Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening toeristenbelasting Bronckhorst 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening toeristenbelasting Bronckhorst 2018

Raadsbesluit

Behorende bij raadsvoorstel met nummer: 00285/5-1.5

De raad van de gemeente Bronckhorst;

gelezen het voorstel van het college van b. en w. van 2 oktober 2017;

gelet op de bespreking van de raadscommissie van 25 oktober 2017;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

‘Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting Bronckhorst 2018’

Artikel 1 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vakantie-onderkomens: woningen en andere verblijven met maximaal acht slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans of groepsaccommodaties, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    mobielekampeeronderkomens: vaartuigen, tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • c.

    verhuurderuimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;

  • d.

    vastejaarplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein of een ligplaats in een haven, dat bestemd is voor het gedurende een jaar hebben van een zelfde kampeermiddel, dat doorgaans na afloop van het jaar niet wordt verwijderd, voor het gebruik door de huurders voor toeristische of recreatieve doeleinden gedurende de totale huurperiode;

  • e.

    vasteseizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein of een ligplaats in een haven, dat bestemd is voor het gedurende een seizoen hebben van een zelfde kampeermiddel, dat doorgaans na afloop van het seizoen niet wordt verwijderd en waarin het gedurende de winterperiode niet toegestaan is om te overnachten, voor het gebruik door de huurders voor toeristische of recreatieve doeleinden gedurende de totale huurperiode;

  • f.

    seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein of een ligplaats in een haven, waar gedurende het seizoen een zelfde mobiel kampeermiddel is geplaatst, en dat na afloop van het seizoen van de plaats wordt verwijderd, voor het gebruik door de huurders voor toeristische of recreatieve doeleinden gedurende de totale huurperiode;

  • g.

    vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • h.

    vasteligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een zelfde vaartuig gedurende een periode van ten minste een maand;

  • i.

    toeristischeplaats: een terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een jaar of seizoen plaatsen van steeds wisselende mobiele kampeeronderkomens;

  • j.

    kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen merendeels ten behoeve van recreatief verblijf;

  • k.

    groepsaccommodatie: woningen en andere verblijven met meer dan acht slaapplaatsen, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden, en geheel of nagenoeg geheel in gebruik voor het in georganiseerd verband gezamenlijk en in eenzelfde periode verblijf houden door personen;

  • l.

    etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 21.00 uur;

  • m.

    seizoen: het tijdvak van 15 maart tot en met 31 oktober;

  • n.

    jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    door degene, die als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • 3.

    van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting verschuldigd is.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting voor het houden van verblijf anders dan op vaartuigen wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten dat zij verblijf houden

  • 2. De belasting voor het houden van verblijf op vaartuigen wordt geheven naar het aantal etmalen dat verblijf is gehouden in het belastingjaar. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1. Voor de groepsaccommodaties, mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen, mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op niet-vaste standplaatsen op campings en mini-campings, vaartuigen op vaste ligplaatsen, pensions, bed & breakfast en hotels wordt op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige de heffingsgrondslag forfaitair vastgesteld.

  • 2. Ten aanzien van groepsaccommodaties wordt:

    • a.

      het aantal personen dat verblijf heeft gehouden bepaald op het aantal slaapplaatsen;

    • b.

      het aantal malen dat door het aantal personen is overnacht, bepaald op 56.

  • 3. Ten aanzien van mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen wordt:

    • a.

      het aantal personen dat verblijf heeft gehouden op:

    • 1° vaste jaarplaatsen bepaald op 2,4;

    • 2° vaste seizoen plaatsen bepaald op 2,6.

    • b.

      het aantal malen dat door het aantal personen is overnacht, op:

    • 1° vaste jaarplaatsen bepaald op 68;

    • 2° vaste seizoen plaatsen bepaald op 60.

  • 4. Ten aanzien van mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op niet-vaste standplaatsen op campings wordt:

    • a.

      het aantal personen dat verblijf heeft gehouden bepaald op 2,6;

    • b.

      het aantal malen dat door het aantal personen is overnacht, bepaald op 57;

  • 5. Ten aanzien van mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op niet-vaste standplaatsen op mini-campings wordt:

    • a.

      het aantal personen dat verblijf heeft gehouden bepaald op 2,0;

    • b.

      het aantal malen dat door het aantal personen is overnacht, bepaald op 57.

  • 6. Ten aanzien van vaartuigen op vaste ligplaatsen wordt:

    • a.

      het aantal personen dat verblijf heeft gehouden bepaald op 2,4;

    • b.

      het aantal etmalen dat door het aantal personen verblijf is gehouden, bepaald op 50.

  • 7. Ten aanzien van pensions en bed & breakfast wordt:

    • a.

      het aantal personen dat verblijf heeft gehouden bepaald op het aantal slaapplaatsen;

    • b.

      het aantal malen dat door het aantal personen is overnacht, bepaald op 70.

  • 8. Ten aanzien van hotels wordt:

    • a.

      het aantal personen dat verblijf heeft gehouden bepaald op het aantal slaapplaatsen;

    • b.

      het aantal malen dat door het aantal personen is overnacht, bepaald op 100.

  • 9. In afwijking van het eerste lid wordt het forfait niet toegepast op verblijf in mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op jaar- en seizoenplaatsen, mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op niet-vaste jaar- en seizoenplaatsen op campings en mini-campings, vaartuigen op vaste ligplaatsen die niet door dezelfde persoon of personen worden gehuurd voor de gehele jaar-, seizoens- of ligplaatsen, doch steeds worden gehuurd door wisselende verblijfhoudenden voor een korte periode.

Artikel 7 Belastingtarief

  • 1. Het tarief bedraagt per persoon, per overnachting € 1,22

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt het tarief per persoon, per overnachting in:

    • a.

      een groepsaccommodatie € 0,56

    • b.

      een mobiele kampeeronderkomen, een vaartuig of op eenjaar- of seizoenplaats € 0,72

    • c.

      een pension of een bed & breakfast € 0,92

    • d.

      een hotel € 1,52

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 10 worden niet opgelegd.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de voorlopige aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede vijf maanden later;

  • 2. de overige aanslagen moeten worden betaald binnen één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet;

  • 3. met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag;

  • 4. de Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de voorgaande leden.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Aanmeldingsplicht

  • 1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

  • 2. De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de toeristenbelasting betrokken is.

Artikel 15 Registratieplicht

  • 1. De belastingplichtige is gehouden per belastingjaar verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd en eventueel door de heffingsambtenaar kosteloos ter beschikking gesteld nachtverblijfregister.

  • 2. het nachtverblijfregister bevat met betrekking tot ieder aan wie gelegenheid tot overnachten wordt verschaft gegevens tenminste betreffende:

    a. naam, adres en woonplaats;

    b. samenstelling van het gezin of de groep waarmee men reist;

    c. datum van aankomst en datum van vertrek;

    d. het aantal overnachtingen ter zake waarvan belasting verschuldigd is;

  • 3. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, bedoelde ambtenaar is bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen van de in het eerste lid bedoelde verplichting gehele of gedeeltelijke ontheffing te verlenen, zo nodig onder door hen te stellen voorwaarden;

  • 4. met betrekking tot verblijf, ter zake waarvan de belasting wordt geheven naar een forfaitaire regeling, is de in het eerste lid genoemde verplichting beperkt tot de in het tweede lid, onder a, genoemde gegevens.

Artikel 16 Overgangsbepaling

De ‘Verordening toeristenbelasting Bronckhorst 2017' vastgesteld door degemeenteraad op 3 november 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 16, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening toeristenbelasting Bronckhorst 2018.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Bronckhorst in zijn openbare vergadering van 2 november 2017,
de griffier wnd, de voorzitter,
A.R.M. Nengerman M. Besselink