Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente CASTRICUM 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente CASTRICUM 2019

Burgemeester en wethouders van de gemeente CASTRICUM

gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang;

besluiten:

de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente CASTRICUM 2019 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Toepassing

  • 1. Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang (Wko) gestelde regelgeving.

  • 2. Deze beleidsregels zijn alleen van toepassing op de vormen van kinderopvang die de wetgever in de Wko heeft gedefinieerd.

  • 3. Als door wetswijziging de naam van de wet verandert, dan verwijzen deze beleidsregels naar deze wet die logischerwijs als opvolgende wet van de Wko kan worden aangemerkt.

Artikel 2 Vormen van sanctioneren

Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:

  • 1.

    op herstel gericht handhavingsmiddel;

  • 2.

    bestraffende sanctie.

Artikel 3 Kwaliteitseisen

  • 1. De kwaliteitseisen, waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wko en alle onderliggende regelgeving.

  • 2. De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van deze kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

  • 3. In deze beleidsregels wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.

  • 4. In het afwegingsoverzicht worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een prioritering en bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete in geval van een overtreding. Het afwegingsoverzicht is als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 4 Herstelsancties

  • 1. Als gebleken is dat een houder van een kindercentrum (kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang), een gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wko en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend traject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).

  • 2. Bij het uitvoeren van het herstellend traject hanteert het college de volgende stappen:

    • a.

      stap 1: schriftelijke aanwijzing;

    • b.

      stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;

    • c.

      stap 3: exploitatieverbod;

    • d.

      stap 4: intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering uit het landelijk register kinderopvang (LRK).

  • 3. Als de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten:

    • a.

      een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan of meerdere keren toe te passen;

    • b.

      voorafgaand aan stap 1 een informeel middel in te zetten: overleg en overreding of een schriftelijke waarschuwing. Deze stappen maken al onderdeel uit van het handhavingstraject;

    • c.

      een herstelaanbod door de toezichthouder van GGD Hollands Noorden aan te bieden.

  • 4. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

  • 5. Bij het opleggen van een schriftelijke aanwijzing of last onder dwangsom/last onder bestuursdwang gelden de volgende hersteltermijnen:

    • a.

      prioriteit hoog: maximaal 2 weken;

    • b.

      prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden;

    • c.

      prioriteit laag: maximaal 6 maanden.

  • 6. Alvorens een last onder bestuursdwang, last onder dwangsom, een exploitatieverbod op te leggen of de toestemming voor exploitatie in te trekken (en een voorziening te verwijderen uit het LRK), stuurt het college een voornemen, waarbij de houder in de gelegenheid gesteld wordt een zienswijze te geven.

  • 7. Het college kan in een herstellend handhavingstraject besluiten een bestraffende maatregel te nemen als bij herhaling blijkt dat tekortkomingen in hetzelfde/dezelfde wettelijke domein(en) niet worden opgelost.

Artikel 5 Verwijderen registratie uit het LRK

Als niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wko voor wat betreft de te registreren voorzieningen (kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang) wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46 lid 5 en 6 Wko. Aansluitend wordt de registratie verwijderd uit het LRK.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

  • 1. Het college kan een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van een voorwaarde zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’.

  • 2. Bij overtredingen die door de toezichthouder kinderopvang bij een inspectie zijn geconstateerd, kan het college een bestuurlijke boete opleggen. Hiervoor geldt voor overtredingen met

    • a.

      een prioriteit ‘hoog’, zoals bedoeld in het afwegingsoverzicht in de bijlage, kan het college een bestuurlijke boete opleggen zonder dat er eerder handhavingsmaatregelen zijn ingezet;

    • b.

      een prioriteit ‘gemiddeld’ of ‘laag’, zoals bedoeld in het afwegingsoverzicht in de bijlage, kan het college een bestuurlijke boete opleggen nadat er eerder een of meerdere handhavingsmaatregelen zijn ingezet.

  • 3. Alvorens een bestuurlijke boete op te leggen, stuurt het college eerst een voornemen, waarbij de houder in gelegenheid gesteld wordt een zienswijze te geven.

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1. Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid van de Wko, wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.

  • 2. In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht met 0,5 kan worden vermenigvuldigd.

Artikel 8 Recidive

Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:

  • a.

    1,5 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag als een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat eerder een bestuurlijke boete is opgelegd voor een overtreding van dezelfde wettelijke voorwaarde;

  • b.

    2 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag als er sprake is van een derde of volgende bestuurlijke boete voor een overtreding van dezelfde wettelijke voorwaarde binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan.

Artikel 9 Matiging

  • 1. Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen of af te zien van het opleggen van een boete als de houder aannemelijk maakt dat op grond van

    • -

      de ernst van de overtreding;

    • -

      de mate van verwijtbaarheid;

    • -

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of

    • -

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,

    boeteoplegging volgens deze Beleidsregels handhaving onevenredig is.

  • 2. Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel alleen sprake zijn, als er bijzondere omstandigheden zijn waarin bij de vaststelling van deze Beleidsregels niet is voorzien.

Artikel 10 Samenloop

De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, als er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen. De som van de boetes per overtreding gezamenlijk is op grond van artikel 1.72, eerste lid, van de Wko per keer of, in geval van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom, in totaal niet hoger dan € 45.000,- (vijfenveertigduizend euro).

Hoofdstuk 4 Slotbepaling

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1. De Beleidsregels handhaving wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zoals vastgesteld op 10 december 2014 worden ingetrokken.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2019.

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente CASTRICUM 2019”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van CASTRICUM van 27 november 2018.

Burgemeester

De heer drs. A. Mans

Gemeentesecretaris

de heer G.A. Suanet QC

Bijlage: Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau

Domein Kinderopvang, Gastouderopvang, Gastouderbureau in de zin van de wet

Prioriteit

Boetebedrag

Exploitatie zonder toestemming college van B en W

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

bso, kdv artikel 1.1 lid 1 Wko

bso artikel 1 onder c

kdv artikel 1 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 20.500,-

(boete 4e categorie1 )

GASTOUDERBUREAU

Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt.

artikel 1.1 lid 1 Wko

GASTOUDEROPVANG

Kinderopvang door tussenkomst geregistreerd gastouderbureau; in gezinssituatie; op woonadres gastouder of vraagouder.

artikel 1.1 lid 1 Wko

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

Een buitenschoolse opvang, een kinderdagverblijf, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang wordt niet in exploitatie genomen voordat een onderzoek door de GGD heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek blijkt dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bij of krachtens de artikelen 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels uit de Wet kinderopvang.

artikel 1.45 lid 3 Wko

Het college bepaalt de ingangsdatum van de toestemming tot exploitatie.

artikel 1.46 lid 2 Wko

Onverwijld melden wijziging aan het college

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder van een buitenschoolse opvang, kinderdagverblijf of gastouderbureau meldt een wijziging in de gegevens aan het college met het verzoek de gegevens te wijzigen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de te melden gegevens aangewezen.

artikel 1.47 lid 1 en 6 Wko; artikel 7 lid 2, 3 en 4 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang

Hoog

€ 2.000,-

Naleving Kadervoorschriften

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Houder biedt verantwoorde kinderopvang, waaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen.

artikelen 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko

Prioritering en boetebedrag aangegeven bij nadere regel volgend uit deze artikelen

GASTOUDERBUREAU

Houder draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de

werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan:

a. het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving;

b. het doorgeleiden van de betalingen van ouders aan gastouders.

artikelen 1.49 lid 4 en 1.56 lid 1 en 2 Wko

GASTOUDEROPVANG

Houder biedt verantwoorde gastouderopvang aan waaronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko

Domein Pedagogisch Klimaat

Prioriteit

Boetebedrag

Pedagogisch beleidsplan

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Elke buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf beschikt over een pedagogisch beleidsplan.2

bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 8.000,-

GASTOUDERBUREAU

Houder stelt een pedagogisch beleidsplan vast, waarin de voor dat gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven.

artikelen 1.49 lid 3 en 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 11 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang

Inhoud pedagogisch beleidsplan

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde dagopvang en rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden:

a. emotionele veiligheid;

b. persoonlijke vaardigheden;

c. sociale vaardigheid;

d. waarden en normen.

bso artikelen 11 en 12 lid 2a Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikelen 2 en 3 lid 2a Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 3.000,-

Het pedagogisch beleidsplan bevat een concrete beschrijving van de overige kwaliteitseisen.

bso artikel 12 lid 2b, c, d en e, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 lid 2b, c, d en e, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

GASTOUDERBUREAU

Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van de

a. emotionele veiligheid;

b. persoonlijke en sociale competenties;

c. sociale vaardigheid;

d. waarden en normen.

artikel 12a lid 1 Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 3.000,-

Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van de overige kwaliteitseisen die aan een voorziening voor gastouderopvang worden gesteld, waaronder de leeftijdsopbouw en aantallen kinderen die door een gastouder worden opgevangen.

artikel 12a lid 1 Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

Pedagogische praktijk

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Houder draagt er zorg voor dat er conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 Wko

bso artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 3.000,-

GASTOUDERBUREAU

Houder voert een zodanig beleid dat de gastouder de kwaliteitseisen kan naleven en stelt hiertoe het pedagogisch beleidsplan ter beschikking aan de gastouder.

artikelen 1.49 lid 4 sub a en 1.56 lid 1

Gemiddeld

€ 3.000,-

GASTOUDEROPVANG

De gastouder handelt overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan dat door het gastouderbureau is opgesteld en ter beschikking is gesteld.

artikel 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 1.500,-

Kinderdagverblijf / Voorschoolse educatie 3

Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van ontwikkelingsdomeinen.

artikel 1.50b Wko; artikelen 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Hoog

€ 2.000

Per acht feitelijk aanwezige kinderen in de groep is tenminste één beroepskracht aanwezig.

artikel 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.

artikel 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: een getuigschrift of een erkende beroepskwalificatie.

artikel 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

artikel 10c Regeling Wet kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.500,-

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.

artikel 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Gemiddeld

€ 3.000,-

niet aanwezig

€ 1.000,-

niet actueel

Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

artikel 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Gemiddeld

€ 1.000,-

Inrichting administratie voorschoolse educatie

Een overzicht van alle bij het kinderdagverblijf werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften.

artikel 11 lid 2a Regeling Wet kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

Domein Personeel en Groepen

Prioriteit

Boetebedrag

Verklaring omtrent het gedrag / personenregister4

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

1. Verklaring omtrent gedrag (VOG)

- in bezit zijn van VOG

- VOG is voor aanvang werkzaamheden overlegd

- VOG is bij aanvang werkzaamheden niet ouder dan 2 maanden

Hoog

€ 4.000,-

per ontbrekende VOG of VOG die ouder is dan 2 maanden voor aanvang werkzaamheden

2. VOG en Personenregister

- De houder of voorgenomen houder en de personen die werkzaam zijn of zullen zijn op de kinderopvangvoorziening en waar kinderen worden opgevangen staan, voor zover het natuurlijke personen betreft, ingeschreven in het personenregister kinderopvang.

- Dit geldt eveneens voor personen van 18 jaar of ouder die structureel aanwezig zijn op het opvangadres of huisgenoot zijn van de gastouder.

Hoog

€ 4.000,-

per ontbrekende inschrijving

€ 2.000,-

per ontbrekende koppeling

3. VOG en Personenregister

Werkzaamheden van personen worden pas aangevangen nadat de koppeling tussen de persoon en de houder tot stand is gebracht.

Hoog

€ 4.000,-

Passende beroepskwalificatie of deskundigheidseisen / Algemeen

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

1. Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten conform de meest recent aangevangen cao kinderopvang;

2. De inzet van beroepskrachten in opleiding gebeurt overeenkomstig de voorwaarden zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang;

3. Gedurende de opvang is er tenminste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor eerste hulp aan kinderen.

bso, kdv artikel 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 15 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikelen 9a lid 1 en 2, 9b, 9c Regeling Wet kinderopvang

kdv artikel 6 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikelen 7 lid 1, en 8 en 9 Regeling Wet kinderopvang

Hoog

€ 4.000,-

geen (juiste) beroepskwalificatie

€ 4.000,-

geen juiste inzet beroepskrachten in opleiding

€ 2.000,-

Geen (juiste) EHBO kwalificatie

GASTOUDEROPVANG

1. Getuigschrift van een (beroeps)opleiding of erkenning van een beroepskwalificatie;

2. Gastouder beschikt over een geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen.

artikel 1.56b 1 en 2 Wko

artikel 13 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

artikelen 10, 10a, 10b en 10d Regeling Wet kinderopvang

Hoog

€ 3.000,-

geen (juiste) beroepskwalificatie

€ 2.000,-

geen (juiste) EHBO kwalificatie

Passende beroepskwalificatie / Meertalige opvang

BUITENSCHOOLSE OPVANG

Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende certificaat of diploma

artikel 15 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 4.000,-

geen juiste kwalificatie

Inrichting administratie beroepskwalificatie, getuigschrift, certificaat

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Per voorziening is er een overzicht van alle werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften.

bso, kdv artikel 1.53 Wko, artikel 11 lid 2a Regeling Wet kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.500,-

GASTOUDERBUREAU

Kopieën van getuigschriften en/of EVC bewijsstukken en certificaten Eerste hulp aan kinderen van gastouders

artikel 13 lid 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 1.500,-

Opvang in groepen / Stabiliteitseisen

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (buitenschoolse opvang).

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 1.1 Wko; artikel 18 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikelen 1 en 9 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 4.000,-

Eisen aan de maximale omvang van de stamgroep (dagopvang) of van de basisgroep (buitenschoolse opvang).

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 18 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 2.000,-

per kind teveel

Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders kan een kind gedurende een vooraf schriftelijk met de ouders overeengekomen periode worden opgevangen in een andere stamgroep (dagopvang) of basisgroep (buitenschoolse opvang).

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 18 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 lid 9 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 2.000,-

per ontbrekende toestemming

Eisen aan de maximale omvang van een gecombineerde groep, indien een stamgroep (dagopvang) en een basisgroep (buitenschoolse opvang) gecombineerd worden.5

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 lid 10 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 2.000,-

per kind teveel

Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen.

- de mentor is een beroepskracht van het kind;

- bespreekt de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders (dagopvang);

- bespreekt, indien wenselijk, de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders (buitenschoolse opvang);

- de mentor is voor ouders het aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en welbevinden van het kind (dagopvang);

- de mentor is voor ouders en kind het aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en welbevinden van het kind (buitenschoolse opvang);

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 18 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 lid 11 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.500,-

KINDERDAGVERBLIJF

Houder deelt ouders en kind mee tot welke stamgroep het kind behoort en welke beroepskracht(en) op welke dag aan de desbetreffende stamgroep zijn toegewezen

artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 en 1.54 lid 1 Wko; artikel 9 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 2.000,-

- Ten hoogste twee vaste beroepskrachten bij kinderen tot één jaar.

- Ten hoogste drie vaste beroepskrachten bij kinderen van één jaar of ouder.

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 lid 4 en 5 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 1.500,-

Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 lid 6 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 1.500,-

GASTOUDEROPVANG

De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijd van de op te vangen kinderen (0 tot 13 jaar).

De eigen kinderen in de leeftijd tot 10 jaar worden meegerekend.

artikel 1.49 lid 3, 1.56 b lid 1 en 2 Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 13 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 2.000,-

Beroepskracht-kindratio

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Minimaal in te zetten beroepskrachten is afgestemd op het aantal aanwezige kinderen in een

- stamgroep (dagopvang);

- in een basisgroep (buitenschoolse opvang);

- in een combinatiegroep (dagopvang en buitenschoolse opvang).

Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 16 lid 1, 2, 7 en 8 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 7 lid 1, 2, 7, 8 en 9 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 5.000,-

per ontbrekende beroepskracht

Indien kinderen bij een activiteit hun stamgroep (dagopvang) of hun basisgroep (buitenschoolse opvang) verlaten leidt dit niet tot een verlaging van de minimaal in te zetten beroepskrachten.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 16 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 7 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 1.500,-

Minder beroepskrachten inzetten

- Op schooldagen kan de buitenschoolse opvang ten hoogste een half uur per dag en op vrije dagen van de basisschool en tijdens schoolvakanties ten hoogste drie uur per dag minder beroepskrachten inzetten.

- Dagopvang kan ten hoogste drie uur per dag minder beroepskrachten inzetten.

- Indien bij het afwijken van de beroepskracht-kindratio één beroepskracht aanwezig is, is ter ondersteuning van deze beroepskracht een andere volwassene aanwezig.

- Indien conform de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht aanwezig is wordt dan is een andere volwassene telefonisch bereikbaar en bij calamiteiten binnen 15 minuten aanwezig.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 16 lid 4, 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 7 lid 4, 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 2.500,-

Gebruik voorgeschreven voertaal

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

- Gebruik Nederlandse taal als voertaal.

- Friese taal of een streektaal kan naast de Nederlandse taal mede als voertaal gebruikt worden.

- Eisen indien een andere taal mede als voertaal gebruikt wordt.

artikel 1.55 Wko

Hoog

€ 4.000,-

Domein Veiligheid en gezondheid

Prioriteit

Boetebedrag

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

- De houder heeft voor elke kdv en bso een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd.

- De houder draagt er zorg voor dat er conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 2 en 1.51 Wko;

bso artikel 13 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 8.000,-

Ontbreken beleid

€ 4.000,-

niet ernaar handelen

- De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veiligheids- en gezondheidsbeleid binnen drie maanden na opening van het kindercentrum.

- Daarna houdt de houder het veiligheids- en gezondheidsbeleid actueel.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 2 en 1.51 Wko

bso artikel 13 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 4.000,-

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat in ieder geval de volgende elementen:

1. Continu proces

2. Voornaamste risico’s en het risico van grensoverschrijdend gedrag, waaronder het vierogenprincipe bij de dagopvang

3. Plan van aanpak

4. Omgaan met risico’s,

5. Inzichtelijk voor medewerkers en ouders

6. Achterwacht

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1, 1.50 lid 2 en 1.51 Wko

bso artikel 13 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 2.000,-

De houder draagt er zorg voor dat er gedurende de dagopvang te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig is die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso; artikel 9b Regeling Wet kinderopvang

kdv artikel 8 Regeling Wet kinderopvang

€ 2.000,-

Inventarisatie veiligheids- en gezondheidsrisico’s

GASTOUDERBUREAU

- De houder voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de door de gastouder op te vangen kinderen op het opvangadres gewaarborgd is.

- De houder (bemiddelingsmedewerker) inventariseert jaarlijks samen met de gastouder de veiligheids- en gezondheidsrisico’s van alle voor kinderen toegankelijke ruimten in elke woning waar gastouderopvang plaatsvindt.

- De houder stelt samen met de gastouder een plan van aanpak op.

- De risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid betreft de actuele situatie

- De risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid bevat in ieder geval een beschrijving van de benoemde thema’s.

artikel 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1 en 2 en 1.56b lid 1 en 2 Wko;

artikel 7 lid 1, 2 en 5 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11 lid 3 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 8.000,-

geen inventarisatie

€ 4.000,-

>1 jaar, niet actueel

€ 2.000,-

per niet beschreven thema

De houder (bemiddelingsmedewerker) stelt jaarlijks samen met de gastouder een plan van aanpak op.

artikel 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1 en 2 en 1.56b lid 1 en 2 Wko;

artikel 7 lid 5 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

€ 8.000,-

Bij elke voorziening voor gastouderopvang is een originele en door de bemiddelingsmedewerker en gastouder ondertekende versie van de risico-inventarisatie aanwezig.

artikel 11 lid 1 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

€ 3.000,-

Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders handelen naar de opgestelde risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid.

artikelen 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1 en 1.56b lid 1 Wko; artikel 7 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 1.000,-

per gastouder die er niet naar handelt

GASTOUDEROPVANG

- De gastouder houdt bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening met de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid.

- De gastouder draagt er zorg voor dat de maatregelen uit het plan van aanpak binnen de gestelde termijn worden genomen.

- De gastouder draagt zorg voor een actuele lijst van ongevallen

- Op ieder adres waar opvang plaatsvindt, is een op dat adres toegespitste inventarisatie aanwezig.

artikel 1.56b lid 1 Wko, artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, artikel 11 lid 1, 2 en 4 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 2.000,-

- Een gastouder is goed telefonisch bereikbaar

- Zorgt voor een adequate vervanging bij calamiteiten bij opvang van meer dan drie aanwezige kinderen.

1. Achterwachtregeling

2. Achterwacht is bij calamiteiten binnen 15 minuten aanwezig

3. Achterwacht is gedurende de opvanguren telefonisch bereikbaar

artikel 12 lid 2 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, artikel 12 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

Meldcode kindermishandeling

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld die ten minste de volgende elementen bevat: stappenplan; toebedeling van verantwoordelijkheden; aandacht voor bijzondere vormen van geweld; omgaan met vertrouwelijke gegevens.

bso, gob, kdv artikel 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wko;

bso, kdv artikel 2a Besluit kwaliteit kinderopvang

gob artikel 8 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 8.000,-

- De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode bij personeel of bij gastouders

- De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht (gewelds- of zedendelict) en bevordert de kennis en het gebruik ervan.

bso, gob, kdv artikelen 1.51a lid 4, 1.51b en 1.51c Wko

€ 2.000,-

niet bevorderen kennis en gebruik

€ 4.000,-

niet handelen conform meldplicht

Domein Accommodatie en inrichting

Prioriteit

Boetebedrag

Binnen- en buitenruimte

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

De binnen- en buitenruimtes waar kinderen verblijven gedurende de tijd dat zij worden opgevangen, zijn veilig, toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko;

bso artikel 19 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 10 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 2.000,-

BUITENSCHOOLSE OPVANG

Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar.

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 19 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 2.000,-

3-3.5m² per kind

€ 3.000,-

< 3m² per kind

- Per aanwezig kind is ten minste 3 m² vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

- De buitenspeelruimte is bij voorkeur aangrenzend aan het kindercentrum.

- Niet aangrenzende buitenspeelruimte is in de directe nabijheid en voor kinderen veilig en toegankelijk

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 19 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 1.000,-

2-2.5m² per kind

€ 2.000,-

< 2m² per kind

€ 1.000,-

overige eisen

KINDERDAGVERBLIJF

- Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar.

- Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte.

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 10 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 2.000,-

per ontbrekende ruimte en/of 3-3.5 m² per kind;

€ 3.000,-

< 3 m² per kind

Voor aanwezige kinderen tot de leeftijd van anderhalf jaar is in ieder geval een afzonderlijke slaapruimte aanwezig.

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 10 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 2.500,-

- Per aanwezig kind is ten minste 3 m² vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

- De buitenspeelruimte is voor kinderen in de leeftijd tot twee jaar aangrenzend aan het kinderdagverblijf.

- Voor kinderen vanaf twee jaar is de buitenspeelruimte bij voorkeur aangrenzend aan het kinderdagverblijf, maar in ieder geval aangrenzend aan het gebouw.

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 10 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 1.000,-

2-2.5m² per kind

€ 2.000,-

< 2m² per kind

€ 1.000,-

overige eisen

Woning

GASTOUDEROPVANG

- De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende speelruimte- en slaapruimte afgestemd op het aantal kinderen;

- De binnen- en buitenruimten waar de kinderen verblijven zijn veilig, toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 15 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij.

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 14 lid 1 onder d Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 2.000,-

Domein Ouderrecht

Prioriteit

Boetebedrag

Informatie  

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN 

De houder informeert (vraag)ouders en een ieder die daarom verzoekt over het te voeren beleid.

 

bso, kdv artikel 1.54 lid 1 Wko

gob artikel 1.54a, 1.56 lid 6c Wko

Gemiddeld

 

€ 1.000,-

 

- De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen.

- Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

 

bso, kdv artikel 1.54 lid 2 en 3 Wko

gob artikel 1.54a lid 2, 3 Wko

GASTOUDERBUREAU 

- De houder informeert de vraagouder over de inhoud van het pedagogisch beleidsplan.

- De houder draagt er zorg voor dat de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid inzichtelijk is voor de vraagouders.

- In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar het gastouderbureau gaat en welk deel naar de gastouder.

 

artikelen 1.5 lid 4, 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1 en 2 en 1.56b lid 2 Wko; artikel 7 lid 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 12a lid 2 Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 4b Regeling Wet kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

Oudercommissie  

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN 

1. Houder heeft een oudercommissie ingesteld

2. De houder heeft zich aantoonbaar voldoende ingespannen om een oudercommissie in te stellen en biedt ouders de gelegenheid deel te nemen aan een oudercommissie wanneer er maximaal 50 kinderen worden opgevangen

3. Als er conform artikel 1.58 tweede lid geen oudercommissie is ingesteld, betrekt de houder de ouders aantoonbaar voldoende op een andere wijze bij:

- de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 1.50, eerste lid;

- de aspecten waarop adviesrecht bestaat.

 

bso, gob, kdv artikel 1.58 lid 1 en 2 Wko

Gemiddeld

 

€ 2.500,-

 

Binnen 6 maanden na de registratie in het LRK heeft de houder het reglement oudercommissie vastgesteld, tenzij er op grond van artikel 1.58 lid 2 geen oudercommissie is ingesteld.

 

bso, gob, kdv artikelen 1.58 lid 3 en 1.59 lid 1 Wko

Samenstelling oudercommissie

 

bso, gob, kdv artikel 1.58 lid 4, 5 en 6 Wko

Laag

 

€ 500,-

samenstelling oudercommissie

 

€1.000,-

inhoud reglement

Inhoud van reglement oudercommissie

 

bso, gob, kdv artikel 1.59 Wko

Klachten en geschillen  

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN 

- Aansluiting bij Geschillencommissie

- De mogelijkheid om geschillen aan de commissie voor te leggen wordt op passende wijze aan ouders kenbaar gemaakt.

 

bso, kdv, gob artikel 1.57c lid 1 en 2 Wko; artikel 5 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang

Laag

 

€ 1.500,-

Schriftelijk vastgelegde klachtenregeling ouders voldoet aan de gestelde eisen.

 

bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 1 en 2 Wko

€ 1.500,-

geen informatie

 

€ 1.000,-

informatie niet volledig

€ 1.500,-

geen jaarverslag of te laat

Openbaar Jaarverslag klachten ouders

 

bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 4, 5, 6, 7, 8 en 9 Wko; artikel 11h Regeling Wet kinderopvang

- Houder handelt overeenkomstig de regeling

- Klachtenregeling wordt op passende wijze onder de aandacht van ouders gebracht

 

bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 3 Wko

€ 1.000,-

niet handelen overeenkomstig regeling

 

€ 500,-

niet (juist) onder aandacht brengen

Inrichting administratie  

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN 

Eisen gesteld aan de inrichting van de administratie van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gastouderbureau opdat de toezichthouder een onderzoek kan uitvoeren op de naleving van de bij of krachtens wet gegeven voorschriften.

 

bso, gob, kdv artikel 11 lid 1 Regeling Wet kinderopvang

bso, kdv artikel 11 lid 2 Regeling Wet kinderopvang

gob artikel 11 lid 3 Regeling Wet kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.500,-

per ontbrekend stuk bij een kindercentrum

 

€ 750,-

per voorziening voor gastouderopvang

GASTOUDERBUREAU 

Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouders en van gastouderbureau aan gastouders

 

artikel 1.56 Wko; artikel 11 lid 3 Regeling Wet kinderopvang

Hoog

€ 1.500,-

per voorziening van gastouderopvang

Een schriftelijke overeenkomst per (vraag)ouder

 

artikel 1.56 lid 4 Wko; artikel 11 lid 3 onder c Regeling Wet kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

per voorziening voor gastouderopvang

Een ondertekend origineel van de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid.

 

artikel 7 lid 4 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 1.500,-

per voorziening van gastouderopvang

Domein Kwaliteit gastouderbureau

Prioriteit

Boetebedrag

Kwaliteitscriteria gastouderbureau

De houder draagt er zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang beoordeeld wordt hoeveel kinderen en van welke leeftijd opgevangen kunnen worden.

artikelen 1.49 lid 3 onder a, 1.55 en 1.56 Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11b lid 1 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 2.000,-

per niet beoordeelde voorziening

Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau, de houder draagt er zorg voor:

- dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders tijdens de opvang de voorgeschreven voertaal gebruiken;

- een intakegesprek met de gastouder en met de vraagouder;

- een koppelingsgesprek voor elke nieuwe koppeling tussen vraag- en gastouder;

- dat ieder opvangadres minstens twee maal per jaar wordt bezocht, waarbij het jaarlijkse voortgangsgesprek met de gastouder een onderdeel is van één van deze bezoeken;

- jaarlijks mondelinge evaluatie van de gastouderopvang met de vraagouders en legt deze schriftelijk vast (art 1.56 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 9 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 11a lid 1 sub e Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen).

artikelen 1.49 lid 3 onder a en 1.56 lid 1 en 2 Wko;

artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

artikel 11a Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 1.250,-

per voorschrift

Zorgplicht gastouderbureau

Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling.

artikel 1.56 lid 7 Wko; artikel 11b Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 2.000,-

per gastouder met < 16 uur

Gastouderbureau is telefonisch goed bereikbaar voor vraagouder en gastouder.

Artikel 11b Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 1.250,-

Overige voorschriften die niet nageleefd worden

Schenden medewerkingsplicht

artikel 5:20 Awb; artikel 1.72 Wko

Hoog

€ 4.100,-

(boete tweede categorie)

Niet opvolgen aanwijzing / bevel

artikel 1.72 lid 1 Wko

€ 4.000,-

Niet opvolgen exploitatieverbod

artikel 1.72 lid 1 Wko

€ 20.500,-

(boete vierde categorie)

Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs

artikel 1.72 lid 1 Wko

€ 4.000,-

Niet onverwijld melden van wijzigingen

artikel 1.47 lid 1 en 6 Wko; artikel 7 lid 2, 3 en 4 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang

€ 2.000,-

TOELICHTING

Algemene toelichting

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.

Stap 1: schriftelijke aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid van de Wko)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1 en 1.49 tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.

In een schriftelijke aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen moeten worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen. Bij een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 14 dagen bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit, dan is de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.

Na het verstrijken van de hersteltermijn moet de overtreding beëindigd zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen en/of de toezichthouder van de GGD opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.

Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125, tweede lid Gemeentewet en artikel 5:32 Awb)

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.

De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb (Algemene Wet Bestuursrecht). Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding. De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Als een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten. Alvorens een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom op te leggen, stuurt het college eerst een voornemen, waarbij de houder wordt uitgenodigd een zienswijze te geven. Datzelfde geldt voor het opleggen van een exploitatieverbod en het verwijderen uit het LRK.

De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt. Dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

In een last onder dwangsom wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen moeten worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen. In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 14 dagen bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit, dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden. Een last wordt voor een bepaalde tijd opgelegd. Ook wordt in de last onder dwangsom aangekondigd welke boete zal worden opgelegd op het moment dat er een overtreding op de betreffende punten wordt geconstateerd in de periode dat de last geldt. De hoogte van de boete is net als de hersteltermijn afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen. In de last onder dwangsom wordt een plafond aangegeven van het totaal bedrag dat aan boetes kan worden opgelegd. Het totaal van boetes kan in de last onder dwangsom niet meer dan € 45.000,- bedragen.

Een last onder dwangsom wordt beëindigd:

  • a.

    op het moment dat de in de last genoemde periode is afgelopen;

  • b.

    het totaalbedrag aan opgelegde boetes is bereikt;

  • c.

    de houder aan het college aannemelijk heeft gemaakt dat de overtreding(en) duurzaam zijn opgelost en de last kan worden opgeheven.

Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 Wko)

Het college kan de houder verbieden een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen of de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:

  • a.

    zolang de houder een bevel, schriftelijke aanwijzing of last onder dwangsom niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is;

  • b.

    als een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet.

Stap 4: het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en de verwijdering uit het landelijk register kinderopvang (LRK) (artikel 1.46, vijfde en zesde lid, artikel 1.47a, tweede lid en 2.4a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang)

Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het LRK kan verwijderen:

  • a.

    als is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening of gastouderbureau exploiteert;

  • b.

    als uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet of niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 of hoofdstuk 2 afdeling 2 , paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;

  • c.

    als drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang of gastouderbureau niet daadwerkelijk is gestart.

Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang en tot een boete (zie hiervoor het afwegingsoverzicht in de bijlage onder ‘overige overtredingen’) en/of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

Als de houder de exploitatie wil voortzetten, moet hij een nieuwe aanvraag voor opname in het LRK doen. De aanvraag wordt beoordeeld en het college besluit op basis van een inspectie door de toezichthouder van de GGD opnieuw over al dan niet registreren in het LRK. Zo lang de locatie niet opnieuw in het LRK is opgenomen, mag de houder de opvang niet exploiteren.

Informeel middel

Het kan zijn dat de beschouwing van de toezichthouder of de zienswijze van de houder in het inspectierapport er aanleiding toe geven om niet meteen een schriftelijke aanwijzing op te leggen. In dat geval kan aan het herstellend traject overleg en overreding (mondeling) of een schriftelijke waarschuwing worden toegevoegd. De schriftelijke waarschuwing moet dezelfde onderdelen bevatten als een schriftelijke aanwijzing. Ook kan het college kiezen voor overleg en overreding. De afspraken uit het overleg en overreding moeten schriftelijk worden bevestigd. Deze brief moet dezelfde onderdelen bevatten als de schriftelijke aanwijzing. De gemaakte afspraken worden hierin duidelijk verwoord. Daarnaast kunnen gemeente en GGD overeenkomen om in voorkomende gevallen door de toezichthouder van de GGD een herstelaanbod aan de houder te laten doen.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wko is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid van de Wko).

In de ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente CASTRICUM’ is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid. Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding in de categorie ‘overige overtredingen’ sowieso gebruik kan maken van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze Beleidsregels) oplegt, maar dat er situaties kunnen zijn waarbij deze boete niet wordt opgelegd. In geval van overtreding die volgens het afwegingsoverzicht de prioriteit ‘hoog’ heeft, kan het college een bestuurlijke boete opleggen zonder dat er eerder handhavingsmaatregelen zijn ingezet. Bij een overtreding die volgens het afwegingsoverzicht de prioriteit ‘gemiddeld’ of ‘laag’ heeft, kan het college een bestuurlijke boete opleggen als er al eerder een of meerdere handhavingsmaatregelen zijn ingezet. De hoogte van de bestuurlijke boete is opgenomen in het afwegingsoverzicht. Het college heeft de mogelijkheid om de boete te matigen of af te zien van het opleggen van een boete als daar aanleiding toe is.

Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in principe wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening. Er kunnen redenen zijn de boete niet te halveren, zoals herhaling van een ernstige tekortkoming.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Toepassing

Onder kinderopvang wordt verstaan (artikel 1.1, eerste lid, van de Wko): het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

Tot kinderopvang wordt niet gerekend volgens artikel 1.1, tweede lid, van de Wko:

  • a.

    het toezichthouden op schoolgaande kinderen dat zich beperkt tot het toezicht tijdens de middagpauze;

  • b.

    verzorging en opvoeding die plaatsvindt in het kader van de Wet op de jeugdzorg;

  • c.

    de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen, anders dan gastouderopvang, die geschiedt op een plaats waar het kind zijn hoofdverblijf heeft (zoals een au pair).

Artikel 2 Vormen van sanctioneren

In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.

Artikel 3 Kwaliteitseisen

De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wko voldaan moet worden staan in de wet-en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte inspectierapporten.

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 4 Herstelsancties

Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 hierboven.

Artikel 5 Verwijderen registratie uit het LRK

Als een geregistreerde voorziening (kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang) niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wko, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat in de wet is bepaald dat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen, moeten worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet als herstel niet aan de orde zal zijn.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is.

Eerste lid

In geval van overtredingen in de categorie ‘overige overtredingen’ legt het college in beginsel een boete op, maar het college hoeft van deze bevoegdheid geen gebruik te maken. Deze overige overtredingen betreffen

  • -

    het niet direct melden van wijzigingen als bedoeld in de artikelen 1.47 van de Wko,

  • -

    de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Awb,

  • -

    het exploiteren in strijd met artikel 1.45 van de Wko,

  • -

    het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in de artikel 1.65 van de Wko,

  • -

    het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 van laatstgenoemde wet.

In het afwegingsoverzicht in de bijlage is beschreven welke boete er voor welke overtreding is bepaald.

Tweede lid

Bij overtredingen die door de toezichthouder worden geconstateerd bij of krachtens de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59 van de in de Wko gestelde eisen, waaraan het college in verband met de naleving ervan een hoge prioriteit heeft toegekend, kan het college een boete opleggen bij de eerste keer dat deze overtreding wordt geconstateerd. Of het college dit doet, is afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding.

Ook voor de overige overtredingen blijft het college bevoegd een boete op te leggen. Bij overtredingen die door de toezichthouder worden geconstateerd bij of krachtens de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59 van de in de Wko gestelde eisen, waaraan het college in verband met de naleving ervan een gemiddelde of lage prioriteit heeft toegekend, kan het college een boete opleggen als er al eerder handhavende sancties zijn opgelegd voor overtredingen in hetzelfde domein. Of het college dit doet, is afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding.

Derde lid

Het college stuurt de houder een brief met een voornemen van het opleggen van een bestuurlijke boete. In deze brief krijgt de houder de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. De termijn waarbinnen de zienswijze moet worden ingediend, moet redelijk zijn en wordt vermeld in de brief waarin het voornemen wordt aangekondigd. Afhankelijk van de inhoud van de zienswijze besluit het college de boete al dan niet op te leggen. Hierover stuurt het college een beschikking aan de houder.

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

Eerste lid

In de Wko is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lagere prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.

Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wko neergelegde boetemaximum leidt dit tot de volgende verdeling:

Prioritering

Boetebedrag

Hoog

€ 1.000,- tot € 8.000,-

Gemiddeld

€ 750,- tot € 3.000,-

Laag

Maximaal € 1.500,-

Uitzonderingen hierop zijn:

  • Bij overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen. Deze boetes zijn te vinden in de categorie ‘overige overtredingen’ in het afwegingsoverzicht.

  • Overtreding van artikel 5:20 Awb (medewerkingsplicht) is een strafbaar feit, strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie. Deze boete is te vinden in de categorie ‘overige overtredingen’ in het afwegingsoverzicht.

Tweede lid

Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.

Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.

Artikel 8 Recidive

Bij recidive (terugval/herhaling) treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring. Als de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding, verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.

Artikel 9 Matiging

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 10 Samenloop

Dit artikel spreekt voor zich.

Hoofdstuk 4 Slotbepaling

Artikel 11 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.


Noot
1

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/straffen-en-maatregelen/vraag-en-antwoord/hoe-hoog-zijn-de-boetes-in -nederland;wetboek van strafrecht eerste boek artikel 23.

Noot
2

In dit voorschrift staan twee kwaliteitseisen: beschikken over een pedagogisch beleidsplan en in de praktijk ernaar handelen.

Noot
3

De beoordeling door de GGD van voorschoolse educatie vindt plaats indien deze door de gemeente wordt gesubsidieerd. Het is niet gebruikelijk dat bij toekenning subsidie een bestraffende sanctie in de vorm van een bestuurlijke boete wordt opgelegd.

Noot
4

De onder punt 1 genoemde VOG en bijbehorend boetebedrag vervalt zodra het personenregister in gebruik wordt genomen. Vanaf dat moment is punt 2 van kracht. De wetgever maakt in een publicatie het wettelijk kader bekend en de datum in gebruik name. Het gaat dan om de inschrijving in het personenregister en de tijdige koppeling van de persoon aan de houder en niet meer om het in het bezit hebben van een verklaring omtrent het gedrag die aan de vereisten voldoet.

Noot
5

Voorschrift met verwijzing naar bijlage 1 is zowel van toepassing voor een bso als voor een kdv.