Regeling vervallen per 01-01-2024

ERFGOEDVERORDENING Capelle aan den IJssel 2018

Geldend van 31-10-2018 t/m 31-12-2023

Intitulé

ERFGOEDVERORDENING Capelle aan den IJssel 2018

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

• Archeologisch monument: terrein dat deel uitmaakt van cultureel erfgoed vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van

die overblijfselen, voorwerpen en sporen;

• Archeologische vondst: overblijfsel, voorwerp of ander spoor van menselijke aanwezigheid in het verleden afkomstig van een archeologisch monument;

• Beschermd cultuurgoed: cultuurgoed dat:

a. als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3.7, eerste lid van de Erfgoedwet;

b. voorkomt in een opsomming als bedoeld in artikel 3.7, derde lid van de Erfgoedwet; of

c. in geval van de aanwijzing van een beschermde verzameling op grond van artikel 3.8, eerste lid van de Erfgoedwet zolang nog geen opsomming voor die verzameling is vastgesteld, redelijkerwijs onder de algemene omschrijving van die beschermde verzameling valt;

• Beschermde verzameling: verzameling die is aangewezen op grond van artikel 3.7, tweede lid van de Erfgoedwet;

• Cultureel erfgoed: uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen,

onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een

referentiekader bieden;

• Cultuurgoed: roerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed;

• Gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

• Kerkelijk monument: monument dat eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke

grondslag en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging;

• Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

• Monument: onroerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed en van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap, de historische of de cultuurhistorische waarde;

• Normaal onderhoud: noodzakelijke reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van monumentale waarde;

• Omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

• Rijksmonument: monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister;

• Rijksmonumentenregister: register als bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet;

• Beschermde stads- en dorpsgezichten: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke

of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden.

• Verzameling: cultuurgoederen die uit cultuurhistorisch of wetenschappelijk oogpunt bij elkaar horen.

Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister

1. Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening onherroepelijk aangewezen cultureel erfgoed (gemeentelijk erfgoedregister).

2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

a. gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

b. gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 3. Gemeentelijke adviescommissie

1. Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan de artikelen 4, 9, 10, 12, 15, 16, 17 en 18 advies aan een gespecialiseerde adviescommissie waarbinnen enkele leden deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg. Leden van het gemeentebestuur maken geen deel uit van de adviescommissie.

2. De adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

3. De adviescommissie brengt binnen acht weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd advies uit.

4. Bij het uitbrengen van haar advies laat de adviescommissie zich uitsluitend leiden door overwegingen van geschiedkundig, architectonisch, volkskundig en wetenschappelijk belang danwel door overwegingen verband houdende met de uiterlijke verschijningsvorm en/of ruimtelijke kwaliteit.

§ 2. Aanwijzing gemeentelijk monument

Artikel 4. Aanwijzing als gemeentelijk monument

1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.

2. Dit artikel is niet van toepassing op:

a. rijksmonumenten, en

b. monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

3. Burgemeester en wethouders brengen de gemeenteraad in kennis van het besluit over de aanwijzing.

Artikel 5. Voornemen tot aanwijzing

1. Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 4 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Kadasterwet.

2. Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg over het voornemen met de eigenaar.

Artikel 6. Voorbescherming

1. De bescherming van paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 5 is bekendgemaakt.

2. De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister of op het moment waarop het aanwijzingsbesluit wordt herroepen of door de bestuursrechter wordt vernietigd.

Artikel 7. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

1. Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag.

2. De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden

en inschrijving

1. De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Kadasterwet.

2. Zodra een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt deze onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 9. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

1. In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument.

2. Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 4.

3. Paragraaf 3 (Bescherming gemeentelijk Monument) is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders

tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing op deze

aanwijzing.

Artikel 10. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing

monument

1. Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is artikel 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

2. Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register zullen burgemeester en wethouders motiveren waarom dit is geëigend. De motivering zal moeten aantonen dat; danwel het monument op onjuiste gronden is aangewezen, er een verstrekkende wijziging is in wetgeving of beleid, danwel instandhouding op economische gronden onmogelijk is. De motivering zal zijn gestaafd op objectief opgestelde onderzoeksrapportages. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van objectief onderzoek.

3. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister

als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

4. Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten ambtshalve wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijke erfgoedregister.

§ 3. Bescherming gemeentelijk monument

Artikel 11. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 12. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument:

a. te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of b. te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

a. de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt, of

b. inpandige veranderingen van het monument, voor zover het een onderdeel daarvan betreft dat vanuit het oogpunt van monumentenzorg zonder betekenis is.

3. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

Artikel 13. Intrekken van de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 12, eerste lid, kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken:

a. als de verlening berust op onjuiste of onvolledige gegevens en de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

b. voor zover veranderde omstandigheden of feiten met betrekking tot de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van die activiteit verzetten.

Artikel 14. Weigeringsgronden

1. De vergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

2. Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

§ 4. Rijksmonumenten

Artikel 15. Advies omgevingsvergunning rijksmonument

Burgemeester en wethouders zenden onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 3, eerste lid. Artikel 3 tweede, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 5. Gemeentelijke stads- en dorpsgezichten

Artikel 16. Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een gemeentelijk stadsen dorpsgezicht dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, zijn onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel zijn wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde aan te wijzen.

2. Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

3. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij het besluit tot aanwijzing

van een beschermd stads- en dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

4. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening kan worden vastgesteld.

5. Als een bestemmingsplan als bedoeld in het vijfde of zesde lid, opnieuw moet worden vastgesteld ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1, eerste

lid, van die wet, voor het desbetreffende gebied een beheersverordening als bedoeld in die wet vaststellen.

6. Dit artikel is niet van toepassing op beschermde stads- en dorpsgezichten die zijn aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 17. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing

als beschermd gemeentelijke stads- en dorpsgezicht

1. De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 16, eerste lid, wijzigen of intrekken.

Artikel 16, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stadsen dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- en dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

a. beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988, of

b. beschermd stads- en dorpsgezicht op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

3. Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt dat onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 18. Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning

1. Het is in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, een bouwwerk te slopen.

2. De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander passend bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

3. De artikelen 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet.

5. Het is in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht verboden om zonder toestemming van burgemeester en wethouders aanpassingen aan het bouwwerk te doen danwel bouwwerken te realiseren die het beschermde aangezicht ontsieren.

6. Het vijfde lid is niet van toepassing op de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het beschermde aangezicht niet wijzigen, en voor zover de aanleg van

een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt,

§ 6. Handhaving en toezicht

Artikel 19. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 11 of het bepaalde krachtens artikel 12, eerste lid, van deze regeling wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 20. Toezichthouders

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast toezichthouders zoals bedoeld in artikel 5.10, met inachtneming artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

2. Burgemeester en wethouders kunnen daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

§ 7. Vangnet archeologie

Artikel 21. Vangnet archeologie

1. Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten worden verwacht als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij:

a. voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend;

b. de verstoring betreft van een archeologisch monument of verwachtingsgebied dat is aangegeven op de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders

vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

c. de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

d. met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.

§ 8. Slotbepalingen

Artikel 22. Intrekken oude verordening

1. Deze verordening treedt in werking op het moment dat De Erfgoedverordening Capelle aan den IJssel 2010 door de gemeenteraad is ingetrokken.

Artikel 23. Overgangsrecht

1. Een krachtens Erfgoedverordening Capelle aan den IJssel 2010 aangewezen en geregistreerd gemeentelijke monument, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze regeling.

2. Aanvragen om vergunningen die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling worden afgehandeld met inachtneming van Erfgoedverordening Capelle aan den IJssel 2010.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 8 oktober 2018.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening Capelle aan den IJssel 2018.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Capelle aan den IJssel, 8 oktober 2018.

De voorzitter,

De griffier,

Ondertekening