Onderzoeksverordening gemeente Capelle aan den IJssel 2003

Geldend van 20-08-2003 t/m heden

Intitulé

Onderzoeksverordening gemeente Capelle aan den IJssel 2003

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel; gelet op artikel 155a, lid 8 van de Gemeentewet; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders; b e s l u i t : vast te stellen de volgende Onderzoeksverordening gemeente Capelle aan den IJssel 2003

Artikel 1 Samenstelling

  • 1.

    De raad kan op voorstel van één of meer van zijn leden besluiten een onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur in te stellen. Het besluit bevat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek alsmede een toelichting.

  • 2.

    De uitvoering van dit besluit wordt opgedragen aan een daartoe door de raad in te stellen onderzoekscommissie.

  • 3.

    De door de raad ingestelde commissie heeft tenminste drie leden en bestaat uitsluitend uit leden van de raad. Voor ieder lid wordt een plaatsvervanger, tevens lid van de raad, aangewezen. Bij de samenstelling van de commissie wordt zoveel mogelijk uitgegaan van een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen.

  • 4.

    Indien de commissie bestaat uit een even aantal leden, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 5.

    De commissie wijst uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 6.

    Secretaris van de commissie is de griffier of een door hem daartoe aangewezen persoon.

  • 7.

    De omschrijving van het in lid 1 genoemde besluit kan hangende het onderzoek al dan niet op verzoek van de commissie die het onderzoek verricht, door de raad worden gewijzigd.

  • 8.

    Een commissie van onderzoek kan geen van de bevoegdheden, haar bij deze verordening of de Gemeentewet verleend, uitoefenen, indien niet ten minste drie van haar leden of als zodanig optredende plaatsvervangende leden tegenwoordig zijn.

Artikel 2 Bekendmaking

  • 1. Het besluit tot het instellen van een onderzoek en de samenstelling van de commissie wordt op een daartoe in de gemeente gebruikelijke wijze bekend gemaakt.

  • 2. Van wijzigingen in de omschrijving van het onderwerp van het onderzoek en van beëindiging van het onderzoek wordt op gelijke wijze kennis gegeven.

Artikel 3 Informatie en medewerking

  • 1. Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn verplicht te voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 1 nodig is.

  • 2. Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de vordering voldaan.

  • 3. De in het eerste lid genoemde personen zijn voorts verplicht te voldoen aan een oproep van de onderzoekscommissie om als getuige of deskundige te worden gehoord.

  • 4. Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek als bedoeld in artikel 1 alle door de onderzoekscommissie gevorderde medewerking te verlenen.

  • 5. Diegene die over informatie denkt te beschikken die van belang kan zijn voor het onderzoek, wordt uitgenodigd zich te melden bij de voorzitter van de commissie. De commissie besluit of van de diensten van betrokkene gebruik wordt gemaakt.

  • 6. Van een weigering gevolg te geven aan een vordering als bedoeld in het eerste lid, wordt procesverbaal opgemaakt, hetwelk de redenen van de weigering, zo die gegeven zijn, inhoudt.   Het procesverbaal wordt door de leden van de commissie ondertekend.

Artikel 4 Getuigen en deskundigen

  • 1. Een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord, is niet tevens lid van de onderzoekscommissie.

  • 2. De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen.

  • 3. De deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste weten als zodanig te verlenen.

Artikel 5 Oproepen getuigen en deskundigen

  • 1. Getuigen en deskundigen worden schriftelijk opgeroepen. De brief, inhoudende de oproep, wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.

  • 2. De getuigen of deskundigen dienen de oproeping als bedoeld in het eerste lid tenminste drie dagen voor de dag van het verhoor te ontvangen.

  • 3. De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die, hoewel opgeroepen in overeenstemming met het eerste en tweede lid, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.

  • 4. Op een beschikking als bedoeld in het eerste en het tweede lid is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 6 Verhoren getuigen en deskundigen

  • 1. De onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen dan in de vergadering van de onderzoekscommissie, in handen van de voorzitter, de eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen.

  • 2. De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de onderzoekscommissie gehoord, op de plaats die de commissie daartoe het meest wenselijk oordeelt. Plaats en tijd van de openbare zitting worden door de voorzitter tijdig ter openbare kennis gebracht.

  • 3. De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie en eventuele andere aanwezigen bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.

  • 4. Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt gehoord.

  • 5. De schriftelijke aantekening van de afgelegde verklaringen of gegeven berichten wordt aan de getuigen of deskundigen voorgelezen of ter inzage verstrekt en door deze ondertekend.

  • 6. De aantekening, bedoeld in het vorige lid, van een verhoor of een gedeelte van een verhoor als bedoeld in het derde lid, wordt ter inzage gelegd van de leden van de raad. De leden bewaren omtrent de inhoud van zodanige aantekening geheimhouding.

  • 7. De commissie kan ter voorbereiding op de openbare verhoren informatieve gesprekken voeren in beslotenheid.

  • 8. Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie, kunnen, behalve in het geval van artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.

Artikel 7 Niet verschijnen getuige of deskundige

Indien de behoorlijk opgeroepen getuige of deskundige niet verschijnt, wordt daarvan procesverbaal opgemaakt, hetwelk een nauwkeurige omschrijving van de oproeping alsmede de redenen van de weigering, zo die gegeven zijn, inhoudt. Het procesverbaal wordt door de aanwezige leden van de commissie ondertekend.

Artikel 8 Weigering getuige of deskundige

Wanneer een getuige of deskundige, hetzij vrijwillig, hetzij op de oproeping verschenen of door de openbare macht gebracht zijnde, weigert te antwoorden of de eed of de belofte af te leggen, wordt daarvan procesverbaal opgemaakt, hetwelk de redenen van die weigering, zo die gegeven zijn, inhoudt. Het procesverbaal wordt door de aanwezige leden van de commissie ondertekend.

Artikel 9 Verschoningsrecht

  • 1. Niemand kan genoodzaakt worden aan de commissie geheimen te openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, dan wel aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij werkzaam is of is geweest.

  • 2. Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.

Artikel 10 Openbaar belang

  • 1. De burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het college aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 3, eerste en vierde lid, en artikel 4, tweede lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. De onderzoekscommissie kan verlangen dat een beroep als bedoeld in het eerste lid op strijd met het openbaar belang wordt bevestigd door het college, of, voor zover de inlichtingen betrekking hebben op het door de burgemeester gevoerde bestuur, door de burgemeester.

Artikel 11 Geheimhouding

  • 1. Een commissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.

  • 2. De commissie kan op grond van een belang als bedoeld in het eerste lid besluiten aan haar anderszins overgelegde bescheiden of gedeelten daarvan niet openbaar te maken.

  • 3. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding omtrent de inhoud van de bescheiden of gedeelten daarvan, die ingevolge een besluit, als bedoeld in het eerste of tweede lid niet openbaar worden gemaakt.

  • 4. Voor zover de in het eerste en tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van het onderzoeksverslag van de commissie, worden deze ter inzage of anderszins ter kennisneming gelegd van de leden van de raad. De leden bewaren omtrent de inhoud van de zodanige bescheiden geheimhouding, met inachtneming van artikel 25, leden 3 en 4 van de Gemeentewet.

Artikel 12 Schadeloosstelling

De getuigen en deskundigen ontvangen op hun daartoe strekkend verzoek schadeloosstelling vanwege de commissie, op vertoon van de schriftelijke oproeping of de akte van dagvaarding te begroten overeenkomstig het bepaalde omtrent de getuigen en deskundigen krachtens artikel 57 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken.

Artikel 13 Aftreden raad

De bevoegdheid en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden niet geschorst door het aftreden van de raad.

Artikel 14 Onderzoeksbudget

De raad stelt per onderzoek een onderzoeksbudget vast. De raad brengt dit ter kennis van het college. Het college bereidt een voorstel tot wijziging van de gemeentebegroting voor.

Artikel 15 Archivering

  • 1. Na de beëindiging van het onderzoek van een door hem ingestelde commissie besluit de raad, dat de processen-verbaal en de overige bescheiden van het onderzoek worden vernietigd, dan wel gedurende een door hem te bepalen periode worden bewaard in het gemeentelijk archief.

  • 2. Bescheiden en aantekeningen, die geheim dienen te worden gehouden, maken geen deel uit van dit archief.

  • 3. De commissie bepaalt waar de in het tweede lid bedoelde bescheiden worden bewaard en gedurende welke periode zij geheim zijn.

Artikel 16 Werkwijze

  • 1. Alle activiteiten van de leden en de aan de commissie toegevoegde medewerkers vallen onder de politieke verantwoordelijkheid van de commissie.

  • 2. De secretaris van de commissie is eindverantwoordelijk voor alle inhoudelijke en organisatorische activiteiten ten behoeve van de ondersteuning van de commissie en is, indien van toepassing, daartoe belast met het beheer van de gelden, toegestaan in het goedgekeurde onderzoeksbudget.

  • 3. Zo spoedig mogelijk na de instelling van de commissie, stellen de voorzitter en de secretaris van de commissie in overleg met de griffier, indien deze niet de secretaris van de commissie is en in overleg met de gemeentesecretaris voor zover een beroep wordt gedaan op het hem ter beschikking staande ambtelijk apparaat, een concept plan van aanpak op waarin zij in ieder geval aandacht besteden aan:

    • a.

      de uitvoering van de onderzoeksopdracht; 

    • b.

      de eerste planning van de uit te voeren taken; 

    • c.

      de taakverdeling; 

    • d.

      de taak en rol van de voorzitter;

    • e.

      de nadere invulling van de wenselijke ondersteuning;

    • f.

      de plaats en omvang van de werkruimten;

    • g.

      het verstrekken van informatie.

  • 4. Dit plan van aanpak wordt in de eerste vergadering van de onderzoekscommissie besproken en, na eventuele wijziging, vastgesteld.

  • 5. Indien de onderzoekscommissie besluit de uitvoering van bepaalde delen van het onderzoek neer te leggen bij derden, vindt deze uitvoering plaats onder haar verantwoordelijkheid.

Artikel 17 Verwijzing

Deze verordening kan worden aangehaald als Onderzoeksverordening gemeente Capelle aan den IJssel 2003.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van zes weken na de bekendmaking ervan.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 23/24 juni 2003,
De griffier, De voorzitter,