Regeling vervallen per 01-01-2020

Regeling variabele werktijden en verlof

Geldend van 17-02-2016 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Regeling variabele werktijden en verlof

Variabele werktijden en verlof, regeling (2015)

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a

    werkgever:de directeur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân, dan wel de daartoe (onder)gemandateerde leidinggevende;

  • b

    medewerker: de ambtenaar in de zin van de Arbeidsvoorwaardenregeling Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân, conform artikel 1:1 CAR-UWO;

  • c

    formele arbeidsduur:formele arbeidsduur waarvoor de medewerker is aangesteld, conform artikel 1:1 lid 1e CAR-UWO;

  • d

    feitelijke arbeidsduur:werkrooster (een- of tweewekelijks) met de arbeidsduur zoals die met de medewerker is afgesproken;

  • e

    jaarlijkse arbeidsduur:de naar jaarbasis herleide formele arbeidsduur per week, te corrigeren met lokale feestdagen en toegewezen leeftijdsverlof;

  • f

    volledige betrekking:een betrekking waarbij de arbeidsduur ten hoogste 1836 uur bedraagt en de formele arbeidsduur per week 36 uur bedraagt;

  • g

    dagvenster:de tijd waarbinnen de feitelijke arbeidsduur plaatsvindt van 07.00-22.00 uur.

  • h

    standaard regeling:werktijdenregeling waarbinnen de feitelijke arbeidsduur binnen het dagvenster met de medewerker wordt afgesproken.

  • i

    bijzondere regeling:werktijdenregeling waarbij de feitelijke arbeidsduur door de werkgever bepaald wordt.

  • j

    overwerk:werkzaamheden door de medewerker in dienstopdracht verricht buiten het dagvenster (standaardregeling) dan wel volgens de bepalingen van artikel 3:3 CAR-UWO (bijzondere regeling);

  • k

    werkdag:een dag waarop volgens werkrooster de medewerker arbeid verricht;

  • l

    bloktijd:afgebakende tijdstippen waarbinnen per (onderdeel van een) team wordt zorggedragen voor minimale benodigde bezetting;

  • m

    uurvergoeding:Het bruto-uurbedrag ter hoogte van 1/156 van het voor de werknemer geldende schaalbedrag zodra aanspraak op die uurvergoeding bestaat.

Artikel 2 Algemene bepalingen

Lid 1

Elke medewerker valt onder de standaardregeling, tenzij er geen overeenstemming bereikt kan worden over de feitelijke arbeidsduur. In dat geval geldt de bijzondere regeling.

Lid 2

Een door de werkgever verleende verlofdag bestaat uit 7,2 uren, gebaseerd op een gemiddelde werkweek voor een medewerker met een volledige betrekking van 36 uren per week. Voor medewerkers die geen volledige betrekking hebben, worden de verlofdagen bepaald naar rato van de formele arbeidsduur.

Lid 3

Voor elke medewerker worden de werktijden aan de hand van een werkrooster afgesproken op basis van de bereikbaarheid voor en de dienstverlening aan collega’s, cliënten, en samenwerkingspartners. Het werkrooster wordt zoveel mogelijk in overleg met de medewerker opgesteld. Afhankelijk van onder meer het werkaanbod en de minimale benodigde bezetting wordt het werkrooster aangepast.

Lid 4

Tweemaal per jaar bespreken leidinggevende en medewerker het werkrooster in relatie tot de planning van zijn werkzaamheden.

Lid 5

Elke medewerker is mede verantwoordelijk voor de ongestoorde voortgang van het werk en de dienstverlening aan burgers.

Lid 6

Om invulling te geven aan het in het derde lid gestelde, is de leidinggevende bevoegd per medewerker of groep van medewerkers om bepalingen uit deze regeling niet (geheel) van toepassing te laten zijn.

Artikel 3 Zon- en feestdagen

Lid 1

Geen arbeid wordt verricht op zaterdagen en zondagen, tenzij afwijken van deze regel noodzakelijk is vanwege het dienstbelang.

Lid 2

Geen werk wordt verricht op nieuwjaarsdag, de tweede Paasdag, de Hemel-vaartsdag, de tweede Pinksterdag, beide Kerstdagen en de dag waarop de verjaardag van de koning wordt gevierd.

Lid 3

Tevens wordt geen werk verricht op 5 mei (Bevrijdingsdag) en Goede Vrijdag.

Artikel 4 Vakantieverlof

Lid 1

Het jaarlijkse toegekende vakantieverlof voor elke medewerker met een volledige betrekking bedraagt 165,6 uren, bestaande uit het bij CAR-UWO vastgestelde verlof van 158,4 uren verhoogd met door de Dienst toegekende extra verlof van 7,2 uren.

Lid 2

Aan elke medewerker met een volledige betrekking wordt daarnaast jaarlijks een extra verlofdag van 7,2 uren toegekend wegens mogelijkheid tot deelname aan een voor hem betreffende lokale feestdag.

Lid 3

Het vakantieverlof wordt verhoogd, afhankelijk van de leeftijd die de medewerker in het desbetreffende kalenderjaar bereikt, overeenkomstig de hierna volgende tabel.

Leeftijd

Verhoging

18 jaar en jonger

21,6 uur

19 jaar

14,4 uur

20 jaar

7,2 uur

van 30 tot en met 39 jaar

7,2 uur

van 40 tot en met 44 jaar

14,4 uur

van 45 tot en met 49 jaar

21,6 uur

van 50 tot en met 54 jaar

28,8 uur

van 55 tot en met 59 jaar

36 uur

van 60 jaar en ouder

43,2 uur

Lid 4

De medewerker mag in elk kalenderjaar vóór 1 november een verzoek indienen tot het onder voorwaarden kopen, verkopen of ruilen van vakantieverlof tegen door de werkgever bepaalde doelen. Voor de uitvoering hiervan wordt verwezen naar artikel 4a CAR-UWO.

Artikel 4a Vervallen en verjaren van verlof

Lid 1

Het jaarlijkse wettelijk verlof, 144 uren voor een medewerker met een volledige betrekking, heeft een vervaltermijn van 12 maanden na afloop van dat kalenderjaar, tenzij de medewerker dit verlof niet heeft kunnen opnemen wegens medische redenen of dienstbelang.

Lid 2

Het jaarlijkse bovenwettelijke verlof, ofwel al het verlof dat boven 144 uur aan een medewerker met een volledige betrekking wordt toegekend, kent een verjaringstermijn van 60 maanden na afloop van dat kalenderjaar.

Lid 3

Het bovenwettelijk verlof bestaat uit het verlof dat is toegekend op basis van artikel 4 van deze regeling in lid 1 (14,4 uren o.b.v. CAR-UWO en 7,2 uren extra verlof), 2 (lokale feestdag) en 3 (verlof o.b.v. leeftijd).

Lid 4

Bij de vastlegging en registratie van verlof wordt alleen onderscheid gemaakt tussen wettelijk verlof en bovenwettelijk verlof.

Lid 5

Ter uitwerking van de artikelen 6:2a en 6:2b CAR-UWO is afgesproken dat alle verlof dat resteert uit 2014 wordt beschouwd als bovenwettelijk verlof. Leidinggevende en medewerker maken afspraken om dit saldo verlof zo snel mogelijk op te nemen en betrekken dit bij de werkplanning.

Lid 6

Studieverlof wordt jaarlijks toegekend en vervalt indien niet is opgenomen, tenzij de medewerker gegronde reden aanvoert en leidinggevende met het opschuiven van de vervaltermijn akkoord gaat.

Lid 7

Bij afboeking van een verlofaanvraag wordt het oudste wettelijke verlof als eerste afgeboekt en voorts het oudste bovenwettelijke verlof, tenzij medewerker en leidinggevende anders overeenkomen.

Lid 8

Voor 1 oktober wordt aan leidinggevenden een overzicht verstrekt met het saldo verlof van de medewerkers. Leidinggevende en medewerker kunnen (aanvullende) afspraken maken voor opname van dit verlof.

Artikel 5 Verplicht verlof/brugdagen

Lid 1

De werkgever kan dagen vaststellen waarop de medewerker verplicht is verlof op te nemen (brugdagen).

Lid 2

De werkgever kan maximaal vier brugdagen per kalenderjaar aanwijzen.

Lid 3

Aanwijzing van brugdagen vindt pas plaats na overleg met de Ondernemingsraad.

Artikel 6 Opname vakantieverlof

Lid 1

Elke medewerker dient het aan hem toegekende vakantieverlof jaarlijks op te nemen zoals de werkgever elke medewerker in staat moet stellen de vakantie ook daadwerkelijk op te nemen. *

Lid 2

Opname van het vakantieverlof is mogelijk na toestemming van de werkgever.

Lid 3

De medewerker dient per kalenderjaar de vakantie voor 1 februari aan te vragen bij de leidinggevende. Indien de medewerker de vakantie aanvraagt na 1 februari, dan wordt de toestemming mede gebaseerd op de reeds aan collega’s toegekende vakantie.

Lid 4

Opname van kortdurende vakantie (snipperuren of -dagen) is mogelijk na overleg met de leidinggevende en op basis van het in deze regeling bepaalde.

Artikel 7 Overige vormen van verlof

Lid 1

Ziek geworden in de vakantie Indien de medewerker in de vakantie ziek is geworden, worden vakantiedagen als niet verleend beschouwd, indien de medewerker:

  • a

    zich ziek heeft gemeld bij zijn leidinggevende en

  • b

    aannemelijk kan maken middels een verklaring van een arts ter plaat se, dat hij, indien hem geen vakantie was verleend, op die dag verhinderd zou zijn geweest zijn betrekking te vervullen.

Lid 2

Opname vakantie tijdens ziekte* Bij een verzoek voor opname van vakantie terwijl de medewerker ziek is dient toestemming van de leidinggevende en de bedrijfsarts te worden verkregen. De vakantie dient in het belang van het herstel te zijn, dan wel het herstel niet in de weg te staan. Indien geen toestemming wordt gegeven, wordt geen vakantie verleend.

Lid 3

Bezoek artsen en medisch specialisten* Bezoek aan (huis)arts, tandarts of specialist e.d. komt in principe voor eigen rekening van de medewerker. De medewerker dient het bezoek zo veel mogelijk te regelen in eigen tijd. Hierbij is het toegestaan af te wijken van het werkrooster en/of gebruik te maken van variabele werktijden. Alleen in het geval hiervan geen gebruik kan worden gemaakt, kan na toestemming van de leidinggevende een afwijkende afspraak worden gemaakt.

Lid 4

Huwelijk/geregistreerd partnerschap*De medewerker krijgt op de dag dat zijn of haar huwelijk of geregistreerd partnerschap wordt voltrokken een dag buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging, conform artikel 6:4:1 CAR-UWO.

Lid 5

Calamiteiten- en kort verzuimverlof, kortdurend zorgverlof, langdurend zorgverlof, zwangerschaps- en bevallingsverlof, kraamverlof, ouderschapsverlof en adoptieverlofVoor opname van dergelijk verlof wordt verwezen naar hoofdstuk 6 van CAR-UWO. Voor wat betreft kort verzuimverlof bij overlijden van huisgenoten, bloed- en aanverwanten gelden de volgende aantal verlofdagen. Onder de eerste graad vallen de echtgenoot/geregistreerd partner, ouders, pleegouders, stiefouders, schoon-ouders, kinderen, pleegkinderen, stief- en aangehuwde kinderen. Hiervoor staan vier werkdagen.Onder de tweede graad vallen bloed- en aanverwanten. Namelijk de grootouders, broer/zuster/zwager schoonzuster en kleinkinderen. Hiervoor staan twee werkdagen. Wanneer de werknemer belast is met de regeling van de begrafenis en/of nalatenschap, wordt hier vier werkdagen verlof voor verleend. Dit verlof dient binnen een periode van zeven kalenderdagen te worden opgenomen.

Lid 6

Levensloopverlof en onbetaald verlof Voor opname van levensloopverlof wordt verwezen naar de bepalingen omtrent deelname aan deze regeling alsmede hoofdstuk 6a van CAR-UWO. Voor opname van onbetaald verlof wordt verwezen naar artikel 6:9 CAR-UWO.

Artikel 8 Arbeidsduur en werkrooster

Lid 1

In overleg wordt tussen leidinggevende en medewerker het werkrooster afgesproken op basis van de planning zoals bedoeld in artikel 2 lid 3 en 4 van deze regeling.

Lid 2

Een medewerker met een salarisschaal beneden schaal 10 mag op een (werk)dag waarop cursus of scholing wordt gevolgd maximaal 9 uren registreren, niet zijnde overwerk, conform het bepaalde in de regeling Studiefaciliteiten.

Lid 3

Een afgesproken werkdag begint voor elke medewerker uiterlijk 09.00 uur ’s ochtends.

Lid 4

De bloktijd wordt bepaald van 09.00 uur tot 12.00 uur en van 14.00 uur tot 16.00 uur (op vrijdag tot 15.00 uur).

Lid 5

De medewerker heeft recht op pauze na maximaal 5,5 uren arbeid. De minimumduur van de pauze is dertig minuten.

Lid 6

De medewerker wordt in de gelegenheid gesteld zijn middagpauze variabel op te nemen na de bloktijd.

Lid 7

De medewerker is verantwoordelijk voor de juiste invoer van gewerkte uren (uren-verantwoording), ziekte en verlof in het daarvoor aangewezen systeem.

Artikel 9 Variabele werktijden

Lid 1

Met inachtneming van hetgeen in deze regeling is bepaald, is het mogelijk om op variabele tijden te beginnen en te eindigen met het werk.

Lid 2

De mogelijkheid tot variabel werken mag niet worden gebruikt om structureel af te wijken van de tussen hem en leidinggevende gemaakte afspraken.

Lid 3

Werktijden zijn mede afhankelijk van de openstelling van het gebouw waarin de medewerker zijn werkzaamheden verricht.

Lid 4

Alleen in incidentele gevallen mag per dag maximaal 11 uren worden gewerkt en per week maximaal 50 uren.

Artikel 10a Registratie bijzondere werktijden

Lid 1

Personeelsdag (PV-dag) De medewerker die lid is van de personeelsvereniging en deelneemt aan de jaarlijkse dagactiviteit, mag alléén in het geval het voor hem een reguliere werkdag betreft, hiervoor maximaal de roostertijd van die werkdag registreren.

Lid 2

Dienstactiviteiten* Hieronder worden alle activiteiten verstaan die door de Dienst of team worden georganiseerd. De tijd van de activiteit wordt beschouwd als werktijd. Op de dag van de activiteit mag echter maximaal de roostertijd van die werkdag worden geregi-streerd.

Lid 3

Teamactiviteit/teamuitje* Hieronder worden activiteiten ten behoeve van de bevordering van teambuilding verstaan. De tijd van de activiteit betreft geen werktijd. Uitsluitend medewerkers die volgens rooster op die dag werkzaam zijn, schrijven maximaal de roostertijd van die werkdag.

Artikel 11 Overwerk/ Buitendagvenstervergoeding

Lid 1

Van overwerk is sprake indien hiertoe van tevoren door de leidinggevende expliciet opdracht is gegeven, het overwerk een incidenteel karakter heeft en het overwerk buiten het dagvenster valt (standaardregeling) of buiten het werkrooster (bijzondere regeling).

Lid 2

Voor medewerkers die vallen onder de bijzondere regeling geldt voor overwerk de bepalingen zoals gesteld in CAR-UWO artikel 3:18. De medewerker dient uiterlijk in de daaropvolgende maand het overwerk te declareren via het daartoe bestemde formulier.

Lid 3

Indien wegens dienstbelang de medewerker van de leidinggevende de opdracht krijgt om werk te verrichten buiten het dagvenster, dan ontvangt hij daarvoor naast compensatie in verlof (per gewerkt uur geldt een uur verlof) een financiële vergoeding. Deze financiële vergoeding, de buitendagvenstervergoeding, is een percentage van het uurloon zoals omschreven in CAR-UWO artikel 3:12 lid 2 en dient uiterlijk in de daaropvolgende maand gedeclareerd te worden door de medewerker via het daartoe bestemde formulier.

Lid 4

Dit artikel is niet van toepassing op medewerkers met schaal 11 of hoger.

Artikel 12 Overschrijding van de arbeidsduur

Lid 1

Van overschrijding van de arbeidsduur is alleen sprake als dit op voorhand bij de planning van de werkzaamheden is afgesproken tussen medewerker en leidinggevende of wanneer dit vooraf door de medewerker is verzocht. Indien blijkt dat de planning van de werkzaamheden (zoals bedoeld in artikel 2 lid 3 en 4 van deze regeling) leidt tot een onvermijdelijke overschrijding van de arbeidsduur, dan wordt de overschrijding en voorts de omvang daarvan door de leidinggevende vastgesteld. Alleen indien de overschrijding door de leidinggevende is vastgesteld ontvangt de medewerker per overschreden uur een uurvergoeding of een uur vakantieverlof, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:2 lid 7 CAR-UWO.

Lid 2

Ook de medewerker kan verzoeken tot een overschrijding van de arbeidsduur in een kalenderjaar tot een maximum van 50,4 uren per jaar voor een medewerker met een volledige betrekking. Per overschreden uur ontvangt de medewerker een uurvergoeding of een uur vakantieverlof, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:2 lid 3 CAR-UWO.

Lid 3

De medewerker kan het verzoek als bedoeld in het vorige lid voor 1 november voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar bij de werkgever indienen.

Artikel 13 Evaluatie en handhaving

Lid 1

De controle op de juiste naleving van deze regeling berust bij de leidinggevende.

Lid 2

Het bevoegd gezag kan een medewerker die bewust en in strijd handelt met het bepaalde in deze regeling een sanctie opleggen in de vorm van een disciplinaire straf, zoals bepaald in artikel 16:1:2 CAR-UWO.

Lid 3

Jaarlijks evalueren de werkgever en de OR de regels en afspraken over werktijden. Hiertoe kan de OR verbetervoorstellen aan werkgever doen.

Artikel 14 Hardheidsclausule

In gevallen waarin deze regeling dan wel het daarover bepaalde in de hoofdstukken 3, 4, 6 en 7 van CAR-UWO niet of niet in redelijkheid voorziet, kan naar oordeel van het bevoegde gezag in individuele gevallen of ten aanzien van een aan te wijzen groep van medewerkers afgeweken worden van deze regeling.

Artikel 15 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als de “Regeling variabele werktijden en verlof” en treedt in werking op 1 januari 2015. De Regeling variabele werktijden en verlof uit 2014 wordt hierbij ingetrokken.


Noot
*

Voortvloeiend uit bepaling over minimum vakantie (artikel 4a:1 lid 2 CAR UWO) die bedoeld is voor recuperatie.

Noot
*

Afschrijving van vakantiedagen is geregeld in CAR-UWO en het Ziekteverzuimprotocol.

Noot
*

Als doorverwijzing naar de 2e lijns-gezondheidszorg noodzakelijk is en dit bezoek niet buiten de reguliere werktijden van de medewerker kan worden ingepland, kan de medewerker de tijd, die dit bezoek heeft gekost, als buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verantwoorden. De 2e lijns-gezondheidszorg wordt gevormd door hulpverleners die slechts na verwijzing kunnen worden geconsulteerd. Bijvoorbeeld een gespecialiseerd arts waarnaar de huisarts doorverwijst.

Noot
*

Voor ondertrouw geldt geen bijzonder verlof.

Noot
*

Dienstactiviteiten zijn activiteiten t.b.v. alle medewerkers: communicatiedagen, nieuwjaarsbijeenkomst en eindejaarsbijeenkomst. Voorbeeld: eindejaarsbijeenkomst die tot 21.30 uur duurt. Is men die dag normaliter ingeroosterd tot 17.30, mag tot uiterlijk die tijd worden geschreven. Daarna is het eigen tijd.

Noot
*

Dit zijn activiteiten die vaak op de middag beginnen en doorgaan na werktijd. Het deel op de middag mag worden geregistreerd tot het maximum van de roostertijd die dag. Daarna is het eigen tijd.