Regeling vervallen per 17-02-2018

Referendumverordening Delft 2009

Geldend van 30-11-2012 t/m 16-02-2018

Intitulé

Referendumverordening Delft 2009

De Raad van de gemeente Delft,

Gelezen het voorstel van het Presidium van 25 augustus 2009 met betrekking tot een herziening van de referendumverordening,

Gelezen het advies van de college d.d. 23 juni 2009 en het advies van de commissie Bestuur, Middelen en Economie d.d. 8 september 2009,

Gelet op de artikelen 84, 147 en 149 van de Gemeentewet;

Besluit:

I In te trekken de Niet-correctieve referendumverordening Delft 2002;

II Vast te stellen de Referendumverordening Delft 2009

Referendumverordening Delft 2009

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    referendum: een raadgevend referendum

  • b.

    raadgevend referendum: een volksstemming op initiatief van één of meer kiesgerechtigden;

  • c.

    kiesgerechtigde: ingezetene van de gemeente Delft, die voldoet aan de vereisten voor actief kiesrecht voor deelname aan de verkiezing van leden van de gemeenteraad;

  • d.

    raad: de gemeenteraad van Delft;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Delft;

  • f.

    referendumkamer: de commissie van advies als bedoeld in artikel 4 en 5 van deze verordening;

  • g.

    vervallen

  • h.

    werkdag: een dag, niet zijnde een zaterdag of een zondag en niet zijnde een algemeen erkende feestdag als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Algemene Termijnenwet, noch een in het tweede of krachtens het derde lid van genoemd artikel met een algemeen erkende feestdag gelijkgestelde dag.

Artikel 2

Vervallen

Paragraaf 2 Onderwerpen

Artikel 3 Onderwerp van referendum en uitzonderingsbepalingen

  • 1. Alleen concept-raadsbesluiten kunnen onderwerp zijn van een referendum.

  • 2. De volgende concept-raadsbesluiten kunnen geen onderwerp zijn van een referendum:

    • a.

      de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

    • b.

      besluiten tot het voeren van rechtsgedingen;

    • c.

      handelingen en gedragingen van collegeleden, raadsleden of ambtenaren waartegen een klacht kan worden ingediend op grond van de Algemene wet bestuursrecht of een door de raad of het college vastgestelde klachtenregeling;

    • d.

      benoemingen of functioneren van personen;

    • e.

      vaststelling en wijziging van de gemeentelijke begroting en rekening;

    • f.

      gemeentelijke belastingen en tarieven;

    • g.

      geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden;

    • h.

      besluiten betreffende bestemmingsplannen, beheersverordeningen, besluiten inhoudende inpassing van de coördinatieregeling inzake een verklaring van geen bedenkingen als bedoeld in de artikelen 2.27 en 2.28 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • i.

      besluiten met een spoedeisend karakter;

    • j.

      besluiten op grond van een gehouden referendum of in het kader van deze verordening;

    • k.

      besluiten die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen besluit van de afgelopen twee jaar waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden.

  • 3. In afwijking op het eerste lid van dit artikel, kunnen raadsbesluiten over het al dan niet instemmen met een burgerinitiatief, onderwerp van een referendum zijn.

Paragraaf 3 De referendumkamer

Artikel 4 Taken

  • 1. Er is een referendumkamer. De referendumkamer heeft tot taak:

    • a.

      de raad te adviseren over de toelaatbaarheid van een onderwerp waarover een referendumverzoek is ingediend;

    • b.

      de raad te adviseren over de vraagstelling voor referenda;

    • c.

      te adviseren over de door het gemeentebestuur te verstrekken voorlichting inzake referenda en over de toekenning van bijdragen vor campagneactiviteiten;

    • d.

      toezicht te houden op de uitvoering van de verordening;

    • e.

      te adviseren bij geschillen tussen direct bij het referendum betrokken partijen.

  • 2. De referendumkamer adviseert voorts gevraagd en ongevraagd over aanpassingen van deze verordening, over de bij referenda en referendumaanvragen te volgen procedure en over overige zaken het referendum betreffende.

  • 3. De agenda, verslagen , hoorzittingen en de adviezen van de Referendumkamer zijn openbaar;

  • 4. De beraadslagingen over de adviezen vinden in beslotenheid plaats;

  • 5. De raad heeft inzage in de stukken waaromtrent door de referendumkamer geheimhouding is opgelegd. De referendumkamer kan inzage slechts weigeren voor zover zij in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 5 Samenstelling

  • 1. De referendumkamer bestaat uit maximaal vijf leden.

  • 2. Voor besluitvorming binnen de referendumkamer is een quorum vereist van drie leden. Bij het staken van de stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 3. De raad benoemt de leden op een door het presidium in te dienen aanbeveling. Voor het lidmaatschap komen niet in aanmerking leden van de gemeenteraad, leden van het college van burgemeester en wethouders en ambtenaren in dienst van de gemeente Delft, met uitzondering van onderwijzend personeel.

  • 4. De raad wijst één van de leden als voorzitter aan. De referendumkamer wijst een van de leden als plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 5. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Aftredende leden kunnen, maximaal twee keer, terstond worden herbenoemd.

  • 6. Zij kunnen te allen tijde ontslag nemen en dienen dit schriftelijk in bij de raad. Zij die aftreden, dan wel zij die ontslag hebben genomen, blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 7. De referendumkamer kan zich laten bijstaan door externe adviseurs.

  • 8. De griffier of een door deze aangewezen griffiemedewerker verzorgen de ambtelijke ondersteuning van de referendumkamer. Zo nodig doet de griffier hiertoe een verzoek om ambtelijke bijstand.

Artikel 6 Vergoedingen

  • 1.

    De leden van de referendumkamer, niet zijnde de voorzitter, ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie en andere noodzakelijke bijeenkomsten een vergoeding van € 125,-- (prijspeil 2010).

  • 2.

    De voorzitter van de vergaderingen van de referendumkamer ontvangt een hogere vergoeding als bedoeld in het eerste lid. De vergoeding is gelijk aan € 203,50 (prijspeil 2010).

  • 3.

    Overige kosten ter zake van andere werkzaamheden of bemoeiingen ten behoeve van de referendumkamer worden vergoed op basis van de werkelijk gemaakte en aantoonbare kosten.

  • 4.

    De vergoedingen genoemd in het eerste en tweede lid worden jaarlijks geïndexeerd met het door het college vastgestelde materiële prijsstijgingspercentage.

  • 5.

    Het college voorziet in de benodigde middelen voor de werkzaamheden van de referendumkamer.

Paragraaf 4 Inleidend verzoek

Artikel 7 Voorwaarden inleidend verzoek

  • 1.

    Een verzoek van kiesgerechtigden om een referendum te houden dient uiterlijk zes werkdagen vóór de dag van plenaire behandeling om 16.00 uur, voorzien van de handtekeningen van 300 kiesgerechtigden van het concept-raadsbesluit bij de voorzitter van de raad te worden ingediend. Leden van de raad en commissieleden/niet-raadsleden kunnen geen inleidend verzoek indienen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, moet het inleidende verzoek naar aanleiding van het definitieve raadsbesluit over een burgerinitiatief binnen 6 weken bij de voorzitter van de raad zijn ingediend.

  • 3.

    In het geval van een inleidend verzoek, als bedoeld in het tweede lid, tijdig maar korter dan vijf werkdagen voorafgaand aan een reguliere raadsvergadering wordt ingediend, dan wordt het verzoek behandeld in de eerstvolgende reguliere raadsvergadering .

  • 4.

    De ondertekenaars geven, op door de gemeente verstrekte lijsten, aan hun: a. naam; b. adres; c. woonplaats; d. geboortedatum; en ondertekenen het inleidend verzoek.

  • 5.

    Indien het verzoek namens meerdere initiatiefnemers wordt gedaan, wordt in het verzoek aangegeven welke groep van ten minste twee en ten hoogste vier van de ondertekenaars geacht kan worden voor het vervolg van de procedure te fungeren als gesprekspartners namens de indieners.

Artikel 8 Behandeling inleidend verzoek

  • 1.

    Voorafgaand aan de plenaire behandeling als bedoeld in artikel 7, het eerste lid, adviseert de referendumkamer de raad over de toelaatbaarheid van het onderwerp. Indien het college van mening is dat er redenen zijn het verzoek niet in te willigen, stelt zij de referendumkamer hiervan tijdig in kennis.

  • 2.

    Indien naar de mening van de referendumkamer het inleidende verzoek onvoldoende duidelijk is, treedt de referendumkamer hierover in overleg met de indieners van het inleidend verzoek.

  • 3.

    Het college onderzoekt uiterlijk binnen vijf werkdagen na binnenkomst van een verzoek als bedoeld in artikel 7, eerste lid, of het verzoek door een voldoende aantal kiesgerechtigden is ondersteund en of het voldoet aan de in artikel 7 lid 4 opgenomen vereisten.

  • 4.

    Indien het verzoek niet voldoende wordt ondersteund of niet binnen de gestelde termijn is ingediend, stelt het college de raad voor het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.

  • 5.

    Het raadsvoorstel met betrekking tot het inleidend verzoek wordt voorbereid door het presidium.

  • 6.

    De voorzitter van de raad maakt het besluit inzake het inleidende verzoek zo spoedig mogelijk openbaar op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 7.

    De voorzitter van de raad maakt het besluit inzake het inleidende verzoek zo spoedig mogelijk openbaar op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Paragraaf 5 Definitief verzoek

Artikel 9 Vraagstelling

  • 1.

    Zo spoedig mogelijk na het besluit van de raad om de kiesgerechtigden in de gelegenheid te stellen een definitief verzoek in te dienen, treedt de referendumkamer in overleg met de indieners over de vraagstelling en antwoordcategorieën. De referendumkamer brengt binnen 10 werkdagen na het genoemde besluit advies uit over de vraagstelling en antwoordcategorieën aan de raad tenzij de raad een andere termijn vaststelt.

  • 2.

    De raad stelt met inachtneming van het advies van de referendumkamer in de eerstvolgende vergadering de vraagstelling en antwoordcategorieën vast.

Artikel 10 Voorwaarden definitief verzoek

  • 1.

    Binnen zes weken na de dag waarop het besluit bedoeld in artikel 9, tweede lid, is bekend gemaakt, wordt door initiatiefnemers een definitief verzoek tot het houden van een referendum bij de voorzitter van de raad ingediend.

  • 2.

    Het verzoek moet worden ondersteund door de handtekeningen van tenminste 4000 kiesgerechtigden.

  • 3.

    Het definitieve verzoek kan worden ondersteund door het plaatsen van een handtekening op door het college vastgestelde lijsten of formulieren die zijn voorzien van de vastgestelde vraagstelling.

  • 4.

    De handtekeninglijsten of formulieren zijn gedurende zes weken - of zoveel eerder als het benodigde aantal geldige verklaringen is verkregen - beschikbaar in het Stadhuis en op tenminste vier andere door het college aangewezen locaties. Het college draagt er zorg voor dat op een wekelijkse koopavond en op zaterdag ten minste een van deze locaties geopend is.

  • 5.

    Bij het plaatsen van een handtekening op een lijst of een formulier dient de kiesgerechtigde zich te legitimeren met een geldig identiteitsbewijs.

  • 6.

    Wekelijks maakt de burgemeester bekend hoeveel ondersteunende handtekeningen door de kiesgerechtigden zijn geplaatst.

Artikel 11 Behandeling definitief verzoek

  • 1.

    Als het definitieve verzoek voldoende wordt ondersteund, neemt de raad zo spoedig mogelijk een beslissing op het verzoek.

  • 2.

    Indien het verzoek niet voldoende wordt ondersteund, verklaart de raad het verzoek niet-ontvankelijk.

  • 3.

    Indien het definitief verzoek voldoet aan de in deze verordening bepaalde vereisten, besluit de raad dat een raadgevend referendum wordt gehouden.

Artikel 12 Aanhouden beslissing

  • 1.

    Nadat de raad heeft ingestemd met het inleidende verzoek, wordt het betreffende raadsvoorstel op de gangbare wijze behandeld.

  • 2.

    De stemming over het door de raad te nemen besluit zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen, wordt aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop de uitslag van het referendum bekend is, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het inleidende of het definitieve verzoek wordt beslist.

  • 3.

    In afwijking op het tweede lid van dit artikel worden raadsvoorstellen met betrekking tot een burgerinitiatief wel in stemming gebracht.

  • 4.

    Indien de eerstvolgende vergadering na de uitslag van het referendum niet binnen vier weken valt, wordt binnen die termijn ten behoeve van de stemming een extra vergadering bijeengeroepen.

  • 5.

    In de vergadering kunnen met betrekking tot het raadsvoorstel geen amendementen meer worden ingediend.

Paragraaf 6 Organisatie en uitvoering

Artikel 13 Datum referendum

  • 1.

    De raad stelt tegelijkertijd met het besluit tot het houden van een referendum de datum daarvan vast, met dien verstande dat het referendum niet later plaats vindt dan uiterlijk vier maanden na dit besluit.

  • 2.

    In het geval de in het eerste lid genoemde termijn van vier maanden afloopt binnen twee maanden voor een algemene verkiezing kan de termijn worden overschreden opdat de stemmingen kunnen worden gecombineerd.

  • 3.

    Een referendum vindt niet plaats in de voor de regio aangewezen schoolvakanties voor het basis- en voortgezet onderwijs. De in het eerste lid van dit artikel genoemde termijn van vier maanden kan door de raad worden verlengd met maximaal zes weken, indien een deel van de zomervakantie in die vier maanden valt.

  • 4.

    Er kunnen meer referenda op dezelfde dag worden gehouden.

Artikel 14 Subsidie

  • 1.

    De raad stelt een budget beschikbaar ten behoeve van de organisatie, de voorlichting en het publieke debat.

  • 2.

    Indien het definitief verzoek wordt ingewilligd, kan het college aan maatschappelijke groeperingen subsidie verlenen in de kosten van de activiteiten ten behoeve van het publieke debat over het besluit waarop het referendum betrekking heeft.

  • 3.

    Voor het verlenen van subsidie is de beleidsregel subsidieverlening bij referenda 2006 van kracht.

Artikel 15 Organisatie en uitvoering

  • 1.

    De bepalingen van de Kieswet voor wat betreft de raadsverkiezingen zijn zoveel mogelijk overeenkomstig van toepassing, tenzij deze verordening anders bepaalt.

  • 2.

    Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het gehele grondgebied van de gemeente Delft.

  • 3.

    De voorzitter van de raad doet openbare kennisgeving van een besluit tot het houden van een referendum.

  • 4.

    De stukken met betrekking tot de te nemen beslissing liggen voor een ieder ter inzage op door de voorzitter van de raad aan te wijzen plaatsen. In de openbare kennisgeving wordt daarvan mededeling gedaan.

Artikel 16 Oproep

  • 1.

    Ten behoeve van het referendum wordt een afzonderlijk kiesgerechtigdenregister bijgehouden, waarin de kiesgerechtigden voor het referendum worden opgenomen.

  • 2.

    Een kiesgerechtigde voor het referendum ontvangt een afzonderlijke oproeping.

Artikel 17 Uitslag

  • 1.

    Het referendum wordt als geldig beschouwd, indien het totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen meer dan 25% bedraagt van het aantal kiesgerechtigden.

  • 2.

    De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totale aantal uitgebrachte stemmen. Indien aan de kiesgerechtigde meer dan twee mogelijkheden is voorgelegd wordt de uitslag bepaald door de keuzemogelijkheid met de meeste geldige stemmen.

Artikel 18 Bekendmaking

  • 1.

    Het hoofdstembureau, als bedoeld in artikel E5 van de Kieswet, stelt uiterlijk op de tweede dag na de dag waarop het referendum is gehouden, het aantal voor- en tegenstemmen vast dan wel het aantal stemmen voor de verschillende varianten.

  • 2.

    De uitslag wordt openbaar bekend gemaakt.

Paragraaf 7 Overige bepalingen

Artikel 19 Verantwoording

  • 1.

    Na afloop van het referendum maakt de referendumkamer een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in ieder geval een verantwoording over de uitvoering van de taken genoemd in artikel 4.

  • 3.

    De referendumkamer brengt het eindverslag 16 weken na de datum waarop het referendum is gehouden ter kennis van de raad en het college.

Artikel 20 Evaluatie

  • 1.

    De raad is belast met de uitvoering van de evaluatie van het referendum.

  • 2.

    De raad kan het college opdragen de evaluatie uit te voeren.

Slotbepalingen

Artikel 21

Deze verordening treedt in werking op de dag nadat de leden van de referendumkamer zijn benoemd.

Artikel 22

De Niet-correctieve referendumverordening Delft 2002 wordt ingetrokken.

Artikel 23

Deze verordening wordt aangehaald als: Referendumverordening Delft 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 september 2009.
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
R.H. van Luyk ,griffier.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 28 januari 2010.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 23 september 2010.
Laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 27 september 2012. Bekendgemaakt 21 november 2012.