Beleidsregel bestuurlijke boete

Geldend van 04-07-2013 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel bestuurlijke boete

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel;

gelet op artikelen 18a, vierde en zevende lid van de Wet werk en bijstand, artikel 20a, vierde en zevende lid van respectievelijk de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, artikelen 2 en 2a van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten, alsmede artikel 4:81 van

de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen deBeleidsregels bestuurlijke boete.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      benadelingsbedrag: het benadelingsbedrag zoals gedefinieerd in artikel 18a, tweede lid van de WWB en artikel 20a, tweede lid van respectievelijk de IOAW en IOAZ;

    • b.

      boete: de bestuurlijke boete, als genoemd in artikel 18a, eerste en vijfde lid van de WWB en artikel 20a, eerste en vijfde lid van respectievelijk de IOAW en IOAZ;

    • c.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel;

    • d.

      inlichtingenplicht: de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17, eerste lid van de WWB en artikel 13, eerste lid van respectievelijk de IOAW en IOAZ, alsmede de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • e.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • f.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • g.

      WWB: Wet werk en bijstand.

  • 2. Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze beleidsregels gebruikt in dezelfde betekenis als in de WWB, IOAW en IOAZ.

Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing bij geen benadelingsbedrag

Indien het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, ziet het college af van het opleggen van een boete en volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing of een boete is opgelegd.

Artikel 3 Verlaging boete bij verminderde verwijtbaarheid

  • 1. Het college verlaagt de boete met 50% indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, onder a en b van het Boetebesluit socialezekerheidswetten.

  • 2. Indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, onder c van het Boetebesluit socialezekerheidswetten, stelt het college de boete vast aan de hand van de hoogte van het benadelingsbedrag en de duur van de overtreding:

    • a.

      indien het benadelingsbedrag lager dan € 1.500,- is en de overtreding gemeld wordt voordat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, verlaagt het college de boete met 75%;

    • b.

      indien het benadelingsbedrag lager dan € 1.500,- is, maar de overtreding gemeld wordt nadat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, verlaagt het college de boete met 50%;

    • c.

      indien het benadelingsbedrag gelijk aan of hoger dan € 1.500,- is en de overtreding gemeld wordt voordat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, verlaagt het college de boete met 50%;

    • d.

      indien het benadelingsbedrag gelijk aan of hoger dan € 1.500,- is en de overtreding gemeld wordt nadat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, verlaagt het college de boete met 25%.

Artikel 4 Geen verminderde verwijtbaarheid

Er is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid indien:

  • a.

    een belanghebbende de inhoud van de correspondentie van de gemeente niet begrijpt, omdat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst;

  • b.

    een belanghebbende langere tijd niet in staat is zijn belangen te behartigen.

Artikel 5 Afronden bestuurlijke boete

Het college geeft geen uitvoering aan artikel 2, tweede lid van het Boetebesluit socialezekerheidswetten.

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels bestuurlijke boete.

Artikel 7 Inwerkingtreding

De beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Capelle aan den IJssel, 25 juni 2013.

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris, de burgemeester,

G.Kruijt. J.F. Koen.

TOELICHTING BELEIDSREGELS BESTUURLIJKE BOETE

ALGEMENE TOELICHTING

Inleiding

Op 1 januari 2013 is de ‘Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving’ in werking getreden. Voor de WWB, IOAW en IOAZ en andere sociale zekerheidswetten introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht.

In situaties waarbij het schenden van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, heeft het college de bevoegdheid om geen boete op te leggen maar te volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. In deze beleidsregels wordt invulling gegeven aan deze bevoegdheid.

Voorts bevatten deze beleidsregels ook regelgeving voor situaties waarin met betrekking tot het schenden van de inlichtingenplicht aan de zijde van de belanghebbende sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Dit laat onverlet dat, als de gedraging de belanghebbende in het geheel niet is aan te rekenen, conform het bepaalde in artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht, geen boete kan worden opgelegd. Gaat het om een verminderde verwijtbaarheid dan kan het college de boete matigen, dat wil zeggen lager vaststellen.

Uiteraard kan het college op grond van artikel 4:84 Awb (hardheidsclausule) afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel is een aantal begrippen nader uitgewerkt. Wanneer in de beleidsregels een begrip niet is gedefinieerd, dient te worden teruggevallen op hetgeen hieronder in de WWB, IOAW en IOAZ wordt verstaan.

Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing bij geen benadelingsbedrag

Op grond van artikel 18a, vierde lid van de WWB, artikel 20a, vierde lid van de IOAW en artikel 20a, vierde lid van de IOAZ is het college bevoegd om bij een eerste overtreding van de inlichtingenplicht waarbij geen sprake is van een benadelingsbedrag af te zien van het opleggen van een bestuurlijke boete en te volstaan met een schriftelijke waarschuwing.

In dit artikel wordt duidelijk gemaakt dat het college in die gevallen van deze bevoegdheid consequent gebruik maakt.

Als binnen twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven, wederom sprake is van een schending van de inlichtingenplicht zonder benadelingsbedrag, is het college wettelijk gehouden tot het opleggen van een boete (artikel 18a, vierde lid WWB en artikel 20a, vierde lid IOAW en IOAZ). Hoewel voornoemde artikelen dit niet expliciet aangeven, is het in overeenstemming met een gelijkvormige uitvoering, als eveneens van een waarschuwing wordt afgezien indien de belanghebbende binnen de genoemde twee jarentermijn een boete heeft gehad.

In dit artikel is dan ook expliciet bepaald dat ook in die situatie van het geven van een waarschuwing wordt afgezien. Bij nulfraude bedraagt de eventuele boete € 150,-.

Met betrekking tot de termijn van twee jaar wordt opgemerkt dat hierbij geen rekening dient te worden gehouden met vóór 1 januari 2013 opgelegde schriftelijke waarschuwingen op basis van de toen geldende Afstemmingsverordeningen in het kader van de WWB, IOAW en IOAZ.

Voor een correcte toepassing van dit artikel is het van belang dat altijd het digitaal dossier wordt geraadpleegd over een eerder toegepaste schriftelijke waarschuwing of opgelegde boete.

Een schriftelijke waarschuwing wordt gegeven in de vorm van een beschikking. Dit betekent dat de belanghebbende hiertegen bezwaar en beroep kan instellen.

Artikel 3 Verlaging boete bij verminderde verwijtbaarheid

Vervallen

Artikel 4 Geen verminderde verwijtbaarheid

In het Boetebesluit socialezekerheidswetten wordt vermeld dat geen sprake van verminderde verwijtbaarheid kan zijn, als een belanghebbende de inhoud van de correspondentie van de uitvoeringsinstantie niet begrijpt, bijvoorbeeld omdat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst.

Van de belanghebbende mag worden verwacht dat hij zich laat informeren over de betekenis hiervan.

In voornoemd Boetebesluit wordt voorts aangegeven dat evenmin sprake kan zijn van verminderde verwijtbaarheid als een belanghebbende langere tijd niet in staat is zijn belangen te behartigen. Van de belanghebbende mag worden gevergd dat hij ervoor zorgt dat een ander zijn zaken dan regelt. Laat hij dit na, dan is er geen sprake van verminderde verwijtbaarheid.

Artikel 5 Afronden bestuurlijke boete

In artikelen 18a WWB en 20a van de Ioaw en Ioaz staat dat het college bij schending van de inlichtingenplicht een bestuurlijke boete oplegt van ten hoogste het benadelingsbedrag.

Dit staat ook in artikel 2, eerste lid van het Boetebesluit socialezekerheidswetten. In artikel 2, tweede lid van dit besluit staat dat de bestuurlijke boete naar boven wordt afgerond op een veelvoud van € 10,-.

Als het boetebesluit wordt toegepast, is de boete hoger dan het benadelingsbedrag. De wet en het besluit zijn strijdig met elkaar. De wet weegt zwaarder dan het besluit, dus moet de boete worden vastgesteld op maximaal het benadelingsbedrag. Dit betekent dat bij een benadelingsbedrag van € 603,50 de boete ook (maximaal) € 603,50 bedraagt en dus niet € 610,-.

Artikelen 6 en 7 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.