Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Dinkelland houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing Verordening afvalstoffenheffing 2019

Geldend van 22-12-2018 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Dinkelland houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing Verordening afvalstoffenheffing 2019

De raad van de gemeente Dinkelland,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 november 2018

gelet op het advies van de raadscommissie van 11 december 2018;

gelet op het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

besluit:

vast te stellen de navolgende

Verordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

  • b.

    G.F.T.-afval: groente-, fruit- en tuinafval;

  • c.

    P.M.D: plastic, metalen en drankkartons;

  • d.

    restafval: huishoudelijk afval niet zijnde G.F.T.-afval en niet zijnde P.M.D;

  • e.

    minicontainer: de vanwege de gemeente uitgezette ophaalbakken, met verschillende volumes;

  • f.

    verzamelcontainer: de vanwege de gemeente geplaatste containers, die kunnen worden ontsloten door middel van chipkaarten.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en in de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene, die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 5 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar geheven wordt, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffen

  • 1. De belasting als bedoeld in de hoofdstukken 1 en 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag waarop de verschuldigde belasting is vermeld.

  • 2. Per belastbaar feit kan afzonderlijk worden geheven.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting, als bedoeld in hoofdstuk 2 onderdeel 2.1 van de tarieventabel, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. De belasting, als bedoeld in hoofdstuk 2 onderdelen 2.2 en 2.3 van de tarieventabel, is verschuldigd na afloop van het belastingjaar of, zo dit eerder is, na beëindiging van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting als bedoeld in hoofdstuk 2 onderdeel 2.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als bedoeld in hoofdstuk 2 onderdeel 2.1 van de tarieventabel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt:

    • a.

      in het geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag van de aanslag daarvan meer is dan € 100,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen, telkens een maand later;

    • b.

      in het geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag van de aanslag daarvan minder is dan € 100,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen, telkens een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De verordening afvalstoffenheffing 2018 van 19 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als de "Verordening afvalstoffenheffing 2019".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2018.

De raadsgriffier,

mr. O.J.R.J. Huitema

De voorzitter

MPM, J.G.J. Joosten

Bijlage 1 Tarieventabel, behorende bij de Verordening afvalstoffenheffing 2019

Hoofdstuk 1: Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting

indien deze verschuldigd zijn.

Hoofdstuk 2: Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

2.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

88,00

2.2

Onverminderd het bepaalde in 2.1 bedraagt de

belasting per aanbieding van een mini-container

t.b.v. restafval bij een containervolume van:

2.2.1

240 liter

10,60

2.2.2

140 liter

6,50

2.3

Onverminderd het bepaalde in 2.1 bedraagt de belasting

voor het aanbieden van afval bij een verzamelcontainer:

2.3.1

per aanbieding in een bovengrondse container

0,85

2.3.2

per aanbieding in een ondergrondse container

1,80

Behorende bij het raadsbesluit van 18 december 2018.

De griffier van de gemeente Dinkelland,

mr. O.J.R.J. Huitema