Besluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle­ Nassau, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout, Werkendam, Woudrichem en Zundert houdende GR Gemeenschappelijke regeling nazorg gesloten stortplaatsen Bavel-Dorst en Zevenbergen

Geldend van 01-03-2011 t/m 08-07-2021

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling nazorg gesloten stortplaatsen Bavel-Dorst en Zevenbergen

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle­ Nassau, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout, Werkendam, Woudrichem en Zundert,

ieder voor zover hun bevoegdheden betreffende;

overwegende dat de samenwerkende gemeenten hebben uitgesproken dat met het oog op de nazorgverplichtingen van de gemeenten ten aanzien van de Regionale Stortplaats Zevenbergen{RSZ) en van de Afvalstoffenberging Bavel-Dorst, het noodzakelijk is dat de gemeenten blijvend samenwerken;

gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen

BESLUITEN

de gemeenschappelijke regeling Milieu en Afval Regio Breda te wijzigen in de navolgende Gemeenschappelijke Regeling Nazorg Gesloten Stortplaatsen Bavel-Dorst en Zevenbergen, welke luidt als volgt.

Begripsbepalingen

Artikel 1

Artikel 1.1

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    de regeling deze gemeenschappelijke regeling

  • b.

    een (deelnemende) gemeente de aan deze regeling deelnemende gemeente

  • c.

    openbaar lichaam het openbaar lichaam Nazorg gesloten stortplaatsen Bavel-Dorst en

    Zevenbergen

  • d.

    college college van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten

  • e.

    raad gemeenteraad van de deelnemende gemeenten

Artikel 1.2

Waar in deze regeling artikelen van enige wet of andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester, onderscheidenlijk het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 2

Er is een openbaar lichaam, genaamd 'Nazorg gesloten stortplaatsen Bavel-Dorst en Zevenbergen', gevestigd te Breda. Het gebied van de regeling omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Doel

Artikel 3

Het openbaar lichaam heeft tot doel de belangen van de deelnemende gemeenten te behartigen bij de nazorg van de Regionale Stortplaats Zevenbergen en de Afvalstoffenberging Bavel-Dorst.

Taken en bevoegdheden van het openbaar lichaam

Artikel 4

  • 1. Het zitting nemen in de Bestuursraad van het Provinciaal Nazorgfonds ter waarborging van het toezicht op de doelmatige aanwending van de voor de RSZ betaalde nazorggelden;

  • 2. Het nakomen van de contractuele verplichtingen van de gemeenschappelijke regeling inzake de eindafwerking en nazorg van de gesloten stortplaats Bavel-Dorst en Zevenbergen;

  • 3. Een adequaat beheer voeren over de voor de nazorg beschikbare fondsen/middelen.

Het algemeen bestuur

Artikel 5

De colleges wijzen uit hun midden een lid van het algemeen bestuur en zijn plaatsvervanger aan. Elk lid van het algemeen bestuur heeft in de vergaderingen van het algemeen bestuur één vaste stem. Als een lid van het algemeen bestuur een gemeente van meer dan 20.000 inwoners vertegenwoordigt, wordt de vaste stem vermeerderd met telkens één stem voor elke 20.000 inwoners of een gedeelte daarvan boven de 20.000 inwoners.

Het dagelijks bestuur

Artikel 6

6.1

Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en maximaal vier leden, door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen.

6.2

Het dagelijks bestuur heeft in ieder geval de volgende taken en bevoegdheden:

  • a.

    het voorbereiden van al hetgeen het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

  • b.

    het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

  • c.

    het beheren van de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam;

  • d.

    het vertegenwoordigen van de regeling in de bestuursraad als bedoeld in artikel 4.1.

De voorzitter

Artikel 7

7.1

Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur Deze roept de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur bijeen en leidt deze vergaderingen.

7.2

Het dagelijks bestuur kiest uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter, die de voorzitter bij diens afwezigheid vervangt.

7.3

De voorzitter ondertekent de stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan.

7.4

De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

Artikel 8 is vervallen

Verantwoording

Artikel 9

9.1

Het dagelijks bestuur geeft aan de colleges en de raad, gevraagd of ongevraagd, alle inlichtingen, indien het verstrekken daarvan niet in strijd is met het algemeen belang.

9.2

Een lid van het algemeen bestuur geeft aan het college dat hem heeft aangewezen en de raad, mondeling of schriftelijk desgevraagd alle inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

9.3

Een lid van het algemeen bestuur is aan het college dat hem als lid heeft aangewezen en aan de raad, verantwoording schuldig voor zijn optreden in het algemeen bestuur. Het afleggen van verantwoording vindt plaats op de wijze, geregeld in het reglement van orde voor de vergaderingen van het desbetreffende college.

9.4

De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor hun optreden in het dagelijks bestuur. Zij geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

Personeel en organisatie

Artikel 10

10.1

De voorzitter, het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur worden voor hun taakuitvoering bijgestaan door ambtelijke ondersteuning.

10.2

Deze ondersteuning wordt in de vorm van een dienstverleningsovereenkomst geregeld. De ondersteunende taken worden ondergebracht bij één van de deelnemende gemeenten.

Het openbaar lichaam heeft geen eigen personeel in dienst.

Financiële bepalingen

Artikel 11

Ten aanzien van de organisatie van de administratie en van het beheer van de vermogensvoorwaarden alsmede van de controle daarop zijn de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

De kosten voor de gemeenten voortvloeiend uit deze regeling worden gedekt uit de renteopbrengsten van de getroffen voorzieningen en indien nodig met een bedrag per inwoner.

Begroting

Artikel 13

13.1

Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór 1 mei de ontwerp-begroting voor het komende kalenderjaar, voorzien van een memorie van toelichting alsook de financiële beleidsuitgangspunten voor de komende jaren (meerjarenraming) toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

13.2

De raden kunnen, binnen acht weken na ontvangst, omtrent de ontwerp-begroting het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

13.3

Het algemeen bestuur stelt uiterlijk 1 juli de begroting vast.

13.4

Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten.

13.5

Op wijzigingen van de begroting zijn voorgaande bepalingen zo mogelijk van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de wijzigingen die geen invloed hebben op de bijdragen van de gemeenten.

Jaarrekening en verslag

Artikel 14

14.1

Het dagelijks bestuur legt vóór 1 mei aan het algemeen bestuur verantwoording af over het afgelopen kalenderjaar, onder overlegging van de opgestelde jaarrekening, het ingediende jaarverslag met de daarbij behorende bescheiden en een berekening van de door de gemeenten te betalen bijdragen, benevens het rapport van de met de controles belaste accountant.

14.2

De jaarrekening en het verslag worden gelijktijdig aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden, die - binnen acht weken na ontvangst daarvan - schriftelijk bezwaren kunnen indienen bij het algemeen bestuur.

Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening uiterlijk vóór 1 juli vast. Het besluit tot vaststelling van de jaarrekening strekt - voor zover het de daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft - het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken en andere onregelmatigheden.

Artikel 15 is vervallen

Uittreding

Artikel 16

16.1

Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van een daartoe strekkend besluit van de onderscheiden bestuursorganen van de gemeente. Er geldt een opzegtermijn van een kalenderjaar.

16.2

Het dagelijks bestuur doet een voorstel aan de raden van de deelnemende gemeenten over de financiële verplichtingen alsook over de overige gevolgen van de uittreding. Tenminste twee/derde van het aantal gemeenten dient daarmee in te stemmen.

16.3

De uittreding treedt in werking terstond nadat de daartoe strekkende besluiten van de onderscheiden bestuursorganen van een gemeente zijn ingeschreven in de registers als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen tenzij het besluit een latere datum aangeeft.

Wijziging

Artikel 17

17.1

Zowel het dagelijks bestuur als de colleges kunnen aan het algemeen bestuur voorstellen doen inzake wijziging van de regeling.

17.2

Indien het algemeen bestuur van de regeling het wenselijk acht, doet het dagelijks bestuur het door het algemeen bestuur vastgestelde voorstel toekomen aan de colleges.

17.3

Een wijziging is tot stand gekomen, wanneer de colleges van tenminste drie/vierde van het aantal deelnemende gemeenten zich voor hebben verklaard.

17.4

De wijziging treedt in werking op de eerste dag nadat de besluiten daartoe zijn opgenomen in de registers, bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, tenzij het besluit een latere datum aangeeft.

Opheffing

Artikel 18

18.1

De regeling wordt opgeheven wanneer de colleges van tenminste drie/vierde van het aantal deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

18.2

De opheffing gaat in op de eerste dag nadat de besluiten daartoe zijn opgenomen in de registers als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, tenzij het besluit een latere datum aangeeft.

18.3

In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepaling van de regeling worden afgeweken.

18.4

Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld; het liquidatieplan wordt ter kennisneming toegestuurd aan Gedeputeerde Staten.

18.5

Zo nodig blijven de organen van het openbaar lichaam ook na het tijdstip van de opheffing in functie, totdat de liquidatie is beëindigd.

Overgangsbepaling

Artikel 19

Het openbaar lichaam Nazorg gesloten stortplaatsen Bavel-Dorst en Zevenbergen treedt, in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de deelnemende gemeenten, in de plaats van de rechten en plichten van voormalig Milieu en Afval Regio Breda voor de zaken aangaande de genoemde stortplaatsen.

Slotbepalingen

Artikel 20

Het gemeentebestuur van de gemeente Breda zendt namens de deelnemende gemeenten de regeling, alsook de besluiten tot wijziging en opheffing van de regeling, aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.

Artikel 21

21.1

De wijziging wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt in werking op 1 maart 2011. De besluiten worden opgenomen in het register, als bedoeld in artikel 27, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

21.2

De regeling kan worden aangehaald als 'Gemeenschappelijke regeling nazorg gesloten stortplaatsen Bavel-Dorst en Zevenbergen'.