Regeling vervallen per 31-12-2022

Verordening Individuele Minimatoeslag Brielle 2017b.

Geldend van 01-01-2017 t/m 30-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Verordening Individuele Minimatoeslag Brielle 2017b.

De raad van de gemeente Brielle;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 april 2017;

Gezien het advies van de commissie Samenleving van 8 mei 2017;

besluit:

de navolgende Verordening Individuele Minima Toeslag Brielle 2017b vast te stellen.

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Algemene begrippen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    belanghebbende: een alleenstaande, een alleenstaande ouder of een gezin als bedoeld in artikel 4 van de Participatiewet;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Brielle;

  • c.

    inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 eerste lid onder a en b van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’, moet worden gelezen ‘de referteperiode’;

  • d.

    inkomen uit arbeid: van inkomen uit arbeid is sprake wanneer er in de referteperiode minimaal zes maanden sprake is geweest van inkomen uit arbeid;

  • e.

    peildatum: 1 januari van het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;

  • f.

    pensioengerechtigde leeftijd: pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet;

  • g.

    Individuele Minima Toeslag: een toeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet, die toegesneden is op de individuele situatie van belanghebbende;

  • h.

    referteperiode: een periode van 12 aaneengesloten maanden;

  • i.

    wet: de Participatiewet.

Artikel 2. Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 3. Omschrijving Individuele Minima Toeslag

De Individuele Minima Toeslag is een jaarlijkse toeslag voor mensen met een laag inkomen. De Individuele Minima Toeslag wordt verstrekt per huishouden en is toegesneden op de individuele situatie van belanghebbende. De hoogte van de toeslag hangt af van individuele kenmerken.

Artikel 4. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36 eerste lid van de Wet wordt ingediend middels een gestandaardiseerd aanvraagformulier Individuele Minima Toeslag.

Hoofdstuk 2: Recht op Individuele Minima Toeslag

Artikel 5. Voorwaarden individuele toeslag

  • 1.

    Voor de Individuele Minima Toeslag komt in aanmerking de belanghebbende die voldoet aan de volgende kenmerken:

    a. leeftijd: belanghebbende is op de peildatum 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd; en,

    b. inkomen: belanghebbende is gedurende de referteperiode aangewezen op een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de op belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm; en,

    c. vermogen: belanghebbende heeft gedurende de referteperiode geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet; en,

    d. opleiding: belanghebbende volgt geen opleiding als bedoeld in de WTOS, een studie als bedoeld in de WSF 2000 dan wel ander uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs.

  • 2.

    Indien de belanghebbende gehuwd is, in de zin van artikel 3 van de wet, dienen beiden te voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel.

  • 3.

    Bij de vaststelling van het inkomen, bedoeld in het eerste lid onder b van dit artikel, wordt een eerder verstrekt Individuele Minima Toeslag buiten beschouwing gelaten.

  • 4.

    Het eerste lid onder d is niet van toepassing op de belanghebbenden die één of meer inwonenden kinderen heeft in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar.

Artikel 6. Hoogte van de toeslag

  • 1.

    De hoogte van de Individuele Minima Toeslag hangt af van de individuele kenmerken van de belanghebbende.

  • 2.

    De Individuele Minima Toeslag bedraagt voor een belanghebbende € 225 per jaar.

  • 3.

    De Individuele Minima Toeslag wordt met € 200 verhoogd als belanghebbende voldoet aan de volgende kenmerken:

    a. arbeid: belanghebbende heeft inkomen uit arbeid; of,

    b. vrijstelling arbeid: belanghebbende is volledig vrijgesteld van de arbeidsverplichting vanuit enige sociale wet of regelgeving.

  • 4.

    De Individuele Minima Toeslag wordt met € 300 per kind per jaar verhoogd als belanghebbende minimaal één ten laste komend kind heeft in de leeftijd van 4 tot en met 11 jaar, waarbij geldt dat de leeftijd van het kind op 1 januari van het lopende kalender jaar bepalend is.

  • 5.

    De Individuele Minima Toeslag wordt met € 400 per kind per jaar verhoogd als belanghebbende minimaal één ten laste komend kind heeft in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar, waarbij geldt dat de leeftijd van het kind op 1 januari van het lopende kalender jaar bepalend is.

Hoofdstuk 3: Slotbepalingen

Artikel 7. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening leidt tot onredelijkheid en onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 8. Citeerwijze

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Individuele Minima Toeslag Brielle 2017b.

Artikel 9. Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017;

2. De verordening ‘Persoonlijk Minima Budget 2017’ wordt ingetrokken met ingang van het in het eerste lid bedoelde tijdstip.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de gemeente Brielle van 23 mei 2017,

de griffier, L.C.M. van Stein

de voorzitter, G.G.J. Rensen

Toelichting op de Verordening Individuele Minima Toeslag Brielle 2017.

Toelichting algemeen

Achtergrond Individuele Minima Toeslag

Deze verordening is in eerste instantie tot stand gekomen als gevolg van de nota ‘Minimabeleid – een vereenvoudigd armoedebeleid’ waarbij enerzijds burgers worden gestimuleerd om aan het werk te gaan en burgers die dat niet kunnen of niet meer hoeven extra financieel worden ondersteund. Daarnaast is er in het beleid extra aandacht voor kinderen in minima gezinnen. De nota Minimabeleid is ingegaan op 1 januari 2013.

Als gevolg van veranderende wetgeving, heeft een noodzakelijk aanpassing plaatsgevonden van onderhavige verordening. Het Parlement heeft medio 2014 ingestemd met de Wet Maatregelen Werk en bijstand en enkele andere wetten’. Deze wet treedt met ingang van 1 januari 2015 inwerking en zal met ingang van die datum integraal onderdeel uitmaken van de Participatiewet. Eén van de maatregelen die het kabinet met genoemde wet treft, heeft betrekking op de bijzondere bijstand. Per 1 januari 2015 is de mogelijkheid tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand ingeperkt en is de langdurigheidstoeslag vervangen door een Individuele Minima Toeslag. Deze maatregel leidt tot aanpassing van onderhavige verordening. De juridische grondslag van deze verordening is per 1 januari 2015 gebaseerd op de Individuele Inkomenstoeslag, zoals is opgenomen in artikel 36 van de Participatiewet. Als gevolg van deze wijziging wijzigt het Persoonlijk Minima Budget, ingevoerd met ingang van 1 januari 2013, in de Individuele Minima Toeslag. De voorwaarden waaronder deze Individuele Minima Toeslag wordt verstrekt, blijven grotendeels ongewijzigd.

Doel van de Individuele Minima Toeslag

De Individuele Minima Toeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet).

Daarmee is de Individuele Minima Toeslag bedoeld voor de burger die geen of onvoldoende financiële ruimte heeft om te reserveren voor onverwachte uitgaven. Het kan daarbij onder meer gaan om kosten gerelateerd aan de aanschaf, vervanging of reparatie van gebruiksgoederen met een duurzaam karakter. Daarnaast is voor ouders met een laag inkomen én met kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar, in de Individuele Minima Toeslag een bedrag inbegrepen ten behoeve van de maatschappelijke participatie van het kind. Dit betekent dat hiermee kosten gerelateerd aan bijvoorbeeld de lidmaatschap van (sport-)verenigingen, (sport)kleding, de ouderbijdrage van school, schoolreisjes, kinderfeestjes, theater etc. door ouders bekostigd kunnen worden. Hiermee beoogt de gemeente kinderen te laten deelnemen aan sport- en culturele activiteiten teneinde zich te kunnen ontplooien, kinderen te leren samen met anderen activiteiten uit te voeren en de lichamelijke en psychische gezondheid en ontwikkeling van kinderen te bevorderen.

Regels Individuele Minima Toeslag

Op grond van artikel 8, eerste lid onder b en artikel 8, tweede lid van de Participatiewet heeft de gemeenteraad kaderstellende bevoegdheden daar waar het gaat om de bepaling van regels ten aanzien van de Individuele Minima Toeslag (artikel 36 Participatiewet). De gemeenteraad moet regels stellen over de hoogte van de toeslag en invulling geven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’.

Het college heeft daarnaast een zelfstandige bevoegdheid om regels te stellen over de individuele omstandigheden van belanghebbende waaronder de Individuele Minima Toeslag kan worden verstrekt. Specifiek gaat het om regels over de krachten en bekwaamheden van de betreffende persoon en de inspanningen die een persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. De regels kunnen in beleidsregels worden vormgegeven. Onderhavige verordening en de beleidsregels moeten in samenhang worden gezien.

Dit betekent dat de kaderstellende bevoegdheid van de gemeenteraad en die van het college, tot gevolg heeft dat de gemeenteraad en het college, ieder voor een deel van de Individuele Minima Toeslag verantwoordelijk is. De gemeenteraad stelt specifieke regels voor de Individuele Minima Toeslag ten aanzien van de hoogte van de toeslag en de invulling van de begrippen langdurig en laag inkomen. Het college van B&W geeft ten aanzien van de Individuele Minima Toeslag nadere invulling aan de begrippen ‘krachten en bekwaamheden van de persoon’ en ‘verrichte inspanningen om tot inkomensverbetering te komen’.

Voorwaarden en hoogte van de Individuele Minima Toeslag

De Individuele Minima Toeslag is bestemd voor de persoon in de leeftijd vanaf 21 jaar tot en met de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen heeft en geen in aanmerking te nemen vermogen. Ook dient de betreffende persoon geen uitzicht te hebben op inkomensverbetering. Op basis van de individuele omstandigheden van een persoon, kan het college een Individuele Minima Toeslag verlenen. In de gemeente Brielle betreft de Individuele Minima Toeslag een vast bedrag per jaar, per huishouden, dat mensen naar eigen inzicht kunnen besteden. De toekenning en hoogte van deze toeslag is afhankelijk van de individuele situatie van belanghebbende. Afhankelijk van de situatie van belanghebbende kan de Individuele Minima Toeslag stapsgewijs verhoogd worden. Daarbij spelen een aantal factoren een rol, namelijk of belanghebbende werkt, een arbeidsplicht heeft, arbeidsongeschikt is en/of tot het huishouden kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar behoren.

De hoogte van de Individuele Minima Toeslag hangt af van de individuele situatie van belanghebbende en het bedrag is variabel en kan bestaan uit drie onderdelen:

  • -

    een basisbedrag, bedoeld voor de persoon die in de laatste 12 maanden een laag inkomen had en geen zicht heeft op inkomensverbetering;

  • -

    een aanvullend bedrag, bedoeld voor de persoon die in de laatste 12 maanden een laag inkomen had maar in die 12 maanden tenminste zes maanden heeft gewerkt en geen zicht heeft op inkomensverbetering of volledig arbeidsongeschikt is;

  • -

    een aanvullend kindbedrag, bedoeld voor de persoon die in de laatste 12 maanden een laag inkomen had en tenminste één ten laste komend kind heeft in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar.

Voorbeeld 1: Een persoon met een laag inkomen, die een baan heeft en een inwonend kind van 4 jaar, ontvangt een Individuele Minima Toeslag dat bestaat uit een basisbedrag, een aanvullend bedrag omdat hij/zij werkt en een aanvullend kindbedrag. Voorbeeld 2: Een persoon met een uitkering op grond van de Participatiewet, die in staat is om te werken en daartoe de arbeidsplicht heeft maar nog niet werkt en ook geen kinderen heeft, ontvangt een Individuele Minima Toeslag dat bestaat uit enkel het basisbedrag. Wanneer in voorbeeld 2 er sprake is van een inwonend kind van 10 jaar, wordt het basisbedrag, aangevuld met een aanvullend kindbedrag.

Aan het begrip ‘laag inkomen’ geeft de gemeente Brielle invulling door een inkomensgrens te hanteren van 110 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Voorafgaand aan de peildatum (1 januari van het lopende jaar) dient belanghebbende tenminste in de laatste 12 maanden aaneengesloten aangewezen te zijn op een inkomen tot 110 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Daarmee wordt het aannemelijk geacht dat belanghebbende ‘langdurig’ een laag inkomen heeft en er ‘geen zicht is op inkomensverbetering’, zoals artikel 36 van de Participatiewet voorschrijft.

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 1

Begrippen die in de Participatiewet voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de Participatiewet. Voor een aantal begrippen, die als zondanig niet in de Participatiewet zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Voor het begrip ‘inkomen’ is een van de Participatiewet afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven over het begrip ‘langdurig, laag, inkomen’, is de bevoegdheid ontstaan om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 eerste lid van de Participatiewet nader te omschrijven.

Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen.

De referteperiode is vastgesteld op 12 maanden (tot 1-1-2013 bedroeg de referteperiode 36 maanden). De kortere periode van de referteperiode (tot 1-1-2013 bedroeg deze 36 maanden) is gedaan om op deze wijze er voor zorg te dragen dat de drempel om in aanmerking te komen voor de Individuele Minima Toeslag lager is. Er wordt vanuit gegaan dat mensen na één jaar geen financiële ruimte meer hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

Artikel 2

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 3

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 4

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 5

In artikel 8, eerste lid onder b en artikel 8, tweede lid van de Participatiewet is bepaald dat in een verordening de precieze voorwaarden van de Individuele Inkomenstoeslag (Individuele Minima Toeslag), vastgelegd moeten worden. De regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op:

  • -

    De hoogte van de Individuele Minima Toeslag;

  • -

    De wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig, laag inkomen.

De wetgever heeft bepaald dat het recht op de Individuele Minima Toeslag van toepassing is op personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.

De gedachte achter de toeslag is dat personen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum ontvangen en geen zicht hebben op een inkomstenverbetering, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven. Het begrip ‘laag inkomen’ uit artikel 36 van de wet wordt ingevuld als ‘een inkomen dat niet hoger is dan 110 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm’. Door het inkomen 10 procent boven bijstandsniveau te stellen, worden werkenden met een laag inkomen in staat gesteld om een beroep te doen op de Individuele Minima Toeslag.

Het begrip ‘langdurig’ uit artikel 36 van de wet wordt ingevuld als belanghebbende 12 maanden of langer aaneengesloten is aangewezen op een inkomen tot 110 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Daarmee wordt het aannemelijk geacht dat er ‘geen zicht is op inkomensverbetering’.

Studenten en scholieren beschikken volgens de wetgever over perspectief op verbetering van hun inkomen. Daarbij wordt niet van belang geacht dat de veronderstelde inkomensverbetering eerst na geruime tijd in zicht komt. Derhalve heeft de wetgever ten aanzien van de Langdurigheidstoeslag, de voorloper van de Individuele Minima Toeslag, beoogd belanghebbenden die een opleiding volgen als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie als bedoeld in de WSF 2000, als groep uit te sluiten. Het is de vraag of het uitsluiten van deze groep geen verboden onderscheid in de zin van artikel 26 IVBPR (Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten) oplevert ten opzichte van personen uit andere groepen die mogelijk evenzeer uitzicht op inkomensverbetering hebben maar desalniettemin wel voor de Individuele Minima Toeslag in aanmerking komen. Het vorenstaande impliceert dat een student in principe geen recht heeft op de Individuele Minima Toeslag tenzij, naar het oordeel van het college, de studie of scholing in het individuele geval geen zicht op inkomensverbetering oplevert.

Omdat binnen de Individuele Minima Toeslag voor ouders met kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar ten behoeve van het kind een bedrag is inbegrepen, wordt op de genoemde regel voor de studerende ouder een uitzondering gemaakt. Het is voor een goed arbeidsmarktperspectief belangrijk dat mensen een opleiding afronden. Hoewel er in die zin zicht op inkomensverbetering bestaat en op grond daarvan een studerende ouder uitgesloten kan worden, wordt in deze het belang van het kind bovengesteld. Immers, in de toeslag is een bedrag voor kinderen inbegrepen, bedoeld voor de maatschappelijke participatie van kinderen.

Wanneer de studerende ouder geen aanspraak kan maken op de toeslag, wordt het kind benadeeld en kan dit de ouder doen besluiten de opleiding af te breken. Gezien deze ongewenste effecten is genoemde uitzondering opgenomen in het vierde lid van artikel vijf.

Het recht op bijstand komt de echtgenoten gezamenlijk toe, tenzij een van de echtgenoten geen recht op bijstand heeft. Indien sprake is van een gehuwden situatie in de zin van artikel 3 van de Participatiewet moeten beide gehuwden, voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 van de Participatiewet en in deze verordening, om in aanmerking te komen voor het recht op de Individuele Minima Toeslag. Het recht op de Individuele Minima Toeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan alle voorwaarden voldoen, te weten minmaal twaalf maanden een inkomen hebben tot 110 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, geen in aanmerking te nemen vermogen hebben en 21 jaar of ouder zijn.

Dit is echter anders voor het aanvullende bedrag van de toeslag die gehuwden kunnen ontvangen. Om hiervoor in aanmerking te komen dient minimaal één van de gehuwden te voldoen aan deze extra voorwaarde, te weten minmaal zes maanden arbeid hebben verricht in de afgelopen twaalf maanden, volledig vrijgesteld zijn van de arbeidsplicht of geen arbeidsplicht hebben op grond van wetgeving.

Conform artikel 11 lid 4 komt het recht op bijstand in algemeen en het recht op de Individuele Minima Toeslag in het bijzonder echtgenoten gezamenlijk toe, tenzij één van de echtgenoten geen recht op bijstand heeft, ingevolge artikel 11 of artikel 13 eerste lid van de Participatiewet. In dat geval wordt de niet rechthebbende voor de vaststelling van het recht op de Individuele Minima Toeslag buiten beschouwing gelaten. De rechthebbende partner dient voor een zelfstandig recht op de Individuele Minima Toeslag uiteraard wel te voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 van de Participatiewet of in deze verordening.

Artikel 6

Artikel 8 tweede lid van de wet bepaalt dat in de gemeentelijke verordening de hoogte van de Individuele Minima Toeslag moet worden vastgelegd. Omdat de wetgever daaraan verder geen beperkingen of criteria heeft gesteld, staat het de gemeentelijke regelgever vrij om te variëren al naar gelang van de behoefte. De verschillen tussen de gehanteerde normbedragen moeten verklaarbaar en redelijk zijn. Aan de hand van de individuele kenmerken van belanghebbende kan de Individuele Minima Toeslag bestaan uit een totaal bedrag bestaande uit drie elementen. Er zijn dan ook drie verschillende bedragen in de verordening opgenomen. Het gaat om vaste bedragen.

Het basisbedrag van de Individuele Minima Toeslag is bedoeld voor de persoon die in de laatste 12 maanden een laag inkomen had en geen zicht heeft op inkomensverbetering (artikel zes, tweede lid). Het basisbedrag bedraagt € 225,- per jaar.

De Individuele Minima Toeslag wordt verhoogd met een aanvullend bedrag, als belanghebbende:

  • -

    Inkomen uit arbeid heeft:

    Er mag worden aangenomen dat de bijdrage voor de belanghebbende die werkt, hoger moet liggen omdat het verrichten van arbeid meer kosten met zich meebrengt, zoals reiskosten, representatiekosten, de eigen bijdrage kinderopvang etc. Indien de inkomsten boven het sociaal minimum uitstijgen kunnen tevens hun inkomensafhankelijke regelingen komen te vervallen of lager worden vastgesteld en heeft belanghebbende als gevolg daarvan minder financiële ruimte om te reserveren voor onverwachte uitgaven dan de belanghebbende die niet werkt maar daartoe wel in staat is, waarvoor het basisbedrag van de Individuele Minima Toeslag geldt (artikel zes, tweede lid). Op deze wijze wordt de verordening participatiebevorderend vormgegeven. Ook de persoon met inkomsten uit arbeid, aangevuld met een uitkering op grond van de Participatiewet, maakt aanspraak op het aanvullende bedrag van de Individuele Minima Toeslag. Wanneer men vanuit de bijstand aan het werk gaat, wordt verplicht de inkomstenvrijlating toegepast waardoor de hoogte van het inkomen uitkomt boven de 100 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • -

    Vrijgesteld is van de arbeidsverplichting vanuit enige sociale wet of regelgeving: Voor deze groep, die voor het grootste gedeelte bestaat uit mensen met (chronische) ziekte of handicap, mag worden aangenomen dat de zij extra kosten hebben en als gevolg daarvan minder financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven dan de andere categorie.

Het aanvullende bedrag bedraagt € 200,- per jaar.

Ten slotte kan binnen de Individuele Minima Toeslag een aanvullend kindbedrag van € 300,- per kind worden verstrekt aan de belanghebbende die:

  • -

    Minimaal één ten laste komend kind heeft in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar:

    Om in aanmerking te komen voor het aanvullende kindbedrag binnen de Individuele Minima Toeslag moet het kind op 1 januari van het lopende jaar niet jonger zijn dan 4 jaar en niet ouder dan 17 jaar. De leeftijdbepaling is gezet op 1 januari van het kalenderjaar, dit om duidelijkheid te creëren voor belanghebbende en uitvoerder. Het inkomen van de alleenstaande ouder of de gehuwde bedraagt niet meer dan 110% van de bijstandsnorm. Daarnaast heeft de alleenstaande ouder/gehuwde geen in aanmerking te nemen vermogen zoals bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet. Aangezien de wetgever heeft bepaald dat het recht op de Individuele Minima Toeslag van toepassing is op personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, geldt deze voorwaarde ook voor het recht op het aanvullend kindbedrag binnen de Individuele Minima Toeslag.

Door de gemeente wordt gestimuleerd dat de besteding van het aanvullend kindbedrag binnen de Individuele Minima Toeslag bijdraagt aan de maatschappelijk ontwikkeling van het kind. Om te zorgen voor een maximale prikkel richting de ouders om het budget verantwoord te besteden, wordt door de gemeente uitgebreid stil gestaan bij de wijze van communiceren richting de ouders en het moment van uitbetalen aan de ouders.

Artikel 7

Dit artikel heeft betrekking op de hardheidsclausule en maakt het mogelijk af te wijken van hetgeen in de verordening is vastgelegd. Hierbij moet worden getoetst aan de normen van redelijkheid en billijkheid.

Artikel 8

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9

Onderhavige verordening treedt in werking per 1 januari 2017.