Beheerverordening gemeentelijke begraafplaats Castricum 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m heden

Intitulé

Beheerverordening gemeentelijke begraafplaats Castricum 2018

De raad van de gemeente Castricum;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 september 2017;

gelezen het advies van de Carrousel van 19 oktober 2017;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende: “Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Castricum 2018”

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaats(en): de gemeentelijke begraafplaats(en) van gemeente Castricum;

  • b.

    graf: een zandgraf, een keldergraf en natuurgraf;

  • c.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • d.

    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • e.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • I.

      het begraven en begraven houden van overledenen;

    • II.

      het bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • f.

    kindergraf: een particulier graf waarin gelegenheid wordt geboden tot het begraven van een natuurlijk persoon beneden de 12 jaar en van levenloos geborenen;

  • g.

    natuurgraf: een particulier graf in een natuurlijke omgeving, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het begraven en begraven houden van een overledenen in een specifiek vak met aangepaste voorwaarden;

  • h.

    keldergraf: een kunststof, betonnen of gemetselde constructie die in de grond is geplaatst en waarin een of meerdere overledenen worden begraven of asbussen worden bijgezet, wandgraven inbegrepen; keldergraven kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • i.

    urnengraf: een particulier graf, keldergraf daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • I.

      het bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • II.

      het verstrooien van as;

  • j.

    urnen-natuurgraf: een particulier graf in een natuurlijke omgeving, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het begraven en begraven houden van de as van een overledene in een biologisch verteerbare urn in een specifiek vak met aangepaste voorwaarden;

  • k.

    urnenplaats: een bovengrondse plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend voor het plaatsen van en geplaatst houden van urnen;

  • l.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het begraven van overledenen;

  • m.

    urnennis: een nis in een urnenmuur, een columbarium daaronder begrepen, bij de gemeente in beheer waarin de gelegenheid wordt geboden tot het bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • n.

    verstrooiingsplaats: een plaats bij de gemeente in beheer waar as van een overledene kan worden verstrooid;

  • o.

    particuliere gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend voor het plaatsen van een gedenkteken of monument om overledenen te gedenken (zonder begrafenis of asbestemming);

  • p.

    grafbedekking: gedenktekens of vaste planten die op het graf of de urnenplaats zijn geplaatst;

  • q.

    gedenkteken: een grafsteen, liggende of staande zerk, sierurn, sluitplaat, of ander monument ter nagedachtenis van een overledene;

  • r.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum;

  • s.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats of degene die hem vervangt;

  • t.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier (kelder-)urnengraf, een particuliere urnenplaats, een particuliere asverstrooiingsplaats, een particuliere urnennis of een particuliere gedenkplaats, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • u.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een algemene urnennis is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • v.

    eigenaar: de natuurlijke persoon of een rechtspersoon die met toestemming van de rechthebbende of gebruiker de grafbedekking op een graf in eigendom heeft;

  • w.

    belanghebbende: een verzamelnaam voor alle contactpersonen met een belang bij een graf, een natuurlijk persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechthebbende;

  • x.

    aanvrager: de persoon of rechtspersoon die – al dan niet door tussenkomst van een uitvaartondernemer – opdracht geeft voor een begrafenis, bijzetting, herdenkingsplechtigheid of asverstrooiing en hiervoor de betalingsplichtige is. Tevens de persoon of rechtspersoon die de uitgifte van een graf, (kelder-)urnengraf, urnennis gedenkplaats of gedenkteken verzoekt en hiervoor de betalingsplichtige is;

  • y.

    wet:Wet op de lijkbezorging en de daaruit voortvloeiende regelgeving;

  • z.

    grafrecht:

    • I.

      het gebruiksrecht op het gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een urnenplaats, of het plaatsen van een gedenkplaatje;

    • II.

      het uitsluitend recht op een particulier graf, urnenplaats of gedenkplaats;

  • aa.

    grafakte: de beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens het college een grafrecht wordt verleend;

  • bb.

    lijkbezorging: het lichaam van een overledene of doodgeborene laten begraven of cremeren of op een andere bij of krachtens de wet voorziene wijze.

Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'particulier graf' mede verstaan: urnengraf, kindergraf, natuurgraf, urnen-natuurgraf en particuliere gedenkplaats.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'algemeen graf' mede verstaan: urnennis en gedenkplaatje.

Artikel 3. Beheer

  • 1. Het beheer van de begraafplaatsen berust bij het college.

  • 2. Het beheer omvat:

    • a.

      dagelijkse leiding van de begraafplaats(en);

    • b.

      de bijbehorende administratie van de begraafplaats(en);

    • c.

      het onderhouden van de begraafplaats(en);

    • d.

      het bieden van faciliteiten voor lijkbezorging.

  • 3. Het college wijst één of meer beheerders aan.

HOOFDSTUK 2. OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 4. Openstelling begraafplaatsen

  • 1. De begraafplaatsen zijn dagelijks toegankelijk gedurende door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden openbaar bekend.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van begrafenissen of algemene herdenkingsbijeenkomsten.

Artikel 5. Ordemaatregelen

  • 1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3. Het is verboden om met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden, behalve met toestemming van de beheerder. Motorvoertuigen waarvoor toestemming is verleend mogen niet harder dan 10 km per uur.

  • 4. Het is niet toegestaan om op de begraafplaats te fietsen en te skeeleren, tenzij anders bepaald.

  • 5. De beheerder is bevoegd om bezoekers met een beperking toestemming te verlenen voor het bezoeken van de begraafplaats met een fiets, rolstoel of ander aangepast voertuig.

  • 6. Hondenbezitters kunnen uitsluitend met een aangelijnde hond de begraafplaats bezoeken en dienen overeenkomstig het hondenpoepbeleid van de gemeente te handelen en uitwerpselen onmiddellijk te verwijderen.

  • 7. Asverstrooiing op de begraafplaatsen is alleen mogelijk in overleg met, na toestemming van en in het bijzijn van de beheerder.

  • 8. Het verontreinigen van de begraafplaats en het plaatsen van gebruiksvoorwerpen buiten het grafvak, zoals afval, vazen, potten, gieters, gereedschap en bankjes, is niet toegestaan.

  • 9. Lopen op graven is niet toegestaan in verband met respect voor doden en nabestaanden, het voorkomen van schade aan de grafbedekking en andere voorwerpen op het graf, tenzij de bereikbaarheid belemmerd wordt.

  • 10. Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van de beheerder, werkzaamheden aan grafbedekkingen op de begraafplaats te verrichten.

  • 11. Het college kan via nadere regels aanvullende ordemaatregelen vaststellen.

Artikel 6. Plechtigheden

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en andere plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren schriftelijk zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 7. Opgravingen en ruimingen

Bij het opgraven van overledenen en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK 3. VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 8. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene die wil begraven, as wil bijzetten of as wil verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om de overledene binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien de rechthebbende of belanghebbende van een algemeen graf de wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 9. Lijkomhulsel en grafgiften

  • 1. Rechthebbenden of gebruikers leveren, gebruiken en accepteren uitsluitend lijkomhulsels, die voldoen aan de in of krachtens de wet dan wel op basis van publiekrechtelijke verordeningen, privaatrechtelijke reglementen of algemene voorwaarden gestelde regels ten aanzien van de doorlaatbaarheid van vloeistoffen en gassen, mechanische eigenschappen, vorm en biologische afbreekbaarheid. Genoemde regels zijn vastgesteld in het Besluit op de lijkbezorging (2013) en de Technische adviezen voor inrichting begraafplaatsen, graven en asverstrooiing (2014). In geval van ernstige en gerechtvaardigde twijfel of de materialen aan deze eis voldoen, kan de beheerder een controle instellen. Blijken de gebruikte materialen niet aan de eis te voldoen dan kan begraving geweigerd worden.

  • 2. Rechthebbenden of gebruikers zijn verplicht bij het verzoek tot het verlof tot begraven het gebruik van lijkhoezen aan de beheerder door te geven.

  • 3. Het is verboden om te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist.

  • 4. Het is niet toegestaan voorwerpen aan de grafruimte toe te voegen die de vertering van het lijk belemmeren of voorkomen en/of vervuilend zijn.

  • 5. De beheerder kan bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel verzoeken om een schriftelijke verklaring omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen.

  • 6. De beheerder kan door middel van steekproeven controleren of aan de bepalingen in dit artikel is voldaan.

Artikel 10. Over te leggen stukken

  • 1. Tot begraving wordt niet eerder overgegaan dan nadat het verlof tot begraven en het registratiedocument behorende bij het lijkomhulsel zijn overgelegd aan de beheerder. Het registratiedocument bevat een registratienummer dat overeenkomt met het nummer op het lijkomhulsel, de naam van de overledene, overlijdens- en geboortedata van de overledene dan wel het geslacht van de doodgeborene, vergezeld van een overlijdensverklaring van een arts.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een bestaand particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overlegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren, gerekend vanaf de eerste begraving.

  • 5. Indien de burgemeester verlof heeft verleend om een overledene binnen 36 uur na het overlijden te begraven dient het bedoelde verlof van de burgemeester worden overlegd.

  • 6. De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 11. Tijden van begraven, crematiediensten en asbezorging

De tijden van begraving en bijzetting worden door het college bij nadere regels vastgesteld.

Artikel 12. Gebouwen en muziekinstallatie

Het gebruik van de gemeentelijke ontvangstruimten, alsmede van de muziekinstallatie – voor zover aanwezig ̶ moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, schriftelijk worden aangevraagd bij de beheerder.

HOOFDSTUK 4. INDELING EN UITGIFTE VAN DE GRAVEN

Artikel 13. Indeling graven en asbezorging

Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

  • a.

    particuliere kindergraven;

  • b.

    particuliere (kelder-)urnengraven;

  • c.

    particuliere (kelder-)graven;

  • d.

    urnenplaatsen;

  • e.

    particuliere gedenkplaatsen;

  • f.

    particuliere (urnen-)natuurgraven;

  • g.

    algemene graven;

  • h.

    algemene urnennissen.

Artikel 14. Aantal overledenen in graven en in asvoorzieningen

  • 1. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel overledenen en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er in de particuliere urnengraven kunnen plaatshebben. Het college bepaalt tevens de afmetingen van de particuliere graven.

  • 2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel overledenen worden begraven in algemene graven en welk aantal asbussen met of zonder urn in urnennissen worden bijgezet. Het college bepaalt tevens de afmetingen van de algemene graven.

Artikel 15. Volgorde van uitgifte

  • 1. Graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven, tenzij door de beheerder anders is bepaald.

  • 2. Het college bepaalt via nadere regels onder welke voorwaarden reserveringen mogelijk zijn.

  • 3. De beheerder kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

Artikel 16. Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en gebruiksvoorwaarden.

Artikel 17. Termijnen particuliere en algemene graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, grafrechten. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels de termijnen. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf wordt uitgegeven.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met via nadere regels vast te stellen termijnen, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3. Als het grafrecht niet voor het einde van de termijn van het particulier recht is voldaan vervalt het particulier recht na het einde van die termijn terug aan de gemeente.

  • 4. Het gebruik van algemene graven en urnennissen wordt verleend voor een bij nadere regels vast te stellen termijn. Deze termijn kan niet worden verlengd.

Artikel 18. Keldergraven

  • 1. Het college kan bij nader vast te stellen regels voorwaarden stellen aan het oprichten van nieuwe keldergraven.

  • 2. Het college kan bij nader vast te stellen regels voorwaarden stellen aan het gebruik van bestaande keldergraven.

  • 3. Het college kan bij nader vast te stellen regels voor reeds bestaande keldergraven de vergunning voorwaarden wijzigen of intrekken.

Artikel 19. Overschrijving van verleende grafrechten

  • 1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf vervallen te verklaren.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

  • 5. De gebruiker van een algemeen graf kan het gebruiksrecht overdragen aan een andere belanghebbende door overlegging aan de beheerder van een door de gebruiker en de betrokken opvolger getekend bewijs van overdracht. Deze opvolger is een natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 6. De rechthebbende en/of belanghebbende is verplicht om zijn/haar adresgegevens aan de beheerder van de begraafplaats op te geven, alsmede de wijziging van hun adres.

Artikel 20. Vervallen grafrechten

  • 1. Het grafrecht vervalt:

    • a.

      door het verlopen van de termijn waarvoor het recht is verleend;

    • b.

      indien de rechthebbende afstand doet van het recht;

    • c.

      indien de begraafplaats wordt opgeheven.

  • 2. Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

    • a.

      indien de betaling van het grafrecht - ondanks een aanmaning - niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied;

    • b.

      indien de rechthebbende - ondanks een aanmaning - in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

    • c.

      indien de rechthebbende van een particulier graf is overleden en het recht niet binnen de in artikel 19, derde lid gestelde termijn is overgeschreven;

    • d.

      indien de rechthebbende – ondanks een aanmaning ̶ niet binnen een jaar overgaat tot herstel van een graf dat in verval is.

  • 3. Onder in verval zijnde graven wordt verstaan:

    • a.

      breuk van het monument;

    • b.

      een verzakking van het monument van meer dan 10 cm;

    • c.

      het onleesbaar afgesleten zijn van teksten;

    • d.

      beplanting buiten de toegestane afmetingen (groeiend boven de toegestane hoogte en buiten de grafafmeting);

    • e.

      omgevallen monumenten, dan wel monumenten die (deels) beschadigd zijn geraakt;

    • f.

      graven die een risico vormen voor de veiligheid van medewerkers en bezoekers van de begraafplaats (ondeugdelijke constructies volgens huidige richtlijnen).

  • 4. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c en in het tweede lid vindt geen terugbetaling plaats van (een deel van) de betaalde rechten.

Artikel 21. Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

HOOFDSTUK 5. GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 22. Vergunning grafbedekking

  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2. De rechthebbende van een particulier graf of de gebruiker van een algemeen graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen.

  • 4. Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is;

    • e.

      de grafbedekking of het opschrift aanstootgevend is;

    • f.

      niet aan de financiële verplichtingen behorend bij de uitgifte van een graf is voldaan.

  • 5. Voor plaatsing van een grafbedekking en gedenkteken is altijd een schriftelijke melding vooraf aan de beheerder vereist en vervolgens toestemming van de beheerder voor het tijdstip van en handelwijze bij plaatsing.

Artikel 23. Aansprakelijkheid

  • 1. Zolang het graf of de urnennis niet geruimd mag worden, blijft de rechthebbende of de gebruiker het eigendom houden van de in artikel 22 bedoelde grafbedekking en gedenkteken, maar ook beplantingen en andere voorwerpen. Al hetgeen wat op het graf geplaatst is, wordt geacht voor rekening en risico van de rechthebbende van een particulier graf of gebruiker van een algemeen graf te zijn aangebracht.

  • 2. Het plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door en voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker van een algemeen graf.

  • 3. Schade en eventuele gevolgschade voor derden is voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker van een algemeen graf en deze dient de daaraan toegebrachte schade, door welke omstandigheid ook, op eerste aanschrijven te herstellen.

  • 4. Indien binnen twaalf weken na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is de beheerder bevoegd tot verwijdering en vernietiging van de gedenktekens of beplantingen en andere voorwerpen over te gaan zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 5. Indien door een ondeugdelijke (geworden) constructie naar het oordeel van de beheerder een gevaarlijke situatie is ontstaan, kan de beheerder direct maatregelen treffen.

Artikel 24. Onderhoud door de houder van de begraafplaats

  • 1. Het college voorziet slechts in het algemeen onderhoud van de begraafplaats. Dit betreft het onderhouden van de wegen en paden, bomen, algemeen groen en algemene voorzieningen zoals de waterplaatsen.

  • 2. De beheerder van de begraafplaats is gerechtigd om altijd, zonder toestemming van de eigenaar van de grafbedekking, overhangend groen van graven en beplanting die buiten en boven de toegestane maximale hoogte uitreikt, te snoeien of te verwijderen, zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op een vergoeding.

Artikel 25. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

  • 1. Het plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking gebeurt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de belanghebbende.

  • 2. De rechthebbende of de belanghebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 3. Indien de rechthebbende of de belanghebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan de beheerder de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de belanghebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de belanghebbende door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de belanghebbende niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 5. Het college kan de rechthebbende of de belanghebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van de beheerder het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

  • 6. Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, storm, bliksem, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, is voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

Artikel 26. Grafbeplanting

  • 1. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de aard, de afmetingen en de wijze van aanbrengen van grafbeplanting.

  • 2. Niet-blijvende beplanting op een graf die, naar oordeel van de beheerder, in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op een vergoeding.

  • 3. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd.

Artikel 27. Tijdelijke verwijdering grafbedekking

1. Het afnemen en herplaatsen van een gedenkteken respectievelijk afdekplaat ten behoeve van de begraving van een lijk of de bijzetting van een asbus in het particulier graf geschiedt namens de rechthebbende en is voor rekening en risico van de rechthebbende.

2. Een rechthebbende en eigenaar van een grafbedekking is verplicht te gedogen dat de op een graf aanwezige gedenktekens, beplanting en voorwerpen door de gemeente tijdelijk geheel of gedeeltelijk worden verwijderd en herplaatst, indien dit voor een begraving of bijzetting in de nabijheid van het graf of om een andere reden nodig is.

3. Een rechthebbende en eigenaar van een grafbedekking is verplicht te gedogen dat tijdelijk grond op een graf geplaatst wordt, indien dit voor een begraving of bijzetting in de nabijheid van het graf of om een andere reden nodig is.

Artikel 28. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1. De grafbedekking wordt na het verstrijken van de termijn van uitgifte in opdracht van het college, door de begraafplaatsbeheerder van het graf verwijderd.

  • 2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de gebruiker bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 3. Indien de grafbedekking bij afloop van de grafrechtentermijn niet verwijderd is, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4. Voorafgaande de verwijdering van de grafbedekking is melding en toestemming van de beheerder nodig over het tijdstip en wijze van verwijdering.

Artikel 29. Losse voorwerpen

  • 1. Zolang het graf niet geruimd mag worden, blijven de op de graven geplaatste losse voorwerpen ter beschikking van de eigenaar van de grafbedekking.

  • 2. Na afloop van het grafrecht of het gebruik, vervalt het recht op deze voorwerpen aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

HOOFDSTUK 6. RUIMING VAN GRAVEN EN URNENFACILITEITEN.

Artikel 30. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf of urnennis te laten ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 2. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden overgebracht naar een verzamelgraf of worden verdiept begraven en de aanwezige as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats.

  • 4. Nabestaanden van een overledene die begraven zijn in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een schriftelijke aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te brengen voor crematie of voor herbegraving elders.

  • 5. Het college kan nadere regels vaststellen over het ruimen, bezorgen van overblijfselen en as.

HOOFDSTUK 7. IN STAND HOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN BIJZONDERE GRAFBEDEKKING

Artikel 31. Lijst historische graven

  • 1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Van de in het eerste lid bedoelde lijst wordt aantekening gemaakt in het grafregister.

  • 3. Voordat tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de in lid 1 genoemde lijst te worden bijgeschreven.

  • 4. Het college beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

HOOFDSTUK 8. INRICHTING REGISTER

Artikel 32. Voorschriften

  • 1. De administratie bevat een openbaar register van diegenen die zijn begraven of waarvan de as is bezorgd. In dit register worden de naam, de geboortedatum en de datum van overlijden opgenomen. Daarbij is vermeld de grafaanduiding en de dag van de begraving of bijzetting.

  • 2. De administratie bevat gegevens van alle rechthebbenden en gebruikers belanghebbenden van de graven en urnenplaatsen, met hun namen en adressen en aantekening van hun relatie tot de overledene. Dit register is niet openbaar doch de gegevens van rechthebbenden en gebruikers kunnen worden verstrekt aan derden, indien deze schade leiden door of als gevolg van de grafbedekking op de graven, urnenplaatsen of gedenkplaatsen van die rechthebbenden en gebruikers.

  • 3. De rechthebbenden van particuliere graven, gebruikers van algemene graven en eigenaren van grafbedekkingen voor zover niet de rechthebbende of gebruiker van het graf, zijn verplicht de wijziging van hun NAW-gegevens binnen een maand aan de administratie van de begraafplaats door te geven.

  • 4. Het register wordt bijgehouden door de beheerder van de begraafplaats.

  • 5. Een plattegrond van de begraafplaatsen, waarop de graven genummerd zijn aangeduid, wordt bijgehouden door de administratie van de begraafplaats.

HOOFDSTUK 9. SLOTBEPALINGEN

Artikel 33. Beslissingsbevoegdheid

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 34. Intrekking oude regeling

De Beheersverordening voor de gemeentelijke begraafplaatsen Castricum 2010, vastgesteld op 30 juli 2010, wordt ingetrokken.

Artikel 35. Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de huidige Beheersverordening begraafplaatsen Castricum 2010 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, is daarop deze verordening van toepassing.

Artikel 36. Strafbepaling

Overtreding van enige bepaling van deze verordening of van een krachtens enige bepaling van deze verordening gegeven voorschrift wordt, voor zover niet reeds bij of krachtens de wet strafbaar gesteld, gestraft met een geldboete van de eerste categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 37. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

Artikel 38. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Castricum 2018.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Castricum in de openbare raadsvergadering van 9 november 2017.

De griffier,

Mr. V.H. Hornstra

De voorzitter,

Drs. A. Mans

TOELICHTING BEHEERVERORDENING GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN CASTRICUM 2018

A. ALGEMENE TOELICHTING

1. De verordenende bevoegdheid

1.1 Begraafplaats op grondgebied van de eigen gemeente

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die de raad in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader hiervan zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.

De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

2. Gemeentelijk begraafplaatsenbeleid

De Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Castricum 2018 bevat verschillende regels die de gemeente hanteert voor de instandhouding van en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaats.

De inwoners hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden. De beheerder van de begraafplaats is aangewezen voor contacten met de inwoners, bijvoorbeeld voor het in ontvangst nemen van diverse aanvragen.

De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaats kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die zij heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen zoals wandelgebieden en fietspaden. De verschillende aspecten van de begraafplaatsen vragen in bestuurlijk opzicht om een speciale aanpak.

De waarde die aan de begraafplaats wordt toegekend maakt het nodig dat er een inventarisatie wordt gemaakt van de historische en culturele waarden die op de begraafplaats aanwezig zijn. Gestart wordt met het opstellen van een lijst van gedenkwaardige graven en bijzondere gedenktekens die het waard zijn om zo lang mogelijk in stand te worden gehouden. Deze lijst geeft zo uitdrukking aan de waarden van de begraafplaats als zodanig.

Voor de dienstverlening op de begraafplaatsen geeft de Beheerverordening een uitgebreid voorzieningenpakket. De regeling noemt algemene en particuliere graven, bestemmingen voor as en gedenkplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan datgene waar de samenleving om vraagt. In deze regeling is vastgelegd dat de gemeente in beginsel bereid is om de voorzieningen te treffen. Dat wil dus niet zeggen dat alle voorzieningen daadwerkelijk op iedere gemeentelijke begraafplaats aanwezig moeten zijn. Met het treffen van sommige feitelijke voorzieningen wordt gewacht tot de vraag zich aandient.

Van belang is wel om vast te leggen en bekend te maken dat de gemeente in principe bereid is om deze voorzieningen te bieden zodra blijkt dat daaraan behoefte is. De als mogelijkheid aanwezige dienstverlening is dan in de volle breedte voor iedereen duidelijk.

De beheerverordening geeft het college de bevoegdheid om de graven en urnennissen in te delen in categorieën. Daarbij worden niet in de eerste plaats de verschillende soorten graven als uitgangspunt genomen, maar wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de natuurlijke situatie van de begraafplaatsen en de daar aanwezige beplanting en kunstvoorwerpen. Op deze wijze kan een te strakke en starre inrichting worden voorkomen en behouden de begraafplaatsen hun aantrekkelijkheid voor veel ingezetenen.

Het is voor nabestaanden, maar ook voor uitvaartondernemers, hoveniers en steenhouwers begrijpelijkerwijs gewenst dat de overboeking van een grafruimte of de goedkeuring voor een grafbedekking snel verloopt. Daarom kunnen de aanvragen om grafuitgiften en vergunningen voor grafbedekking volgens deze beheerverordening het best worden ingediend bij de beheerder van de begraafplaats. Door mandaat van de beslissingsbevoegdheid aan de beheerder kunnen de verzoeken door hem worden behandeld en afgewikkeld onder verantwoordelijkheid van het college.

Gezien de snelle ontwikkelingen in de uitvaartbranche en de afhankelijkheid van marktwerking biedt deze verordening ruimte voor flexibiliteit en het snel inspelen op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. Gekozen is voor een beheerverordening op hoofdlijnen en verdere uitwerking in nader vast te stellen regels. Nadere regels zijn snel aan te passen aan veranderende omstandigheden, aangezien die geen raadsbesluit vereisen en volstaan met een college-besluit.

3. Wet- en regelgeving

3.1. Wet op de lijkbezorging

Het juridische kader voor de lijkbezorging wordt voornamelijk bepaald door de Wet op de lijkbezorging (Wlb 2010) en het Besluit op de lijkbezorging (2013), aangevuld met Technische adviezen voor inrichting begraafplaatsen, graven en asverstrooiing (2014). De integrale teksten van de Wet op de lijkbezorging en het Besluit op de lijkbezorging staan vermeld op de website www.overheid.nl.

De technische adviezen voor inrichting begraafplaatsen, graven en asverstrooiing (2014) staan vermeld op de website van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (www.vng.nl: https://www.vng.nl/onderwerpenindex/openbare-gezondheid/wet-op-de-lijkbezorging/brieven/technische-adviezen-voor-inrichting-begraafplaatsen-graven-en-asverstrooiing). Deze verordening is een nadere invulling van deze regelgeving. Regels die al in de genoemde wetten en richtlijnen staan worden in deze verordening niet herhaald. Waar dat relevant is, wordt in deze toelichting naar de hogere regelgeving verwezen. Voor een volledig beeld van de regelgeving moet echter de betreffende wet- en regelgeving zelf worden geraadpleegd (www.overheid.nl en www.vng.nl).

3.2. Vermindering administratieve lasten

Vele zaken zijn in de beheerverordening geregeld door middel van een meldingsplicht, zoals het houden van plechtigheden (art. 6), het doen begraven en het doen bijzetten of doen verstrooien van as en het door de nabestaanden zelf openen en sluiten van een graf (art.8). Een melding genereert weinig administratieve lasten.

Slechts in twee gevallen dient een vergunning te worden aangevraagd, namelijk voor het oprichten van een keldergraf (art. 18) en het hebben van een grafbedekking (art. 22).

De vergunningsplicht voor het hebben van een grafbedekking is in de beheerverordening gehandhaafd. Controle achteraf met als uiterste consequentie correctie is, juist bij grafbedekkingen, ongewenst. Het ontwerpen, de aanschaf en de plaatsing van een grafmonument gaat doorgaans met emoties gepaard. Wanneer achteraf blijkt dat het monument niet aan de eisen voldoet is het ondoenlijk om nabestaanden alsnog te vragen het gedenkteken aan te passen of te verwijderen.

De beheerder heeft de bevoegdheid om direct op te treden tegen ongewenste praktijken. Dit leidt tot vermindering van administratieve en bestuurlijke lasten.

3.3. Lex silencio positivo

Bij de vergunning die deze beheerverordening regelt (m.b.t. het hebben van een grafbedekking) is niet voor een Lex silencio positivo gekozen. De vergunningen worden doorgaans tijdig verleend of afgewezen. Van tevoren zijn regels gesteld die voor een vergunning van rechtswege gelden (bijvoorbeeld over maatvoering en materiaalgebruik). De gemeente wenst te allen tijde te vermijden dat nabestaanden worden geconfronteerd met een handhavingsactie waarbij een grafbedekking (monument) of kelder weer moet worden verwijderd omdat het niet aan de regels voldoet. Om die reden is in deze verordening afgezien van de Lex silencio positivo.

3.4. Europese Dienstenrichtlijn

De Europese Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG) schrijft de Lex silencio positivo dwingend voor bij vergunningstelsels die onder de reikwijdte van deze richtlijn vallen. Dat is bij de vergunning die in deze verordening is opgenomen echter niet het geval. Het al dan niet toepassen van de Lex silencio positivo is dus een autonome keuze van de gemeente.

3.5. Inwerkingtreding

Artikel 36 van de beheerverordening betreft de inwerkingtreding van de verordening. Sinds 1 januari 2005 geldt artikel 142 van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip is aangewezen. In deze verordening wordt de inwerkingtreding vastgesteld op 1 januari 2018.

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE BEHEERVERORDENING GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN GEMEENTE CASTRICUM 2018

Artikel 1. Begripsbepalingen

Algemeen: De omschrijvingen zijn opgenomen zodat voor een ieder duidelijk is wat en wie met de diverse begrippen bedoeld wordt. Dit artikel is aangevuld met nieuwe begrippen die voortkomen uit de wetswijzigingen van 2010 en het Besluit op de lijkbezorging van 2013.

Onderdeel a.: de begraafplaatsen waarvan de gemeente de houder is. Bijzondere begraafplaatsen, zoals kerkelijke begraafplaatsen binnen de gemeentegrond, zijn niet inbegrepen.

Onderdeel b.: Wanneer een of meerdere overledenen worden begraven of asbussen worden bijgezet in een grafkelder, spreekt men van een keldergraf, in tegenstelling tot een zandgraf. Keldergraven kunnen ook deels bovengronds worden geplaatst, als onderdeel van een muur of wand.

Onderdeel e.: Een particulier graf werd in het verleden vaak aangeduid als ‘eigen’ graf. Ook in het algemeen spraakgebruik wordt de term ‘eigen graf’ nog altijd gebezigd. De nieuwe beheerverordening volgt echter de terminologie van de Wet op de lijkbezorging. Sinds 2010 is in de Wet op de lijkbezorging het begrip ‘particulier graf’ opgenomen voor een graf “met uitsluitend recht”. De rechthebbende bepaalt wie er in het graf begraven worden en voor hoe lang deze overledene(n) begraven worden gehouden. Dit begrip komt overeen met het in het verleden gehanteerde begrip ‘familiegraf volwassene’ of ‘eigen graf’.

Particuliere graven kunnen ook bij voorbaat uitgegeven worden of gereserveerd worden, dat wil zeggen zonder dat er direct in het graf begraven wordt.

Onderdeel f.: Kindergraf

Voor stoffelijke resten van kinderen zijn graven van kleinere formaten beschikbaar. Er is voor ouders uiteraard geen verplichting om van een kindergraf gebruik te maken. Kinderen kunnen ook worden bijgezet in een algemeen graf of in een ander particulier graf. Voor kinderen jonger dan 1 jaar, levenloos geboren kinderen en foetussen zijn kleinere graven beschikbaar tegen een aangepast tarief.

Onderdeel g. en j.: Natuurgraven en urnen-natuurgraven (Natuurlijk Begraven) zijn onderhoudsvrije graven gesitueerd op een selectief deel van de begraafplaats dat gekenmerkt wordt door een natuurlijke sfeer en extensief beheer. De betreffende themavelden hebben een naam die daaraan reflecteert, zoals ‘Duinpad’, ‘Natuurpad’, ‘Duingraven’, ‘Bosrand’ en ‘Polderzicht’. De uitgiftetermijn van deze graven en de grafbedekkingsvoorschriften wijken af. Deze graven vormen een alternatief voor graven met eeuwigdurende grafrust in een bos of natuurgebied (Natuurbegraven).

Onderdeel h.: Keldergraven zijn er in meerdere soorten en maten. Vanouds zijn het betonnen of gemetselde bouwwerken, deels ondergronds en deels bovengronds, ook wel grafkelders genoemd. De afmetingen konden afwijken van de gangbare afmetingen. De huidige generatie grafkelders betreft betonnen of kunststofkelders die ondergronds geplaatst worden en afgedekt worden met een gangbaar grafmonument. Een nieuwe variant zijn wandgraven, die in populariteit toenemen maar vooralsnog nog niet beschikbaar zijn. Ook deze vallen onder de categorie keldergraven.

Onderdeel l.: Algemene graven worden slechts uitgegeven voor directe teraardebestelling.

Een algemeen graf kenmerkt zich daarnaast doordat de gebruiker het recht heeft om één overledene te begraven en geen zeggenschap heeft over wie er verder in het graf wordt begraven. In een algemeen graf is ruimte voor maximaal twee overledenen. Op een algemeen graf kunnen geen asbussen worden bijgezet en geen asverstrooiingen plaatsvinden. De eerste gebruiker van het graf krijgt voor de keuze van de grafbedekking de keus tussen het voorste of achterste deel van het graf.

Algemene graven worden voor tien jaar uitgegeven. Deze termijn kan niet worden verlengd. De gebruiker wordt op de hoogte gesteld van het moment waarop de ruiming van het graf plaats gaat vinden. Op dat moment kan de gebruiker de beheerder verzoeken de overledene tegen de dan geldende regels en tarieven te laten opgraven en te laten herbegraven in een particulier graf of alsnog te cremeren.

Onderdeel m.: een columbarium is een andere naam voor urnenmuur, en kan binnen of buiten staan.

Onderdeel n.: Verstrooiingen van as zijn alleen op de algemene verstrooiingsplaats mogelijk. Nabestaanden krijgen de mogelijkheid om in overleg met de beheerder een gewenste verstrooiingsplaats te kiezen.

De gemeente Castricum beschouwt alle openbare gedeelten van de begraafplaatsen als potentieel verstrooiveld. Verstrooiing op de gemarkeerde verstrooivelden wordt gestimuleerd.

De mogelijkheid as te doen verstrooien in of op de particuliere graven is niet overal wenselijk en mogelijk. Bij particuliere graven zijn alleen asbusbijzettingen en ondergrondse asverstrooiing mogelijk en geen verstrooiingen op de grafbedekking.

Onderdeel r. en s.: Het college van de gemeente Castricum heeft de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen en de begraafplaatsenadministratie belast bij de beheerders van de begraafplaatsen en de administratief medewerkers van de begraafplaatsen. Het college verleent mandaat aan de beheerders en de administratief medewerkers.

Onderdeel t., u., v. en w.: De termen rechthebbende, gebruiker, eigenaar en belanghebbende zijn nader gedefinieerd. De begraafplaatsenadministratie gebruikt de benaming rechthebbende voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen aan wie een ‘uitsluitend recht’ is verleend op een particulier graf. Alle overige contactpersonen zijn belanghebbenden. Het betreft de gebruiker van een algemeen graf, de gebruiker van een urnennis, de eigenaar van een grafbedekking voor zover deze niet de rechthebbende is, de aanvrager van een gedenkplaatje en overige contactpersonen met belangen voor zover deze niet de rechthebbende zijn.

Onderdeel x.: De aanvrager zal meestal een nabestaande van de overledene zijn, maar dat is niet noodzakelijk. Bij een begraving in een algemeen graf en asbusbijzetting in een urnennis wordt de aanvrager als gebruiker van het graf aangemerkt. Bij asbestemmingen is de aanvrager ook degene die na de crematie de bestemming aan de as geeft.

Bij een particulier (kelder)graf, urnengraf, urnenplaats en particuliere gedenkplaats is tevens tenaamstelling van de grafrechten vereist. De grafrechten kunnen ook gevestigd worden op naam van een andere (rechts)persoon dan de aanvrager.

Niet de aanvrager, maar de rechthebbende van een particulier graf geeft toestemming voor het begraven of de bijzetting van een asbus in een bepaald graf.

Onderdeel y.: De huidige Wet op de lijkbezorging is in 1991 vastgesteld en heeft in 2010 en 2011 veranderingen ondergaan. In het Besluit op de lijkbezorging van 2013 zijn praktische zaken verder uitgewerkt evenals via Technische adviezen voor de inrichting van begraafplaatsen en graven en voorschriften ten aanzien van asverstrooiing (2014). De Handleiding Opgraven en Ruimen is een publicatie van de brancheorganisaties.

Onderdeel bb.: De Wet op de lijkbezorging biedt drie mogelijkheden van lijkbezorging: begraven, cremeren en ter beschikking stellen van de wetenschap.

De wet verstaat onder een lijk (overledene) het lichaam van een overledene of doodgeborenen. Een doodgeborene is een na een zwangerschap van ten minste 24 weken levenloos ter wereld gekomen menselijke vrucht. Vanaf 24 weken geldt een registratieplicht.

Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

Dit artikel is opgenomen omdat met de wetswijziging van 2010 deze begrippen zijn gewijzigd. Particuliere graven werden voorheen vaak koop- familie- of eigen graf genoemd. Algemene graven stonden vaak bekend als huurgraven. Per regio kunnen de benamingen verschillen. Voor een particulier graf, kindergraf, urnengraf, urnenplaats en particuliere gedenkplaats gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten.

Artikel 3. Beheer

Dit artikel beschrijft welke taken onder het beheer vallen en wie namens het college verantwoordelijk zijn.

Artikel 4. Openstelling begraafplaatsen

Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.

Artikel 5. Ordemaatregelen

De beheerverordening bevat gedragsvoorschriften voor personen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Tegen overtreding van de voorschriften zijn strafbepalingen van kracht (zie artikel 36). De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.

Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwenden en tijdens uitvaartplechtigheden.

De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden biedt echter, samen met de verbodsbepalingen, voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden. De aannemers kunnen gevraagd worden om ter controle een bewijs te overleggen dat men in opdracht van de rechthebbende van het graf aan het werk is.

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de nadere regels bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan.

Artikel 6. Plechtigheden

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen.

Artikel 7. Opgravingen en ruimingen

Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

Artikel 8. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd. De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan wel op een afzonderlijke plaats, bijvoorbeeld een urnennis.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf en het dalen van de lift. De werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. Zo kunnen de nabestaanden bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Werkzaamheden als het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zullen door het personeel moeten worden verricht.

Artikel 9. Lijkomhulsel en grafgiften

Dit artikel bevat een verwijzing naar het Besluit op de lijkbezorging (2013) en de eerder genoemde bijbehorende Technische adviezen voor inrichting begraafplaatsen, graven en asverstrooiing (2014). Het is voor een goede lijkvertering van belang dat lijkomhulsels een goede doorlatendheid hebben. Alleen zo kan er voldoende vocht en zuurstof toetreden die noodzakelijk zijn voor de lijkvertering. Dit geldt voor de kleding die de overledene draagt, maar ook voor de kist waarin deze begraven wordt of de lijkhoes waarin deze gewikkeld is. Voor het gebruik van deze lijkhoezen bestaan regels. Genoemde regels waren vastgesteld in het Lijkomhulselbesluit 1998 en zijn nu integraal overgenomen in het Besluit op de lijkbezorging. De lijkhoezen die voldoen aan de normen van het Besluit op de lijkbezorging, staan op de ‘witte lijst’ van de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen (LOB: www.begraafplaats.nl).

Het toepassen van verkeerde lijkhoezen of slecht doorlatende lijkomhulsels (kunststof kleding, lijkwaden) kan leiden tot het stopzetten van de lijkvertering waardoor vanuit milieu hygiënisch opzicht belastende situaties kunnen ontstaan en graven niet meer ter beschikking kunnen komen voor nieuwe, toekomstige begravingen omdat het hergebruiken van de ruimte problematisch is geworden.

In dit artikel is eveneens een bepaling opgenomen dat geen vervuilende voorwerpen aan de grafruimte mogen worden toegevoegd, alsmede voorwerpen die de vertering van het lijk kunnen belemmeren of voorkomen.

Artikel 10. Over te leggen stukken

De Wet op de lijkbezorging eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Sinds april 2016 volstaat een digitale versie. Hierbij aansluitend is het gewenst om de beheerder van de begraafplaats een eigen bevoegdheid te geven medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan. Tevens zal de uitvaartondernemer een registratiedocument moeten overleggen met registratienummer van het lijkomhulsel en gegevens van de overledene.

Voor een asbus zal door degene die opdracht geeft voor de uitvaart een overdrachtsformulier van het crematorium moeten worden overlegd. De bezorging van as omvat zowel het bijzetten van een asbus als de verstrooiing van as.

Bijzetting in een bestaand graf kan leiden tot verlenging van de lopende grafrusttermijn. Dat kan betekenen dat de minimale grafrusttermijn van tien jaar moet worden gegarandeerd door het grafrecht met zoveel noodzakelijke termijnen van een jaar te verlengen of met de verlengingstermijnen zoals vastgelegd in de nadere regels.

Artikel 11. Tijden van begraven en asbezorging

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden niet plaats op de sabbat (i.e. zaterdag). Het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap heeft er daarom belang bij dat de begraafplaatsen op zondagen en niet-Joodse feestdagen voor een begrafenis kunnen worden opengesteld. Daarnaast zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.

Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een overledene binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

Artikel 12. Gebouwen en muziekinstallatie

Dit artikel maakt duidelijk welke procedure er is voor het gebruik van gebouwen en muziekinstallaties voor zover deze door de gemeente worden geboden.

Artikel 13. Indeling graven en asbezorging

Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd. En ook voor foetussen jonger dan 24 weken.

Artikel 14. Aantal overledenen in graven en in asvoorzieningen

Het Besluit op de lijkbezorging van 1 januari 2013 bevat in artikel 5 de bepaling dat er ten hoogste drie overledenen boven elkaar mogen worden begraven:

“De afstand tussen de graven (niet de kisten) onderling bedraagt ten minste dertig centimeter. Ten hoogste drie lijken mogen boven elkaar worden begraven, mits boven elke kist of elk ander omhulsel een laag grond van ten minste dertig centimeter dikte wordt aangebracht, die bij een volgende begraving niet mag worden geroerd. Boven de (bovenste) kist of het (bovenste) omhulsel bevindt zich een laag grond van ten minste vijfenzestig centimeter. De graven bevinden zich ten minste dertig centimeter boven het niveau van de gemiddeld hoogste grondwaterstand.”

Gezien de laagdikte waarin begraven kan worden ten opzichte van de grondwaterstand wordt er in de gemeente Castricum 2 diep begraven.

Artikel 15. Volgorde van uitgifte

Graven en asvoorzieningen zijn alleen uit te kiezen en te reserveren als er bestaande graven zijn vrijgekomen door het vervallen van grafrechten.

Artikel 16. Categorieën

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats. In de nadere regels zijn een aantal bepalingen opgenomen, o.a. voor de themavelden met natuurgraven. Natuurgraven op reguliere begraafplaatsen worden uitgegeven als variant op natuurgraven op natuurbegraafplaatsen en kenmerken zich door een langere graftermijn, vijftig en honderd jaar, een onderhoudsvrije grafbedekking en situering in een groene omgeving met hogere natuurwaarden. Ter onderscheiding met ‘natuurbegraven’ wordt gesproken van ‘natuurlijk begraven’.

Artikel 17. Termijnen particuliere en algemene graven

Het uitsluitend recht voor het begraven en begraven houden van overledenen wordt verleend voor tien, vijftien of twintig jaar. Door de wetswijzigingen van 2010 wordt het voor de gemeente mogelijk gemaakt grafrechten voor verschillende perioden uit te geven. Particuliere graven hebben tevens de mogelijkheid om deze rechten te verlengen. De gemeente Castricum kiest voor verlengingstermijnen van vijf, tien, vijftien of twintig jaar.

De rechthebbende bepaalt wie er in het graf wordt begraven en of er verlenging van het grafrecht plaatsvindt. Een grafrecht wordt verleend aan één persoon of een rechtspersoon en de verlenging dient tijdig te worden aangevraagd. De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet het college vervolgens de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

Het gebruik van algemene graven wordt verleend voor een termijn van tien jaar. Na deze periode mag een graf door de gemeente worden geruimd, het gebruik kan in principe niet worden verlengd. Wel kan het college in specifieke situaties de omzetting in een graf met uitsluitend recht mogelijk maken, bijvoorbeeld wanneer per abuis begraven is in een algemeen graf.

Soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de tweede begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in het eerste lid van artikel 17, betreffende de aanvang van de termijn, opgenomen.

In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens ontslaat dit de beheerder van de plicht het BRP-netwerk (Basisregistratie personen) te (doen) raadplegen. Wanneer niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op particuliere graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.

Artikel 18. Keldergraven

Het college bepaalt aan welke voorwaarden door rechthebbenden moet worden voldaan om een particulier keldergraf in gebruik te mogen nemen. Tevens zijn er voorwaarden opgenomen voor het gebruik van bestaande keldergraven en het intrekken of wijzigen van bestaande vergunningen.

Artikel 19. Overschrijving van verleende grafrechten

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om overledenen in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning een standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om overledenen in een bepaald graf – vroeger aangeduid als 'eigen graf' – te begraven op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.

In het verleden werd vaak bepaald dat het recht op een graf slechts kon worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner van de (overleden) rechthebbende dan wel op naam van een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Slechts wanneer er gewichtige redenen bestonden was overschrijving op naam van een ander mogelijk. Uit de praktijk bleek dat deze beperking niet of lastig te handhaven is en bovendien administratieve lasten veroorzaakt. Daarom is deze regel in 2010 geschrapt. Wel wordt nu de mogelijkheid geboden het recht over te schrijven op naam van een rechtspersoon.

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende.

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert.

Artikel 20. Vervallen grafrechten

Dit artikel beschrijft wanneer grafrechten automatisch komen te vervallen en wanneer het college actief grafrechten mag beëindigen, bijvoorbeeld bij nalatigheid van de rechthebbende. Dit artikel geeft de gemeente meer bevoegdheden om op te treden tegen rechthebbenden die in verzuim blijven een op grond van deze verordening op hen rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelen. Het laten vervallen van grafrechten kan ook een tijdelijke, juridische stok achter de deur zijn bij geschillen. De positie van de gemeente als houder van de gemeentelijke begraafplaatsen is hiermee versterkt.

Artikel 21. Afstand doen van graven

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

Artikel 22. Vergunning grafbedekking

Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van begraafplaatsen chaotisch worden. Tevens dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Deze beheerverordening geeft de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van minimumeisen voor de afmetingen, constructie en materiaalkeuze waaraan de grafbedekking moet voldoen. De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen en gedenktekens op particuliere- en algemene graven. Het gedenkteken zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn uitgewerkt in de nadere regels.

De gemeente bepaalt middels dit artikel nadrukkelijk geen verantwoordelijkheid te dragen voor de zich eenmaal op de begraafplaats bevindende grafbedekkingen. Een gedenkteken wordt voor de uitvoering van deze verordening geacht het eigendom van de rechthebbende van een particulier graf of de gebruiker van een algemeen graf te zijn, tenzij anders is overeengekomen en in de administratie een andere belanghebbende als eigenaar is geregistreerd.

Als er geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er iemand begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en uit de administratie zal voorts moeten blijken wie daar begraven is.

Artikel 23. Aansprakelijkheid

Middels dit artikel wordt de aansprakelijkheid ten aanzien van het plaatsen, aanbrengen en herstellen van grafbedekkingen nadrukkelijk bij de rechthebbende c.q. gebruiker van het graf gelegd. Het verplicht de rechthebbende of de gebruiker tevens schades te herstellen op eerste aanschrijven van het college. Dit ontheft de gemeente niet van de verantwoordelijk-heid om geconstateerde gevaarlijke situaties direct op te heffen. De gemeente wordt met dit artikel de mogelijkheid geboden om in te grijpen om onveilige situaties te voorkomen of op te heffen. Dit artikel versterkt de positie van de gemeente als houder van de begraafplaats.

Artikel 24. Onderhoud door gemeente

Het onderhoud dat door de gemeente wordt uitgevoerd bestaat uit het algemeen onderhoud van de begraafplaats, met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. De verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de graven en urnennissen ligt bij de eigenaren van de grafbedekkingen en gedenktekens. Het betreft de rechthebbenden en gebruikers van de graven en urnennissen of de eigenaren van de grafbedekking of het gedenkteken. Het geeft de gemeente de verplichting om de algemene uitstraling van de begraafplaats netjes en ordelijk te houden, maar ook de bevoegdheid om in te grijpen binnen de grafbeplanting wanneer deze de voor de grafbedekkingen bepaalde proporties dreigen te overschrijden. De kosten voor algemeen onderhoud zijn meegenomen in de grafrecht tarieven.

Artikel 25. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

De rechthebbenden van particuliere graven en gebruikers van algemene graven zijn verplicht het grafoppervlak en de zich daarop bevindende grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Bij nalatig onderhoud kan het college overgaan tot verwijdering van de grafbedekking. Met dit artikel wordt de verantwoordelijkheid van de rechthebbenden en gebruikers, c.q. de eigenaren van de grafbedekkingen en gedenktekens uiteengezet, ook ten aanzien van te herstellen beschadigingen. Hoewel het gebruik van algemene graven gemiddeld voor een kortere periode worden uitgegeven, is bovenstaande ook van toepassing op algemene graven. In de praktijk zal het bij algemene graven echter minder snel tot ongewenste situaties leiden. Het artikel benadrukt dat de rechthebbenden en gebruikers in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het grafonderhoud.

Gedurende de tijd dat een graf niet geruimd mag worden (dat wil zeggen, gedurende de periode dat de wettelijk vereiste minimale grafrust van tien jaar niet is verstreken en tot het moment dat het grafrecht vervalt) is de duurzaam aan de ondergrond verbonden grafbedekking en de in het graf aangebrachte keldergraf in eigendom van de eigenaar (rechthebbende particulier graf c.q. gebruiker algemeen graf). Het natrekkkingsrecht is gedurende de genoemde periode niet van toepassing, maar wel erna. Dat betekent dat de grafbedekking en het keldergraf na die periode direct in eigendom komt van de gemeente (de houder van de begraafplaats) en dat deze erover kan beschikken (om bijvoorbeeld de steen te verwijderen of door een graf(kelder) weer opnieuw uit te geven). Dit gegeven geldt met terugwerkende kracht en is van toepassing op alle, op de begraafplaats aangebrachte grafbedekkingen (gedenkteken, grafbeplanting en keldergraf). In deze herziene Beheerverordening is het eigendom en de aansprakelijkheid omschreven. Omdat sprake is van een eigendom van een eigenaar, niet zijnde de gemeente, berust het onderhoud van de grafbedekking eveneens bij de eigenaar, waarbij er voor de uitvoering van de beheerverordening vanuit gegaan wordt dat de rechthebbende van een particulier graf en de gebruiker van een algemeen graf de eigenaar van de grafbedekking is, tenzij via de administratie anders aangegeven.

Artikel 26. Grafbeplanting

De rechthebbenden van particuliere graven en gebruikers van algemene graven zijn verplicht het grafoppervlak en de zich daarop bevindende grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. In de dagelijkse praktijk rijzen er vaak moeilijkheden over het verwijderen van bloemen en eenjarige planten. Omdat de bloemen en planten economisch eigendom zijn van de rechthebbende of gebruiker van de graven is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou veel te omslachtig zijn de rechthebbenden steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om op een mededelingenbord op de begraafplaatsen doorlopend algemeen bekend te maken hoe daarmee wordt gehandeld. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gezegd mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaatsen.

Dit artikel geeft de beheerder van de begraafplaatsen meer mogelijkheden om een nette uitstraling van de begraafplaats te bereiken. Wanneer het onderhoud ten aanzien van niet-blijvende beplantingen, losse bloemen et cetera nalatig is, kan de beheerder optreden en overgaan tot verwijdering ervan.

Artikel 27. Tijdelijke verwijdering grafbedekking

Dit artikel verduidelijkt dat de kosten voor het verwijderen van een grafbedekking, in het geval van een bijzetting of begraving in het betreffende graf, voor rekening en risico van de rechthebbende zijn, niet voor de gemeente als houder van de gedenkparken. Voorts geeft het de gemeente het recht om een op een graf aanwezige grafbedekking te verwijderen zodat tot bijzetting in een naburig graf kan worden overgegaan. Deze kosten zijn voor rekening van de gemeente. Dit artikel spreekt verder voor zich.

Artikel 28. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

Dit artikel beschrijft de procedure die gevolgd wordt alvorens tot verwijdering van een grafbedekking wordt overgegaan. Beschreven is dat, wanneer de termijn van het grafrecht beëindigd is, het college bevoegd is de grafbedekking weg te nemen. Dit is een voortvloeisel uit de gewijzigde wet op dit punt. Het eigendom (ook van een grafbedekking) in het algemeen is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek). In de aangepaste Wet op de lijkbezorging (per 1 januari 2010) is bepaald dat gedurende de periode waarin een graf niet mag worden geruimd, dit artikel uit het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf geplaatst is. Daarmee is het geplaatste gedenkteken eigendom ten aanzien van deze verordening van de rechthebbende of gebruiker. In dit artikel in de beheerverordening is dit als uitgangspunt genomen. Wanneer immers het grafrecht of het gebruik beëindigd is, treedt het natrekkingsrecht in werking en wordt alles dat duurzaam met de ondergrond verbonden is eigendom van de eigenaar van de grond, in dit geval de gemeente. De consequentie van deze natrekking is dat de gemeente dan als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk is voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid), indien dit niet goed geregeld zou zijn in de beheerverordening.

Artikel 29. Losse voorwerpen

Ook ten aanzien van de losse voorwerpen dient bepaald te worden welk traject gevolgd wordt bij afloop van de grafrecht- of gebruikstermijn. Het natrekkingsrecht is immers niet van toepassing op deze voorwerpen en zolang ze op de grafoppervlakken staan, is ook artikel 23 hierop niet van toepassing.

Artikel 30. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

Dit artikel beschrijft de werkwijze voorafgaand aan het aflopen van de grafrecht- en gebruikstermijnen en eventueel het ruimen van graven. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen. De mededeling dat een grafrechttermijn of gebruikstermijn zal gaan verlopen, vaak gecombineerd met de mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wanneer niet zal worden verlengd, wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de gebruiker van een algemeen graf. Aan de rechthebbende op het particulier graf moet worden medegedeeld dat deze verlenging van de graftermijn kan vragen volgens artikel 28, eerste lid, van de Wet op de lijkbezorging. De gebruiker van een algemeen graf wordt de mogelijkheid geboden de overblijfselen her te begraven in een nieuw uit te geven of bestaand particulier graf, indien dit gewenst is en voor kosten van de gebruiker.

Bij het ruimen van graven wordt in eerste instantie uitgegaan van bovengronds ruimen, het verwijderen van de grafbedekking. Bij een nieuwe uitgifte van het graf worden de nog aan te treffen stoffelijke overblijfselen verdiept begraven in dezelfde grafruimte (schudden) of overgebracht naar een verzamelgraf.

Het op verzoek ruimen of schudden van graven met het oogmerk de dan beschikbare grafruimte weer opnieuw in gebruik te nemen is ongewenst als de situatie ter plaatse de uitvoering problematisch maakt. Hierbij is te denken aan een beperkte bereikbaarheid van het graf, te hoge grondwaterstand of andere cultuurtechnische knelpunten die op voorhand niet te voorzien zijn.

Artikel 31. Lijst historische graven

Begraafplaatsen zijn vormgegeven uitingen van rouw, zoals die door de eeuwen heen hebben plaatsgevonden. Door de informatie op grafstenen vormen begraafplaatsen daarnaast een stenen archief. Door het gezamenlijke beeld van de aanleg van de begraafplaats, het materiaalgebruik, de vormgeving en de symboliek van graftekens of van poorten of hekwerken, maar ook van eventuele lijkenhuisjes, muren en van het groen, wordt een beeld gevormd van de identiteit van een dorp, de stad of de gemeente.

Het is voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn ondoordacht werden geruimd. Een graf kan van betekenis zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluitend vanwege het gedenkteken. Middels selectiecriteria worden maatregelen getroffen zodat graven van bekende overledenen niet meer ondoordacht worden geruimd en zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken wordt een deskundige geraadpleegd.

De vooroorlogse begraafplaatsen genieten prioriteit voor een inventarisatie.

Artikel 32. Voorschriften

Dit artikel maakt duidelijk aan welke eisen de administratie volgens de wet moet voldoen en de toegankelijkheid ervan. Tevens wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan bij wijziging van de NAW-gegevens van rechthebbenden, gebruikers en overige belanghebbenden. Het vragen naar een BSN is juridisch niet toegestaan, maar het BSN kan via het BRP wel gekoppeld worden aan de interne administratie.

Artikel 33. Beslissingsbevoegdheid

Er zullen zich altijd voorvallen voordoen waarin de Beheerverordening en de nadere regels geen volledige duidelijkheid geven. Dit artikel geeft aan dat in die gevallen het college beslissingsbevoegd is. Het college laat zich adviseren door de Adviescommissie Begraafplaatsen.

Artikel 34. Intrekking oude regeling

Dit artikel bepaalt dat de vigerende verordening met ingang van een nader te bepalen datum niet langer van kracht is behalve voor de graven met grafrechten die er onderhavig aan zijn. Alle oude verordeningen blijven van toepassing op verleende grafrechten; grafrechten die in het verleden zijn verleend, vallen onder de verplichtingen, vereisten en bepalingen uit de verordening die van kracht was ten tijde van de uitgifte van het recht tenzij deze inmiddels in strijd zijn met de wet.

Alleen door grafrechten te verlengen kunnen wijzigingen in sommige verplichtingen tot stand komen, bijvoorbeeld de mogelijkheid van afkoop van onderhoud of de toepassing van een begraaftarief. Aan de rechten kan niets gewijzigd worden. Van het ongeldig verklaren van oude beheerverordening kan daarom geen sprake zijn.

Artikel 35. Overgangsbepaling

Dit artikel bevestigt de intentie van het voorgaande artikel 34; oude besluiten blijven nog steeds van kracht (mits niet in strijd met de huidige wet) en blijven hun rechtsgeldigheid behouden alsof ze zijn genomen krachtens de nieuwe vigerende verordening. Voorts worden alle nog lopende vergunningsaanvragen alleen volgens de nieuwe vigerende verordening behandeld.

Indien rechthebbenden oude rechten claimen die niet zijn terug te vinden in de begraafplaatsadministratie, dienen zij deze zelf aan te tonen met behulp van akten of betaalbewijzen. Het college is bevoegd om in het geval van onduidelijke communicatie over oude rechten een coulanceregeling aan te bieden.

Artikel 36. Strafbepaling

Zonder dit artikel kan geen sanctionering van de in de verordening gestelde verboden plaatsvinden. Terugkoppeling van deze bepalingen met het arrondissement waarbinnen de gemeente valt is hiervoor eerst noodzakelijk.

Artikel 37. Inwerkingtreding

Hier geldt artikel 142 van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip wordt aangewezen.

Artikel 38. Citeertitel

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.