Regeling vervallen per 02-05-2019

Uitvoeringsregels leerlingenvervoer 2016 gemeente Brunssum

Geldend van 30-09-2016 t/m 01-05-2019

Intitulé

Uitvoeringsregels leerlingenvervoer 2016 gemeente Brunssum

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum;

Gelezen het voorstel aan het college van 22 augustus 2016;

Gelet op de Verordening leerlingenvervoer 2014 van de gemeente Brunssum;

overwegende dat deze uitvoeringsregels zijn opgesteld om aanvragen voor leerlingenvervoer op een eenduidige manier te kunnen beoordelen.

Besluit vast te stellen:

Uitvoeringsregels leerlingenvervoer 2016 gemeente Brunssum.

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begripsbepalingen in de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Brunssum 2014 zijn ook van toepassing op deze Uitvoeringsregels.

  • 2. Verordening: de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Brunssum 2014.

Hoofdstuk 2: Afstand, woning en route

Artikel 2: Afstand bepalen tussen de woning en de school (art. 1 Verordening)

Voor het bepalen van de afstand tussen het woonadres en het schooladres maakt het college gebruik van de ANWB-routeplanner (www.anwb.nl) auto of fiets, optie kortste route. Het door deze routeplanner aantal uitgerekende kilometers is voor het college te allen tijde uitgangspunt bij de beoordeling van de aanvraag en voor de toekenning van bekostiging van leerlingenvervoer.

Indien de afstand van de woning naar de school niet voldoet aan het afstandscriterium, dan is er geen sprake van leerlingenvervoer op grond van de Verordening en dienen de ouders zelf voor begeleiding/vervoer zorg te dragen.

Artikel 3: Voldoende begaanbare en veilige weg (art. 1 Verordening)

Voldoende begaanbare en veilige weg houdt in dat de weg volgens wettelijke en algemene normen voldoende begaanbaar en veilig is. Een fietser wordt bijvoorbeeld niet geacht over een autoweg te fietsen. Een normale loop- of fietsroute langs de openbare weg dient in beginsel te worden aangemerkt als een voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg.

Artikel 4: Woning (art. 1 en art. 6 Verordening)

  • 1. Onder “woning” wordt verstaan: de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft. Met andere woorden, de plaats van waaruit het kind de school bezoekt. In deze is het niet relevant in welke gemeente de ouders en/of het kind staan ingeschreven in het bevolkingsregister.

  • 2. De Gemeente Brunssum accepteert maximaal 1 adres als structurele verblijfplaats. Naast deze structurele verblijfplaats wordt er tevens maximaal één opvangadres toegestaan (bijv. buitenschoolse opvang of grootouders). Het tweede adres moet zich binnen de gemeente bevinden.

    Alleen bij gescheiden ouders en co-ouderschap wordt van deze regel afgeweken (zie hiertoe artikel 5).

  • 3. Het ophalen of wegbrengen van leerlingen op en naar adressen waarvoor de gemeente geen uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven, is niet toegestaan.

Artikel 5: Co-ouderschap

Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Wanneer er sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er sprake van twee hoofdverblijven. Waar de leerling staat ingeschreven doet niet terzake, doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling.

Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders afzonderlijk, voor de dagen dat het kind door de week bij hen verblijft, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. Het moet gaan om vaste dagen in de week.

Artikel 6: Tijdelijk verblijf in andere gemeente:

Indien de leerling in een andere gemeente verblijft gedurende een kortere periode dan zes weken en zijn eigen school blijft bezoeken, dan zal de gemeente van herkomst het leerlingenvervoer voor de duur van maximaal zes weken (blijven) regelen en bekostigen op basis van de eigen verordening. Dit doet zich bijvoorbeeld voor in geval van crisisopvang.

Als het verblijf een langere periode in beslag neemt, wordt na 6 weken geen vergoeding meer verstrekt.

Er dient dan een nieuwe aanvraag voor leerlingenvervoer ingediend te worden bij de “nieuwe” gemeente waar het kind gedurende die periode feitelijk woont.

Deze regeling geldt niet als het een leerling betreft die vanwege een vakantie van de ouders/verzorgers tijdelijk elders verblijft. In dat geval wordt er geen leerlingenvervoer bekostigd door de Gemeente Brunssum.

Artikel 7: Dichtstbijzijnde toegankelijke school (art. 3 Verordening)

In de Verordening is expliciet bepaald dat leerlingenvervoer alleen geldt voor vervoer van het woonadres van de leerling naar de school in de zin van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of de Wet op het Voortgezet onderwijs die de leerling bezoekt. Krijgt een kind op de betreffende school vóór, tijdens of na schooltijd zorgbehandeling, ook dan blijven de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer.

Er wordt op basis van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Brunssum 2014 géén vergoeding verstrekt voor vervoer naar een zorginstelling of medisch kinderdagverblijf. Dit betreft geen leerlingenvervoer, maar zorgvervoer. Leerlingenvervoer is bedoeld voor vervoer van school naar huis of van huis naar school.

Hoofdstuk 3: Tijden

Artikel 8: Schooltijden (art. 1 en 3 Verordening)

Leerlingenvervoer vindt plaatst aan het begin en einde van de schooldag zoals is opgenomen in de schoolgids van de betreffende school.

Artikel 9: Afwijkende schooltijden

Uitsluitend als de structurele handicap van een leerplichtige leerling ervoor zorgt dat slechts een deel van het onderwijsprogramma kan worden gevolgd, dient in voorkomende gevallen tijdens de schooltijd vervoerd te worden. De GGD-arts adviseert de gemeente hierover.

De vervoerder die de gemeente heeft gecontracteerd zal in het kader van efficiëntie zoveel mogelijk proberen de leerlingen met afwijkende schooltijden van één of meerdere scholen gezamenlijk te vervoeren.

Artikel 10: Stagevervoer

Is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma (alleen bij doelstelling uitstroom “arbeidsmarkt”, en niet bij uitstroom “dagbesteding” en niet bij uitstroom “onderwijs”) en krijgt de leerling dagelijks leerlingenvervoer naar de school, dan bestaat er in beginsel aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres.

In het Voortgezet Speciaal Onderwijs is het onderwijs ingericht in één of meerdere uitstroomprofielen, namelijk: vervolgonderwijs, arbeidsmarkt en dagbesteding. Stages zijn verplicht in het VSO-uitstroomprofiel Arbeidsmarkt, terwijl in de twee andere uitstroomprofielen stages kunnen worden aangeboden, maar niet verplicht zijn. De stages in het uitstroomprofiel Arbeidsmarkt vallen onder de reguliere schooltijd (dus niet in schoolvakantie of weekend).

Het stagevervoer vindt in principe plaats aan het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids. Van de school wordt verwacht een stageplaats te zoeken in de buurt, zodat de leerling mee kan reizen met de reguliere vervoerroute en er geen aparte taxi hoeft te worden ingeschakeld.

Aangepast vervoer naar stageadressen vindt niet plaats gedurende het weekend en gedurende schoolvakanties.

Artikel 11: Vaststellen reistijd per openbaar vervoer (art. 1, 10, 11, 12, 17 en 18 Verordening)

Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis van de Reisinformatiegroep via www.9292ov.nl

Artikel 12: Reistijd per aangepast vervoer (art. 12, 18 Verordening)

Het vervoer vindt plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids van de betreffende school.

Als er sprake is van kortere schooltijden in verband met een ‘wenperiode’ (bijvoorbeeld vanwege de jonge leeftijd van het kind) zijn de ouders zelf verantwoordelijk voor het vervoer buiten de schooltijden.

Uitgangspunt is het streven naar een zo kort mogelijke reistijd en wachttijd. De gemeente heeft echter ook rekening te houden met een efficiënte uitvoering van het leerlingenvervoer door bijvoorbeeld het combineren van vervoer. De aflever- en ophaaltijd aan school moet liggen binnen een marge van 15 minuten voor de aanvangstijd respectievelijk na de eindtijd van de school. Afwijkingen hierop zijn alleen toegestaan in overleg met en na goedkeuring van de gemeente.

Voor het vaststellen van de reistijd per aangepast vervoer wordt de vervoerder geraadpleegd.

Hoofdstuk 4: Kosten/vergoeding

Artikel 13: Vaststellen kosten openbaar vervoer (art. 10, 11, 12, 17, 18 en 19 Verordening)

Het vaststellen van de kosten van openbaar vervoer en de daaraan gerelateerde vergoeding vindt plaats op basis van de informatie op www.9292ov.nl.

De goedkoopst mogelijke optie komt voor vergoeding in aanmerking en wordt door de gemeente berekend aan de hand van informatie op deze website. Als de gemeente heeft vastgesteld dat een begeleider noodzakelijk is, dan vergoedt de gemeente ook het abonnement voor de begeleider. Ook hiervoor geldt het uitgangspunt de goedkoopst mogelijke wijze van vervoer.

Artikel 14: Vaststellen vergoeding eigen vervoer (Art. 10, 11, 13 Verordening)

Heeft een leerling vanwege zijn/haar handicap recht op aangepast vervoer en brengt de ouder de leerling zelf met de auto naar school, dan berekent de gemeente op grond van de reisafstand van huis naar school op welke vergoeding een ouder recht heeft (kilometervergoeding). Dit wordt alleen toegepast bij ouders die recht hebben op een vergoeding voor aangepast vervoer voor hun kind. De hoogte van deze vergoedingen worden afgeleid van de Reisregeling binnenland. Gemeente Brunssum hanteert in deze het “schijvenmodel” (omschreven in de Reisregeling binnenland). Bij deze systematiek wordt de heen- en terugreis tweemaal vergoed.

Aantal kilometers

Kilometervergoeding in euro’s

0- 5.000

0,24 (65% x € 0,37)

5.001-10.000

0,18 (48% x € 0,37)

10.001-20.000

0,14 (37% x € 0,37)

20.001 en verder

0,12 (33% x 5 0,37)

Bedragen schooljaar 2016-2017, de VNG publiceert jaarlijks in februari de actuele kilometervergoeding voor het nieuwe schooljaar via haar website. Deze kunnen jaarlijks worden aangepast. De gemeente baseert de vergoeding op deze kilometervergoeding van de VNG.

De “eigenvervoer”-vergoedingen in het leerlingenvervoer zijn onbelast, voor de ontvangers vormt de vergoeding geen bron van inkomsten.

Komt de leerling in aanmerking voor een vergoeding voor openbaar vervoer (al dan niet met begeleiding) en brengt de ouder de leerling zelf met de auto naar school dan wordt een vergoeding op basis van de kosten van openbaar vervoer (al dan niet met begeleiding) uitgekeerd.

Artikel 15: Uitbetaling vergoedingen

Een schooljaar bevat 200 schooldagen/40 schoolweken. De overige 12 weken zijn vakantieweken (6 weken zomervakantie, 1 week herfstvakantie, 2 weken kerstvakantie, 1 week carnavalsvakantie, 2 weken mei-vakantie).

Daarom vindt er gedurende 10 maanden per schooljaar uitbetaling van de vergoeding voor openbaar of eigen vervoer aan ouders plaats. De vergoeding wordt (telkens vóór de 1e van de betreffende maand) overgemaakt voor de maanden september tot en met juni van elk schooljaar. In de maanden juli en augustus vindt geen uitbetaling plaats.

Hoofdstuk 5: Aanvraagprocedure / besluitvorming

Artikel 16: Aanvraag procedure (Art. 5 Verordening)

  • 1. Indien ouders voor een vervoersvoorziening voor hun kind in aanmerking willen komen, dienen zij een aanvraag in bij het college. De gemeente stelt hiervoor een aanvraagformulier beschikbaar. Ouders dienen van dit aanvraagformulier gebruik te maken.

    Op de aanvraagformulieren die vóór de zomervakantie verzonden worden ten behoeve van het vervoer in het volgende schooljaar, staat op het aanvraagformulier een datum genoemd waarop de aanvraag ingediend moet zijn. Aanvragen die ná deze datum ingediend worden zullen behandeld worden maar er kan geen garantie gegeven worden dat het vervoer op tijd geregeld is. De reden daarvoor is dat de leerlingaantallen en bestemmingen op tijd bekend moeten zijn om het vervoer na de zomervakantie te organiseren.

  • 2. Voor aanvragen die gedurende het schooljaar worden ingediend, geldt een afhandeltermijn van maximaal 8 weken (conform Algemene Wet Bestuursrecht).

Artikel 17: Advisering ten aanzien van de wijze van vervoer (art. 9, lid 4 en art. 16, lid 2 Verordening)

In de Verordening is bepaald dat gehandicapte leerlingen op een passende wijze dienen te worden vervoerd.

“Gehandicapte leerling” in de zin van de verordening is de leerling, die vanwege zijn lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap in het geheel niet, of alleen met begeleiding van het openbaar vervoer gebruik kan maken.

De gemeente Brunssum maakt, indien nodig, gebruik van de diensten van de GGD Zuid Limburg om advies in te winnen ten aanzien van de passende vervoersvorm voor elke leerling afzonderlijk.

De GGD Zuid Limburg is een onafhankelijke geneeskundige gezondheidsdienst die, op grond van de door ouders aangeleverde medische informatie over hun kind, advies afgeeft aan de Gemeente Brunssum over de passende vervoersvorm voor het betreffende kind. Indien de GGD op grond van de medische stukken geen goed advies kan afgeven kan het voorkomen dat een kind wordt opgeroepen voor een spreekuurbezoek.

Indien de gemeente overgaat tot het inwinnen van een dergelijk advies wordt de aanvrager geacht hier volledige medewerking aan te verlenen; de gemeente zal de betreffende advieskosten betalen. Pas als dit advies is ontvangen, is de aanvraag compleet en gaat de behandeltermijn van acht weken in.

Artikel 18: Drempelbedrag (art. 14 Verordening)

Om te kunnen bepalen of het drempelbedrag als bedoeld in artikel 14 van de verordening moet worden geheven, is het noodzakelijk dat door de aanvrager bij de aanvraag inkomensgegevens worden overlegd. Er dient een IB-60 formulier te worden bijgevoegd bij de aanvraag van de aanvrager en tevens van de eventuele partner. Onder partner wordt verstaan de (levens-)partner waarmee de aanvrager een relatie heeft en waarmee de aanvrager samenwoont. Indien deze gegevens ontbreken of niet (volledig) kunnen worden beoordeeld, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om binnen 2 weken alsnog deze gegevens aan te leveren. Als na afloop van deze termijn de gegevens nog niet ontvangen zijn, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen (Awb art. 4:15).

Conform het bepaalde in artikel 14 van de Verordening wordt het drempelbedrag in mindering gebracht op de vervoersvergoeding.

Doelgroep voor het drempelbedrag: leerlingen die een school voor basisonderwijs bezoeken en leerlingen die een speciale school voor basisonderwijs bezoeken.

Artikel 19: Eigen bijdrage (Art. 15 Verordening)

Conform artikel 15 van de Verordening kan een eigen bijdrage van toepassing zijn. De Gemeente Brunssum verrekent in dat geval de eigen bijdrage met de te vergoeden vervoerskosten.

De inkomensafhankelijke bijdrage is bedoeld voor ouders/verzorgers van wie het kind een school voor basisonderwijs bezoekt en waarvan de school ten minste 20 kilometer van de woning ligt. Dit wordt bepaald aan de hand van de routeplanner op www.anwb.nl

Artikel 20: Overlast in het vervoer en ontzegging toegang tot vervoer

Ouders zijn te allen tijde verantwoordelijk voor het gedrag van hun kind in de (taxi)bus. Zij moeten hun kinderen instrueren zich zo te gedragen, dat tijdens het vervoer geen ongeregeldheden ontstaan.

In de informatiebrochure van de vervoerder staat verwoord wat er wordt verwacht van de leerling die vervoerd wordt. Het protocol dat wordt toegepast in geval van overlast:

  • ·

    In geval er sprake is van overlast maken ouders/verzorgers hun klacht kenbaar bij de vervoerder en proberen in overleg met de vervoerder tot een oplossing te komen.

  • ·

    Ook de vervoerder kan een klacht hebben over het gedrag van een leerling en naar aanleiding daarvan in contact treden met de ouders/verzorgers.

  • ·

    Wanneer het overleg tussen ouders en vervoerder niet tot een oplossing leidt, zal de gemeente in contact treden met beide partijen om het probleem helder te krijgen.

  • ·

    Als ouders/verzorgers hun kind niet kunnen corrigeren in hun gedrag tijdens het vervoer, kan een oplossing zijn dat één van hen als begeleider mee reist in het vervoer. De gemeente stelt dan een zitplaats ter beschikking tijdens het vervoer van de leerling. Voor de terugreis van de begeleider, dient deze zelf zorg te dragen. ’s Middags na schooltijd geldt hetzelfde in omgekeerde volgorde.

  • ·

    Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt. Als het zover komt, zal de gemeente hiervan mondeling of telefonisch mededeling doen, deze beslissing wordt schriftelijk bevestigd.

Artikel 21: Leerlingenvervoer hoogbegaafd kind.

Reguliere basisscholen kunnen zowel leerlingen die minder als meer begaafd zijn extra begeleiding bieden. In het schoolprofiel of schoolplan geven scholen aan welke ondersteuning en begeleiding zij bieden.

In het voortgezet onderwijs zijn scholen zelf verantwoordelijk voor onderwijs op maat aan hoogbegaafde leerlingen. Scholen ontvangen hier geld voor in het kader van Passend Onderwijs. In het schoolplan staat wat de school doet voor hoogbegaafde leerlingen.

Hoogbegaafdheid is dus niet per definitie een aanleiding om leerlingenvervoer toe te kennen.

Deze lijn wordt ook door uitspraken van de Rechtbank bevestigd. Ook heeft het Ministerie van Onderwijs aangegeven dat iedere basisschool een aanbod heeft voor hoogbegaafde leerlingen.

De gemeente Brunssum verstrekt geen bekostiging voor vervoer naar scholen voor hoogbegaafden, tenzij in een uitzonderlijke situatie blijkt dat het aanbod op dichterbij gelegen scholen onvoldoende is en tot onoverkomelijke problemen leidt.

De gemeente hanteert hierbij het uitgangspunt dat een hoogbegaafde leerling in Brunssum een passend onderwijsaanbod kan volgen op een reguliere basisschool in de buurt in het kader van de Wet Passend Onderwijs. Er wordt van uitgegaan dat de basisscholen in Brunssum voldoende verrijkings- en verdiepingsstof kunnen bieden aan hoogbegaafde leerlingen.

Blijkt dit niet het geval te zijn dan dient er te worden gezocht naar een school binnen het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Heerlen e.o. naar een school die passend onderwijs biedt aan de betreffende leerling.

Er zijn 2 scholen binnen het Samenwerkingsverband PO Heerlen e.o. die hieraan voldoen:

Basisschool Hulsberg te Hulsberg en Basisschool Windekind te Heerlen.

Bij een aanvraag leerlingenvervoer op grond van hoogbegaafdheid wordt van de ouders verlangd dat er een rapportage wordt meegezonden met de aanvraag, waaruit de GGD-arts kan opmaken dat de leerling hoogbegaafd is en geen passend onderwijs kan volgen op de eigen basisschool in Brunssum. De eigen basisschool van de leerling moet verklaren geen verdiepings- en verrijkingsstof aan te kunnen bieden.

Indien ouders hun kind plaatsen op een andere basisschool dan de 2 hierboven genoemde basisscholen, dan worden ten hoogste de vervoerkosten vergoed over de afstand van de woning tot een van beide hierboven genoemde basisscholen. In principe wordt er een vergoeding verstrekt voor openbaar vervoer.

Artikel 22: Structurele en tijdelijke handicap

Een leerling met een tijdelijke beperking, zoals een gebroken been of arm, komt niet in aanmerking voor leerlingenvervoer. Alleen bij een structurele beperking wordt eventueel vervoer verleend. Echter, het kan voorkomen dat een leerling een zware operatie moet ondergaan of een meervoudige ledenmatenbreuk heeft opgelopen, met als gevolg dat hij of zij een groot gedeelte van het schooljaar afhankelijk is van rolstoel en/of krukken vanwege herstel of revalidatie. In dat geval kan een leerling bij een beperking die langer duurt dan 3 maanden eventueel wel een beroep doen op het leerlingenvervoer. Hiervoor moet wel een medische verklaring worden overlegd. Er kan een beschikking worden afgegeven voor de duur van het herstel en/of de revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op vervoer.

Hoofdstuk 6: Overig

Artikel 23. Algemene weigeringsgronden

Tijdens de behandeling van de aanvraag onderzoekt het college of de leerling voldoet aan de criteria gesteld in de Verordening en deze Uitvoeringsregels.

Weigeringgronden zijn in ieder geval:

  • -

    tijdelijke beperking (< 3 maanden) zoals een gebroken been (zie artikel 22);

  • -

    vervoer voor andere doeleinden dan schoolonderwijs, zoals vervoer naar huiswerkbegeleiding, remedial teaching, ziekenhuis, tandarts e.d.;

  • -

    afwijkende schooltijden, bijvoorbeeld door lesuitval, schoolreisje, sportdag;

  • -

    vervoer tussen school en zwembad;

  • -

    vervoer naar logeerhuis;

  • -

    vervoer buiten de schooltijden.

Ouders zijn in dergelijke situaties zelf verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind.

Artikel 24: Hardheidsclausule

De Verordening leerlingenvervoer gemeente Brunssum 2014 kent een hardheidsclausule. Dit betekent dat in gevallen die niet in de Verordening geregeld zijn en waarin dit tot een kennelijk onbillijke situatie zou leiden er met een beroep op deze bepaling alsnog bekostiging van leerlingenvervoer kan worden verleend.

Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor echt uitzonderlijke situaties, omdat het overgrote deel van de voorkomende situaties in de Verordening en de Uitvoeringsregels is geregeld.

In deze Uitvoeringsregels is bepaald dat de hardheidsclausule in een aantal situaties niet zal worden toegepast. Met nadruk staat er dat dit geldt indien er alleen sprake is van de genoemde omstandigheid. De reden daarvan is dat ook ouders die geen aanspraak maken op leerlingenvervoer in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van een oplossing voor het schoolvervoer wegens werk of opleiding.

In deze hardheidsclausule is bepaald dat dat het college in bijzondere gevallen voor het vervoer naar en van school ten gunste van de ouders kan afwijken van bepalingen in de verordening.

De hardheidsclausule kan alleen worden toegepast als een leerling voldoet aan de eisen van de Verordening Leerlingenvervoer en voor leerlingenvervoer in aanmerking komt.

De hardheidsclausule kan niet worden toegepast als een leerling niet voldoet aan de eisen van de Verordening Leerlingenvervoer en dus niet voor leerlingenvervoer in aanmerking komt.

Voorbeeld 1: afstand woning-school is minder dan 6 kilometer en ouders hebben praktische of financiële problemen om hun kind naar school te begeleiden.

Voorbeeld 2: kind in voortgezet onderwijs kan zelfstandig reizen met openbaar vervoer maar ouders kunnen de kosten niet dragen.

Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor echt uitzonderlijke situaties, omdat het overgrote deel van de voorkomende situaties in de verordening is geregeld. Er kan alleen sprake zijn van een bijzondere omstandigheid als die omstandigheid het gezin onderscheidt van andere gezinnen.

De aanpak die door de gemeente is ingezet is conform de visie zoals bedoeld in het gemeentelijk beleidskader Op Eigen Kracht. Oplossingen worden in eerste instantie gezocht in het eigen gezin, vervolgens in het netwerk, daarna kan een collectieve voorziening ingezet worden. De inzet van de hardheidclausule is de achtervang. Ter verduidelijking van de gewenste uitvoeringspraktijk geldt de volgende aanpak.

Op aanvraag worden de bijzondere omstandigheden van persoon en gezin beoordeeld ten opzichte van andere gezinnen in vergelijkbare gezins-en financiële omstandigheden. Het betreft een integrale afweging op grond van primair de persoonlijke verantwoordelijkheid van de ouder(s), waarbij via een objectieve probleemanalyse rekening wordt gehouden met specifieke kenmerken van het kind evenals de mogelijkheden om met behulp van bestaand netwerk, uitgebreid met derden, zoals vrijwilligers(organisaties), redelijkerwijs het vervoer naar school te realiseren is zonder extra ondersteuning door de gemeente. Voor een probleemanalyse worden deskundigen ingeschakeld (zie artikel 9, lid 4 en art. 16, lid 2 van de Verordening).

Ter voorkoming van – ongewenste – precedentwerking dient de toepassing van de hardheidclausule te worden onderbouwd met argumenten die betrekking hebben op de specifieke, concrete situatie van de leerling of ouders van de leerling.

De hardheidsclausule van art. 24 van de Verordening wordt niet toegepast als er alleen sprake is van de omstandigheid dat ouders/verzorger wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet naar school kunnen brengen.

Artikel 25: Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze Uitvoeringsregels treden in werking een dag na bekendmaking.

  • 2. Deze Uitvoeringsregels kunnen worden aangehaald als: Uitvoeringsregels leerlingenvervoer 2016 gemeente Brunssum.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders d.d. 6 september 2016
De burgemeester, De secretaris,
…………………….…………………..

Algemene toelichting:

Ieder kind heeft recht op passend onderwijs. De gemeente Brunssum heeft de ambitie dat iedere leerling een passende plek in het onderwijs wordt geboden, vanuit de visie dat thuisnabijheid en de aanwezigheid van de benodigde expertise belangrijke uitgangspunten zijn. Kortom: we willen de expertise naar het kind brengen in plaats van het kind naar de expertise. Zelfredzaamheid wordt gestimuleerd, zowel van de jongere als van ouders/verzorgers. Met passend onderwijs streven we ernaar de mogelijkheden van het kind optimaal te benutten. De Gemeente Brunssum wil daarom ook met het leerlingenvervoer kijken naar wat kinderen en gezinnen wel zelf kunnen in plaats van wat ze niet kunnen.

Artikel 4, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs (WPO), artikel 4, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en artikel 4, eerste lid van de Wet op de expertisecentra (WEC), verplichten de gemeenteraad een regeling vast te stellen voor het leerlingenvervoer. De verordening Leerlingenvervoer 2014 Gemeente Brunssum geeft uitvoering aan de taakstelling van het gemeentebestuur inzake de bekostiging van het vervoer van leerlingen van en naar scholen voor basisonderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs, of (voortgezet) speciaal onderwijs.

Op de vraag of een aanvraag om leerlingenvervoer moet worden toegekend, wordt in hoofdlijnen het stroomschema uit bijlage 1 van deze Uitvoeringsregels doorlopen.

De Verordening leerlingenvervoer is voor het laatst gewijzigd in 2014. De Verordening Leerlingenvervoer Gemeente Brunssum 2014 is de basis voor de toekenning van een vervoersvoorziening.

Naast hetgeen in de Verordening geregeld wordt, blijkt in de praktijk dat er zich omstandigheden kunnen voordoen die niet of niet eenduidig in de Verordening geregeld zijn. Dit is aanleiding geweest om Uitvoeringsregels op te stellen die aansluiten bij de visie op het brede sociale domein “Op eigen Kracht”.

In de voorliggende Uitvoeringsregels wordt nader uitgewerkt op welke wijze gemeente Brunssum uitvoering geeft aan de geldende Verordening leerlingenververvoer (hierna Verordening).

Met deze Uitvoeringsregels beschikt de gemeente over een instrument om op een eenduidige wijze het vervoer voor leerlingen toe te kennen.

Bij het opstellen van deze Uitvoeringsregels voor het leerlingenvervoer wordt zoveel mogelijk uitgegaan van de mogelijkheden van het kind, niet (alleen) van zijn/haar beperkingen. Verder gaan wij ervan uit dat ouders een belangrijke verantwoordelijkheid voor hun kind hebben en dat zij de eerstverantwoordelijken zijn voor het schoolbezoek van hun kinderen. Uitgaande van die verantwoordelijkheid vinden wij het noodzakelijk dat ouders een belangrijke stem krijgen bij de bepaling wat de beste manier van reizen is voor hun kind.

Leerlingenvervoer is een financiële regeling, waarbij het vervoer wordt bekostigd. Dat kan een vergoeding voor openbaar vervoer zijn of een vergoeding voor het gebruik van een eigen vervoersmiddel (fiets, bromfiets, auto). In voorkomende gevallen kan er ook sprake zijn van taxivervoer (verstrekking in natura). De gemeente wil zoveel mogelijk naar een individuele bekostiging van het leerlingenvervoer.

Algemene lijn in onderstaande voorstellen is dat de regelgeving wordt toegepast maar dat tegelijkertijd zoveel mogelijk maatwerk wordt geboden en dat de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de leerling en het gezin c.q. het netwerk van het gezin wordt gestimuleerd.

Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kinderen en zij dienen in de eerste plaats zelf te zorgen voor vervoer naar school. De gemeente heeft uitsluitend de wettelijke zorgtaak een passende regeling te verstrekken waarmee in de vervoerskosten van de leerling, en zo nodig van een begeleider, kan worden voorzien. Ouders kunnen hun verantwoordelijkheden niet op- of overdragen aan de gemeente. De wettelijke regeling, noch de gemeentelijke Verordening doet hier iets aan af.

Bij de toekenning van een voorziening op grond van de Verordening wordt gekeken naar de specifieke mogelijkheden en onmogelijkheden van het kind en zijn ouders. Zelfstandigheid van het kind en het streven naar de meest optimale vorm van zelfstandigheid is het uitgangspunt.

In bepaalde gevallen is het kind blijvend aangewezen op een specifieke vorm van vervoer. In andere gevallen kan met behulp van een training (bijvoorbeeld via MEE) en/of tijdelijke begeleiding het kind leren zelfstandig naar school te gaan.

Dit maakt dat het toekennen van leerlingenvervoer maatwerk is, waarbij iedere aanvraag individueel wordt beoordeeld.

In bovenstaande Uitvoeringsregels wordt verwezen naar de artikelen uit de Verordening waar de uitvoeringsregel betrekking op heeft.

Bijlage 1: Stroomschema leerlingenvervoer