Beleidsregels bijzondere bijstand

Geldend van 01-10-2012 t/m 03-10-2018

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand

Beleidsregels bijzondere bijstand

Samenvatting

De gemeenteraad heeft een taakstelling vastgesteld om vanaf 2015 € 100.000,- te bezuinigen op het product bijzondere bijstand. Daarnaast heeft de regering vanaf 2012 een structurele verlaging van het budget van € 190.000,- doorgevoerd. Dit alles maakt het nodig om op de bijzondere bijstand een bezuiniging door te voeren.

Een werkgroep bijzondere bijstand heeft de vele aspecten met betrekking tot de bijzondere bijstand beoordeeld op noodzaak, voorliggende voorzieningen, gebruik, kosten, jurisprudentie, etc. en een voorstel aan het college van burgemeester en wethouders uitgebracht op welke onderdelen van de bijzondere bijstand een aanpassing van het beleid mogelijk dan wel nodig is.

Uw college heeft op 26 juni 2012 de notitie "Beleidsregels bijzondere bijstand" met de daarin opgenomen voorstellen in principe vastgesteld. De notitie is vervolgens ter consultatie aan de gemeenteraad voorgelegd. De commissie Dienstverlening en Economie heeft in zijn vergadering van 4 september 2012 met de notitie "Beleidsregels bijzondere bijstand" en de daarin opgenomen voorstellen ingestemd, behoudens punt 15. ‘indirecte studiekosten’. Met betrekking tot dit punt zijn in de collegebrief van 7 september 2012 een aantal vragen beantwoord en is het aanvankelijke voorstel om de bijstandsregeling voor indirecte studiekosten in te trekken, gewijzigd.

Bij het onderzoek is veelal naar het beleid van de gemeente Rotterdam gekeken. Waar mogelijk vindt aansluiting op dit beleid plaats.

In deze notitie komen achtereenvolgens de volgende onderwerpen met betrekking tot de bijzondere bijstand aan de orde.

Onderwerp Pagina

  • 1.

    Inleiding 2

  • 2.

    Draagkracht 3

  • 3.

    Drempel 5

  • 4.

    Aanvraagtermijn periodieke kosten 5

  • 5.

    Inrichtingskosten 5

  • 6.

    Prijzengids 8

  • 7.

    Categoriale bijzondere bijstand voor personen van 65 jaar en ouder 8

  • 8.

    Medische voorzieningen en behandelingen en medicijnen 9

  • 9.

    Eigen bijdrage GGZ 12

  • 10.

    Tandartskosten 12

  • 11.

    Brillen en contactlenzen 13

  • 12.

    Babyuitzet 15

  • 13.

    Langdurigheidstoeslag 16

  • 14.

    Kinderopvang sociaal medische indicatie 17

  • 15.

    Indirecte studiekosten 17

  • 16.

    Eigen bijdrage rechtsbijstand en griffierechten 18

  • 17.

    Legeskosten verblijfsvergunningen 19

  • 18.

    Bewijsstukken 19

  • 19.

    Ingangsdatum 20

  • 20.

    Financiële toelichting 20

  • 21.

    Samenvattende voorstellen 21

De Cliëntenraad van Sociale Zaken heeft in zijn vergadering van 30 mei 2012 positief advies uitgebracht over de voorstellen, behoudens het gestelde onder punt 4, in deze notitie.

1.Inleiding

Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat een persoon bijzondere noodzakelijke kosten moet maken. Als hij voor deze kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening (bijvoorbeeld de zorgverzekering) en deze uitgaven ook niet (volledig) uit zijn eigen inkomen en/of vermogen kan betalen, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verstrekt.

De bijzondere bijstand is een openeindregeling en opgenomen in de Wet werk en bijstand (hierna WWB). De afdeling Sociale Zaken voert deze wet uit.

De gemeenteraad heeft vanaf 2015 een taakstelling vastgesteld om € 100.000,- te bezuinigen op het product bijzondere bijstand. Daar komt bij dat de regering de gemeentelijke inkomensondersteunende voorzieningen vanaf 1 januari 2012 heeft genormeerd op maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (artikel 35 lid 9 WWB). Voor de gemeente betekent dit vanaf 2012 een structurele verlaging van € 190.000,-. Dit alles maakt het noodzakelijk op de bijzondere bijstand een bezuiniging door te voeren. In januari 2012 is hiervoor een werkgroep bijzondere bijstand samengesteld.

De werkgroep bestaat uit een unithoofd Inkomen, senior beleidsadviseur, beleidsadviseur, casemanager Inkomen, kwaliteitsmedewerker en een medewerker bezwaar en beroep. Ondanks een onderbesteding op het product bijzondere bijstand over 2011 is de prognose dat de uitgaven over 2012 weer hoger zullen liggen dan over 2011.Bij punt 20. treft u een financiële toelichting aan.

De werkgroep bijzondere bijstand heeft de vele aspecten met betrekking tot de bijzondere bijstand beoordeeld op noodzaak, voorliggende voorzieningen, gebruik, kosten, jurisprudentie, etc.

De gemeente Rotterdam heeft het afgelopen jaar een forse bezuinigingsoperatie ondergaan. Dit heeft ook zijn weerslag gehad op de bijzondere bijstand. Uit onderzoek blijkt dat de gemeente Rotterdam de vergoeding van sommige bijzondere bijstandskosten drastisch heeft verlaagd, soms zelfs twee keer in een jaar. Achter deze verlaging ligt niet altijd een (beleidsmatige) onderbouwing, doch is slechts alleen sprake van een bezuiniging. Waar de gemeente Rotterdam soms een hogere vergoeding verstrekt, geeft Capelle aan den IJssel een lagere vergoeding en omgekeerd. Daarbij moet ook aangetekend worden dat Rotterdam sowieso een ruimhartiger beleid had dan Capelle aan den IJssel, zodat zij meer redenen had om te bezuinigen dan Capelle aan den IJssel. In deze notitie zal blijken dat Rotterdam op sommige onderdelen nog steeds een ruimhartiger beleid voert dan Capelle aan den IJssel.

Het is noodzakelijk om de samenhang van het gehele bijzondere bijstandsbeleid in ogenschouw te nemen, waardoor het niet mogelijk is om ‘zo maar’ het beleid van een andere gemeente te volgen.

Vermeldenswaardig is dat de gemeente Capelle aan den IJssel vanaf 2009 bij de gemeente Rotterdam is aangesloten met de collectieve zorgverzekering voor mensen met een minimuminkomen. Dit betekent dat Capelse burgers met een laag inkomen dezelfde collectieve zorgverzekering kunnen afsluiten als Rotterdammers.

De werkgroep bijzondere bijstand heeft dit alles in ogenschouw genomen en goed afgewogen op welke onderdelen van de bijzondere bijstand een aanpassing van het beleid mogelijk is. Daarbij is ook gekeken of vergoedingen of hoogtes van vergoedingen in deze tijd nog wel reëel en financieel verantwoord zijn. Een effectieve uitvoering door de afdeling Sociale Zaken, zoals de controle van bewijsstukken, is ook bezien door de werkgroep. U treft over dit alles voorstellen aan.

Per onderwerp treft u een beschrijving aan van het huidige beleid en worden voorstellen voor aanpassing, handhaving of afschaffing gedaan. Een kostenbesparing per product aangeven is nauwelijks mogelijk, omdat het gebruik per jaar nogal fluctueert en het een openeindregeling betreft. Kostensoorten van de bijzondere bijstand die niet in deze notitie worden beschreven zijn wel door de werkgroep beoordeeld, maar worden relatief weinig verstrekt of drukken nauwelijks op het product bijzondere bijstand, bijvoorbeeld warme maaltijden voor ouderen. De werkgroep heeft ook geen aanleiding gezien om voor deze kosten een wijzigingsvoorstel te doen. Het zou te omvattend zijn om al deze onderwerpen te beschrijven en voorstellen uit te brengen om dit beleid ongewijzigd te handhaven.

De Cliëntenraad van Sociale Zaken heeft in zijn vergadering van 30 mei 2012 positief advies uitgebracht over de voorstellen, behoudens het gestelde onder punt 4, in deze notitie. De commissie Dienstverlening en Economie heeft in zijn vergadering van 4 september 2012 met deze notitie en de voorstellen ingestemd, behoudens punt 15. ‘indirecte studiekosten’. Met betrekking tot dit punt zijn in de collegebrief van 7 september 2012 een aantal vragen beantwoord en is het aanvankelijke voorstel om de bijstandsregeling voor indirecte studiekosten in te trekken, gewijzigd.

2.Draagkracht

De hoogte van het inkomen en vermogen van de klant bepaalt zijn eigen bijdrage voor de bijzondere bijstand. Dit noemen we draagkracht. Het college besluit welke draagkrachtregels gelden en met welke middelen (inkomen en vermogen) rekening wordt gehouden bij de berekening van de draagkracht.

Zo kan het college besluiten bepaalde middelen (bijvoorbeeld kinderbijslag, huurtoeslag, bepaalde heffingskortingen van de belastingdienst, vrijlating inkomsten uit arbeid etc.) die voor de algemene bijstand (de maandelijkse bijstandsuitkering voor levensonderhoud) buiten beschouwing worden gelaten, wel in aanmerking te nemen voor het vaststellen van de hoogte van de draagkracht. Bij het huidige beleid is dit gelijk getrokken. Wat inkomen is voor de algemene bijstand, is dat ook voor de bijzondere bijstand. Een vrijlating van bijvoorbeeld een heffingskorting van de Belastingdienst voor de algemene bijstand geldt dan ook niet als inkomen voor de bijzondere bijstand. De gemeente Rotterdam voert dit beleid ook.

Het maken van een draagkrachtberekening is aan de orde bij personen die een hoger inkomen ontvangen dan de bijstandsnorm, bijvoorbeeld bij personen die werken. Personen met een bijstandsuitkering hebben geen draagkracht. Mensen die een inkomen ontvangen dat iets hoger ligt dan de bijstandsnorm, hebben een klein bedrag aan draagkracht. Naar mate het inkomen stijgt, stijgt ook de draagkracht.

De werkgroep ziet geen aanleiding om hierop aanpassingsvoorstellen te doen.

De hoogte van de draagkracht wordt voor een jaar vastgesteld via een speciale berekeningsformule. Van het inkomen dat hoger ligt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt een percentage genomen. Bij de invoering van de WWB (in 2004) is besloten om de draagkrachtpercentages van 10/20%, die op de meeste kosten van toepassing zijn, te verhogen. Dit betekende dat mensen met een inkomen hoger dan bijstandsniveau een hogere draagkracht kregen. Mensen met een bijstandsuitkering werden niet extra financieel belast.

De 10/20%-regeling is toen verhoogd naar een 20/50%-regeling, waarbij het normbedrag van de eerste 20% is verhoogd van € 817,- naar € 1.000,-.

De door Capelle aan den IJssel gehanteerde percentages van 20/50% liggen in Rotterdam lager, namelijk op 10/35%. De 10% past Rotterdam toe tot een bedrag van € 840,- per jaar. De werkgroep ziet geen aanleiding om de Capelse percentages te verlagen.

Op te merken valt dat Sociale Zaken ook gebruik maakt van de draagkrachtpercentages 0% en 100%. Deze zijn slechts bij een paar kostensoorten aan de orde, zoals inrichtingskosten (0%) en woonkostentoeslag (100%). Bij inrichtingskosten wordt geen draagkrachtberekening gemaakt, maar aan de hand van de hoogte van het inkomen van de klant bekeken wat hij zelf heeft moeten kunnen reserveren. Bij woonkostentoeslag moet de klant al het inkomen dat hoger ligt dan zijn bijstandsnorm inzetten voor de bijzondere bijstand.

Het vermogen tot aan 100% van de vermogensgrens, zoals dat geldt bij de bijstandsuitkering voor levensonderhoud, wordt in Capelle aan den IJssel vrijgelaten. Er is een periode onder de WWB geweest dat slechts 50% werd vrijgelaten. Deze maatregel is per 1 januari 2009 teruggedraaid, omdat het beoogde financiële voordeel minimaal was en sprake van rechtsongelijkheid. Bij mensen die deelnemen aan de nieuwe collectieve zorgverzekering geldt wel een 100% vrijlating van het vermogen. En bovendien was het voor de uitvoering veel werk. Rotterdam hanteert ook een vermogensgrens van 100%.

Capelle aan den IJssel

Rotterdam

Draagkrachtpercentages bij inkomen boven de bijstandsnorm

20/50%

10/35%

Bedrag tot waarbij het laagste percentage (20% voor Capelle) geldt bij een overschrijding van de bijstandsnorm op jaarbasis

€ 1.000,-

€ 840,-

Vermogensvrijlating

100% van de vermogensgrens in de WWB

100% van de vermogensgrens in de WWB

Draagkracht bij WSNP, beslag en minnelijk traject SHV

De Centrale Raad van Beroep heeft uitspraken gedaan over draagkracht in relatie tot beslag op de uitkering. Deze uitspraken komen er op neer dat als op (een deel van) het inkomen van de belanghebbende executoriaal beslag is gelegd waardoor hij over dat (deel van het) inkomen geen feitelijke bestedingmogelijkheid heeft, noch beschikkingsbevoegd is, noch een mogelijkheid heeft om het hem uit te laten betalen, het college bij de berekening van de draagkracht in het kader van de bijzondere bijstand met dat (deel van het) inkomen geen rekening mag houden. Dit betekent dat als er sprake is van executoriaal beslag op het inkomen of als de klant is toegelaten tot de WSNP, hiermee rekening moet worden gehouden bij de berekening van de draagkracht. Dit beleid voert Sociale Zaken sedert mei 2010.

Bij personen die in een minnelijk traject (van Schuldhulpverlening) zitten wordt hiermee bij de berekening van de draagkracht tot op heden geen rekening gehouden. Bij deze personen wordt het volledige inkomen in ogenschouw genomen bij de berekening van de draagkracht.

De gemeente Rotterdam hanteert bij het minnelijk traject hetzelfde beleid als bij beslag op de uitkering en toelating tot de WSNP. Bij een minnelijke regeling is er eveneens sprake van een problematische schuldensituatie. De werkgroep is van mening dat Capelle aan den IJssel hierbij moeten aansluiten. Mensen die hun best doen om via het minnelijk traject van hun schulden af te komen moeten niet nadeliger uit zijn dan mensen die (soms door eigen toedoen) in het wettelijk traject terecht zijn gekomen. Bij een aanvraag om bijzondere bijstand moet wel beoordeeld worden of het traject goed verloopt en de belanghebbende zich aan de afspraken houdt.

AOW

Voor personen met slechts een AOW-pensioen is in het verleden het beleid vastgesteld dat zij niet over draagkracht beschikken. Aan de hand van een berekening bleek de draagkracht slechts enkele euro’s per jaar te zijn.

Sinds een aantal jaar krijgen mensen van 65 jaar en ouder een tegemoetkoming bij hun AOW-uitkering om hun koopkracht op peil te houden. Deze tegemoetkoming is op dit moment € 33,65 bruto per maand. Het netto inkomen van AOW-ers kwam hierdoor wat hoger te liggen dan de bijstandsnorm. Aangezien deze tegemoetkoming op grond van de WWB werd vrijgelaten, was er nog geen sprake van draagkracht. Per 1 januari 2012 is de vrijlating van deze tegemoetkoming in de WWB komen te vervallen omdat de regering het noodzakelijk vond het complementaire karakter van de WWB aan te scherpen. Dit betekent dat bij mensen die over een onvolledig AOW-pensioen beschikken en aanvullende bijstand voor levensonderhoud (via de Sociale Verzekeringsbank) krijgen, deze tegemoetkoming niet wordt vrijgelaten.

Aangezien het huidige beleid inhoudt dat inkomen voor de algemene bijstand ook inkomen is voor de berekening van de draagkracht van de bijzondere bijstand, zou dit betekenen dat mensen met alleen een volledig AOW-pensioen (inclusief de tegemoetkoming) een draagkracht van ongeveer € 68,- op jaarbasis hebben.

De werkgroep is van mening dat mensen met alleen een AOW-pensioen niet zwaarder belast mogen worden en stelt dan ook voor om de beleidsregel te handhaven dat personen met alleen een AOW-pensioen niet over draagkracht beschikken.

3.Drempel

Artikel 35 lid 2 WWB biedt de mogelijkheid om een drempelbedrag in te voeren van € 125,- per jaar. Van deze mogelijkheid wordt geen gebruik gemaakt. Ook de gemeente Rotterdam past de drempel niet toe. Het drempelbedrag biedt het college de mogelijkheid om bijzondere bijstandsverlening in ‘kruimelvoorzieningen’ tegen te gaan.

De drempel is uitvoeringstechnisch een lastig instrument. Sociale Zaken zal dan voor iedere klant administratie moeten voeren om te bepalen wanneer het jaarlijkse drempelbedrag van € 125,- wordt overschreden.

4.Aanvraagtermijn periodieke kosten

Volgens de WWB en vaste jurisprudentie kan geen bijstand worden verstrekt als in de kosten is voorzien voordat de aanvraag is ingediend. De gemeente heeft een beleidsregel dat individuele bijzondere kosten (eenmalige kosten, bijvoorbeeld een bril) die binnen 13 weken na betaling worden aangevraagd, alsnog voor bijstandsverlening in aanmerking komen. Hiermee wordt voorkomen dat veel mensen hun recht op bijzondere bijstand mislopen als zij bijvoorbeeld op een later moment in het bezit komen van de nota of iets later hun aanvraag om bijstand indienen.

Periodieke kosten (kosten die wekelijks of maandelijks terugkeren) worden wel vanaf de datum van aanvraag toegekend. De werkgroep ziet geen redenen om nog langer onderscheid te maken tussen individuele kosten en periodieke kosten. Ook bij periodieke kosten moet de mogelijkheid bestaan om deze vanaf 13 weken voor de aanvraagdatum te vergoeden.

In de gemeente Rotterdam mogen nota’s maximaal een jaar oud zijn. De werkgroep is hier geen voorstander van. Om de noodzaak van de kosten te bepalen die een jaar geleden zijn gemaakt, is vrij complex. Ook de berekening van de draagkracht met terugwerkende kracht aan de hand van de toenmalige gezinssituatie kan problemen in de uitvoering veroorzaken.

De Cliëntenraad Sociale Zaken heeft in zijn vergadering van 30 mei 2012 geadviseerd om de gehele “13 weken-regel” te schrappen. Ook voor de individuele bijzondere bijstand. De Cliëntenraad is van mening dat een klant zelf verantwoordelijk is voor het op tijd aanvragen van bijzondere bijstand.

De werkgroep steunt dit advies niet. Klanten die bijvoorbeeld zelf direct de nota betalen bij de aanschaf van een voorziening en nog geen bijzondere bijstand hebben aangevraagd, lopen hierdoor een vergoeding via de bijzondere bijstand mis. Ook klanten die (om wat voor reden dan ook) op een later moment over de nota beschikken of de nota later bij Sociale Zaken indienen vallen hieronder. Om te voorkomen dat hierdoor schulden ontstaan bij klanten, stelt de werkgroep voor om de 13 weken-regel voor de individuele bijzondere bijstand te behouden en uit te breiden met de periodieke bijzondere bijstand.

5.Inrichtingskosten

Zoals in de inleiding staat vermeld heeft de gemeenteraad vanaf 2015 een taakstelling vastgesteld om € 100.000,- te bezuinigen op het product bijzondere bijstand. Bij het inboeken van deze bezuiniging zijn de uitgaven voor inrichtingskosten specifiek genoemd als mogelijke bezuinigingspost.

In 2011 heeft hierop al een daling van de uitgaven plaatsgevonden. Dit kwam door het lagere aantal te huisvesten statushouders, een strengere controle bij de aanvraag, het meer individueel bepalen van de hoogte van de bijstand en hogere baten als gevolg van meer aflossingen op verstrekte leningen.

Het college heeft een aantal jaar geleden besloten om voor wat betreft de hoogte van de bijstand voor volledige inrichtingen aan te sluiten bij de gemeente Rotterdam. Dit betekent dat de onderstaande tabel in de praktijk wordt toegepast.

Woonsituatie

Stoffering

Inrichting

Totaal inrichtingskosten

1 persoon, kamerbewoner

€ 685,-

€ 3.147,-

€ 3.832,-

1 persoon, 1-kamerwoning

€ 685,-

€ 4.526-

€ 5.211-

1 persoon, meerkamerwoning

€ 1.682-

€ 5.266,-

€ 6.948,-

2 personen, echtpaar

€ 1.682,-

€ 5.951,-

€ 7.633,-

2 personen, geen echtpaar

€ 2.538,-

€ 5.951,-

€ 8.489,-

3 personen, echtpaar

€ 2.538,-

€ 6.639,-

€ 9.177,-

3 personen, geen echtpaar

€ 3.397,-

€ 6.639,-

€ 10.036,-

4 personen

€ 3.397,-

€ 7.324,-

€ 10.721,-

5 personen

€ 4.157,-

€ 8.106,-

€ 12.263,-

6 personen

€ 4.758,-

€ 8.793,-

€ 13.551,-

meer personen, per persoon extra

€   600-

€   685,-

€ 1.285,-

De gemeente Rotterdam heeft deze bedragen ondertussen aanzienlijk verlaagd. Eerst zijn de bedragen met 25% verlaagd en per 1 juli 2011 zijn de nieuwe bedragen gehalveerd. Dit levert de volgende tabel op:

Woonsituatie

Stoffering

Inrichting

Totaal inrichtingskosten

1 persoon, kamerbewoner

€ 257,-

€ 1.180,-

€ 1.437,-

1 persoon, 1-kamerwoning

€ 474,-

€ 1.481-

€ 1.955,-

1 persoon, meerkamerwoning

€ 631,-

€ 1.975,-

€ 2.606,-

2 personen, echtpaar

€ 631,-

€ 2.232,-

€ 2.863,-

2 personen, geen echtpaar

€ 952,-

€ 2.232,-

€ 3.184,-

3 personen, echtpaar

€ 952,-

€ 2.490,-

€ 3.442,-

3 personen, geen echtpaar

€ 1.274,-

€ 2.490,-

€ 3.764,-

4 personen

€ 1.274,-

€ 2.747,-

€ 4.021,-

5 personen

€ 1.559,-

€ 3.040,-

€ 4.599,-

6 personen

€ 1.784,-

€ 3.298,-

€ 5.082,-

meer personen, per persoon extra

€   225,-

€   257,-

€ 482,-

Gezien de drastische verlaging is deze aanpassing niet direct door Capelle aan den IJssel gevolgd. Uit navraag bij de gemeente Rotterdam blijkt dat de hoogte van de bedragen zijn verlaagd naar aanleiding van bezuinigingen. De gemeente Rotterdam heeft bedrijven als Media Markt, Ikea en Leen Bakker bezocht voor onderzoek naar de huidige prijzen van woninginrichting en witgoed. Er is gekeken naar prijs en kwaliteit. Uitgangspunt was sober, maar degelijk. Er is niet gekeken naar aanbiedingen.

Het bleek dat door deze winkels gehanteerde prijzen lager lagen dan Rotterdam hanteerde voor inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen.

De gemeente Rotterdam past bij aanvragen voor inrichtingskosten een hoge mate van individualisering toe. Wat moet een klant beslist noodzakelijk aanschaffen?

In de uitvoeringspraktijk in onze gemeente gebeurt dat ook al langere tijd. Het toekennen van de maximale bedragen voor inrichtingskosten komt dan ook nauwelijks voor. Er wordt maatwerk geleverd. Dit heeft ertoe geleid dat de uitgaven voor leenbijstand in 2011 drastisch zijn gedaald.

Een ontwikkeling van de laatste jaren is de aanschaf van goederen via (web)winkels die tweedehands goederen verkopen. Het is de keuze van de klant of hij daarvan gebruik wil maken. Een klant kan ook stoffering van een vorige bewoner overnemen of goederen aanschaffen via bijvoorbeeld marktplaats.nl, de kleding- en meubelbank of de kringloopwinkel. De gemeente Rotterdam hanteert dit beleid.

Het past niet meer in deze tijd van bezuinigingen om hoge bedragen te hanteren voor inrichtingskosten en het uitgangsprincipe dat klanten altijd over een nieuwe inrichting moeten beschikken. De gemeente Rotterdam heeft hierop dan ook een forse verlaging doorgevoerd. In de winkels bleken prijzen aanzienlijk lager te liggen dan normen die werden gehanteerd. Daarbij komt dat onze gemeente sowieso al maatwerk levert, hetgeen resulteerde in lagere uitgaven voor inrichtingskosten.

Er is ook gekeken naar bedragen die de gemeente Delft hanteert. De bedragen die deze gemeente hanteert liggen slechts enkele honderden euro’s hoger dan bij de gemeente Rotterdam.

Alles overziend, wordt voorgesteld aan te sluiten bij de maximale normbedragen inrichtingskosten van de gemeente Rotterdam. Het uitgangspunt dat de bijstand als lening wordt verstrekt, blijft gehandhaafd.

Inrichtingskosten bij echtscheiding

Het huidige uitvoeringsbeleid bij een echtscheiding is dat ervan wordt uitgegaan dat beide partners over de helft van de inboedel kunnen beschikken en dat maximaal de helft van de volledige norm aan inrichtingskosten verstrekt kan worden. De praktijk is vaak anders. Bij de ene ouder komen de kinderen wonen, de verdeling van de goederen levert heel veel problemen op, de woning van de partner is veel groter of de partner die achterblijft in de echtelijke woning hoeft deze woning van minder nieuwe spullen te voorzien in verband met bijvoorbeeld inbouwkasten en/of -meubels en niet te stofferen. Aangezien voorgesteld wordt de normbedragen aanzienlijk te verlagen, is het niet langer reëel om de gehalveerde normbedragen te hanteren. Daar komt nog bij dat er sowieso maatwerk zal worden geleverd. Voorgesteld wordt deze beleidsregel in te trekken.

Reserveren

In de bijstandsnorm is een bedrag opgenomen om schulden af te lossen en een bedrag om te reserveren voor de aankoop en vervanging van huishoudelijke artikelen of goederen. Als een klant geen schulden heeft, is het reserveringsbedrag voor schulden ook beschikbaar voor het reserveren voor de aankoop en vervanging van goederen.

Het is niet reëel om mensen die er alles aan doen om geen schulden te maken, te verplichten om tweemaal zoveel te reserveren als mensen die aflossen op schulden. In de uitvoeringspraktijk wordt hier wisselend mee omgegaan. Het is verstandig hier duidelijkheid in te scheppen en te besluiten dat in alle gevallen als vuistregel eenmaal het reserveringsbedrag in ogenschouw wordt genomen. Daarbij kijken we alleen naar volle reserveringsmaanden.

Overeind blijft staan dat bij iedere aanvraag naar de individuele omstandigheden van de klant wordt gekeken. Dit conform vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep.

Ten slotte is er een staande beleidsregel die betrekking heeft op het over meerdere jaren reserveren. Als afschrijving van een duurzaam goed hanteert Sociale Zaken vijf jaar. Als een klant al twee jaar heeft moeten dan wel kunnen reserveren voor bijvoorbeeld een verhuizing dan kan hij slechts 3/5 van het maximale bijstandsbedrag krijgen. Deze regel komt in de praktijk zelden voor. Aangezien in alle gevallen maatwerk wordt geleverd met betrekking tot de mogelijkheid van het al dan niet kunnen reserveren, wordt voorgesteld deze beleidsregel in te trekken.

Bewijsstukken

De hoogte van de bijstand in inrichtingskosten wordt bepaald aan de hand van de individuele situatie. De klant maakt een kostenbegroting. De bijstand wordt uitbetaald en er is achteraf geen controle op de besteding. Een dergelijke controle is zeer arbeidsintensief. Bovendien wordt de bijstand als lening verstrekt en zodoende terugbetaald. Bij gerede twijfel over de besteding wordt wel naar de nota’s gekeken. Als een klant onder begeleiding staat of in de WSNP zit, wordt de bijstand aan de begeleidende instantie of rechtstreeks aan de leverancier betaald.

Ook voor deze bijstand zal de klant in de toekomst de verplichting krijgen om de nota’s maximaal een jaar te bewaren. Bij het onderdeel bewijsstukken wordt een voorstel gedaan voor de controle op nota’s. Op de besteding van bijzondere bijstand inrichtingskosten zal bij deze steekproef extra aandacht worden geschonken.

6.Prijzengids

Voor de aanschaf van losse goederen (bijvoorbeeld een wasmachine) hanteert de gemeente de prijzengids van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD). Veel gemeenten hanteren de prijzengids. De gemeente Rotterdam hanteert zijn eigen tabellen en heeft deze vorig jaar met 25% verlaagd. Toen bleek dat de bedragen in de prijzengids globaal nog steeds overeenkwamen met de nieuwe bedragen van de gemeente Rotterdam.

Per 1 juli 2011 heeft de gemeente Rotterdam deze bedragen wederom verlaagd. Uit onderzoek blijkt dat zij dit zonder al teveel onderzoek hebben gedaan. Dit levert het volgende schema van een aantal duurzame gebruiksgoederen op:

Duurzaam gebruiksgoed

Rotterdam

vóór 1-7-2011

Rotterdam

per 1-7-2011

Capelse

Prijzengids

Wasmachine

€ 404,-

€ 249,-

€ 390,-

Koelkast

€ 298,-

€ 139,-

€ 245,-

Gaskookplaat

€ 94,-

€ 79,-

€ 125,-

Fauteuil

€ 307,-

€ 50,-

€ 220,-

Vloerbedekking 4 meter breed, per strekkende meter

€ 80,-

€ 14,-

€ 40,-

Matras - 1 persoons

€ 74,-

€ 60,-

€ 100,-

De gemeente Delft hanteert nagenoeg dezelfde bedragen als Capelle aan den IJssel. De gehanteerde bedragen zijn landelijke normen van het NIBUD, welke jaarlijks worden aangepast. Bij de normen voor volledige inrichtingskosten is geen sprake van landelijke normen.

Deze vorm van bijstandsverlening komt niet zo vaak voor. Ingeval van bijstandsverlening is het uitgangspunt dat de bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en witgoed als lening wordt verstrekt. Het volledige bijstandsbedrag betaalt de klant dan terug. De klant moet vooraf een (proforma) nota inleveren om de hoogte van de bijstand te kunnen bepalen.

De werkgroep is van mening dat de bedragen in de prijzengids gehandhaafd kunnen blijven.

7.Categoriale bijzondere bijstand voor personen van 65 jaar en ouder

Personen tot 65 jaar kunnen in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag (zie verderop in deze notitie). Personen van 65 jaar en ouder zijn hiervan wettelijk uitgesloten. Op grond van artikel 35 lid 3 WWB kan aan personen van 65 jaar en ouder categoriale bijzondere bijstand worden verstrekt.

De gemeente heeft voor deze doelgroep al een aantal jaren een categoriale regeling voor de aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksgoederen.

Hiervoor komen personen in aanmerking die minimaal gedurende vier jaar een inkomen op AOW-niveau ontvangen. Slechts een heel klein pensioentje (€ 18,80 per maand voor alleenstaanden en € 37,60 per maand voor echtparen) kan hiernaast nog worden vrijgelaten.

Eenmaal per 12 maanden kan de klant een vergoeding krijgen voor een noodzakelijk duurzaam gebruiksgoed. De bijdrage is maximaal € 350,-. Veelal kan de klant met een lager bedrag volstaan.

Ondanks dat er geen massaal gebruik van deze regeling wordt gemaakt, voorziet zij wel in de behoefte. Over 2011 hebben 95 personen een aanvraag ingediend en is een bedrag van € 28.280,- uitgegeven voor deze kosten (€ 297,- per aanvraag). De financiering van deze regeling vindt plaats uit het armoedebeleid. Aangezien deze beleidsregel een structurele maatregel is geworden wordt in de evaluatie armoedebeleid 2009-2011 voorgesteld de financiering van deze kosten ten laste te brengen van het product bijzondere bijstand.

De gemeente Rotterdam heeft een regeling toeslag voor 65-plussers. Personen met een inkomen tot 110% ontvangen een toeslag van € 200,- per jaar. Er vindt totaal geen controle op de besteding plaats. In Capelle aan den IJssel vraagt de klant bijstand aan voor de aanschaf van een noodzakelijk duurzaam gebruiksgoed. De klant moet vooraf een (proforma) nota inleveren om de hoogte van de bijstand te kunnen bepalen.

Ouderen met een laag inkomen hebben nauwelijks mogelijkheden om te reserveren voor woninginrichting of witgoed. Bovendien kunnen zij hun inkomen niet verhogen door middel van arbeid. De werkgroep stelt voor de beleidsregel te handhaven.

8.Medische voorzieningen en behandelingen en medicijnen

Medische voorzieningen (hulpmiddelen), medische behandelingen en medicijnen krijgen burgers vergoed op grond van de zorgverzekering en de AWBZ.

De gemeente verstrekt bijzondere bijstand voor eigen bijdrages en bijvoorbeeld als het maximum aantal vergoedingen vanuit de zorgverzekering is bereikt. Deze vorm van bijstandsverlening moet gezien worden als buitenwettelijk begunstigend beleid. Veel gemeenten hanteren buitenwettelijk begunstigend beleid, maar niet voor alle kosten.

De laatste jaren is het aantal eigen bijdrages in de gezondheidszorg sterk toegenomen.

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) doet de laatste jaren steeds meer uitspraken waarbij voor medische kosten de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) als passende en toereikende voorliggende voorzieningen worden gezien. Dit betekent kennelijk dat steeds meer gemeenten dit beleid voeren en burgers hiertegen beroep indienen.

Indien bij de Zvw en AWBZ een bewuste beslissing over de noodzakelijkheid van een medische voorziening is gemaakt door om één of meer kostensoorten niet te vergoeden of de voorziening in een bepaalde situatie niet noodzakelijk te achten, dient de WWB zich bij die keuze aan te sluiten. Bijstandsverlening is dan niet mogelijk. Verleent de gemeente wel bijstand dan is sprake van buitenwettelijk begunstigend beleid.

Indien er echter sprake is van zeer dringende reden als bedoeld in artikel 16 lid 1 WWB, kan er toch recht op bijstand bestaan. Het gaat daarbij om een acute noodsituatie die op geen enkele andere manier dan met bijstandsverlening kan worden opgelost.

De gemeente Rotterdam heeft over dit onderwerp per 1 juli 2011 het volgende in haar handboek opgenomen:

“De gemeente Rotterdam heeft met het Zilveren Kruis Achmea een collectieve zorgverzekering samengesteld. De dekking vanuit deze zorgverzekering is dusdanig uitgebreid dat verzekerden voor (para)medische kosten geen beroep meer hoeven te doen op de bijzondere bijstand. Het Zilveren Kruis Achmea vergoedt deze kosten. Vanaf 1 juli 2011 kan geen bijzondere bijstand meer worden verstrekt voor de kosten die in het pakket van de collectieve zorgverzekering zijn opgenomen.

Klanten die elders zijn verzekerd dan bij Zilveren Kruis Achmea, kunnen geen bijzondere bijstand meer krijgen voor medische kosten die ZKA zou vergoeden als ze daar verzekerd waren.”

De werkgroep heeft zich over dit onderwerp gebogen en komt tot de conclusie dat de Zvw en de AWBZ in beginsel als voorliggende voorziening moeten worden aangemerkt. Soms kan een klant naar reguliere geneeswijzen worden verwezen of is er bijvoorbeeld een alternatief medicijn beschikbaar. Zaken waarover de wetgever bewust heeft gekozen (bijvoorbeeld geen vergoeding, een maximum aantal vergoedingen) moeten niet doorkruist worden door de gemeente.

De volgende kosten komen hierdoor niet langer voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking:

  • ·

    Alternatieve geneeswijze

  • ·

    Acupunctuur

  • ·

    Geneesmiddelen

  • ·

    Fysiotherapie

  • ·

    Paramedische behandelingen

  • ·

    Pedicurekosten. Dit geldt ook voor de kosten voor pedicure om niet-medische redenen.

Het is dan ook niet langer nodig om voor deze kosten een medisch advies op te vragen om de noodzakelijkheid vast te stellen.

De werkgroep ondersteunt het beleid van de gemeente Rotterdam niet dat klanten die elders zijn verzekerd dan via de collectieve zorgverzekering van Zilveren Kruis Achmea, geen bijzondere bijstand krijgen voor medische kosten die de collectieve zorgverzekering zou vergoeden als ze daar verzekerd waren.

Iedere burger bepaalt zelf bij welke zorgverzekeraar hij zijn zorgverzekering afsluit. Daar komt bij dat slechts per 1 januari van ieder jaar overgestapt kan worden naar een andere zorgverzekeraar. Een klant die gedurende het jaar afhankelijk wordt van een uitkering kan niet overstappen naar de collectieve zorgverzekering van Zilveren Kruis Achmea. Bovendien geldt dat een klant met geringe medische kosten veelal goedkoper kan uit zijn door niet deel te nemen aan de collectieve zorgverzekering. De gemeente kan klanten dan niet verplichten deel te nemen aan een duurdere zorgverzekering.

Ten slotte moet de bijstandsuitkering als een tijdelijke voorziening gezien worden. Iedere klant zal zo spoedig mogelijk moeten uitstromen naar werk, zodat de binding met de gemeente (en de collectieve zorgverzekering) in principe vrij kort zal zijn.

De werkgroep is van mening dat de (eigen bijdrages van de) volgende voorzieningen wel voor vergoeding in aanmerking moeten blijven komen via de bijzondere bijstand, zover de Zvw en ABWZ geen vergoeding verstrekken:

  • ·

    Orthopedisch schoeisel: Het is belangrijk dat een persoon goed kan blijven lopen en mogelijk heeft iemand zelfs speciaal schoeisel nodig om op de arbeidsmarkt te kunnen blijven meedoen.

  • ·

    Steunzolen. Hetzelfde als bij orthopedisch schoeisel.

  • ·

    Pruik. Dit is meestal aan de orde bij personen die door medische behandelingen te maken krijgen met haaruitval. De werkgroep vindt het uitermate belangrijk dat klanten dan een pruik kunnen aanschaffen.

  • ·

    Hoortoestellen: is noodzakelijk om goed te kunnen blijven functioneren. Kosten van batterijtjes worden nu ook vergoed. Voorgesteld wordt de vergoeding voor batterijtjes op € 50,- per 12 maanden te bepalen.

  • ·

    Huishoudelijke hulp.

  • ·

    Ziekenvervoer anders dan per ambulance. De zorgverzekering geeft veelal een maximum vergoeding per jaar. Als de kosten hoger liggen, moet de klant deze zelf betalen. De noodzaak voor een behandeling in een bepaald ziekenhuis moet wel vastgesteld worden. Deze vorm van bijstandsverlening komt overigens zelden voor.

  • ·

    Reiskosten medische behandelingen. Als een klant regelmatig ziekenhuizen (met zijn of haar kinderen) of verschillende artsen moet bezoeken dan heeft hij veel reiskosten te maken met het openbaar vervoer. De kosten kunnen flink oplopen. Het staande beleid van vergoeding van reiskosten is dat slechts de kosten die liggen boven de kosten van een twee-sterrenmaandabonnement voor vergoeding in aanmerking komen.

Aanvullende (tand)artsverzekering

De gemeente heeft het beleid dat van een klant verwacht mag worden dat hij minimaal beschikt over de goedkoopste aanvullende zorgverzekering alsmede de goedkoopst mogelijke aanvullende tandartsverzekering.

De afgelopen jaren zijn veel kosten vanuit de basisverzekering overgeheveld naar de aanvullende verzekeringen. Het is voor een goede dekking voor medische kosten al lang niet meer voldoende om alleen over een basisverzekering te beschikken. Heeft een klant geen aanvullende (tandarts)verzekering dan komen de kosten die onder de dekking van de goedkoopste aanvullende (tandarts)verzekering van zijn zorgverzekering vallen, niet voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking.

De werkgroep stelt voor dit beleid te handhaven.

9.Eigen bijdrage GGZ

Dit onderdeel is onder voorbehoud. Per 1 januari 2012 is door de regering een bezuiniging ingeboekt op de eigen bijdrage GGZ. In het Lenteakkoord dat door het CDA, VVD, D66, GroenLinks en de ChristenUnie is aangeboden aan de regering is de eigen bijdrage (deels) geschrapt. Bij het opstellen van deze notitie is bekend dat de eigen bijdrage GGZ wordt verzacht om zo de toegang tot deze zorg voor kwetsbare groepen te garanderen. Nog niet bekend is hoe dit wordt geëffectueerd. Mocht de eigen bijdrage in zijn geheel komen te vervallen dan is er ook geen noodzaak om bijzondere bijstand te verstekken.

Geestelijke gezondheidszorg (ggz) werd tot voor kort grotendeels vergoed uit de basisverzekering. Kleinere eigen bijdrages waren meestal afgedekt via een aanvullende verzekering.

Om de groei van de uitgaven in de zorg af te remmen heeft het kabinet voor 2012 een aantal maatregelen genomen in de vergoeding van de geestelijke gezondheidszorg.

Nieuw in 2012 is onder meer een wettelijke eigen bijdrage voor de tweedelijns ggz zorg van maximaal 200 euro per jaar. Deze wettelijke eigen bijdrage is overigens volledig verzekerd in de huidige collectieve zorgverzekering van de gemeente.

Daarnaast kan sprake zijn van (kleine) eigen bijdrages (bijvoorbeeld bij de eerstelijnszorg) die niet door een zorgverzekeraar worden vergoed. Ook zullen personen die niet collectief verzekerd zijn tegen deze kosten aanlopen.

Ook wordt bij een opname van langer dan een maand in een inrichting een eigen bijdrage in rekening gebracht van € 145,- per maand. Ook deze eigen bijdrage wordt vanuit de collectieve zorgverzekering vergoed.

Omdat het voor de betreffende personen al een hoge drempel is om van deze vorm van hulpverlening gebruik te maken en de drempel door de eigen bijdrage alleen maar hoger is geworden, wordt voorgesteld om bijzondere bijstand te verstrekken in de eigen bijdrage geestelijke gezondheidszorg.

Het is uitermate belangrijk dat deze personen niet “afglijden” in de maatschappij en noodzakelijke behandelingen worden voortgezet. Bij de kosten voor opname in een inrichting moet de persoonlijke woon- en leefsituatie alsmede het inkomen en vermogen van de klant in ogenschouw worden genomen. Afhankelijk hiervan kan bezien worden of een vergoeding via de bijzondere bijstand mogelijk is of dat de eigen bijdrage zelf betaald moet worden.

In de praktijk vindt bijstandsverlening voor deze kosten al vanaf 1 januari 2012 plaats.

10.Tandartskosten

De zorgverzekering is de voorliggende voorziening voor tandartskosten. Met de jaren zijn tandartskosten meer en meer vanuit de basisverzekering overgeheveld naar de aanvullende pakketten. In onderdeel 8 van deze notitie is reeds beschreven dat van de klant verwacht wordt dat hij minimaal de goedkoopste aanvullende tandartsverzekering heeft afgesloten.

De gemeente heeft het bijzondere bijstandsbeleid dat bij alle kosten voor alle tandheelkundige behandelingen getoetst dient te worden aan het normbedrag van € 454,- per persoon per draagkrachtperiode.

Als de gevraagde bijzondere kosten (onder aftrek van de vergoeding vanuit de zorgverzekering) in een draagkrachtperiode het voornoemde normbedrag van € 454,- niet overschrijden, kan bijstand worden verleend in deze kosten zonder medisch advies van een onafhankelijk tandarts. Als de bijzondere bijstand in een draagkrachtperiode het normbedrag overschrijdt, kan alleen bijstand worden verleend op schriftelijk advies van een adviserend onafhankelijk tandarts.

De gemeente Rotterdam hanteert op dit onderdeel hetzelfde beleid als beschreven bij “Medische voorzieningen en behandelingen en medicijnen” van deze notitie. Vanaf 1 juli 2011 kan geen bijzondere bijstand meer worden verstrekt voor de kosten die in het pakket van de collectieve zorgverzekering zijn opgenomen.

Zoals eerder geschreven onder punt 8. geldt de zorgverzekering voor medische kosten volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep als een passende en toereikende voorliggende voorziening. Bij gemeenten die toch tot bijstandsverlening overgaan is sprake van buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit geldt ook bij de beleidsregel bijzondere bijstand voor tandartskosten.

De werkgroep is van mening dat bijzondere bijstand voor tandartskosten deels in stand moet blijven. Deze kosten kunnen soms aardig oplopen. Personen met een slecht gebit kunnen te maken krijgen met gezondheidsklachten als voeding niet goed gekauwd kan worden. Ook kan dit mindere kansen op de arbeidsmarkt geven.

De werkgroep stelt voor - net als bij punt 8 - het beleid van Rotterdam niet over te nemen, maar om – net als bij brillen (zie punt 11.) - de bijzondere bijstand aan een maximumbedrag te verbinden, te weten € 500,- per kalenderjaar. De kosten kunnen tot dit bedrag vergoed worden voor behandelingen die op of na 1 oktober 2012 (zie punt 19.) aanvangen. Meerkosten komen niet voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking. Het is op deze wijze ook niet meer nodig om een medisch advies op te vragen. De huidige maximale vergoeding vanuit de collectieve zorgverzekering bedraagt € 450,-. Met de maximale vergoeding vanuit de bijzondere bijstand kunnen mensen die een beroep op bijzondere bijstand moeten doen maximaal € 950,- per kalenderjaar vergoed krijgen voor tandartskosten.

De klant moet vooraf een (proforma) nota inleveren om de hoogte van de bijstand te kunnen bepalen.

Orthodontie

Voor personen van 18 jaar en ouder vergoedt de basisverzekering bij een medische noodzaak de kosten voor behandelingen orthodontie.

Bij kinderen tot 18 jaar vindt geen vergoeding vanuit de basisverzekering plaats. De meeste aanvullende (tandarts)verzekeringen geven hiervoor een maximumbedrag aan vergoeding. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt. De werkgroep ondersteunt noodzakelijke orthodontische behandelingen aan het gebit bij kinderen tot 18 jaar en stelt voor het staande beleid te handhaven.

11.Brillen en contactlenzen

Ook bij de kosten voor een bril is de (aanvullende) zorgverzekering de voorliggende voorziening voor de bijzondere bijstand. De vergoeding verschilt per verzekeraar en soort aanvullende verzekering. Als geen of slechts een gedeeltelijke vergoeding kan worden verkregen via de zorgverzekeraar, is (aanvullende) bijzondere bijstand mogelijk.

Het huidige bijzondere bijstandsbeleid is als volgt. De maximumvergoeding voor een brilmontuur bedraagt € 75,-. Voor één brillenglas kan ook € 75,- worden vergoed. De standaardvergoeding voor een volledige bril is dus maximaal € 225,-. Als de kosten meer bedragen door meerfocus (varilux), ontspiegeling, kunststof glazen en extra dunne glazen vanaf 4,25 dioptrieën, kan ook bijstand in deze meerkosten worden verleend. Deze extra voorzieningen worden niet als luxe aangemerkt. Is er sprake van andere extra voorzieningen, dan moet de klant zelf een medisch advies van een oogarts overleggen. In de praktijk komt het voor dat klanten duurdere brillen aanschaffen door bijvoorbeeld meerfocus (varilux), ontspiegeling, kunststof glazen of extra dunne glazen te nemen. Voor de casemanager is het zeer lastig te onderzoeken welk meerwerk in de bril is opgenomen en of er sprake is van luxe of juist (voor een deel) niet. Dit moet dan weer van de offerte worden afgetrokken. Contact met de opticien is altijd noodzakelijk.

In het vergoedingenoverzicht van de collectieve zorgverzekering 2012 is de vergoeding van een zogenaamde ‘budgetbril’ bij Pearl opgenomen. De verzekerde kan eenmaal per drie jaar een dergelijke bril met geharde en ontspiegelde glazen zonder bijbetaling krijgen. De bril kan zowel bifocaal als multifocaal worden aangeschaft. De bifocale budgetbril heeft op dit moment een waarde van € 129,- en de multifocale bril € 229,-.

Bijzondere bijstand

Voorgesteld wordt de bijstandsverlening in brillen te vereenvoudigen en de hoogte van de bijzondere bijstand aan een maximumbedrag te verbinden.

Is de klant collectief verzekerd dan kan hij aanspraak maken op een budgetbril. Bijzondere bijstand is dan niet noodzakelijk.

Is de klant op een andere wijze of bij een andere zorgverzekeraar verzekerd, dan is zijn zorgverzekering de voorliggende voorziening. Is de vergoeding van zijn zorgverzekering lager dan respectievelijk € 129,- dan wel € 229,- dan kan een aanvulling via de bijzondere bijstand worden verkregen tot één van deze twee bedragen.

Waar er voor deze kostensoort met maximumbedragen wordt gewerkt, is het financieel voordeel minder van een duurdere aanvullende verzekering bij de aankoop van een brilmontuur boven de maximale vergoeding. Staand beleid is de vergoeding vanuit de zorgverzekering in dergelijke gevallen van de daadwerkelijke kosten af te trekken en niet van de maximum bijstandsvergoedingen. De klant heeft bij de aanschaf van een duurdere bril dan nog enig financieel effect van zijn aanvullende verzekering. Dit beleid kan gehandhaafd blijven.

De maximale bijzondere bijstand voor de aanschafkosten voor brillen komt hiermee gelijk te liggen met de maximale vergoeding die via de collectieve zorgverzekering kan worden verkregen. Op dit moment is dat € 129,- voor een bifocale bril en € 229,- voor een multifocale bril. Deze bedragen zullen periodiek worden aangepast. Overigens geldt voor een zonnebril op sterkte dezelfde vergoedingen.

Voorgesteld wordt het systeem van vergoeding van kosten meerfocus (varilux), ontspiegeling, kunststof glazen en extra dunne glazen vanaf 4,25 dioptrieën te verlaten. Hoe de bril is samengesteld doet niet langer ter zake. Er is slechts sprake van een maximale vergoeding (thans € 129,- of € 229,-), die gelijk ligt met de hoogte van de vergoeding vanuit de collectieve zorgverzekering.

Moet de klant slechts een montuur of (één) brillenglas aanschaffen (om wat voor reden dan ook), dan valt deze aanschaf binnen de maximale vergoeding die per drie jaar kan worden verkregen. Kortom: er kan niet meer bijstand dan momenteel € 229,- per drie jaar worden verkregen. Zie ook “frequentie en nota”.

Contactlenzen

Voor contactlenzen geldt via de bijzondere bijstand nu ook een maximale vergoeding van € 225,- per drie jaar.

De verzekerde kan bij gebruik van de collectieve zorgverzekering ook kiezen voor budget maandlenzen. Hiervoor kan hij gedurende drie jaar maximaal twee keer een halfjaarpakket krijgen. Een halfjaarpakket vertegenwoordigt op dit moment een waarde van € 50,15. Tweemaal een halfjaarpakket vertegenwoordigt dus een waarde van € 100,30.

Dit betreft basislenzen. Is er sprake van extreme sterkte of zijn er cilinders nodig, dan zijn de kosten hoger. Om te voorkomen dat bij een aanvraag onnodig onderzoek gedaan moet worden naar de noodzaak van extra luxe, wordt voorgesteld om de maximale hoogte van de bijstand voor contactlenzen gelijk te trekken met de kosten van een multifocale bril, zijnde € 229,-.

Ook bij lenzen geldt dan dat eventuele meerkosten voor (noodzakelijke) luxe niet langer voor vergoeding in aanmerking komen. De samenstelling van de contactlenzen doet niet langer ter zake. Uiteraard moet ook hier eerst de vergoeding vanuit de zorgverzekering van de kosten worden afgetrokken en geldt hetzelfde systeem van (maximale) vergoedingen als bij brillen.

Lenzenvloeistof

Voor onderhoudskosten (vloeistof) van lenzen kan thans maximaal € 50,- per 12 maanden aan bijzondere bijstand worden verleend. De werkgroep is van mening dat het uitgangspunt is dat iedere klant met een bril kan volstaan en dat de aanschaf van lenzen niet noodzakelijk is. De kosten voor lenzenvloeistof zijn dus niet noodzakelijk.

De werkgroep stelt voor niet langer bijzondere bijstand te verstekken voor lenzenvloeistof.

Frequentie en nota

Bijstand voor een bril, zonnebril op sterkte of lenzen kan eenmaal per 36 maanden worden verstrekt. Daarbij is de zorgverzekering uiteraard de voorliggende voorziening. Het is niet zo dat de klant binnen 36 maanden zowel een bril bij zijn zorgverzekering kan declareren en bijzondere bijstand kan krijgen. Hij heeft binnen deze 36 maanden slechts recht op één bril.

Voor kinderen tot 18 jaar geldt 24 maanden. Dit beleid is in het verleden overgenomen vanuit de verstrekking van de aanvullende verzekering van Zilveren Kruis Achmea. De termijn van 24 maanden voor kinderen is inmiddels door Zilveren Kruis Achmea verlaten. Voorgesteld wordt voor kinderen tot 18 jaar de frequentie van vervanging ook op 36 maanden te bepalen.

Staand beleid is dat als binnen 36 maanden sprake is van een wijziging van de oogafwijking van 0,5 of meer (dioptrieën) verondersteld mag worden dat nieuwe brillenglazen of contactlenzen noodzakelijk zijn te achten. Voorgesteld wordt dit beleid te handhaven.

De klant moet vooraf een (proforma) nota inleveren om de hoogte van de bijstand te kunnen bepalen. Dit is volgens het bestaande beleid. Bij het onderdeel bewijsstukken wordt een voorstel gedaan voor de controle op nota’s.

12.Babyuitzet

Uitgangspunt is dat klanten zelf voor de kosten van een babyuitzet moeten reserveren. De huidige beleidsregel houdt in dat slechts in zeer bijzondere individuele omstandigheden bijstandsverlening tot de mogelijkheden behoort. Daarnaast wordt beoordeeld of de klant voor deze kosten heeft kunnen reserveren.

Ingeval van bijstandsverlening wordt de hoogte van deze bijstand bepaald aan de hand van de prijzengids van het NIBUD. Het betreft een basispakket babyuitzet (kleding, verzorging en babykamer) en een combiwagen. Totaal € 900,-. De bijstand wordt niet als lening verstrekt.

De gemeente Rotterdam geeft in geval van bijstandsverlening de bijstand in de vorm van een lening en alleen bij het eerste kind van de moeder. Bij een tweede kind kunnen de spullen opnieuw gebruikt worden. Rotterdam beoordeelt wel de noodzaak van de bijstandsverlening.

Voor de babyuitzet verstrekt de gemeente Rotterdam € 681,-.

Ook voor deze kosten geldt dat tweedehands aankopen steeds meer regel is. Het is niet noodzakelijk om alles nieuw te kopen. De hoogte van de bijstand kan hierdoor lager vastgesteld worden. De klant moet een indicatie van de kosten maken. Voorgesteld wordt aan te sluiten bij het bijstandsbedrag van de gemeente Rotterdam. Dit wordt een redelijk bedrag geacht. De werkgroep is bovendien van mening dat er in beginsel geen sprake is van bijzondere omstandigheden bij de geboorte van een tweede, derde, etc. kind. Dit geldt ook bij de geboorte van een eerste kind bij gehuwden en samenwonenden. De geboorte van een kind en de kosten worden dan geacht voorzienbaar te zijn. De werkgroep stelt ook voor om in geval van bijstandsverlening de bijstand in de vorm van een lening te verstrekken en dan niet meer te kijken naar de reserveringsmogelijkheden van de klant.

13.Langdurigheidstoeslag

Langdurigheidstoeslag is een aparte vorm van bijzondere bijstand en bestemd voor personen die langdurig een laag inkomen ontvangen. De gemeenteraad bepaalt in een verordening wat ‘langdurig’ en ‘laag’ is alsmede de hoogte van de langdurigheidstoeslag.

In de Capelse verordening staat dat ‘langdurig’ vijf jaar is en ‘laag’ op bijstandsniveau. Dit hanteert de gemeente Rotterdam ook. De hoogte van de bedragen verschillen nauwelijks van die van de gemeente Rotterdam. De werkgroep ziet dan ook geen aanleiding om voorstellen te doen om de verordening hierop aan te passen.

De overige beleidsregels langdurigheidstoeslag geven ook geen aanleiding voor een aanpassing.

De langdurigheidstoeslag is bij invoering van de WWB in het leven geroepen. Voor die tijd hadden gemeenten de mogelijkheid om categoriale bijzondere bijstand te verstrekken, onder andere voor duurzame gebruiksgoederen. Door de langdurigheidstoeslag krijgen personen die langdurig een laag inkomen ontvangen (en weinig tot geen kans op werk hebben) de mogelijkheid duurzame gebruiksgoederen te vervangen of aan te schaffen.

Er zijn gemeenten die bij een aanvraag bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen de langdurigheidstoeslag als een voorliggende voorziening zien. Rotterdam doet dat niet. In de praktijk en bij de behandeling van bezwaarschriften wordt de ontvangst van langdurigheidstoeslag wel al langer meegenomen bij de individuele afweging of recht bestaat op bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen.

De werkgroep is van mening dat de langdurigheidstoeslag ingezet kan worden voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. De langdurigheidstoeslag kan eenmaal per jaar worden verkregen. Bij aanvragen duurzame gebruiksgoederen en een toekenning langdurigheidstoeslag in hetzelfde jaar zal bij het recht op en de hoogte van bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen zoals witgoed rekening worden gehouden met de toegekende langdurigheidstoeslag.

Bij toekenningen langdurigheidstoeslag zal hiervoor voortaan een standaardzin in de beschikking worden opgenomen.

14.Kinderopvang sociaal medische indicatie

De kosten voor kinderopvang bij sociaal medisch indicatie doen zich voor in het geval bij de ouder lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperkingen aanwezig zijn of als een kind op grond van sociaal-medische problematiek kinderopvang nodig heeft om zich goed en gezond te kunnen ontwikkelen.

Deze kosten komen voor bij kinderen tot 4 jaar (=datum aanvang basisonderwijs) en komen niet via de Wet Kinderopvang voor vergoeding in aanmerking. Daar zijn ze van uitgesloten. Ondanks dat er slechts een kleine hoeveelheid klanten hiervan gebruik maakt, zijn de kosten heel hoog. Over 2011 is er € 142.612,- aan uitgegeven. De kosten blijven op nota uitbetaald worden.

De gemeente Rotterdam verleent ook een vergoeding voor deze kosten. De werkgroep is van mening dat deze bijstandsverstrekking overeind moet blijven in het belang van het kind en de ouder(s). Het gaat veelal om schrijnende (gezins)situaties waar een dergelijke kinderopvang noodzakelijk is. De noodzaak wordt vastgesteld door de medisch adviseur van de gemeente. De gemeente Rotterdam vraagt voor deze kosten advies op bij de GGD. Bij afhandeling van bezwaarschriften vraagt de gemeente nu soms ook al advies op bij de GGD. De werkgroep is van mening dat de GGD op dit vakgebied over meer specialisme beschikt en stelt voor de noodzaak voor de kosten in het vervolg te laten vaststellen door een medisch advies van de GGD.

15.Indirecte Studiekosten

De gemeente beschikt over een individuele bijzondere bijstandsregeling voor indirecte studiekosten voor kinderen van 9 tot 18 jaar. Het gaat om kosten voor:

  • ·

    schoolfonds (ook wel school- of ouderbijdrage genoemd);

  • ·

    schoolreisjes, excursies en werkweken;

  • ·

    door de school voorgeschreven extra kleding, zoals een overall, schort of sportkleding.

De bijdrage is € 50,- per jaar voor kinderen vanaf 9 jaar op het basisonderwijs en € 125,- per jaar voor kinderen tot 18 jaar op het voortgezet onderwijs.

Naast deze regeling beschikt de gemeente over de minimaregeling DOE MEE. Op basis van deze regeling kan een vergoeding worden verkregen voor activiteiten op het gebied van sport, cultuur en recreatie. In de vergadering van de commissie Dienstverlening en Economie van 5 september 2012 zijn vragen gesteld in hoeverre sprake is van ‘dubbelingen’ in beide regelingen voor wat betreft de te vergoeden kosten.

In de collegebrief van 7 september 2012 is aangegeven dat alleen sprake is van een ‘dubbeling’ waar het gaat om de vergoeding van schoolreisjes, schoolexcursies en werkweken.

Op 29 mei 2012 heeft uw college besloten om de DOE MEE-regeling voor het schoolseizoen lopend van 1 augustus 2012 tot 1 augustus 2013 voort te zetten met € 250,- per kind per jaar en de inkomensgrens voor deze regeling te bepalen op 110% van het minimumloon. Dit laatste vloeit voort uit per 1 januari 2012 in werking getreden wetgeving van het Rijk. Voorheen bedroeg de inkomens-grens 120% van het minimumloon. In de collegebrief van 7 september 2012 is voorts aangegeven dat de informatie in de brochure over de DOE MEE-regeling die eind juli 2012 aan de doelgroep is toegezonden, niet voldoende zorgvuldig is geweest. Uit deze informatie zou namelijk geconcludeerd kunnen worden dat Sociale Zaken voor ouderbijdragen en boekengeld op grond van een andere regeling een vergoeding zou kunnen verstrekken. Opgemerkt wordt dat boekengeld directe studiekosten betreffen, die niet door Sociale Zaken mogen worden vergoed. Voor boekengeld en andere schoolkosten dient een beroep te worden gedaan op regelingen die door het Rijk worden uitgevoerd. Dit geeft dan ook aanleiding om - op basis van een onderzoek naar de diverse voorliggende voorzieningen van het Rijk voor diverse schoolkosten - te bezien of er nog aanleiding is om nog via een bijzondere bijstandsregeling schoolgerelateerde kosten te vergoeden.

Uit oogpunt van zorgvuldigheid en redelijkheid is er aanleiding om de bestaande bijzondere bijstandsregeling voor indirecte studiekosten tot vooralsnog 1 augustus 2013 (einde van het lopende schooljaar) te handhaven maar voornoemde ‘dubbeling’ met betrekking tot de vergoeding van schoolreisjes, schoolexcursies en werkweken per 1 oktober 2012 te schrappen.

16. Eigen bijdrage rechtsbijstand en griffierechten

De gemeente vergoedt de eigen bijdrage Rechtsbijstand als er een toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand is. Rotterdam geeft vanaf 1 juli 2011 geen vergoeding meer voor deze kosten om reden dat burgers gratis gebruik kunnen maken van sociale raadslieden. De sociale raadslieden Rotterdam helpen alleen Rotterdamse burgers.

In de verzamelbrief juni 2011 schreef de Staatssecretaris onder andere het volgende:

Per 1 juli 2011 vindt een wijziging plaats van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand. De wijziging voorziet in een nieuwe vorm van differentiatie in de hoogte van de eigen bijdrage die rechtzoekenden verschuldigd zijn ingeval zij rechtsbijstand krijgen van een advocaat. De wijziging houdt in dat de eigen bijdrage voor de rechtzoekende voor de verlening van rechtsbijstand door een advocaat wordt verlaagd met € 50,- indien hij eerst (gratis) rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket in plaats van meteen naar een advocaat te gaan.

Om het systeem van gesubsidieerde rechtsbijstand als zodanig beheersbaar te houden is het van belang dat rechtzoekenden geprikkeld worden om een afweging te maken tussen enerzijds hun belang om een juridisch probleem voor te leggen aan een advocaat en anderzijds de kosten die aan de verlening van rechtsbijstand in die zaak zijn gemoeid. Het zonder meer verstrekken van bijzondere bijstand voor de bekostiging van de door de rechtzoekenden verschuldigde eigen bijdrage, past daar niet bij. Een gemeente zou bijvoorbeeld kunnen eisen dat een aanvrager om bijzondere bijstand een diagnosedocument van het Juridisch Loket overhandigt waaruit blijkt dat de door de rechtzoekende gewenste rechtsbijstand door een advocaat noodzakelijk is en daarmee ook de verschuldigde eigen bijdrage rechtsbijstand noodzakelijk is. Het effect hiervan is dat ook rechtzoekenden die onder het bereik van de Wet werk en bijstand vallen de eerder genoemde afweging zullen moeten maken.

Op deze wijze wordt er zoveel mogelijk voor gezorgd dat alleen indien dat noodzakelijk is een zaak wordt verwezen naar een advocaat. Het Juridisch Loket vervult hiermee nog sterker dan in het verleden de functie van filter. Dit zal leiden tot het afgeven van minder toevoegingen voor het verlenen van rechtsbijstand door een advocaat. Immers het Juridisch Loket kan in een vroegtijdig stadium het geschil juridisch beoordelen en mogelijk andere oplossingen zoeken. Voor rechtshulp die door het Juridisch Loket wordt geboden geldt geen eigen bijdrage. Deze rechtshulp is dus gratis. Het Juridisch Loket biedt daarmee een zeer laagdrempelige vorm van kosteloze rechtsbijstand. Om rechtzoekenden te stimuleren eerst hun probleem voor te leggen aan dit loket voordat ze naar een advocaat gaan, wordt met ingang van 1 juli 2011 de eigen bijdrage voor de rechtzoekende voor de verlening van rechtsbijstand door een advocaat verlaagd met € 50,-, indien hij eerst rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket. Indien de rechtzoekende rechtstreeks naar een advocaat gaat, die vervolgens mede namens hem een toevoeging aanvraagt, betaalt de rechtzoekende een hogere eigen bijdrage.

Ik verzoek u om per 1 juli 2011 bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage rechtsbijstand, met de wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand rekening te houden.”

De werkgroep kan de redenering van de Staatssecretaris volgen. Klanten zullen voortaan eerst juridisch advies moeten vragen bij het Juridisch Loket en een bewijsstuk overleggen dat zij naar een advocaat zijn gestuurd. De kosten zullen dan € 50,- lager liggen. Een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand blijft noodzakelijk voor bijstandsverlening.

Gaat een klant toch direct naar een advocaat, dan wordt voorgesteld de bijstand € 50,- lager vast te stellen.

17. Legeskosten verblijfsvergunningen

Het huidige beleid van Capelle is dat alleen bij verlenging of wijziging van een verblijfsvergunning bijzondere bijstand kan worden verkregen voor deze kosten.

In de leges bij een eerste aanvraag om een verblijfsvergunning regulier wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. Hierop wordt alleen een uitzondering gemaakt als in het kader van een toegestane gezinshereniging aan overgekomen gezinsleden (bijvoorbeeld partner en/of kind(eren) van een (ex-)asielgerechtigde of vluchteling een verblijfsvergunning regulier wordt verleend.

De kosten van een verlenging zijn ruim van te voren bekend. De kosten zijn voorzienbaar. Het verstrekken van bijzondere bijstand bij een verlenging van een verblijfsvergunning is niet langer noodzakelijk. De Centrale Raad van Beroep heeft dit in meerdere uitspraken bevestigd.

De gemeente Rotterdam, Krimpen aan den IJssel en Delft voeren ook dit beleid.

18. Bewijsstukken

Bij de toekenning van bijzondere bijstand krijgt de klant de verplichting opgelegd de definitieve nota te overleggen. Hiermee toont hij aan dat de kosten waarvoor bijstand is verkregen daadwerkelijk zijn gemaakt. Het bijstandsbedrag betaalt Sociale Zaken uit en in de beschikking wordt de verplichting opgelegd.

Bijstandsklanten zijn veelal niet in staat om de kosten voor te schieten. Na ontvangst van de nota beoordeelt Sociale Zaken of de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en of de bijstand tot het juiste bedrag is toegekend.

Deze controle is zeer arbeidsintensief. Data en bedragen moeten gecontroleerd worden op nota’s of bonnetjes. Ook bij zeer kleine bedragen, bijvoorbeeld de eigen bijdrage huishoudelijke hulp, welke iedere maand terugkeert. Soms leveren klanten geen nota’s in. Hierover stuurt Sociale Zaken dan een brief en houdt bij of een reactie van de klant wordt ontvangen. Ook komt het voor dat klanten een nota inleveren met een afwijkend bedrag van de toegekende bijstand. Dit betekent dat, soms voor slechts enkele euro’s, een wijzigingsrapport en -beschikking moet worden gemaakt.

De gemeente Rotterdam heeft het beleid om bij bijstandsverlening van € 500,- of hoger de verplichting op te leggen om bewijsstukken of nota’s te overleggen. Tot € 500,- krijgt de klant de verplichting opgelegd om de bonnen maximaal een jaar te bewaren, zodat controle op de besteding mogelijk is. Dit kan via een steekproef.

Het verzoek om dit beleid over te nemen van Rotterdam komt uit de uitvoeringspraktijk. Voorgesteld wordt dit beleid over te nemen. Via een steekproefsgewijze controle kan bekeken worden of de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Is dit niet het geval, dan zal de bijstand worden teruggevorderd.

De steekproef zal gehouden worden door de casemanager Inkomen. Jaarlijks voert hij bij 33% van zijn klanten rechtmatigheidsonderzoeken uit. Voorgesteld wordt de steekproefsgewijze controle van deze bewijsstukken samen te laten lopen met deze rechtmatigheidsonderzoeken.

Uiteraard blijft het beleid van toepassing dat de klant bij de aanvraag een proforma nota of kostenopgave moet inleveren om zo de hoogte van de bijstand te kunnen bepalen.

19. Ingangsdatum

Voorgesteld wordt de ingangsdatum van voornoemde voorstellen op 1 oktober 2012 te bepalen. Dit betekent dat het nieuwe beleid van toepassing is op nieuwe aanvragen om bijstand die op of na

1 oktober 2012 worden ingediend.

Bij lopende periodieke bijzondere bijstand gaan deze beleidsregels in aan het begin van een nieuwe draagkrachtperiode.

Na uw besluit zal uitgebreid intern en extern over deze wijzigingen worden gecommuniceerd.

20. Financiële toelichting

Zoals in de inleiding is vermeld is de bijzondere bijstand een openeindregeling. Als het budget ontoereikend is kunnen aanvragen om bijzondere bijstand niet worden afgewezen. De gemeente zal dan toch tot uitbetaling moeten overgaan. Het maken van een exacte berekening van toekomstige uitgaven en/of besparingen bijzondere bijstand is daarom vrij lastig.

Een stijging van het aantal klanten met een bijstandsuitkering voor levensonderhoud zou kunnen betekenen dat het aantal aanvragen en daarmee ook de kosten voor bijzondere bijstand zullen stijgen. Dit bleek over 2011 echter juist niet het geval te zijn.

De uitgaven verschillen per jaar aanzienlijk volgens onderstaande tabel. De prognose voor de uitgaven bijzondere bijstand regulier over 2011 was € 1.230.000,-. Daadwerkelijk is er een bedrag van € 886.000,- uitgegeven. Zo blijkt dat een precieze inschatting moeilijk is te maken. Voor 2012 is de prognose dat de uitgaven bijzondere bijstand regulier € 1.005.000,- zullen bedragen.

Uitgaven bijzondere bijstand regulier

jaar

aantal

aanvragen

Bedrag in euro’s

2008

n.b.

1.045.000

2009

2034

943.000

2010

2198

1.153.000

2011

2010

886.000

Prognose 2012

2238

1.005.000

Er is onderzoek gedaan naar de lagere uitgaven over 2011. Het aantal leenbijstanden van inrichtingskosten is aanzienlijk gedaald. Dit heeft te maken met het lagere aantal gehuisveste statushouders, een strengere controle bij de aanvraag en het leveren van meer maatwerk bij het bepalen van de hoogte van de leenbijstand. Ten slotte waren er hogere baten als gevolg van meer aflossingen op verstrekte leningen.

Verder daalden de uitgaven voor medische kosten. In 2008 werd er nog voor € 190.000,- aan bijzondere bijstand in de medische kosten uitgegeven. In 2011 was dit € 130.000,-. Dit heeft te maken met de invoering van de collectieve zorgverzekering in 2009.

De uitgaven voor langdurigheidstoeslag waren in 2011 € 274.000,-. € 72.000,- lager dan in 2010. Toch is verwachting dan de uitgaven langdurigheidstoeslag in 2012 gelijk zullen zijn als in 2010. Derhalve is de prognose dat in 2012 ongeveer € 345.000,- zal worden uitgegeven aan langdurigheidstoeslag.

Besparingen

Over 2011 is een bedrag van € 217.000,- verstrekt aan leenbijstand inrichtingskosten. De prognose van de uitgaven voor 2012 is op € 380.000,- bepaald. Als de uitgaven voor leenbijstand inrichtingskosten over de periode 1 januari 2012 tot 1 mei 2012 worden doorgerekend, dan zullen de totale uitgaven over 2012 op een bedrag van € 315.420,- uitkomen.

Over 2011 is een bedrag van € 274.000,- verstrekt aan langdurigheidstoeslag. De prognose van de uitgaven voor 2012 is op € 345.000,- bepaald. Als de uitgaven langdurigheidstoeslag over de periode 1 januari 2012 tot 1 mei 2012 worden doorgerekend, dan zullen de totale uitgaven over 2012 op een bedrag van € 394.275,- uitkomen.

Uit deze cijfers blijkt nu al dat het opnemen van een hogere prognose van de uitgaven bijzondere bijstand over 2012 een juiste beslissing is geweest.

De werkgroep heeft ook gekeken naar de besparingen naar aanleiding van de voorstellen in deze notitie. Exacte besparingen op deze voorstellen zijn moeilijk te voorspellen. Kijken we bijvoorbeeld naar tandartskosten dan is er over 2011 een bedrag van € 41.361,- verstrekt. Dit betrof 262 betalingen. Dit betekent een gemiddelde van € 158,- per betaling. In deze kosten zijn zowel de dure orthodontische kosten opgenomen als bijvoorbeeld een nota van een tandarts van slechts enkele euro’s. Aangezien het voorstel in deze notitie is om de maximale bijstand op € 500,- per jaar te bepalen is een exacte besparing niet door te rekenen. De gemiddelde betaling over 2012 ligt tot 1 mei 2012 op € 169,-. Aan de andere kant zijn er ook kosten die juist nu voor vergoeding in aanmerking komen, zoals de eigen bijdrage GGZ. Echter, in het Lenteakkoord is opgenomen dat deze eigen bijdrage weer ingetrokken zal worden. Vermoedelijk per 2013. De instelling Bouman Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) zal over 2012 deze kosten voor haar klanten op zich nemen. Voor deze klanten zijn er dan weer geen kosten via de bijzondere bijstand.

De werkgroep wil in dit onderdeel benadrukken dat precieze cijfers voor uitgaven bijzondere bijstand in de toekomst zeer moeilijk zijn te voorspellen. Deze uitgaven hangen van vele, soms onvoorspelbare, factoren af.

Al met al is de werkgroep van mening dat de voorstellen in deze notitie zullen leiden tot lagere uitgaven op het product bijzondere bijstand.

21.Samenvattende voorstellen

2. Draagkracht

  • ·

    De beleidsregels over de berekening van de draagkracht ongewijzigd handhaven.

  • ·

    Bij personen in een minnelijk traject (bij Schuldhulpverlening) bij de berekening van de draagkracht slechts rekening houden met (dat deel van) het inkomen waarover de klant de feitelijke bestedingsmogelijkheid heeft.

  • ·

    De beleidsregel dat personen van 65 jaar en ouder, die alleen een volledig AOW-pensioen (inclusief de tegemoetkoming) als inkomen ontvangen niet over draagkracht beschikken,ongewijzigd handhaven.

3 Drempel

·De beleidsregel om geen drempel toe te passen ongewijzigd handhaven.

4. Aanvraagtermijn periodieke kosten

·Zowel individuele bijzondere kosten als periodieke bijzondere kosten tot 13 weken voor de aanvraagdatum, voor bijstandsverlening in aanmerking laten komen.

5. Inrichtingskosten

  • ·

    Voor de hoogte van de normbedragen voor volledige inrichtingskosten aansluiten bij de bedragen van de gemeente Rotterdam.

  • ·

    De beleidsregel dat bij echtscheiding maximaal de halve norm inrichtingskosten kan worden verkregen intrekken.

  • ·

    Bij reservering slechts eenmaal het reserveringsbedrag (over volle maanden) in aanmerking nemen.

  • ·

    De beleidsregel met betrekking tot reserveren over meerdere jaren intrekken.

6. Prijzengids

·Bij bijstandsverlening in de kosten van losse duurzame gebruiksgoederen het gebruik van de bedragen in de prijzengids van het NIBUD ongewijzigd handhaven.

7. Categoriale bijzondere bijstand voor personen van 65 jaar en ouder

·De categoriale bijzondere bijstandsregel duurzame gebruiksgoederen voor personen van 65 jaar en ouder ongewijzigd handhaven.

8. Medische voorzieningen en behandelingen en medicijnen

  • ·

    Als uitgangspunt bepalen dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) een passende en toereikende voorliggende voorzieningen zijn voor medische kosten. Dit betekent dat in beginsel eigen bijdrages, medische behandelingen, kosten of medicijnen die niet via deze wetten worden vergoed niet voor bijstandsverlening in aanmerking komen.

  • ·

    De volgende kosten door voornoemd voorstel niet langer voor bijstandsverlening in aanmerking laten komen:

    • o

      Alternatieve geneeswijze

    • o

      Acupunctuur

    • o

      Geneesmiddelen

    • o

      Fysiotherapie

    • o

      Paramedische behandelingen

    • o

      Pedicurekosten

  • ·

    De volgende kosten wel voor bijstandsverlening in aanmerking laten komen:

    • o

      Orthopedisch schoeisel

    • o

      Steunzolen

    • o

      Pruik

    • o

      Hoortoestellen

    • o

      Batterijtjes hoortoestel € 50,- per 12 maanden

    • o

      Huishoudelijke hulp

    • o

      Ziekenvervoer anders dan per ambulance

    • o

      Reiskosten medische behandelingen

  • ·

    Het beleid van de gemeente Rotterdam dat klanten die elders zijn verzekerd dan via de collectieve zorgverzekering van Zilveren Kruis Achmea, geen bijzondere bijstand krijgen voor medische kosten die de collectieve zorgverzekering zou vergoeden als ze daar verzekerd waren, niet overnemen.

  • ·

    De beleidsregel dat geen vergoeding via de bijzondere bijstand wordt verleend als de klant geen (goedkoopste) aanvullende zorgverzekering en aanvullende tandartsverzekering heeft afgesloten en de kosten wel onder de dekking van deze verzekeringen van zijn zorgverzekering vallen ongewijzigd handhaven.

9. Eigen bijdrage GGZ

  • ·

    Eigen bijdrage geestelijke gezondheidszorg (ggz) voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking laten komen.

  • ·

    Afhankelijk van de persoonlijke woon- en leefsituatie en het inkomen en vermogen van de klant bij opname in een inrichting beoordelen of bijstand mogelijk is voor de maandelijkse eigen bijdrage.

10. Tandartskosten

  • ·

    De maximale vergoeding via de bijzondere bijstand voor tandartskosten bepalen op een bedrag van € 500,- per kalenderjaar voor behandelingen die op of na 1 oktober 2012 aanvangen.

  • ·

    Beleidsregel bijzondere bijstand orthodontie ongewijzigd handhaven.

11. Brillen en contactlenzen

  • ·

    De maximale vergoeding via de bijzondere bijstand voor een bifocale bril (montuur met glazen) en een multifocale bril bepalen op de maximale vergoeding uit de collectieve zorgverzekering.

  • ·

    De maximale vergoeding via de bijzondere bijstand voor contactlenzen gelijk stellen met de hoogte van de vergoeding voor een multifocale bril.

  • ·

    De beleidsregel dat als de kosten hoger liggen dan de maximumvergoeding, de vergoeding vanuit de zorgverzekering eerst van de daadwerkelijke kosten aftrekken, handhaven.

  • ·

    De beleidsregel voor bijstandsverlening voor mogelijke luxe aan brillen of contactlenzen intrekken.

  • ·

    De beleidsregel bijstandsverlening lenzenvloeistof intrekken.

  • ·

    De beleidsregel dat personen van 18 jaar en ouder slechts eenmaal per 36 maanden de maximale vergoeding kunnen krijgen handhaven.

  • ·

    De beleidsregel dat personen tot 18 jaar eenmaal per 24 maanden de maximale vergoeding kunnen krijgen wijzigen in 36 maanden.

  • ·

    De beleidsregel dat de vervangingstermijn van 36 maanden voor brillenglazen en contactlenzen niet van toepassing is als sprake is van een wijziging van de oogafwijking van 0,5 of meer dioptrieën handhaven.

12. Babyuitzet

  • ·

    Uitgangspunt handhaven dat bijstandsverlening alleen mogelijk is in geval van bijzondere individuele omstandigheden.

  • ·

    Bijstandsverlening is in beginsel alleen mogelijk bij de zwangerschap van een eerste kind.

  • ·

    Een zwangerschap van tweede, derde, etc. kind en/of als er sprake is van een zwangerschap bij gehuwden/samenwonenden in beginsel niet aanmerken als bijzondere omstandigheden.

  • ·

    De maximale vergoeding bijzondere bijstand babyuitzet bepalen op het bedrag dat de gemeente Rotterdam hanteert.

  • ·

    De bijzondere bijstand altijd in de vorm van een lening verstrekken en de reserveringsmogelijkheden niet beoordelen.

13 Langdurigheidstoeslag

  • ·

    De verordening langdurigheidstoeslag en beleidsregels langdurigheidstoeslag ongewijzigd handhaven.

  • ·

    Bij het bepalen van het recht op en de hoogte van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen zoals witgoed, rekening houden met een toegekende langdurigheidstoeslag in hetzelfde jaar.

14. Kinderopvang sociaal medische indicatie

  • ·

    Beleid bijzondere bijstand kosten kinderopvang sociale medische indicatie handhaven.

  • ·

    Medische en sociale noodzaak voor deze kosten laten vaststellen door een advies van de GGD.

15. Indirecte studiekosten

  • ·

    De bestaande bijzondere bijstandsregeling voor indirecte studiekosten tot vooralsnog 1 augustus 2013 (einde van het lopende schooljaar) handhaven;

  • ·

    Bij aanvragen om bijzondere bijstand in indirecte studiekosten die worden ingediend op of na 1 oktober 2012 geen bijzondere bijstand meer verlenen voor schoolreisjes, schoolexcursies en werkweken;

  • ·

    Aan de hand van een in te stellen onderzoek naar de diverse voorliggende voorzieningen van het Rijk voor diverse schoolkosten, in het voorjaar van 2013 een besluit nemen over eventuele voortzetting van de bijzondere bijstandsregeling voor indirecte studiekosten per 1 augustus 2013

16. Eigen bijdrage rechtsbijstand en griffierechten

  • ·

    Het Juridisch Loket als voorliggende voorziening beschouwen.

  • ·

    Als geen advies bij het Juridisch Loket is gevraagd, de hoogte van de bijzondere bijstand eigen bijdrage rechtsbijstand € 50,- lager vaststellen.

17. Legeskosten verblijfsvergunningen

  • ·

    De beleidsregel dat bijzondere bijstand wordt verstrekt in de leges bij een eerste aanvraag van een verblijfsvergunning regulier ingeval van gezinshereniging, ongewijzigd handhaven.

  • ·

    De beleidsregel dat bijzondere bijstand wordt verstrekt in de leges bij een verlenging of wijziging van een verblijfsvergunning intrekken.

18. Bewijsstukken

  • ·

    Bij bijzondere bijstandsverlening tot een bedrag van maximaal € 500,-, niet langer de verplichting opleggen om de definitieve nota(‘s) te overleggen bij Sociale Zaken, maar de klant verplichten de nota’s maximaal een jaar na verzending van de beschikking te bewaren, zodat controle op de besteding mogelijk is.

  • ·

    Via rechtmatigheidsonderzoeken de steekproefsgewijze controle van de nota’s bijzondere bijstand uitvoeren.

19. Ingangsdatum

·De ingangsdatum van deze beleidswijzigingen bepalen op 1 oktober 2012. Op aanvragen om bijstand die op of na 1 oktober 2012 worden ingediend het nieuwe beleid van toepassing verklaren. Bij lopende periodieke bijzondere bijstand gaan deze beleidsregels in aan het begin van een nieuwe draagkrachtperiode.