes weken vóór aanvang van de uitvoering van het initiatief worden ingediend.

  • 2. Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, verzegeld te gaan van een advies van het wijkplatform.

  • 3. Onder advies van het wijkplatform als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een schriftelijk stuk waaruit gemotiveerd blijkt of en in hoeverre naar het oordeel van het wijkplatform:

  • 4. het initiatief van belang is voor de wijk;

  • 5. het initiatief voldoet aan de eisen zoals gesteld in onderdeel D van de bijlage in ‘Aan tafel!’ en

  • 6. voor het initiatief een financiële bijdrage van de gemeente noodzakelijk is en wat de hoogte van die bijdrage dient te zijn.

  • 7. Het college beslist uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

Paragraaf 2.4 Subsidies op het terrein van de ontwikkelagenda sociaal domein

2:11: Bouwgroep

  • 1. Onder de bouwgroep wordt verstaan een open overlegplatform bestaande uit deelnemers van het proces “Breda Doet, samen verder!”.

  • 2. Een ieder kan deelnemen aan de bouwgroep met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze paragraaf.

  • 3. Het college kan met betrekking tot de bouwgroep spelregels vaststellen. Deze spelregels kunnen in ieder geval betrekking hebben op de wijze van toegang tot de bouwgroep, de wijze van functioneren van de thematafel en de informatieverstrekking aan en door de deelnemers aan de bouwgroep. Deelnemers aan de bouwgroep zijn gehouden aan de voor deze groep in voorkomend geval vastgestelde spelregels.

2:12 Initiatieven

  • 1. Onder een initiatief wordt in deze paragraaf verstaan: een activiteit of een project dat als doel heeft dat mensen eerder terecht kunnen bij algemene voorzieningen, waardoor zij niet bij maatwerkvoorzieningen terecht hoeven.

  • 2. De investering van het initiatief moet leiden tot het versterken van de zelfredzaamheid van burgers waarbij mensen zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving kunnen blijven wonen en daarbij een verminderde behoefte aan maatwerkvoorzieningen hebben.

  • 3. De investering van het initiatief moet eraan bijdragen dat een beroep op duurdere maatwerkvoorzieningen afneemt (beweging naar de voorkant).

  • 4. Het college stelt met betrekking tot de ontwikkelagenda spelregels vast. Deze spelregels hebben in ieder geval betrekking op de procedure die gevolgd moet worden om voor subsidie in aanmerking te komen.

  • 5. Een ieder met een beoogd initiatief kan een aanvraag indienen conform de procedure zoals opgenomen in de spelregels Ontwikkelagenda Breda doet, samen verder.

2:13 Criteria

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken voor het uitvoeren van een initiatief voor zover dat:

    • a.

      het initiatief past binnen de uitgangspunten van Breda Doet;

    • b.

      er sprake is van ontwikkeling en effectieve oplossingen die bijdrage aan het doel zoals omschreven in het beleidskader “Breda Doet, samen verder”. Het initiatief geeft hiervoor een heldere omschrijving;

    • c.

      aannemelijk is onderbouwd wat de werkzame bestanddelen zijn van het initiatief die ervoor zorgen dat er een bijdrage geleverd wordt aan het gestelde doel;

    • d.

      het initiatief gericht is op innovatie die al in gang is gezet, waarbij er een extra impuls nodig is voor voortgang. Hiermee wordt bedoeld dat innovatie in eerste instantie als eigen verantwoordelijkheid in de eigen organisatie wordt ingebed. Organisaties moeten uit zichzelf beter willen worden. Dit is een integraal onderdeel van de organisatie. Pas als hiervoor extra geld nodig is, moet het er zijn en kan er een beroep gedaan worden op het budget dat bestemd is voor de ontwikkelagenda;

    • e.

      het initiatief gericht is op concrete en realistische resultaten;

    • f.

      de resultaten in een realistische verhouding staan tot de gemeentelijke bijdrage;

    • g.

      de resultaten verankerd zijn of worden;

    • h.

      het initiatief in samenwerking met diverse partijen tot stand is gekomen. Bij voorkeur vormgegeven met de burgers die het betreft;

    • i.

      het initiatief voorziet in hoe de resultaten gemonitord gaan worden;

    • j.

      aannemelijk onderbouwd is wat financieel nodig is om uitvoering te kunnen geven aan het initiatief, gebaseerd op reële kosten; tevens geeft de initiatiefnemer aan waarom subsidie nodig is en waarom het niet met reguliere middelen (eventueel via ombuiging) gefinancierd kan worden;

    • k.

      aannemelijk is onderbouwd dat het initiatief uitvoerbaar is;

    • l.

      aannemelijk is onderbouwd dat het initiatief duurzaam is;

    • m.

      in het initiatief is aangegeven wat de indieners zelf bijdragen aan het initiatief;

    • n.

      indieners in het initiatief zelf hebben aangegeven waarom het innovatief is;

    • o.

      indieners in hun initiatief hebben aangegeven hoe het duurzaam binnen de eigen processen in de toekomst ingebed kan worden (zonder extra financiering, het gaat om een eenmalig impuls);

    • p.

      het delen van kennis en storytelling onderdeel is van het verankeren van de resultaten. Het van elkaar leren en zo vakmanschap verder ontwikkelen is daarbij uitgangspunt.

  • 2. Een subsidie kan voor maximaal twee jaar (2017 en 2018) worden verstrekt.

Artikel 2:14 Procedure

  • 1. Aanvragen voor subsidies voor initiatieven op grond van de ontwikkelagenda kunnen het gehele jaar door worden ingediend.

  • 2. Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe op voordracht van de Bouwgroep door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, vergezeld te gaan van een advies van de bouwgroep.

  • 3. Het door het college vastgestelde formulier zoals genoemd in lid 2 is in lijn met het format dat door de thematafels gebruikt wordt voor de aanvraag van subsidies aangevuld met de criteria zoals opgenomen onder artikel 2:13.

  • 4. Onder advies van de bouwgroep als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan:

    • a.

      een schriftelijk stuk waaruit gemotiveerd blijkt of en in hoeverre naar het oordeel van de bouwgroep het initiatief voldoet aan de criteria zoals gesteld onder artikel 2:13;

    • b.

      een verslag van het overleg met de bouwgroep waarin het initiatief besproken is, inclusief de uitkomst van de bespreking op basis van consent;

    • c.

      het oordeel van de bouwgroep op basis van de uitkomst zoals gesteld onder lid a en b;

    • d.

      de bouwgroep adviseert op basis van consent.

  • 5. Het college beslist uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

Hoofdstuk 3 Specifieke nadere regels wijk- en dorpsraden

Artikel 3.1 vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is het ‘Uitvoeringsakkoord 2015-2018’ van de samenwerkende wijk- en dorpsraden

Artikel 3.2 Voor wie

Deze subsidie is bestemd voor wijk- en dorpsraden die het ‘Uitvoeringsakkoord 2015-2018’ van de samenwerkende wijk- en dorpsraden hebben ondertekend.

Artikel 3.3 Criteria voor wijk- en dorpsraden

  • 1. Aan een Wijk- of dorpsraad als bedoeld in het eerste lid kan, met inachtneming van het Uitvoeringsakkoord 2015-2018 van de samenwerkende wijk- en dorpsraden een subsidie worden verstrekt voor de kosten voor de uitvoering van een activiteitenplan. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000,-. Algemene organisatiekosten worden tot een bedrag van maximaal € 2.000,- als subsidiabele kosten aangemerkt. Algemene organisatiekosten komen slechts voor subsidie in aanmerking indien in het activiteitenplan minimaal twee zaak- en/of taak gerelateerde onderwerpen zijn opgenomen.

  • 2. Aanvragen voor subsidies wijk- en dorpsraden worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier en dienen te zijn vergezeld van een activiteitenplan.

  • 3. Het activiteitenplan richt zich op de taak- en zaak gerelateerde onderwerpen, zoals die zijn vastgelegd in het Uitvoeringsakkoord Wijk- en dorpsraden Breda.

  • 4. Per onderwerp wordt in het activiteitenplan inzichtelijk gemaakt dat taak- en zaak gerelateerde activiteiten een directe relatie hebben met wijk-/dorpsplannen en dat ze worden uitgevoerd binnen wijk-/dorpsnetwerken van vrijwilligers en professionals.

Hoofdstuk 4 specifieke nadere regels aanpak Wijkimpuls Breda 2015-2018

Artikel 4:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is:

  • .

    Wijkimpuls Breda 2015 – 2018

Artikel 4:2 Wat

Met inachtneming van het in artikel 4:1 genoemde beleidskader kan als tijdelijke extra impuls een subsidie worden verstrekt voor initiatieven die naar het oordeel van het college in de betreffende wijkimpulswijk uitgaan van en leiden tot actief burgerschap en innovatie en zo een bijdrage leveren aan het doel genoemd in artikel 4:3.

Artikel 4:3 Doel

Subsidie kan worden verstrekt voor initiatieven die als doel hebben het verbeteren van de sociaal economische situatie in de wijken genoemd in Wijkimpuls Breda 2015-2018. Onder sociaal economische verbetering wordt verstaan verbetering op een of meer van de volgende drie gebieden:

  • a.

    leefbaarheid: een leefbare omgeving is een omgeving die schoon, heel en veilig is en aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners aan worden gesteld, bepaald op basis van:

  • I.

    leefklimaat

  • II.

    sociale samenhang

  • III.

    veiligheid

  • IV.

    woongedrag

  • V.

    aanzien van de wijk

  • VI.

    samenhangend aanbod van onderwijs, kinderopvang, sport en cultuur

  • VII.

    gebruik van het voorzieningenaanbod in de wijk

  • VIII.

    mogelijkheden voor ontmoeting

  • IX.

    versterking netwerken van wijkbewoners.

  • b.

    participatie: mensen stijgen op sociaal maatschappelijk niveau doordat ze zich meer inzetten, ontwikkelen, in staat zijn hun eigen financiën te regelen en een bijdrage leveren aan hun wijk, bepaald op basis van:

  • I.

    lidmaatschap verenigingen;

  • II.

    verrichten vrijwilligerswerk;

  • III.

    verlenen mantelzorg;

  • IV.

    bezoek aan culturele en sportactiviteiten

  • V.

    verminderen van afstand tot de arbeidsmarkt;

  • VI.

    mensen die een beroep doen op armoedevoorzieningen;

  • VII.

    mensen met een beperking die deelnemen aan reguliere activiteiten in de wijk;

  • VIII.

    het verrichten van betaald werk;

  • IX.

    deelname aan onderwijs.

  • c.

    werkgelegenheid: mensen werken zoveel mogelijk in een reguliere baan of zijn daarop voorbereid, bepaald op basis van:

  • I.

    aantal mensen met een gemeentelijke uitkering;

  • II.

    aantal mensen dat uit een uitkering stroomt;

  • III.

    aantal mensen met een beperking met een baan;

  • IV.

    aantal jongeren met een startkwalificatie

  • V.

    het aantal voortijdig schoolverlaters.

Artikel 4:4 Criteria

Subsidie kan worden verstrekt voor zover het initiatief bijdraagt aan het doel zoals genoemd onder artikel 4:3 en uitgaat van ‘actief burgerschap’. Onder actief burgerschap wordt verstaan dat de resultaten die het initiatief beoogt mede worden bereikt en niet anders kunnen worden bereikt dan door inzet van bewoners uit de wijk. De aanvraag dient daarnaast te voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    toegankelijkheid: het initiatief is gericht op en toegankelijk voor (groepen van) wijkbewoners en herkenbaar in de wijk aanwezig;

  • b.

    eenmalig: het betreft middelen die een initiatief eenmalig een impuls geven;

  • c.

    kennisdeling: het initiatief deelt de opgedane kennis en ervaringen volgens een nader af te spreken methode, zodanig dat deze beschikbaar komen voor andere en vervolginitiatieven. (‘lerende aanpak’).

Artikel 4:5 Subsidieplafond

  • 1. Het totale subsidiebudget voor de uitvoering van dit hoofdstuk bedraagt voor 2017 en 2018 maximaal € 1.000.000,- per jaar. Dit bedrag wordt vastgesteld in de betreffende begroting onder voorbehoud van het budgetrecht van de gemeenteraad. Voor zover de gemeenteraad in het kader van de begroting een lager bedrag vaststelt, vormt dat bedrag voor het betreffende jaar waarop de begroting betrekking heeft, het totale subsidiebudget. Per jaarschijf wordt door het college bepaald welk deel van dit budget beschikbaar is voor welke wijk.

  • 2. De aanvragen die volledig zijn, zullen in volgorde van ontvangst worden behandeld waarbij als datum van ontvangst de datum geldt waarop er sprake is van een volledige aanvraag.

Artikel 4:6: aanvragen

  • 1. Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, verzegeld te gaan van een advies van het wijkplatform.

  • 2. Onder een ‘advies van het wijkplatform’ als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een schriftelijk stuk waaruit gemotiveerd blijkt of en in hoeverre naar het oordeel van het wijkplatform het initiatief in de betreffende wijkimpulswijk uitgaat van en leidt tot actief burgerschap en innovatie en zo een bijdrage levert aan het doel genoemd onder artikel 4:3.

Artikel 4:7 tijdelijke regeling

Dit hoofdstuk vervalt per 1 januari 2019.

Artikel 4:8 Experimenteerartikel BredaBreed

  • 1. Ten behoeve van initiatieven in impulswijken die via BredaBreed crowdfunden kan bij wijze van experiment in 2017 en 2018 een subsidie worden verstrekt ter ondersteuning van die initiatieven om hun doelbedrag te kunnen halen.

  • 2. de subsidie als bedoeld in het eerste lid bestaat uit het verschil tussen het doelbedrag dat is benodigd voor het initiatief en de door middel van crowdfunden als bedoeld in het eerste lid reeds verkregen of nog te verkrijgen middelen. Het subsidiebedrag is niet hoger dan 25% van het doelbedrag tot een maximum van € 5.000,-.

  • 3. een subsidie wordt slechts verstrekt als:

    • a.

      het project een bewonersinitiatief in een impulswijk is;

    • b.

      het project aantoonbaar bijdraagt aan participatie, werkgelegenheid en leefbaarheid als gesteld in artikel 4:3

    • c.

      de vergoeding volledig naar activiteiten gaat.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in artikel 5:2 van de ASV en artikel 1:7 van de nadere regels wordt geen voorschot verstrekt.

  • 5. de subsidie wordt door het college ambtshalve vastgesteld binnen zes weken na het verstrijken van een termijn van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop de subsidie is verleend. Indien binnen de termijn van een jaar als bedoeld in de eerste volzin het doelbedrag wordt gehaald, wordt de subsidie binnen zes weken na het behalen van het doelbedrag vastgesteld. De aanvrager is verplicht het college onverwijld te berichten indien het doelbedrag is gehaald.

Hoofdstuk 5 Specifieke nadere regels Cultuur

Artikel 5:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk zijn de Nota Factor C, zoals vastgesteld door de raad op 30 oktober 2008 en de Nota Erfgoed in context, zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.

Artikel 5.2 Voor Wie

subsidies als bedoeld in dit hoofdstuk zijn bestemd voor: culturele (amateur)organisaties, erfgoedorganisaties en professioneel werkende individuele culturele makers / initiatiefnemers. De organisaties dienen statutair gevestigd te zijn in de gemeente Breda.

Artikel 5:3 Wat

  • 1. Binnen deze specifieke nadere regels wordt onderscheid gemaakt tussen een basisbijdrage amateurkunst enerzijds en het Fonds Cultuur en Cultureel Erfgoed anderzijds.

  • 2. Een basisbijdrage amateurkunst is bestemd voor activiteiten van Amateurkunstorganisaties respectievelijk voor initiatieven van vrijwilligers op het gebied van cultuur.

  • 3. Een subsidie vanuit het Fonds Cultuur en Cultureel Erfgoed is bestemd voor de daadwerkelijke kosten van incidentele en culturele erfgoedprojecten. Als een project als bedoeld in dit lid wordt niet verstaan een jubileumactiviteit en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten.

Artikel 5:4 Criteria

  • 1. Ten aanzien van de Basisbijdrage amateurkunst initiatieven gelden de volgende criteria:

    • -

      De maximale hoogte van de subsidie is gelijk aan de daadwerkelijke kosten van de activiteiten of het initiatief tot een maximum van € 5.000,- met uitzondering van de huisvestingskosten. Voor zover er aan de activiteiten of het initiatief huisvestingskosten zijn verbonden, kan daarvoor eveneens subsidie worden verstrekt. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

      • .

        Er vindt tegemoetkoming in de huisvestingslasten voor culturele activiteiten plaats door het ter beschikking stellen van maximaal 40 dagdelen gratis huisvesting per activiteit met een maximum van 400 dagdelen per organisatie in een gemeentelijke dan wel daarmee gelijk te stellen sociaal-culturele accommodatie.

      • .

        De vergoeding per dagdeel voor ruimtes kleiner en groter dan 100 m2 van de gemeentelijke en niet gemeentelijke accommodaties worden jaarlijks door het college in het subsidieprogramma vastgesteld,

      • .

        Indien er voor de in lid 1 vermelde activiteiten naar het oordeel van het college geen passende accommodatie voorhanden is, kan het college op basis van daadwerkelijke kosten een bijdrage verlenen in de huisvestingslasten tot een maximum van € 1.500, per jaar per activiteit met een maximum van € 15.000, per organisatie;

    • -

      De organisatie heeft een rechtsvorm en bestaat minimaal één jaar (inschrijving KvK).

    • -

      De organisatie heeft een doelstelling op het gebied van zelf kunst maken (kunstbeoefening).

    • -

      Er is sprake van bewijsbaar professionele artistieke leiding.

    • -

      Er vindt minimaal tweemaal per jaar een openbaar optreden in Breda plaats.

    • -

      Er is sprake van contributie betalende leden/deelnemers.

    • -

      De regeling geldt voor non-profit organisaties voor muziek (vocaal/instrumentaal), dans en theater, beeldende kunst en multimedia/audiovisueel (fotografie/film/video/digitaal).

    • -

      De organisatie levert een bijdrage aan stedelijk cultuurklimaat in Breda.

  • 2. Ten aanzien van het Fonds Cultuur en Cultureel Erfgoed gelden de volgende criteria:

    • 1.

      uitsluitend kan subsidie worden verstrekt voor projecten die bijdragen aan culturele activiteiten in Breda

    • 2.

      De maximale hoogte van de subsidie is gelijk aan maximaal 50% van de totale begroting van het project tot een maximum van € 20.000,-.

    • 3.

      Projecten moeten voldoen aan een of meer van de volgende doelstellingen:

      • -

        Het profileren van Breda als cultuur- of erfgoedstad door het aangaan van verbindingen.

      • -

        Het vergroten van de cultuur en/of erfgoedparticipatie van Bredanaars, met name van die groepen die hier nog niet of nauwelijks in participeren.

      • -

        Het vergroten van het aanbod van artistieke, respectievelijk cultuurhistorische (top) kwaliteit.

      • -

        Het verbeteren van het culturele productieklimaat van Breda.

      • -

        Het stimuleren van talentontwikkeling, deskundigheidsbevordering en kwaliteitsverbetering van de organisatiekracht binnen de cultuur- en erfgoedsector.

      • -

        Het verbinden van cultuur met andere sectoren door middel van innovatie en experiment.

Artikel 5:5 Aanvragen

Aanvragen voor subsidies op grond van dit hoofdstuk worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Hoofdstuk 5a. CultuurBreda

Artikel 5a:1 Definities

  • a. CultuurBreda: is het on- en offline inspiratieplatform voor cultuur in Breda; culturele instellingen/initiatiefnemers kunnen zich aanmelden via de website www.cultuurbreda.nl en deelnemen aan het online discussieplatform en tijdens de maandelijkse cultuurcafés die op diverse locaties in de stad plaatsvinden. Dit platform is ook gericht op het bespreken (van) en (het) adviseren van het college over verzoeken voor subsidie voor plan en projectontwikkeling en excellente projecten. Dit advies wordt opgesteld door tenminste twee kernleden uit de community CultuurBreda

  • b. Planontwikkeling/vorming: het faciliteren van het proces waarbij initiatiefnemers, stakeholder, kansen en risico’s van het plan in beeld brengen en daarmee de basis leggen voor een structureel, realistisch cultureel initiatief in Breda en dat bijdraagt aan (één van) de thema’s van CultuurBreda;

  • c. Excellente projecten: zijn projecten die van belang zijn voor de stad en dragen bij op (inter)nationaal niveau aan de culturele uitstraling van Breda en worden met een rijks- of provinciale bijdrage van de provincie Noord-Brabant gehonoreerd; deze projecten hebben aantoonbare artistieke en zakelijke kwaliteit, zakelijke en substantieel publieksbereik; dit blijkt uit de publieksinkomsten.

  • d. De thema’s van CultuurBreda zijn:

    • -

      briljantjes: onderscheidende (inter)nationale kwaliteit en kracht van het culturele aanbod;

    • -

      makers: het culturele makers- en productieklimaat van Breda;

    • -

      verbinders: het culturele netwerk en de verbinding naar andere sectoren.

Artikel 5a:2 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de nota Factor C, zoals vastgesteld door de raad op 30 oktober 2008.

Artikel 5a:3 Voor Wie

  • 1. Subsidies als bedoeld in dit hoofdstuk zijn bestemd voor alle culturele instellingen/initiatiefnemers gevestigd in Breda.

  • 2. Subsidies verstrekt op grond van dit hoofdstuk worden verstrekt om een initiatief éénmalig een impuls te geven.

  • 3. Partijen die een beroep doen op subsidie vanuit dit hoofdstuk, dienen hun projecten online vooraf te delen binnen CultuurBreda en van de voortgang van het project.

Artikel 5a:4 Wat

  • 1. Een subsidie voor plan en projectontwikkeling is bedoeld voor het stimuleren van ideeën/innovaties tot realistische culturele initiatieven op basis van de thema’s uit CultuurBreda.

  • 2. Excellente projecten dragen bij aan landelijk en/of provinciaal onderscheidend aanbod in Breda en zijn gebaseerd op de thema’s uit CultuurBreda. Er is sprake van vernieuwing en innovatie ten opzichte van reeds bestaand aanbod in de stad.

Artikel 5a:5 Criteria

  • 1. Om in aanmerking te komen voor subsidie voor plan en projectontwikkeling dient de aanvrager te voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      ten minste 50 % van de begroting van het project is afkomstig uit andere inkomstenbronnen;

    • b.

      het project draagt bij aan de planvorming/ontwikkeling binnen de thema’s van CultuurBreda;

    • c.

      de gemeentelijke bijdrage is éénmalig en kan maximaal € 2.500,00 bedragen;

    • d.

      de aanvrager dient samen te werken met partners in Breda;

    • e.

      het evenement/activiteit leidt tot een meerjarenperspectief;

    • f.

      het plan/project behoort tot de reguliere taken/activiteiten van een lokale culturele organisatie;

    • g.

      het plan/project is niet identiek of overlappend met bestaand cultureel aanbod in Breda.

  • 2. Om in aanmerking te komen voor subsidie voor excellente projecten CultuurBreda dient de aanvrager te voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      ten minste 50 % van de begroting van het project is afkomstig uit andere inkomstenbronnen zoals landelijke en/of provinciale cultuurfondsen;

    • b.

      er is sprake van aantoonbare landelijke en/of provinciaal onderscheidende (top)kwaliteit;

    • c.

      de aanvrager dient samen te werken met lokale en/of bovenlokale partijen, zowel financieel als inhoudelijk;

    • d.

      het evenement/activiteit heeft een meerjarenperspectief;

    • e.

      het evenement/activiteit staat los van gelijke of gelijksoortige activiteiten in de culturele hoofdstructuur; c.q. aan het bestaand cultureel aanbod in Breda;

    • f.

      het evenement/activiteit behoort niet tot de reguliere taken/activiteiten van een lokale culturele organisatie.

Artikel 5a:6 Verplichtingen

Het college kan de subsidieontvanger van dit hoofdstuk verplichten de opgedane kennis en ervaringen bij de uitvoering van het project volgens een nader af te spreken methode te delen, zodanig dat deze beschikbaar komt voor andere en vervolginitiatieven binnen CultuurBreda (de zogenaamde “lerende aanpak”).

Artikel 5a:7 Procedure

  • 1. Aanvragen voor subsidie voor plan en projectontwikkeling en excellente projecten kunnen het gehele jaar door worden ingediend, maar moeten minimaal zes weken voor aanvang van de uitvoering van het project worden ingediend.

  • 2. Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, vergezeld te gaan van een advies van de community CultuurBreda.

  • 3. Onder advies van de community CultuurBreda als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een schriftelijk stuk waaruit gemotiveerd blijkt of en in hoeverre het project voldoet aan de gestelde criteria in artikel 5a:5.

  • 4. Het college beslist uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de volledige aanvraag

  • 5. het initiatief deelt de opgedane kennis en ervaringen volgens een nader af te spreken methode, zodanig dat deze beschikbaar komen voor andere en vervolginitiatieven binnen CultuurBreda. (‘lerende aanpak’).

Artikel 5a:8 overgangsbepalingen

In afwijking van artikel 10:2 lid 3 van de nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017 geldt dit hoofdstuk tevens voor verzoeken om subsidie gedaan in 2016 en waarvan plan/ project betrekking heeft op 2016.

Hoofdstuk 6 Specifieke nadere regels Heemkundige en historische musea

Artikel 6.1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk zijn de Nota Factor C, zoals vastgesteld door de raad op 30 oktober 2008 en de Nota Erfgoed in context zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.

Artikel 6.2 Voor Wie

Deze subsidie is bestemd voor: heemkundige en historische musea. Deze organisaties dienen statutair gevestigd te zijn in de gemeente Breda.

Artikel 6:3 Criteria voor heemkundige en historische musea

Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie voor heemkundige en historische musea gelden de volgende criteria:

  • a.

    De maximale hoogte van de subsidie is gelijk aan de daadwerkelijke kosten van de activiteiten of het initiatief tot een maximum van € 5.000,-

  • b.

    Heemkundige en historische musea dienen door het houden van wisselexposities, al dan niet in combinatie met een vaste expositie, bij te dragen aan de erfgoededucatie en erfgoedexposure binnen de Gemeente Breda. Doel van erfgoededucatie en erfgoed exposure is behoud en versterking van de identiteit van (delen van) de gemeente Breda.

  • c.

    c. De organisatie verzorgt jaarlijks ten minste twee wisselexposities die aansluiten bij de onder sub a genoemde doelstelling.

  • d.

    d. De organisatie draagt tenminste 20 maal per jaar zorg voor openstelling van het museum voor publiek.

  • e.

    Gezien het specifieke karakter van deze instellingen kan het college een extra aanvulling op de huisvestingslasten verstrekken.

Artikel 6:4 Aanvragen

Aanvragen voor subsidies op grond van dit hoofdstuk worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Hoofdstuk 7 Specifieke nadere regels Monumenten

Artikel 7:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de Nota Erfgoed in Context zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.

Artikel 7:2 Wat

  • 1. Met inachtneming van het in artikel 7:1 genoemde beleidskader kan een subsidie worden verstrekt in de kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden.

  • 2. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze noodzakelijk is voor de instandhouding van het beschermd monument en voor zover de werkzaamheden naar het oordeel van het college sober en doelmatig zijn.

Artikel 7:3 Voor wie

Voor subsidie op grond van dit hoofdstuk komen in aanmerking:

  • a.

    natuurlijke personen of stichtingen die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk monument of op maalvaardige molens (monumentnummers 30490 en 30511);

  • b.

    aangewezen organisaties voor monumentenbehoud die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk of rijksmonument.

Artikel 7:4 Met welk doel

Het doel van de subsidieverstrekking is het behoud van het beschermd monumentenbestand van Breda.

Artikel 7:5 Criteria

  • 1. Subsidie wordt op aanvraag verleend voor één of meer beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen.

  • 2. Per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel kan gedurende een periode van 15 jaar slechts eenmaal subsidie worden verleend.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan binnen de periode 15 jaar opnieuw subsidie worden verleend wanneer de aanvraag betrekking heeft op andere zaken dan waarvoor eerder subsidie is verleend.

  • 4. In aanvulling op het bepaalde in de ASV gaat de subsidieaanvraag vergezeld van:

    • a.

      een actueel inspectierapport per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel wat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft en dat is opgesteld door een naar het oordeel van het college ter zake deskundige persoon of instantie;

    • b.

      een restauratieplan per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel waarin opgenomen een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden, een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten en een begroting. Deze begroting dient te zijn opgezet in STABU systematiek;

    • c.

      een kopie van de verleende omgevingsvergunning voor de betreffende werkzaamheden.

  • 5. Het maximumbedrag waarvoor per aanvraag subsidie kan worden verstrekt bedraagt € 100.000,- of, indien dit lager is, maximaal 30% van de subsidiabele kosten monumenten.

  • 6. Subsidies worden niet verstrekt indien het bedrag, dat overeenkomstig de bepalingen van deze nadere regels zou worden verstrekt, lager is dan € 3.000,-.

  • 7. Subsidies worden niet verstrekt indien naar oordeel van het college de restauratiebehoefte is ontstaan door onvoldoende onderhoud door de eigenaar van het beschermde monument.

  • 8. In afwijking van bovenstaande leden 1 tot en met 6 wordt voor de maalvaardige molens enkel subsidie beschikbaar gesteld voor het onderhoud van de molen in aanvulling op subsidie van het rijk. De gemeente Breda stelt een subsidie van maximaal € 5.000,- beschikbaar op basis van de volgende uitgangspunten:

    • a.

      de subsidie van de gemeente Breda is nooit hoger dan de subsidie die de aanvrager van het rijk ontvangt;

    • b.

      de totale subsidie van rijk en gemeente Breda bedraagt nooit meer dan 100% van de kosten van de voorgenomen werkzaamheden

Artikel 7:6 Verplichtingen

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten:

    • a.

      mee te werken aan een onderzoek naar de bouw- of ontstaansgeschiedenis van het beschermd monument;

    • b.

      mee te werken aan een onderzoek naar de uitvoering van het restauratieplan door een deskundige.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht voor de duur van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, een CascoAllRisk verzekering af te sluiten.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, op zijn kosten het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te verzekeren dan wel verzekerd te houden tegen brand-, storm- en bliksemschade.

  • 4. Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te voorzien van een of meer installaties ter beperking van schade als gevolg van brand of blikseminslag, ter bescherming van de monumentale waarde van het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel.

  • 5. De subsidieontvanger is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht.

Artikel 7:7 Aanvragen

Aanvragen voor een monumentensubsidie worden ingediend door middel van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

Hoofdstuk 8: Specifieke nadere regels sportsubsidies 2016

Paragraaf a: Specifieke nadere regels sportsubsidies

Artikel 8:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de nota Sportimpuls Breda, zoals vastgesteld door de raad op 22 september 2011.

Artikel 8:2 Voor wie

Bredase sportverenigingen en andere sportorganisaties die activiteiten organiseren die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF, dan wel organisaties die activiteiten organiseren die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding een en ander ter beoordeling van het college en die met de activiteiten een aantoonbare bijdrage leveren aan de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader.

Artikel 8:3 Met welk doel

Subsidie wordt verstrekt teneinde mede mogelijk te maken dat de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader gerealiseerd worden.

Artikel 8.4 Wat

Eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor uitsluitend de volgende activiteiten c.q. maatregelen:

  • a.

    breedtesportevenementen;

  • b.

    topsportevenementen;

  • c.

    organisatie van het jaarlijkse sportgala;

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt op basis van de criteria genoemd in dit hoofdstuk.

Artikel 8:5 Breedtesportevenementen

  • 1. Onder breedtesportevenementen vallen:

    • Schoolsporttoernooien waarvan er maximaal twee toernooien per sport per jaar voor subsidie in aanmerking komen;

    • Side-events van Bredase topsportevenementen met minimaal 100 Bredase deelnemers aan de tot het side-event behorende activiteit;

    • Sportkennismakingsactiviteiten van Bredase sportverenigingen die in Breda plaatsvinden met minimaal 25 deelnemers per activiteit en waarbij maximaal twee sport kennismakings-activiteiten per vereniging, per jaar voor subsidie in aanmerking komen.

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen op de begroting.

  • 3. Organisaties die gebruik kunnen maken van de inzet van een ‘sportcoach’, komen niet voor aanvullende subsidie in aanmerking.

Artikel 8:6 Topsportevenementen

  • 1. Een evenement wordt aangemerkt als een topsportevenement als het voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het betreft een Nationaal Kampioenschap, Europees Kampioenschap, Wereldkampioenschap dan wel een sportevenement dat een aantoonbare bijdrage levert aan de promotie van de desbetreffende sport in Breda; en

    • b.

      Er zijn minimaal drie deelnemers / deelnemende teams uit de top 8 ranking (Nationaal, Europees en Wereld).

  • 2. Er wordt geen subsidie verleend voor start- en prijzengelden.

  • 3. De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen.

Artikel 8:7 Organisatie jaarlijks sportgala

Subsidie voor de organisatie van het jaarlijkse sportgala wordt bij voorkeur verleend aan een organisatie die hiermee aantoonbare ervaring heeft.

Artikel 8:8 Aanvullende bepalingen

Alle aanvragen voor subsidie worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Paragraaf b: Specifieke nadere regels sportcoaches

Artikel 8:9 Definities

  • a. Sportcoaches: Professionals die als combinatiefunctionaris werkzaam zijn binnen de sport- en onderwijssector.

  • b. Uitvoerder: de organisatie die op basis van de beoordeling van gunningscriteria, de opdracht Uitvoering project sportcoaches 2017-2018 is gegund.

Artikel 8:10 Vigerend beleidskader

Alle aanvragen voor subsidie worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Alle aanvragen voor subsidie zijn voorzien van een sluitende begroting.

Artikel 8:11 Voor wie

Organisaties die de volgende rollen op zich willen en kunnen nemen:

  • a.

    Werkgever voor alle sportcoaches;

  • b.

    Integraal coördinator op de inhoud van de activiteiten van de sportcoaches;

  • c.

    Dagelijkse uitvoerder van de activiteiten van de sportcoaches.

Artikel 8:12 Met welk doel

Subsidie wordt verstrekt teneinde mogelijk te maken dat de opdrachten ‘Uitvoering project Sportcoaches 2017-2018’ en ‘Uitvoering project cultuurcoaches 2017-2018’ gerealiseerd worden.

Artikel 8:13 Criteria

Het college kan de subsidie verstrekken op grond van beoordeling van de aanvragen op grond van de volgende criteria:

  • a.

    Realisatie van de doelstellingen/ speerpunten;

  • b.

    Lokale binding/ samenwerking;

  • c.

    Monitoring/ effectmeting;

  • d.

    Kwaliteitsborging;

  • e.

    Relevante ervaring;

  • f.

    Een presentatie.

Artikel 8:13 Aanvullende bepalingen

  • 1. Aanvragen voor subsidie worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier;

  • 2. Aanvragen voor subsidie worden vergezeld van volledige projectbeschrijving;

  • 3. Aanvragen voor subsidie zijn voorzien van een sluitende begroting.

Hoofdstuk 9: Specifieke nadere regels mantelzorgwaardering

Artikel 9:1 vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies voor deze regels is:

  • a.

    Wmo Beleidsplan 2015: “Goede zorg doen we samen”;

  • b.

    Actieprogramma Informele zorg 2015.

Artikel 9:2 doelgroep

Een vorm van mantelzorgwaardering kan gegeven worden aan een mantelzorger die aantoonbaar structureel mantelzorg geeft aan een zorgvrager die in Breda woont. Bijvoorbeeld iemand waarmee hij/zij een sociale relatie heeft zoals familie of iemand uit vrienden- en kennissenkring.

Artikel 9:3 aanvraag en uitvoering mantelzorgwaardering

  • 1. De mantelzorger registreert zich bij de uitvoerende organisatie.

  • 2. De geregistreerde mantelzorger ontvangt de mantelzorgwaardering.

  • 3. Voor de uitvoering van de mantelzorgwaardering wordt een maximaal bedrag per jaar als subsidieplafond vastgesteld.

  • 4. De uitvoerende organisatie:

    • a.

      beoordeelt het verzoek om een mantelzorgwaardering;

    • b.

      legt verantwoording af over de uitvoering;

    • c.

      draagt zorg voor een actueel bestand van mantelzorgers;

    • d.

      draagt zorg voor het vinden van zo veel mogelijk mantelzorgers

Artikel 9:4 vorm van mantelzorgwaardering

Mantelzorgwaardering bestaat uit:

  • a.

    een eenmalige waardering in de vorm van een waardebon ter waarde van € 75.- per geregistreerde mantelzorger;

  • b.

    ondersteuning op het gebied van administratie, sociaal-emotionele hulp, training en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten.

Artikel 9:5 inwerkingtreding en duur regeling

Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 15 maart 2016.

Hoofdstuk 10 Specifieke nadere regels groene daken

Artikel 10:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de Nota Duurzaamheidsvisie 2030 zoals vastgesteld door de raad op 3 maart 2016 en de gemeentelijke zorgplicht hemelwater opgenomen in het verbreed GRP Breda 2014-2018.

Artikel 10:2 Wat

  • 1. Met inachtneming van het in artikel 3a:1 genoemde beleidskader kan een subsidie worden verstrekt voor kosten voor de aanleg van een begroeid dak met voldoende waterberging en biodiversiteit (hierna te noemen groen dak).

  • 2. aanleggen Subsidie wordt verstrekt voor zowel het laten aanleggen door derden als het in eigen persoon van het groene dak.

Artikel 10:3 Voor wie

Voor subsidie op grond van dit hoofdstuk komen in aanmerking:

  • a.

    natuurlijke personen of stichtingen die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op het dak;

  • b.

    bedrijven die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op het dak.

Artikel 10:4 Met welk doel

Het doel van de subsidieverstrekking is: het bevorderen van het anders om gaan met hemelwater en bij te dragen aan de gemeentelijke hemelwateropgave; natuur toe te voegen met het groen dak en hiermee bij te dragen aan zowel de biodiversiteit als de leefbaarheid; bewustzijn van het belang van het voorgenoemde vergroten bij inwoners van gemeente Breda.

Artikel 10:5 Met welk doel

  • 1. Subsidie kan alleen worden verleend voor daken gelegen binnen gemeente Breda.

  • 2. De aanleg van het dak, de constructieve sterkte en afvoer van het water en een eventuele (omgevings)vergunning is de verantwoordelijkheid van de aanvrager.

  • 3. Het waterbergend vermogen van het groen dak is minimaal 20 liter per m2. Het waterbergend vermogen is bepaald volgens de onderzoeksmethode van het FLL (Forschungsgesellschaft Landschaftsentwicklung Landschaftsbau).

  • 4. Op het groen dak zijn minimaal 6 verschillende plantensoorten geplant.

  • 5. Minimaal 1/3 deel van de beplanting op het dak is inheems.

  • 6. De subsidie kan alleen worden verleend als het groen dak voldoet aan de minimum criteria.

  • 7. Wanneer aan de minimum criteria wordt voldaan bedraagt het subsidiebedrag € 20,- per m2. Het groen dak wordt getoetst. Vanaf een puntenscore van 15 en hoger bedraagt het subsidiebedrag € 30,- per m2. Er wordt tot maximaal 50% van aanlegkosten voor dakbedekking en het groen gesubsidieerd. Het maximumbedrag waarvoor per aanvraag subsidie wordt verstrekt bedraagt:

    bij subsidiebedrag € 20,- per m2 :

    • a.

      € 2.000,- voor natuurlijke personen;

    • b.

      € 8.000,- voor stichtingen en bedrijven.

    bij subsidiebedrag € 30,- per m2

    • a.

      € 3.000,- voor natuurlijke personen;

    • b.

      € 12.000,- voor stichtingen en bedrijven.

  • 8. Subsidies op grond van dit hoofdstuk mogen gestapeld worden met subsidies van het rijk. Een combinatie kan gemaakt worden met ‘Subsidieregeling verwijderen asbestdaken’ van de rijksoverheid. Het stapelen mag op basis van de volgende uitgangspunten:

    • a.

      de subsidie van de gemeente Breda is nooit hoger dan de subsidie die de aanvrager van het rijk ontvangt;

    • b.

      de totale subsidie van rijk en gemeente Breda bedraagt nooit meer dan 100% van de kosten van de voorgenomen werkzaamheden.

  • 9. De aanvrager is verplicht om beeldmateriaal van het gerealiseerde groene dak te delen met gemeente Breda als gemeente Breda hierom verzoekt.

  • 10. Het college heeft voor 2017 €50.000,- vastgesteld als subsidieplafond voor de subsidie op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 10:6 Toetsing

  • 1. Het waterbergend vermogen wordt getoetst op basis van liters per m2. De te behalen punten voor waterberging zijn:

    • a.

      2 punten bij 20-30 liter per m2;

    • b.

      4 punten bij 30-40 liter per m2;

    • c.

      6 punten bij >40 liter per m2.

  • 2. De biodiversiteit van het dak wordt getoetst op basis van de hoeveelheid planten soorten. De te behalen punten voor biodiversiteit zijn:

    • a.

      1 punt bij 6 tot 9 soorten beplanting;

    • b.

      2 punten 10 tot 13 soorten beplanting;

    • c.

      3 punten bij meer dan 14 soorten beplanting.

  • 3. Gebruik van inheemse soorten wordt belangrijk geacht. Inheemse nectar leverende plantensoorten zijn namelijk toegankelijker voor inheemse insectensoorten en leveren minder overlast (woekeren). De te bepalen punten voor inheemse plantensoorten zijn:

    • a.

      1 punt als minimaal 1/3 deel van de beplanting op het dak inheems is;

    • b.

      2 punten als minimaal 2/3 deel van de beplanting op het dak inheems is;

    • c.

      3 punten als minimaal 3/3 deel van de beplanting op het dak inheems is.

    Het deel inheemse plantensoorten kan nader worden bekeken met de adviseur groene daken van gemeente Breda.

  • 4. Groene daken zorgen voor verkoeling tijdens warme dagen. Het koelen is vooral van belang in versteende delen van de gemeente. De locatie van het groen dak wordt vandaar getoetst op basis van de hitte kaart. De te behalen punten voor de locatie van het groen dak zijn:

    • a.

      2 punten voor locatie in het buitengebied;

    • b.

      4 punten voor locatie in overig;

    • c.

      6 punten voor locatie in centrum/Tuinzigt.

Artikel 10:7 Aanvragen

Aanvragen voor een groene daken subsidie worden ingediend door middel van het door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Hoofdstuk 11 Specifieke nadere regels subsidies bereikbaarheidsmaatregelen (Betere Benutten Vervolg) Breda 2017

Artikel 11:1 toepassingsbereik

Dit hoofdstuk is van toepassing op aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op het terrein van mobiliteitsaanpak zoals beschreven in het kader “structuurvisie Breda 2030” door de raad aangenomen op 26 september 2013.

Artikel 11:2 Wat/waarvoor kan subsidie worden verstrekt

Het doel van deze subsidie is om activiteiten te stimuleren die bijdragen aan de doelstelling vanuit de aanpak van Beter Benutten Vervolg en de Bredaase aanpak hierbinnen: Multimodale Mobiliteitsaanpak Breda. Deze aanpak richt zich op een verbetering van de stedelijke bereikbaarheid ter versterking van de economie en heeft oog voor de verbetering van de leefbaarheid.

Subsidie kan worden verstrekt voor initiatieven die bijdragen aan deze doelstelling.

Artikel 11:3 Voor wie

  • 1. Voor subsidie op grond van dit hoofdstuk komt in aanmerking de community Claudius Prinsenlaan; dit is een samenwerkingsverband binnen een bepaald gebied met als doel de bereikbaarheid van deze gebieden op korte termijn te verbeteren.

    Deelnemers aan deze community zijn de volgende werkgevers:

    • -

      Avans;

    • -

      NHTV;

    • -

      Amphia;

    • -

      Trip van Zoudtland kazerne;

    • -

      gemeente Breda.

  • 2. Een aanvraag voor een subsidiebijdrage dient in afwijking van het bepaalde in de ASV door een organisatie/ bedrijf ingediend te worden en dient mede ondertekend te worden door minimaal 2 andere organisaties/ bedrijven uit de community waar de maatregel betrekking op heeft.

Artikel 11:4 Criteria

Om in aanmerking te komen voor een subsidiebijdrage voor een maatregel op het gebied van mobiliteit dient de aanvrager te voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    de maatregel moet bijdragen aan een verbetering van de bereikbaarheid door het voorkomen van ritten per auto in de spitsperioden; bijvoorbeeld door maatregelen die de automobiliteit in de spitsperioden stimuleren de rit te voorkomen, te veranderen en/ of gebruik te maken van een andere modaliteit dan de auto;

  • b.

    het effect van de maatregel moet vooraf worden ingeschat en worden uitgedrukt in het verwachte aantal spitsmijdingen; hierbij moet onderscheid worden gemaakt in doelgroepen (werknemers, scholieren, bezoekers, bewoners etc.); ter indicatie wordt uitgegaan van € 1.000,- benodigd budget per spitsmijding;

  • c.

    de maatregel moet in de tijd een duurzaam karakter hebben;

  • d.

    ten minste 55 % van de totale kosten van een maatregel is afkomstig uit andere inkomstenbronnen;

  • e.

    het subsidiebedrag per maatregel bedraagt maximaal € 100.000,-;

  • f.

    een maatregel dient voor 1 december 2017 te worden gerealiseerd en geëvalueerd.

Artikel 11:5 Procedure

  • 1. Aanvragen voor subsidies voor initiatieven van community’ s kunnen tot uiterlijk op 31 augustus 2017 worden ingediend.

  • 2. Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier.

  • 3. Alvorens het college beslist op een verzoek voor een subsidiebijdrage, vraagt zij een advies aan de toetsingsgroep; deze groep bestaat uit de programma manager Beter Benutten gemeente Breda en de provinciaal projectleider Brabant mobiliteitsnetwerk.

  • 4. Binnen vier weken na indiening van een volledige aanvraag, beslist het college.

  • 5. Binnen vier weken na afronding van het project, maar uiterlijk op 31 december 2017 dient de aanvrager bij het college een verzoek in tot vaststelling van de verleende subsidiebijdrage.

Artikel 11:6 Looptijd

Dit hoofdstuk vervalt per 1 januari 2018.

Hoofdstuk 12 gereserveerd

Hoofdstuk 13 gereserveerd

Hoofdstuk 14 gereserveerd

Hoofdstuk 15 gereserveerd

Hoofdstuk 16 gereserveerd

Hoofdstuk 17 gereserveerd

Hoofdstuk 18 gereserveerd

Hoofdstuk 19 gereserveerd

Hoofstuk 20 Slotbepaling

Artikel 20:1 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een of meerdere artikelen van deze nadere regels buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 20:2 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1. ‘De Nadere Regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017’ treden in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 2. De ‘Nadere Regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2016’ worden ingetrokken met ingang van de dag na die van bekendmaking als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat zij van kracht blijven op aanvragen die betrekking hebben op 2016 en eerder, alsmede op besluiten die naar aanleiding van die aanvragen zijn of worden genomen. Voor zover er ingevolge het overgangsrecht behorend bij de ‘Nadere Regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2016’ op aanvragen als bedoeld in de eerste volzin andere regels van toepassing zijn verklaard, blijven deze van toepassing op die aanvragen.

  • 3. Aanvragen voor subsidie voor het kalenderjaar 2017 en verder, ingediend vóór 1 januari 2017 worden afgedaan volgens de ‘Nadere Regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017’.

Artikel 20:3 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als ‘Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017’

Bijlage I bij de vierde wijziging van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017, bedoeld in artikel 1.6, vierde lid, onder a, van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017

Menukaart Social Return

Soort en eventuele duur van de uitkering

(op basis van jaarcontract uitkeringsvrij)

Waarde Social Return

Invulling Baanafspraak

€ 45.000,-

Participatiewet*

€ 25.000,-

WW ‹ 1 jaar

€ 10.000,-

WW › 1 jaar

€ 15.000,-

WIA / WGA / WAJONG ‹ 2 jaar

€ 15.000,-

WIA / WGA / WAJONG › 2 jaar

€ 25.000,-

BBL-traject

€ 10.000,-

BOL-traject

reële stagevergoeding, max. € 2.000,-

WSW-inzet

betaalde rekeningen aan SW-bedrijf

Activiteiten voor de doelgroep**

€ 1.500,- per dagdeel van 4 uur

* Bij aanvraag van loonkostensubsidie wordt deze in mindering gebracht op de vervulling Social Return.

** Deze activiteiten dienen de uitstroom uit de uitkering te bevorderen, en laten ruimte voor een creatieve invulling.