Verordening gemeentelijke ombudsman Capelle aan den IJssel 2005

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Verordening gemeentelijke ombudsman Capelle aan den IJssel 2005

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

overwegende dat het noodzakelijk is naar aanleiding van de wijziging van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 81 p tot en met z van de Gemeentewet de regels over de gemeentelijke ombudsman aan te passen;

gelet op het advies van de commissie Algemene en Bestuurszaken van 10 oktober 2005;

gelet op titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht (hoofdstuk IVc) en artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de hierna volgende Verordening gemeentelijke ombudsman Capelle aan den IJssel, luidende:

Paragraaf 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Gemeentelijke ombudsman

  • 1. Er is een gemeentelijke ombudsman.

  • 2. De gemeentelijke ombudsman treedt tevens op als gemeentelijke kinderombudsman.

Artikel 2 Herbenoeming ombudsman en plaatsvervangend ombudsman

  • 1. Benoeming vindt slechts plaats nadat ten aanzien van de kandidaat-ombudsman of kandidaat-plaatsvervangend ombudsman een verklaring omtrent het gedrag is afgegeven als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

  • 2. De raad besluit ten minste zes maanden voor afloop van de benoemingsperiode over het al dan niet herbenoemen van de ombudsman en diens plaatsvervanger.

Paragraaf 2. BEKOSTIGING

Artikel 3 Bekostiging van de ombudsman

  • 1. De financiering van de ombudsman vindt plaats door middel van een jaarlijkse bijdrage in de kosten.

  • 2. De hoogte van deze bijdrage wordt gerelateerd aan het aantal inwoners van de gemeente.

  • 3. Voor de vaststelling van het aantal inwoners, bedoeld in het tweede lid, geldt als peildatum 1 januari van het betreffende jaar.

  • 4. De ombudsman verantwoordt de baten en lasten van het vorige begrotingsjaar in het verslag aan de raad, bedoeld in artikel 81u, van de Gemeentewet.

Paragraaf 3. TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 4 Klachten

  • 1. De ombudsman kan mondelinge klachten in behandeling nemen.

  • 2. Indien de ombudsman dit nodig acht, kan hij klagers behulpzaam zijn bij het op schrift stellen van een klacht.

Artikel 5 Overige bevoegdheden

  • 1.

    De ombudsman kan het beschikkingsbevoegde orgaan verzoeken om de uitvoering van een bepaald besluit of regeling voor bepaalde tijd op te schorten. Het orgaan dat verzoek gemotiveerd afwijzen.

  • 2.

    De ombudsman heeft, indien het onderwerp van de beraadslagingen betrekking heeft op klachten, klachtrecht of klachtbehandeling in het algemeen, het recht in de vergadering van de raad of de raadscommissie het woord te voeren.

  • 3.

    De ombudsman kan, in overleg met het presidium, onderwerpen op de agenda plaatsen van de raad of een raadscommissie.

Paragraaf 4. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening gemeentelijke ombudsman Capelle aan den IJssel 2005.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 7 november 2005.
De Griffier, De Voorzitter,
T.A. de Mik J.J. van Doorne

Toelichting bij de Verordening gemeentelijke ombudsman 2005Algemeen

Met de inwerkingtreding van de Wet externe klachtrecht op 1 januari 2006 komt de huidige Verordening gemeentelijke Ombudsman 2001 van rechtswege te vervallen.

Vanaf 1 januari 2006 voorziet hoofdstuk IVc Gemeentewet (nieuw) in de grondslag van de benoeming van een gemeentelijke ombudsman. Dit hoofdstuk bevat bepalingen over de wijze van benoeming van de gemeentelijke ombudsman en de voorwaarden waaronder de benoeming plaats kan vinden. Daarnaast regelt titel 9.2 Algemene wet bestuursrecht (Awb) de klachtbehandeling door een ombudsman, met de daarbij geldende bevoegdheden en procedure.

De bepalingen in deze Verordening zijn bedoeld als aanvulling op de bovengenoemde bepalingen in de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht. Voor alle duidelijkheid zijn deze bepalingen als bijlagen bij deze toelichting gevoegd.

Artikel 1 Gemeentelijke ombudsman

Op grond van artikel 81p van de Gemeentewet kan de gemeenteraad de behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht opdragen aan een gemeentelijke ombudsman. Volgens artikel 81q, tweede lid wordt tevens een plaatsvervangend ombudsman benoemd.

Artikel 2 Benoeming en herbenoeming ombudsman en plaatsvervangend ombudsman

Lid 1.

De Gemeentewet bepaalt dat de ombudsman door de raad kan worden ontslagen ingeval er sprake is van omstandigheden waarin de betrouwbaarheid van de ombudsman niet meer volledig wordt gegarandeerd. De ombudsman heeft voorgesteld om reeds bij de benoeming een waarborg te scheppen dat de ombudsman en de plaatsvervangend ombudsman aan minimale eisen van betrouwbaarheid voldoen. Hiertoe is als voorwaarde voor benoeming gesteld dat de kandidaat-ombudsman of kandidaat-plaatsvervangend ombudsman een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens overleggen.

Lid 2

Met het oog op de in te zetten capaciteit wenst het Bureau gemeentelijke ombudsman ruim van te voren te weten of een herbenoeming al dan niet plaats zal vinden. Om die reden is bepaald dat het besluit over herbenoeming tenminste zes maanden voor afloop van de benoemingsperiode wordt genomen.

Artikel 3 Bekostiging van de ombudsman

De Gemeentewet (artikel 81v) bepaalt dat de raad bij verordening regels stelt over de vergoeding voor de werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten van de ombudsman.

In dit artikel is de wijze van bekostiging, zoals eerder door de raad is bepaald in de Verordening gemeentelijke ombudsman 2001, opnieuw vastgelegd. De bekostiging vindt plaats volgens een jaarlijkse bijdrage in de kosten. De hoogte van de bijdrage wordt gerelateerd aan het aantal inwoners van de gemeente.

Artikel 4 Klachten

De gemeentelijke ombudsman biedt, o.a. met het houden van een inloopspreekuur, een laagdrempelige voorziening. In dit licht wil de ombudsman uitdrukkelijk de mogelijkheid openhouden om klachten mondeling aan te brengen. Daarbij hoort ook de klantvriendelijke service om, waar nodig, behulpzaam te zijn met het op papier zetten van de klachten.

Artikel 5 Overige bevoegdheden

Lid 1

De bevoegdheid van de gemeentelijke ombudsman om een bestuursorgaan te verzoeken een bepaald besluit of regeling voor bepaalde tijd op te schorten is de ombudsman eerder toegekend in de Verordening gemeentelijke ombudsman 2001 (artikel 11). De ombudsman acht deze bevoegdheid, ook al wordt deze heel spaarzaam gebruikt, van grote waarde om effectief te kunnen optreden.

Lid 2 en lid 3

De ombudsman acht het van belang om coördinerend betrokken te blijven bij ontwikkelingen die de werkzaamheden van de ombudsman ten nauwste aangaan. De ombudsman stelt er daarom prijs op om, op eigen verzoek of door de raad of de raadscommissie, betrokken te worden bij beraadslagingen over onderwerpen die betrekking hebben op klachten, klachtrecht of klachtbehandeling in het algemeen.

Artikel 6 Inwerkingtreding

De bepalingen van de Wet extern klachtrecht, voorzover die betrekking hebben op de instelling van een gemeentelijke ombudsman, treden op 1 januari 2006 in werking. Per die datum komen de Verordening gemeentelijke ombudsman 2001 van rechtswege te vervallen. De datum van inwerkingtreding is daarom bepaald op 1 januari 2006.