Regeling vervallen per 23-03-2022

Verordening op de benoeming van openbare ruimte en de toekenning van huisnummers 2010

Geldend van 01-09-2010 t/m 22-03-2022

Intitulé

Verordening op de benoeming van openbare ruimte en de toekenning van huisnummers 2010

II.H

De raad van de gemeente Delft;

Gelezen het voorstel van het college van 20 juli 2010;

BESLUIT:

  • 1.

    de Verordening op de benoeming van openbare ruimte en de toekenning van huisnummers 2010 vast te stellen; en

  • 2.

    de Verordening op de benoeming van openbare ruimte en de toekenning van huisnummers 2006 in te trekken.

VERORDENING op de benoeming van openbare ruimte en de toekenning van huisnummers 2010

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    openbare ruimte: door het college als zodanig aangewezen en van een naam voorziene buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen;

  • b.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bedoeld om ter plaatse te functionerengebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • c.

    pand: de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

  • d.

    verblijfsobject: Een verblijfsobject is de kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.

  • d.

    ligplaats: een door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig aangewezen plaats in het water al dan niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, die bestemd is voor het permanent afmeren van een voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikt vaartuig;

  • e.

    standplaats: een door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig aangewezen terrein of gedeelte daarvan dat bestemd is voor het permanent plaatsen van een niet direct en niet duurzaam met de aarde verbonden en voor woon -, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte ruimte.;

  • f.

    object: verblijfsobject, ligplaats of standplaats;

  • g.

    nummer: huisnummer, huisletter en huisnummertoevoeging, behoudens de letters i, o, q, u;

  • h.

    rechthebbende: ieder, die krachtens eigendom of een ander zakelijk recht zodanig beschikking heeft over een bouwwerk, dat hij naar burgerlijk recht bevoegd is met betrekking tot die zaak te handelen als in de verordening is voorgeschreven, zomede de beheerder;

  • i.

    het college: het College van Burgemeester en wethouders van Delft;

  • j.

    Wet BAG: Wet Basisregistraties Adressen en Gebouwen;

  • k.

    Overige definities: voor zover definities niet in deze verordening zijn gegeven, worden de definities aangehouden zoals opgenomen in artikel 1 van de Wet BAG.

HOOFDSTUK 2 Het benoemen van openbare ruimte en het nummeren van objecten

Artikel 2

  • 1. Het college verdeelt de gemeente, al dan niet op basis van woonblokken, in wijken en buurten en duidt deze aan met nummers, zo nodig aangevuld met letters of namen.

  • 2. Het college kan:

    • a.

      de openbare ruimte en gemeentelijke bouwwerken benoemen;

    • b.

      aan een object of aan een te onderscheiden deel daarvan een nummer toekennen, een nummer intrekken dan wel hernummeren;

    • c.

      op schriftelijk verzoek van een rechthebbende aan zijn object of aan een te onderscheiden deel daarvan een nummer toekennen, een nummer intrekken dan wel dat object hernummeren. Een verzoek wordt vergezeld van een overzichtstekening en plattegronden op maximaal A3-formaat;

    • d.

      een aanvraag om bouwvergunning danwel sloopvergunning of omgevingsvergunning, die tot gevolg heeft dat in het kader van de Wet BAG nummering moet worden toegekend danwel gewijzigd of ingetrokken, tevens aanmerken als een aanvraag als bedoeld in artikel 2, lid c van deze verordening.

  • 3. Alvorens het college een besluit op grond van lid 1 en lid 2 sub a neemt, wordt het hierover geadviseerd door de commissie straatnaamgeving.

  • 4. Voor behandeling van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid onder d, geldt dezelfde termijn die van toepassing is voor de behandeling van de betreffende bouwvergunning, sloopvergunning of omgevingsvergunning.

Artikel 3

  • 1. De door het college aan wijken, buurten, delen van de openbare ruimte, aan gemeentelijke bouwwerken en objecten toegekende namen en nummers worden op doeltreffende wijze duidelijk zichtbaar en in voldoende aantallen ter plaatse aangebracht, dan wel verwijderd indien het nummer is ingetrokken.

  • 2. Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, met straatnamen, met (verzamel)nummers en verwijsaanduidingen aan een bouwwerk, een gebouw, een muur, paal, schutting of andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, is de rechthebbende daarvan verplicht toe te laten dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 3. Het college stelt de rechthebbende tijdig op de hoogte van hun voornemen om een bord aan te brengen en de rechthebbende dient er zorg voor te dragen dat naamborden vanaf de openbare weg duidelijk zicht- en leesbaar blijven.

  • 4. Het is verboden aan delen van de openbare ruimte namen aan te brengen dan wel te verwijderen en aan een object nummers aan te brengen dan wel te verwijderen anders dan bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

  • 5. Tenzij door het college anders is besloten, is de rechthebbende van een object verplicht het nummer binnen zes weken na kennisgeving van het besluit van het college aan te brengen, zoals is bepaald in de technische uitvoeringsvoorschriften. Indien een object nog niet is voltooid, wordt het nummer in ieder geval aangebracht voorafgaand aan de melding ’einde werkzaamheden’ zoals bedoeld in artikel 4.12, lid 4 van de Bouwverordening. Het college kan een andere termijn bepalen.

  • 6. Bij het ambtshalve toekennen, intrekken of wijzigen van een nummer van een object dan wel het ambtshalve wijzigen van de naam van een openbare ruimte kan het college beslissen dat aan de rechthebbende van een object die door dat besluit wordt geraakt een tegemoetkoming in de kosten wordt gegeven indien de oorzaak daarvan niet valt te verwijten aan de rechthebbende van dat object en die gemaakte kosten aantoonbaar zijn.

Artikel 4

  • 1. Het college stelt technische uitvoeringsvoorschriften vast voor de wijze van nummeren en voor het aanbrengen van nummer(verzamel)borden.

  • 2. Het college stelt, met het oog op het interbestuurlijk en maatschappelijk belang van een systematische registratie van door hen uitgegeven namen en nummers, nadere registratieve voorschriften vast.

HOOFDSTUK 3 Straf-, overgangs- en slotbepalingen.

Artikel 5

  • 1. Overtreding van of het niet voldoen aan de bepalingen van artikel 3, tweede, derde, vierde en vijfde lid wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. De opsporing van de in het eerste lid strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 6

  • 1. Namen en nummers, die eerder door de gemeenteraad en het college zijn toegekend, blijven na het in werking treden van deze verordening ongewijzigd bestaan.

  • 2. Het college kan in overeenstemming met de ingevolge deze verordening toegekende bevoegdheden, in afwijking van het eerste lid, besluiten dat de eerder gegeven en aangebrachte namen en nummers binnen de door het college bepaalde termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

  • 3. Bij het wijzigen van een nummer zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, zullen het oude en het nieuwe nummer gedurende zes weken gebruikt kunnen worden op de wijze bepaald in de uitvoeringsvoorschriften.

Artikel 7

De verordening treedt in werking op 1 september 2010.

Artikel 8

Deze verordening kan worden aangehaald als "verordening op de benoeming van openbare ruimte en de toekenning van huisnummers 2010”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 september 2010.
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
R.H. van Luyk ,griffier.
Bekendgemaakt 25 september 2010

TOELICHTING

VERORDENING op de benoeming van openbare ruimte en de toekenning van huisnummers 2010.

1. ALGEMEEN

Straatnamen en huisnummers (adressen) vervullen een essentiële functie in het maatschappelijke verkeer. Niet alleen voor dienstverlenende instanties als Politie, Brandweer, posterijen en ambulancebedrijven, maar ook voor bijvoorbeeld de makelaardij, de advocatuur, het notariaat en het bedrijfsleven. Zij kunnen veelal hun werkzaamheden niet uitvoeren zonder goed sluitende informatie over adressen. Ook de burger heeft belang bij goede adressering van zijn woonverblijf. Hij wenst immers ‘vindbaar’ te zijn. Adressen vervullen binnen het openbaar bestuur eveneens een wezenlijke functie. Enerzijds is een groot deel van de overheidsregistraties immers geordend (toegankelijk) op alfanumerieke volgorde van adressen. Anderzijds zijn adressen van wezenlijke betekenis voor het koppelen van geautomatiseerde bestanden en voor het maken van selecties uit deze bestanden. Het benoemen van delen van de openbare ruimte (onder andere straatnamen) en het toekennen van nummers aan vastgoedobjecten is een taak van de gemeente en dient derhalve met de nodige zorg te worden omgeven.

De bevoegdheid tot het benoemen van wijken en straten en het nummeren van vastgoedobjecten vloeit voort uit artikel 108 Gemeentewet en stelt dat de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de gemeente aan het gemeentebestuur wordt overgelaten.

Per 1 juli 2010 is de Wet BAG in werking getreden, als gevolg waarvan de bevoegdheid tot het benoemen van wijken en straten en het nummeren van vastgoedobjecten is gewijzigd in een verplichting.

2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

De verordening geeft aan dat objecten genummerd kunnen worden. In de begripsomschrijving wordt omschreven wat onder een object verstaan moet worden. Het betreft: een verblijfsobject, ligplaats of standplaats. Deze omschrijving brengt met zich mee dat bouwwerken en gebouwen niet zonder meer een nummer kunnen krijgen. Slechts die bouwwerken en gebouwen die onder de omschrijving van verblijfsobject vallen komen in aanmerking voor een nummer. Hiermee wordt voorkomen dat allerhande bouwwerken voorzien kunnen worden van een nummer (zoals dat in het verleden is gebeurd), waarmee het doel van de verordening voorbij wordt gestreefd. Voorop blijft staan het doel van deze verordening zoals hierboven omschreven.

De Wet Basisregistraties Adressen en Gebouwen (Wet BAG) is per 1 juli 2009 in werking getreden. Binnen deze wet en het onderliggende Objectenhandboek van het Ministerie van VROM is bepaald dat nog slechts nummers toegekend kunnen worden aan een verblijfsobject, ligplaats of standplaats.

Aan een bouwwerk of een gebouw kan niet zonder meer een nummer worden toegekend. Het bouwwerk of gebouw moet vallen onder de omschrijvingen van een pand én een verblijfsobject. Toch wordt de rechthebbende omschreven als eigenaar van een bouwwerk. Indien dat bouwwerk kan worden omschreven als verblijfsobject komt de rechthebbende in aanmerking van nummering van dat bouwwerk. De omschrijving van een bouwwerk is desalniettemin ruim gehouden, aangezien de verordening het college uitdrukkelijk voorbehoudt om straatnaamborden te bevestigen aan palen, schuttingen e.d. die niet het eigendom zijn van de Gemeente. Zo zijn palen en schuttingen wel bouwwerken, maar geen verblijfsobject is.

Een verblijfsobject moet een onderdeel zijn van een pand. Het kan voorkomen dat een pand en een verblijfsobject precies met elkaar samenvallen, maar binnen een pand kunnen ook meerdere verblijfsobjecten aanwezig zijn. In het Objectenhandboek is de volgende definitie gegeven van een pand:

“De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.”

Over betreedbaarheid wordt in het Objectenhandboek het volgende gezegd: “een object dat niet betreedbaar is en waar een volwassen persoon niet rechtop in kan staan, wordt niet als pand aangemerkt.”

De kern van de definitie van verblijfsobject wordt gevormd door het begrip eenheid van gebruik en beheer. De definitie in het Objectenhandboek luidt als volgt: “

“Een verblijfsobject is de kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.”

De eenheid dient samenhang te vertonen. Deze samenhang wordt niet direct gezocht in een bouwkundige samenhang, zodat niet de eis wordt gesteld dat alle ruimten met elkaar in verbinding staan. In de praktijk blijken zich situatie voor te doen waarin van een dergelijke bouwkundige samenhang niet direct sprake is, maar waar logischerwijs wel sprake is van een enkele verblijfseenheid.

Gedacht kan worden aan een kelderbox, die logischerwijs wel als onderdeel van een verblijfseenheid wordt gezien, maar hiermee bouwkundig niet in verbinding staan. Dergelijke ruimten worden geacht dienstbaar te zijn aan een enkele verblijfseenheid.

Met een eenheid van gebruik en beheer wordt benadrukt dat de afbakening van een verblijfseenheid met name afhankelijk is van de functie die een ruimte vervult. Door opname van de zinsnede ‘voor woon- bedrijfsmatige- of recreatieve doeleinden geschikt’ wordt beoogd aan te geven dat het gaat om ruimten die voor specifieke doeleinden bestemd zijn. Hierbij dienen woon- en bedrijfsmatige doeleinden overigens ruim te worden opgevat. Voor woningen en winkels zal een dergelijk onderscheid in het algemeen duidelijk zijn. Maar ook een losstaande garagebox kan worden opgevat als een voor woon- of bedrijfsmatige doeleinden geschikte eenheid van gebruik en beheer. Indien de garagebox wordt gebruikt als stalling van een auto van een bewoner van een nabijgelegen flat zal de nadruk daarbij meer liggen op (ondersteunende) woondoeleinden, dan dat het geval is bij het gebruik van een dergelijke garagebox als opslagruimte voor een aannemersbedrijf (bedrijfsmatige doeleinden). Een garagebox die zich onder een flatgebouw of op het erf van een woning bevindt en waarvan het gebruik onlosmakelijk is verbonden met het gebruik van een bepaalde woning, wordt vanuit die optiek dan ook niet aangemerkt als een zelfstandige eenheid van gebruik en beheer, maar opgevat als een onderdeel van / dienstbaar aan de woning. In het Objectenhandboek van het Ministerie van VROM wordt met heel veel voorbeelden geïllustreerd hoe moet worden omgegaan met de afbakening van panden en verblijfsobjecten.

De toevoeging van beheer is eveneens van belang bij niet woningen. In bedrijfsverzamelgebouwen is het vaak relatief eenvoudig om wanden tussen verschillende eenheden te veranderen. Hierdoor verandert derhalve de eenheid van gebruik. Omdat hierbij feitelijk sprake is van een vorm van dagelijks beheer die het aanpassen van wanden mogelijk maakt, wordt een dergelijke bedrijfsverzamelgebouw in het algemeen aangemerkt als een enkele eenheid van beheer. Dit is met name het geval indien er sprake is van een bedrijfsverzamelgebouw, waarin voor de verschillende in het gebouw gevestigde bedrijven

gezamenlijke diensten worden geleverd door een centrale receptie. Dit is onder meer het geval in bedrijfsverzamelgebouwen voor startende ondernemers, waarin dergelijke voorzieningen vaak onderdeel uitmaken van de huurovereenkomst.

Ook kan worden gedacht aan het World Trade Center in Amsterdam, waarbij de opkomst en teloorgang constant aanleiding geeft tot de herschikking van eenheden. In bedrijfsverzamelgebouwen waarin zich meerdere bedrijven op verschillende verdiepingen bevinden zonder dat sprake is van gemeenschappelijke voorzieningen, zal in het algemeen wel sprake zijn van eenduidige eenheden van gebruik. In dat geval is sprake van meerdere verblijfsobjecten. Ook dan kan het voorkomen dat verblijfsobjecten worden gesplitst. In het algemeen zal er dan echter sprake zijn van relatief forse bouwkundige ingrepen.

De ‘eenheid van gebruik en beheer’ dient zelfstandigheid te tonen. Die zelfstandigheid is in de praktijk het eenvoudigst te toetsen door te bezien in hoeverre de genoemde eenheid over een ‘eigen toegang’ beschikt, welke voorwaarde dan ook is opgenomen in de definitie. Daarbij geldt de nuancering dat die ‘eigen toegang’ is gelegen aan ‘de openbare weg, een eigen erf of een gemeenschappelijk verkeersruimte’. Met dit laatste element wordt uitgesloten dat afsluitbare kamers binnen een woning worden aangemerkt als verblijfsobject. Met het begrip ‘verkeersruimte’ wordt vervolgens uitdrukking gegeven aan het feit dat de een dergelijke ruimte uitsluitend het verbinden van verblijfseenheden met de openbare ruimte kan zijn.

Verder wordt in de definitie benadrukt dat het verblijfsobject een onroerende zaak dient te zijn door opname van de zinsnede ‘direct of indirect duurzaam met de aarde verbonden’. Hiermee wordt ondermeer uitgesloten dat tenten en tijdelijke bouwwerken worden aangemerkt als verblijfsobject. Ook is aangegeven dat het object onderwerp kan zijn van rechtshandelingen (met name koop en huur). Deze nuancering is aangebracht om bepaalde soorten eenheden die gezien als de voorgaande nuanceringen als verblijfseenheid zouden kunnen worden aangemerkt, maar dat gezien hun aard niet zijn, niet als zodanig aan te merken. Hierbij dient gedacht te worden aan specifieke gevallen als hotelkamers en cellen.

Tenslotte is aangegeven dat een woonwagen of woonboot geen verblijfsobject kunnen zijn alhoewel zulks reeds is af te leiden aan het feit dat den verblijfsobject onroerend dient te zijn en woonwagens en in ieder geval woonboten over het algemeen niet als onroerend zijn aan te merken. Overigens is het zo dat verordening wel voorziet in nummering van ligplaatsen en standplaatsen.

Zowel de standplaats als de ligplaats vallen onder de omschrijving van een object. Caravans, woonwagen, keten, woonboten e.d. vallen namelijk niet onder de omschrijving van verblijfsobject. Om deze zaken toch van een nummer te kunnen voorzien, is er voor gekozen om de standplaats of ligplaats waarop of waaraan deze zaken zich bevinden te voorzien van een nummer. Door deze zaken niet als verblijfsobject te benoemen wordt voorkomen dat woonwagen, stacaravans en woonboten, die verplaatst kunnen worden een nummer of naam toegekend krijgen.

Het gevaar bestaat dat het nummer of de naam, vanwege de mobiele constructie van het bouwwerk, door de stad gaat ‘zwerven’.

Het is belangrijk om de ligplaats te onderscheiden van de in de praktijk veelvuldig voorkomende aanmeerplaatsen of afmeerplaatsen. Dergelijke plaatsen zijn bedoeld voor het tijdelijk aanmeren van ondermeer pleziervaartuigen en beroepsvaartuigen langs kades en in het havens. Het tijdelijke karakter van het afmeren staat daarbij centraal. Met een ‘ligplaats’ wordt in het kader van deze verordening beoogd om formeel toegestane permanente situaties te

benoemen. Het gaat er hierbij niet om om het vaartuig zelf van een nummer te voorzien. Het vaartuig zelf voldoet immers niet aan het criterium dat het direct of indirect duurzaam met de aarde is verbonden. Het objecttype dat in het kader van de registratie wordt benoemd en afgebakend betreft de locatie van een dergelijk woonschip.

Naast de objecttypen ‘verblijfsobject’ en ‘ligplaats’ voorziet de verordening ook in opname van de standplaats. Met dit objecttype wordt bedoeld een standplaats bestemd voor het permanent plaatsen van een voor woon of bedrijfsmatige doeleinden geschikt voertuig, bijvoorbeeld een woonwagen of een bloemenstal. Het is belangrijk het objecttype ‘standplaats’ te onderscheiden van de in de praktijk niet permanente standplaats (zoals de oliebollenkraam). De term standplaats houdt daarbij in het algemeen verband met een bepaald exploitatierecht. Met een ‘standplaats’ in de zin van deze verordening wordt beoogd een formeel toegestane permanente situatie te nummeren. Het gaat bij de definiëring van de ‘standplaats’ overigens niet om het benoemen van het feitelijke voertuig. Het voertuig zelf voldoet namelijk niet aan het criterium dat het direct of indirect duurzaam met de aard is verbonden. Hoewel de verordening spreekt over een voertuig, kan bij bedrijfsmatige exploitatie ook sprake zijn van een niet voertuig. Uitgangspunt blijft dat bouwwerken en gebouwen slechts een nummer toegekend krijgen als het voldoet aan de definitie van het verblijfsobject. Dat betekent dat een verblijfsobject in ieder geval onroerend moet zijn. Een mobiele keet kan daardoor niet aangewezen worden als verblijfsobject. Om voor een nummer in aanmerking te komen, zal een standplaatsnummer aangevraagd moeten worden.

Een nummer is gedefinieerd als een nummer dat bestaat uit één of meer arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter- of cijfercombinatie. Het is ongebruikelijk in het nummer romeinse cijfers op te nemen.

Artikel 2

Algemeen

In het kader van de Volkstelling 1971 is tussen gemeente, de provinciale planologische diensten en het CBS een gebiedsindeling overeengekomen, die wordt aangeduid met de term "CBS wijk- en buurtindeling". Deze indeling werd noodzakelijk geacht omdat op provinciaal en landelijk niveau behoefte bestond aan inzicht in de onderverdeling van het gemeentelijk grondgebied.

Lid 1

Het college heeft de verplichting om de gemeente in te delen in wijken en buurten. Vervolgens kan het college zelf bepalen of de wijk- en buurtindeling wordt verfijnd tot bouwblokken. Een indeling naar bouwblok kan van belang zijn voor de verwerving van onroerende zaken, voor het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en het opstellen van voorbereidingsbesluiten, voor stratentabellen en voor statistisch onderzoek, maar ook voor de vuilophaaldienst, inentingsdistricten, gebiedsindeling van sociale instellingen etc. Er bestaan geen voorschriften voor de aanduiding van bouwblokken. Dit betekent dat bij het verfijnen van de wijk- en buurtindeling naar eigen inzicht nummers kunnen worden gehanteerd bij het aanduiden van de bouwblokken.

Lid 2

In het tweede lid is het benoemen van openbare ruimte geregeld alsmede het toekennen van een nummer.

Sub a

De openbare ruimte omvat meer dan alleen straten, plantsoenen en wegen. Zo worden bijvoorbeeld ook waterlopen, sierwater, bruggen, viaducten, dijken, meren en plassen veelal van een naam voorzien. Het benoemen van de openbare ruimte is een facultatieve bevoegdheid van het college. Het benoemt de openbare ruimte indien dat naar zijn oordeel nodig is.

Sub b en sub c

Dit artikel regelt het toekennen van nummers aan objecten door het college. Hier is niet voor de term "huisnummer" gekozen omdat bij het toekennen van nummers aan een object niet altijd kan worden gesproken van een "huis-nummer" (bijvoorbeeld in geval een bedrijf(verzamel)gebouw, ligplaats of standplaats).

Op grond van artikel 1:3, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht kan iedere belanghebbende een verzoek indienen bij een bestuursorgaan. Op de afwikkeling van de aanvraag zijn in ieder geval hoofdstuk 3 en 4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Omdat een nummer slechts kan worden toegekend aan een object is in de verordening opgenomen dat het verzoek tot het toekennen van een nummer, het wijzigen dan wel het intrekken daarvan is voorbehouden aan de rechthebbende op een object.

Sub d

De Wet BAG eist een nauwgezette coördinatie tussen afgifte van bouwvergunningen of in de toekomst omgevingsvergunningen waarbij wijzingen worden vergund met betrekking tot het aantal verblijfsobjecten of de plaats van een toegang. Nieuw ontstane verblijfsobjecten moeten binnen 4 dagen na afgifte van de vergunning worden geregistreerd in de BAG. Registratie van een verblijfsobject is alleen onlosmakelijk verbonden met een huisnummer. Het één mag niet zonder het ander worden geregistreerd. Dat houdt in dat een aangevraagde bouw- of omgevingsvergunning tegelijkertijd met een huisnummerbesluit moeten worden afgegeven. Om te voorkomen dat aanvragers nog een aanvraagformulier met bijbehorende stukken moeten indienen en om te voorkomen dat de coördinatie niet wordt gerealiseerd als een aanvraag om een huisnummerbesluit te laat wordt ingediend, is besloten om deze coördinatieregeling toe te voegen in deze verordening.

Lid 3

Het college laat zich adviseren door de Commissie Straatnaamgeving, alvorens het een besluit neem aangaande de indeling van de gemeente in wijken en buurten en aangaande het benoemen van de openbare ruimte en gemeentelijke bouwwerken. Hoewel het college op grond van artikel 84 van de Gemeentewet zelf bevoegd is tot het instellen van de Commissie Straatnaamgeving en dientengevolge een rechtstreekse bevoegdheid heeft tot het opstellen van een Regeling voor de Commissie Straatnaamgeving dient deze bepaling te worden opgevat als aanbeveling naar het college en brengt, in de ogen van de Raad, de meeste essentiële taak van de commissie tot uitdrukking.

Lid 4

Dit lid is toegevoegd om duidelijkheid te scheppen en om geval van samenloop met een aanvraag om bouwvergunning, sloopvergunning of omgevingsvergunning te voorkomen dat eerder moet worden besloten op de aanvraag om huisnummering dan op de betreffende aanvraag om bouwvergunning, sloopvergunning of omgevingsvergunning. In de Wet BAG is een onlosmakelijkheid opgenomen tussen objecten en huisnummers, waardoor de besluiten in dat geval op hetzelfde moment moeten worden genomen en vervolgens moeten worden geregistreerd.

Artikel 3

Algemeen

Nadat in artikel 2 de bevoegdheid van het college tot het toekennen van namen en nummers aan de orde is geweest, bepaalt artikel 3 de wijze van naamgeving en nummering en het aanbrengen van de daarvoor benodigde borden.

Lid 1

Straatnaamborden zullen overeenkomstig de wens van het college worden aangebracht. De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente. Tevens is vastgelegd dat een object een door het college toegekend nummer ook feitelijk moet dragen. Daarmee wordt het college de mogelijkheid geboden toe te zien op de naleving van het aanbrengen van nummers aan objecten. Met het oog op de dienstverlening is het immers noodzakelijk dat de nummers, die door het college van burgemeester en wethouders zijn toegekend, ook ter plaatse zijn terug te vinden.

Lid 2

In het kader van de dienstverlening dienen straatnaamborden door of namens de gemeente ter plaatse goed zicht- en leesbaar te worden aangebracht. Dit is mogelijk door de straatnaamborden te bevestigen aan gebouwgevels, aan terreinafscheidingen van derden of aan paaltjes die op andermans terrein ten behoeve van de straatnaamgeving mogen worden geplaatst. Het artikel houdt rekening met de omstandigheid dat de borden niet door de gemeente zelf, maar door derden worden aangebracht.

Lid 3

Ten einde te voorkomen dat door of namens de gemeente zonder aankondiging borden worden bevestigd aan het bouwwerk van de rechthebbende stelt het college de rechthebbende hiervan op tijd op de hoogte. Het eigendom of een zakelijke recht daarop dient immer zo veel als mogelijk te worden gerespecteerd. Om te voorkomen dat de leesbaarheid van de aangebrachte naamborden door hoog opschietend groen, zonneschermen of reclameborden wordt belemmerd, is bepaald dat de eigenaar ervoor dient te zorgen dat de bedoelde borden vanaf de openbare weg leesbaar blijven. Overtreding wordt strafbaar gesteld.

Lid 4

Het is verboden voor een ieder die daartoe niet bevoegd is straatnamen en huisnummers toe te kennen aan delen van de openbare ruimte, aan de daaraan liggende gemeentelijke bouwwerken en aan ligplaatsen of standplaatsen door deze zichtbaar ter plaatse aan te brengen. Dit geldt eveneens voor objecten die privé-bezit zijn. Overtreding wordt strafbaar gesteld.

Lid 5

Er is gekozen voor een formulering waarbij de rechthebbende van het object het nummer dient aan te brengen, tenzij het college anders beslist. Het laatste kan het geval zijn bij bijvoorbeeld nieuwbouwprojecten, waarbij een uniform uitgevoerde nummering wenselijk wordt geacht. Dat betekent ook dat indien één of meerdere objecten worden gerealiseerd, die stichter (die op moment van realisatie nog rechthebbende is) de nummers zal moeten aanbrengen (mits de nummers reeds zijn toegekend). De toegekende nummers moeten binnen een termijn van zes weken zijn aangebracht. Door de verantwoordelijkheid van het aanbrengen van de toegekende nummers neer te leggen bij de rechthebbende van het object, kan (bij nieuwbouwprojecten) uniformiteit worden bereikt in het uiterlijk van de nummerbordjes. Het is daarom wenselijk dat bij nieuwbouwprojecten nog voor oplevering van de objecten de nummers reeds zijn toegekend. Het aanbrengen van de nummerbordjes moet dan ook geschieden voordat de aannemer / projectontwikkelaar een melding maakt van ‘einde werkzaamheden’ bij het bouw- en woningtoezicht. Overtreding wordt strafbaar gesteld.

Lid 6

Algemeen

Uitgangspunt is dat de kosten voor het aanbrengen van een nummer voor rekening blijft van de rechthebbende. In voorkomende gevallen kan het college echter beslissen tot een tegemoetkoming in de kosten. Immers, het wijzigen van een nummer treft het belang van bewoners en / of bedrijven, terwijl zij niet de veroorzaker zijn. In voorkomende gevallen is het aan het college te beslissen.

Bij het gebruik van de bevoegdheid tot straatnaamgeving en nummering van objecten dient rekening gehouden te worden met de belangen van rechthebbenden op een object (burgers / bewoners en bedrijven). Zij zien immers hun nummer en / of straatnaam wijzigen oftewel het adres verandert. In bepaalde gevallen kan er bij aantoonbaar gemaakte kosten sprake zijn van een gemeentelijke gehoudenheid tot het regelen van de financiële gevolgen van het hernummeren of hernoemen. Er kan slechts sprake zijn van een tegemoetkoming indien wij op grond van artikel 2 lid 2 sub a en b van de Verordening ambtshalve beslissen tot hernummeren of hernoemen

Hernummeren

Het gaat er om dat het hernummeren plaatsvindt op basis van een oorzaak die niet valt te verwijten aan de rechthebbende op het object. Voorbeeld: het alsnog ambtshalve toekennen van een nummer aan een object dat is ontstaan na splitsing zonder dat daarvan melding is gemaakt door de rechthebbende op dat object, is gelegen in een oorzaak welke valt te verwijten aan die rechthebbende. Ook als hernummeren plaatsvindt op verzoek van een belanghebbende dienen de kosten voor rekening van de belanghebbende te blijven.

Hernoemen

Indien wordt besloten tot hernoemen, zal onze beslissing tot een tegemoetkoming niet gelegen zijn in een oorzaak welke verweten kan worden aan burgers of bedrijven. Bij het hernoemen speelt de vraag van verwijtbaarheid niet. Bij hernoemen zullen de kosten niet voor rekening van de rechthebbende van het object komen.

Tussen het besluit tot hernummeren of hernoemen en het daadwerkelijk uitvoeren daarvan dient voldoende tijd te liggen, zodat de bewoners en de bedrijven zich op de gewijzigde straatnaam of het veranderde huisnummer kunnen voorbereiden. Hoe langer deze periode is, hoe minder de gemeente gehouden is tot compenserende maatregelen.

Hoogte van de tegemoetkoming

Uit jurisprudentie blijkt dat alleen in die gevallen waarin een apert financieel nadeel wordt toegebracht een schadevergoeding verplicht is. Kosten die een niet apert financieel nadeel toebrengen worden gerekend tot het normaal maatschappelijk risico. Uit jurisprudentie blijkt evenwel niet welke kosten exact vergoed dienen te worden. Om redenen van behoorlijk bestuur wordt voorgesteld dat er door de gemeente Delft een gemaximeerde tegemoetkoming wordt gegeven aan particulieren en bedrijven in de kosten die aantoonbaar (met rekening) als gevolg van hernummering door de gemeente.

Op 21 december 1995 heeft de Raad van de gemeente Delft besloten om deze vergoeding te bepalen op maximaal f 50,- voor particulieren en maximaal f 800,- voor bedrijven. Daarbij is tevens besloten om die bedragen telkens per 1 januari van een nieuw jaar te indexeren. Dit heeft er inmiddels toe geleid dat de bedragen voor 2005 zijn vastgesteld op maximaal € 52,- voor burger en op maximaal

€ 831,- voor bedrijven. Overigens wordt onder bedrijven verstaan die bedrijven die staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel alsmede de vrije beroepen zoals artsen en advocaten. De kosten zullen ten laste komsten van de opbrengsten uit de opgelegde leges bij huisnummerbesluiten.

Artikel 4

Lid 1

Het eerste lid biedt de mogelijkheid nadere technische uitvoeringsvoorschriften te geven. De voorschriften zullen algemene eisen inhouden aangaande het te gebruiken materiaal en de maatvoering van het bord, maar ook eisen stellen aangaande de methode van nummering. Daartoe zullen de (opvolgers van de) normbladen NEN 1773 en 1774 en het Objectenhandboek basisregistraties adressen en gebouwen, (opvolgers van) versie 2009, van het Ministerie van VROM als leidraad dienen.

Lid 2

In de komende wetgeving op de basisregistraties adressen en gebouwen wordt aangegeven, dat het college houder is van de registraties. Hiermee wijst de wet het college aan als verantwoordelijke voor de wijze waarop de registraties worden opgezet, bijgehouden en beheerd. In het verlengde daarvan ligt tevens de verklaring waarom het college de aangewezen verantwoordelijke is voor de benoeming, afbakening en benaming van de binnen de gemeente gelegen registreerbare objecten.

Artikel 5

Lid 1

Het opleggen van verplichtingen, zoals vervat in deze verordening, heeft alleen zin wanneer ze ook kunnen worden afgedwongen zodra regels worden overtreden. Het is gebruikelijk aan lichte overtredingen een geldboete van de eerste categorie te verbinden. De hier gegeven strafbepaling staat een primaire keuze van bestuursdwang niet in de weg. De bestuursdwang geschiedt op basis van artikel 125 van de Gemeentewet. Hierin is begrepen het opleggen van dwangsommen.

Lid 2

De medewerkers van het vakteam Bouw- en woningtoezicht zijn aangewezen om op de naleving van de verordening toe te zien. Het voorbereiden van huisnummerbeschikkingen is een taak waarmee medewerkers van dat vakteam zijn belast. De controle op de naleving wordt dan ook aan de medewerkers van die afdeling overgelaten.

Artikel 6

Het principe van het benoemen van de openbare ruimte en het nummeren van verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen dateert al uit de vorige eeuw. In de loop der tijd hebben vele voorschriften gegolden. Het is niet zinvol bij de invoering van de verordening te eisen dat alle huisnummers in de gemeente dienen te worden aangepast aan de nieuwe uitvoeringsvoorschriften, zoals vervat in artikel 4. Nummers die onder het oude regime tot stand zijn gekomen blijven gehandhaafd. Het college heeft wel de mogelijkheid aanpassing van de nummers te eisen.

Lid 3

Hier wordt een periode van zes weken genoemd waarbinnen het oude en het nieuwe huisnummer naast elkaar kunnen worden gebruikt. Deze periode sluit aan bij de termijn waarbinnen bezwaar kan worden aangetekend alvorens het besluit onherroepelijk wordt.

Artikel 7

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 8

Omdat de verordening meer regelt dan alleen het toekennen van huisnummers is de officiële titel van de verordening nogal lang.

WIJZIGINGEN

Ten opzichte van de oude Verordening op de benoeming van openbare ruimte en de toekenning van huisnummers

Artikel 1

  • -

    Toegevoegd als lid c (leden hierna zijn opgeschoven): de definitie voor een pand, zoals opgenomen in het Objectenhandboek van het Ministerie van VROM

  • -

    Gewijzigd: voor de definitie voor een verblijfsobject is de definitie overgenomen zoals opgenomen in het Objectenhandboek van het Ministerie van VROM

  • -

    Gewijzigd: voor de definitie voor een ligplaats is de definitie overgenomen zoals opgenomen in het Objectenhandboek van het Ministerie van VROM

  • -

    Gewijzigd: voor de definitie voor een standplaats is de definitie overgenomen zoals opgenomen in het Objectenhandboek van het Ministerie van VROM

  • -

    Toegevoegd als lid j: de definitie van de afkorting Wet BAG

  • -

    Toegevoegd als lid k: verwijzing naar definities, zoals op genomen in de Wet BAG

Artikel 2

  • -

    toegevoegd onder lid 2 sub d: een coördinatieregel tussen aanvragen om bouw- of omgevingsvergunning en aanvragen om huisnummering als deze binnen de kaders van de Wet BAG vereist is.

  • -

    lid 4 toegevoegd, waarin bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot behandeltermijnen

Artikel 8

-Het jaartal in de aanduiding is aangepast

Voor het overige is de nummerverordening ongewijzigd gebleven.