Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang (Beleidsregels landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang regio DWO)

Geldend van 01-08-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang (Beleidsregels landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang regio DWO)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van centrumgemeente Delft,

  • b.

    regio: een regionaal samenwerkingsverband van gemeenten welke gezamenlijk zorgdragen voor maatschappelijke opvang in de betreffende regio,

  • c.

    maatschappelijke opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, niet zijnde personen die de thuissituatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld,

  • d.

    melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet,

  • e.

    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt,

  • f.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015,

  • g.

    woonplaats: de gemeente waarvan de cliënt het jaar voorafgaand aan de melding hoofdzakelijk is ingeschreven als ingezetene in de zin van de Wet basisregistratie personen.

Artikel 2. Doel en reikwijdte van deze beleidsregels

  • 1. De gemeente Delft is tot nader orde centrumgemeente maatschappelijke opvang voor de regio DWO, Delft Westland Oostland. Hieronder vallen de regiogemeenten Westland, Midden-Delfland en Pijnacker-Nootdorp. De regiogemeenten hebben Delft in het kader van de Wmo gemandateerd voor het ontvangen van meldingen, het doen van onderzoek en het bepalen van de toegang tot maatwerkvoorzieningen ten behoeve van maatschappelijke opvang.

  • 2. Doel van de maatschappelijke opvang is: onderdak en begeleiding bieden aan personen, die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht (met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk) te handhaven in de samenleving. Opvang wordt verstrekt door het college.

  • 3. Het beleid van de gemeente Delft is erop gericht om degenen die daarvoor in aanmerking komen passende, kortdurende maatschappelijke opvang te geven en hen via Delft Support te begeleiden naar zo groot mogelijke zelfredzaamheid.

  • 4. In het kader van de Participatiewet is de gemeente Delft verplicht om aan adreslozen met een bijstandsuitkering een briefadres te geven. De gemeente geeft hier ten behoeve van dak- en thuislozen vorm aan door middel van het beschikbaar stellen van een postadres voor daklozen bij de instelling voor maatschappelijke opvang. Dit postadres is tevens beschikbaar voor niet-uitkeringsgerechtigde daklozen.

  • 5. Maatschappelijke opvang is landelijk toegankelijk. Dit betekent dat elke dak- en thuisloze persoon zich in Delft kan aanmelden voor maatschappelijke opvang. Hierbij volgt de gemeente Delft de beleidsregels vanuit het convenant Landelijke Toegankelijkheid Maatschappelijke Opvang (februari 2019) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

  • 6. Deze beleidsregels beschrijven de gemeentelijke taken en verantwoordelijkheden voor het verschaffen van een postadres voor daklozen, de toegang tot maatschappelijke opvang en het begeleiden naar herstel/zelfredzaamheid.

Artikel 3. Melding en (eerste) opvang

  • 1. Een behoefte aan maatschappelijke opvang kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. In die situaties waarin direct maatschappelijke opvang noodzakelijk is, beslist het college onverwijld tot verstrekking van een voorziening maatschappelijke opvang in afwachting van de uitkomst van het in artikel 4 bedoelde onderzoek en aanvraag van de cliënt.

  • 3. Indien het college niet onverwijld maatschappelijke opvang kan bieden waar dit wel terstond noodzakelijk is, treft het college maatregelen om onverwijld op een andere wijze of in een andere gemeente of regio tijdig te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

Artikel 4. Onderzoek

  • 1. Het college vergewist zich met de cliënt wat de woonplaats was van de cliënt voor het ontstaan van dakloosheid.

  • 2. Indien het college vaststelt dat de cliënt, voor het ontstaan van dakloosheid, woonachtig was in een bepaalde gemeente of regio, niet zijnde regio DWO en hierover overeenstemming heeft met de bepaalde gemeente of regio kan het college de uitvoering van het onderzoek overlaten aan de bepaalde gemeente of regio, waarbij bij overdracht van eventuele informatie artikel 5 lid 4 van toepassing is.

  • 3. Indien het college de woonplaats van de cliënt voor het ontstaan van dakloosheid niet vaststelt of kan vaststellen, dan wel de uitvoering van het onderzoek niet wenst te laten uitvoeren door de gemeente of regio zoals bedoeld in lid 2 voert het college het onderzoek uit. Dit geldt ook indien het college niet tot overeenstemming komt met de in lid 2 bedoelde gemeente of regio.

  • 4. Indien het college het onderzoek zelf uitvoert, kan zij de in lid 2 bedoelde gemeente of regio verzoeken om informatie ten behoeve van het onderzoek aan te leveren.

  • 5. Het college onderzoekt in welke gemeente of regio een traject in de maatschappelijke opvang de grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van de cliënt.

  • 6. Het college betrekt bij dit onderzoek in elk geval de wens van de cliënt. Verder dient het college ook in elk geval bij het onderzoek te betrekken:

    • -

      of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt, en/of bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van de cliënt en/of lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten.

    • -

      of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt en/of actuele criminele activiteiten van de cliënt en/of maatregelen die opgelegd zijn aan de cliënt.

  • 7. Indien, gedurende het onderzoek, blijkt dat een traject in de maatschappelijke opvang mogelijk of waarschijnlijk in een andere gemeente of regio de grootste kans van slagen heeft, dan betrekt het college deze gemeente bij het onderzoek.

  • 8. Het onderzoek, zoals bedoeld in lid 3, wordt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen 2 weken uitgevoerd, tenzij er redenen zijn, buiten de invloed van het college, die dit onmogelijk maken.

  • 9. De uitkomsten van het onderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksverslag.

  • 10. Indien het college conform lid 2, de uitvoering van het onderzoek overgedragen heeft aan een bepaalde gemeente of regio, dan vergewist het college zich van de uitkomsten van het onderzoek.

Artikel 5. Overdracht van cliënt en cliëntgegevens

  • 1. Indien het college, op grond van het in artikel 4 lid 5 bedoelde onderzoek, van oordeel is dat de kans van slagen van een traject groter is in een andere gemeente of regio, dan neemt het college - in overleg met de cliënt - contact op met die andere gemeente of regio.

  • 2. Deelt de andere gemeente of regio het oordeel van het college, zoals bedoeld in lid 1, dan vindt de overdracht van de cliëntgegevens én de cliënt onverwijld plaats. Dit tenzij met de andere gemeente of regio wordt overeengekomen dat het bijdraagt aan de kans van slagen van een traject, dat deze overdracht later plaatsvindt.

  • 3. Tot aan het moment van daadwerkelijke overdracht van de cliënt blijft het college maatschappelijke opvang bieden, dan wel blijft het college andere maatregelen treffen om op een andere wijze te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

  • 4. Het college draagt bij de overdracht alle noodzakelijke informatie over de cliënt, waaronder het onderzoeksverslag, over aan de andere gemeente of regio, in overleg met de cliënt.

  • 5. Het college maakt met de andere gemeente of regio en de cliënt voorts concrete afspraken over:

    • -

      de datum van overdracht;

    • -

      welke aanbieder de cliënt maatschappelijke opvang, dan wel andere ondersteuning die in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang voorziet, zal bieden in de andere gemeente of regio;

    • -

      hoe het vervoer van de cliënt en eventuele reisbegeleiding plaatsvindt.

  • 6. Indien de cliënt weigert medewerking te verlenen aan de in lid 2 bedoelde overdracht, kan het college overgaan tot weigering van de aanvraag tot een voorziening maatschappelijke opvang.

Artikel 6. Verschil van mening tussen gemeenten

  • 1. Bij verschil van mening tussen het college en de andere gemeente of regio over de vraag welke gemeente of regio verantwoordelijk is voor het bieden van maatschappelijke opvang aan de cliënt spant het college zich maximaal in om tot een oplossing te komen.

  • 2. Indien het college én de andere gemeente of regio niet tot een oplossing komen, kan het college het geschil voorleggen aan de commissie geschillen landelijke toegankelijkheid.

  • 3. In afwachting van het oordeel van de in het tweede lid genoemde commissie blijft het college een voorziening maatschappelijke opvang bieden, dan wel op andere wijze voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

  • 4. Het college volgt in het geschil het oordeel van de in het tweede lid genoemde commissie.

Artikel 7. Postadres voor daklozen

  • 1. Indien het college, op grond van het in artikel 4 lid 5 bedoelde onderzoek, van oordeel is dat de kans van slagen van een traject het grootst is binnen centrumgemeente Delft, dan wordt een besluit toegekend waarmee schriftelijke toestemming is verkregen om voor 3 maanden gebruik te maken van een postadres voor daklozen bij de instelling voor maatschappelijke opvang en volgt inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie.

  • 1. De cliënt moet zich binnen 3 dagen na toestemming melden bij de maatschappelijke opvang, anders vervalt de toestemming.

  • 2. Iedere 3 maanden wordt gecontroleerd of de cliënt nog steeds aan de voorwaarden voldoet en is er een mogelijkheid om de inschrijving te verlengen.

  • 3. Voor degenen met een bijstandsuitkering voert het Daklozenloket de controle uit. Voor de overige wordt dit gedaan door de instelling voor maatschappelijke opvang.

  • 4. Wanneer betrokkene zijn post 4 weken niet komt ophalen volgt ambtshalve uitschrijving uit de gemeentelijke basisadministratie. Afhankelijk van de ernst van de situatie, kan betrokkene, na overleg met Delft Support, 3 maanden de toelating tot de maatschappelijke opvang worden ontzegd.

  • 5. Personen met een postadres voor daklozen zijn verplicht gebruik te maken van de nachtopvang.

  • 6. Wanneer blijkt dat een cliënt, die geen bijstandsuitkering ontvangt, op een adres van een particulier verblijft, wordt toestemming gegeven om dit als briefadres te gebruiken.

Artikel 8. Relatie met het gemeentelijk briefadres

Delftse burgers, die om verschillende redenen tijdelijk geen vast woonadres hebben, kunnen zich in laten schrijven op een briefadres in de gemeentelijke basisadministratie. De gemeente kan nader onderzoek doen naar de juistheid van de aangeleverde gegevens door de cliënt. Cliënten met dakloosheidsproblematiek worden verwezen naar het spreekuur voor dak- en thuislozen.

Artikel 9. Hersteltrajecten vanuit Delft Support

  • 1. Binnen Delft Support worden alle casussen van de dak- en thuislozendoelgroep behandeld door het team Wmo behalve:

  • 2. wanneer tijdens het invullen van het meldingsformulier blijkt, dat er sprake is van 6 of meer problemen op de benoemde leefgebieden. In dat geval komt de regie te liggen bij het Sociaal Team. Er wordt een afspraak ingepland bij het Sociaal Team;

    • -

      bij gezinnen met minderjarige kinderen. In dat geval komt de regie te liggen bij het Sociaal team. Het Sociaal Team wordt uitgenodigd om bij het Meldingsgesprek aanwezig te zijn;

    • -

      bij zwerfjongeren 18-27 jaar, die onder de Participatiewet vallen. In dat geval komt de regie te liggen bij de Jongerenacademie. De Jongerenacademie voert een intakegesprek in aansluiting op het Meldingsgesprek. De medewerker van de Jongerenacademie bepaalt of betrokken zwerfjongere toegeleid moet worden naar het Sociaal Team.

  • 3. Delft Support is verantwoordelijk voor verdere hulpvraagverheldering, het benoemen van een coach/casemanager en het maken van een plan van aanpak. Daarbij zijn de bestaande werkwijzen van de verschillende Delft Support onderdelen leidend. Begeleidingstrajecten voor daklozen omvatten in de meeste gevallen een opstartfase, een stabilisatiefase en een herstelfase.

  • 4. Zolang betrokkene gebruik maakt van de maatschappelijke opvang, vindt afstemming plaats met de aanbieder van maatschappelijke opvang.

  • 5. Het niet willen meewerken aan een begeleidings-/herstel traject kan leiden tot tijdelijke uitsluiting van maatschappelijke opvang en uitschrijving uit het postadres voor daklozen.

  • 6. Wanneer daklozen die rechtsreeks afkomstig zijn cq. zijn aangemeld vanuit een van de regiogemeenten DWO een hersteltraject volgen in Delft, wordt vanuit Delft Support contact gelegd met betreffende gemeente.

Artikel 10. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling. Dit doet het college als dat, gelet op alle omstandigheden voor betrokkene, dringend noodzakelijk is of wanneer als gevolg van jurisprudentie evident is, dat de gemeente een zorgplicht heeft.  

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 augustus 2019.

  • 2. De gemeente haalt deze regeling aan als ‘Beleidsregels landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang regio DWO’.

Ondertekening

Delft, 16-07-2019

Het college van burgemeester en wethouders van Delft,

, burgemeester

, secretaris