Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen

Geldend van 01-03-2010 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen

De RAAD van de gemeente Dordrecht;

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 3 oktober 2006, Nr. SO/2006/5544;

gelet op artikel 216 en artikel 225 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende

VERORDENING op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen

Afdeling I BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.

college:

het college van Burgemeester en Wethouders van Dordrecht;

b.

RVV 1990:

het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990 (Staatsblad 1990, 459);

c.

WVW 1994:

de Wegenverkeerswet van 21 april 1994 (Staatsblad 1994, 475);

d.

kentekenregister:

het register betreffende opgegeven kentekens, bedoeld in artikel 42 van de Wegenverkeerswet 1994;

e.

motorvoertuig:

hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

voertuig:

hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

f.

parkeren:

het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

g.

houder:

degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het kentekenregister als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

h.

parkeerapparatuur:

parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van persoonlijke parkeermeters en verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

i.

parkeerapparatuurplaats:

een parkeerplaats ten aanzien waarvan het parkeren wordt geregeld door parkeerapparatuur;

j.

vergunninghoudersplaats:

een parkeerplaats die:

1.

is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990; of

2.

gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

k.

vergunning:

een door het college op grond van de geldende Parkeerverordening verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerplaatsen;

l.

vergunninghouder:

de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

m.

vergunningbewijs:

het schriftelijke bewijsstuk van de vergunning dat aan de vergunninghouder wordt verstrekt nadat hij de verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan;

n.

bewonersvergunning:

een vergunning, afgegeven op kenteken, bestemd voor bewoners uit de gebieden waar vergunninghoudersplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

o.

zakelijke vergunning

een vergunning, afgegeven op naam, bestemd voor bedrijven uit de gebieden waar vergunninghoudersplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

p.

beperkte zakelijke vergunning:

een zakelijke vergunning die geldig is van maandag tot en met vrijdag van 9.00 tot 19.00 uur;

q.

onbeperkte zakelijke vergunning:

een zakelijke vergunning die geldig is voor de gehele week gedurende de periode van 9.00 tot 22.00 uur;

r.

autodatevergunning:

een vergunning, afgegeven op naam, bestemd voor een aanbieder van autodate voor gebruik op een autodatestandplaats;

s.

autodatestandplaats:

een vergunninghoudersplaats, niet zijnde parkeerapparatuurplaats, die is aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodate en is aangeduid met bord E9 uit bijlage l van het RVV 1990 en een onderbord met de vermelding 'autodate';

t.

dienstenvergunning:

een vergunning, afgegeven op kenteken, bestemd voor een in de gezondheidszorg werkzame persoon voor gebruik op diens dienstenparkeerplaats;

u.

dienstenparkeerplaats:

een vergunninghoudersplaats, niet zijnde parkeerapparatuurplaats, die is aangewezen voor de houder van een dienstenvergunning en is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 en een onderbord met het kenteken van het gebruikte motorvoertuig;

v.

bezoekersvergunning:

een tijdelijke vergunning, in de vorm van een kraskaart, die geldt voor drie uur parkeren, voor bewoners van door het college aan te wijzen gebieden en te gebruiken door bezoekers van deze bewoners op voor vergunninghouders bestemde parkeerplaatsen;

w.

parkeergelegenheid op eigen terrein(poet):

een parkeerplaats op eigen terrein of in een garage waarover de aanvrager kan beschikken op grond van eigendom, erfpacht, huur of ingebruikgeving of parkeerplaats(en) welke de aanvrager kan huren of kopen in een garage of op een open perceel grond waarvan in de bouwvergunning, een huur- of koopovereenkomst of de erfpachtvoorwaarden is vastgelegd dat deze is bedoeld als parkeergelegenheid voor het adres van de aanvrager of parkeerplaats(en) opgenomen in het door het college vastgestelde poet-overzicht;

x.

algemene gehandicaptenparkeerplaats:

een parkeerplaats die is aangeduid met bord E6 uit bijlage I van het RVV 1990;

y.

dagkaart:

een op vergunninghoudersplaatsen in het vergunninghoudersgebied in het kernwinkelgebied aan te schaffen kaart met een aaneengesloten parkeertijd van 24 uur.

Afdeling II PARKEERBELASTINGEN

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • 1.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • 2.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

  • 3. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, eerste lid, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • 1e)

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • 2e)

        indien blijkt dat een ander in het register van opgegeven kentekens had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt niet geheven van degene die op grond van het derde lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel en gebiedsaanduiding.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, tweede lid, is verschuldigd bij de aanvang van het tijdvak waarvoor het vergunningbewijs geldig is.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, voor het parkeren met gebruikmaking van parkeerapparatuur, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, voor het parkeren anders dan met gebruikmaking van parkeerapparatuur, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte, door middel van een gedagtekende nota, en moet worden betaald terstond na de aanbieding van deze nota.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald voor of bij de aanvang van het tijdvak waarvoor het vergunningbewijs geldig is.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

  • 5. Voor zover voor het voldoen van parkeerbelasting een schriftelijk bewijs wordt afgegeven, wordt dit bewijs, met de tijdsaanduiding duidelijk leesbaar, direct achter de voorruit van het voertuig zichtbaar aangebracht.

  • 6. Voor zover voor het voldoen van parkeerbelasting gebruik wordt gemaakt van een persoonlijke parkeermeter wordt deze parkeermeter, met de tijdsaanduiding duidelijk leesbaar, direct achter de voorruit van het voertuig zichtbaar aangebracht.

  • 7. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de gestelde voorschriften als voldoening op aangifte aangemerkt.

Artikel 7 Ontheffing van parkeerbelasting

  • 1. Indien een bewonersvergunning of zakelijke vergunning op verzoek van de vergunninghouder wordt ingetrokken, wordt op aanvraag ontheffing van parkeerbelasting verleend over de nog niet ingetreden volle kalendermaanden waarop de vergunning betrekking heeft.

  • 2. Ontheffing van parkeerbelasting wordt niet verleend indien het bedrag waarvoor ontheffing wordt gevraagd daarvan minder zou bedragen dan € 12,50.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag terzake van de belasting bedoeld in artikel 2, lid 1, kan aan het voertuig een wielklem worden aangebracht met het oogmerk te verhinderen dat het voertuig wordt weggereden.

  • 2. Het college kan bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aanwijzen waar de wielklem mag worden toegepast.

  • 3. Indien na het aanbrengen van de wielklem vierentwintig uren zijn verstreken zonder dat betaling heeft plaatsgevonden van de kosten van de naheffingsaanslag alsmede van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem, kan het voertuig naar een, door de met de heffing van parkeerbelastingen belaste, in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar, aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de belasting als bedoeld in artikel 2 wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van parkeerbelastingen.

Afdeling III OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De Verordening parkeerbelastingen 2001 van 11 september 2001, en sindsdien gewijzigd bij besluiten van 6 november 2001, 9 juli 2002, 6 januari 2004 wordt ingetrokken, met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang en met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2007.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen Dordrecht".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 december 2006.

De griffier

De voorzitter

BIJLAGE I TARIEVENTABEL

behorende bij de "Verordening parkeerbelasting Dordrecht"

A. Tarief van belasting als bedoeld in artikel 2, eerste lid

A1.

Het uurtarief voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen bedraagt:

in tariefzone 1:

€ 2,20

in tariefzone 2:

€ 1,40

in tariefzone 3:

€ 1,20

in tariefzone 4 (Gezondheidspark):

€ 1,20

A2.

Het uurtarief voor het parkeren met een gehandicaptenparkeerkaart is gelijk aan het tarief van tariefzone 3, en bedraagt daarmee in zowel tariefzone

1, 2, 3 als 4 (Gezondheidspark)

€ 1,20

A3.

Het dagkaarttarief tarief voor het parkeren op vergunninghoudersplaatsen bedraagt:

In tariefzone 1:

€ 20,00

De gebiedsaanduiding voor tariefzone 1, 2, 3 en 4 (Gezondheidspark) is opgenomen in de bijlage "Gebiedsaanduiding Tariefzones".

B. Tarief van belasting als bedoeld in artikel 2, tweede lid

B1.

Het tarief voor een bewonersvergunning bedraagt per halfjaar

-

wanneer dit de eerste bewonersvergunning van de zelfstandige woonruimte is:

€ 68,40

-

wanneer dit de tweede bewonersvergunning van de zelfstandige woonruimte is:

€ 93,30

-

wanneer de bewoner van de zelfstandige woonruimte over parkeergelegenheid op eigen terrein kan beschikken:

€ 68,40

B2.

Het tarief voor een zakelijke vergunning bedraagt per halfjaar:

-

voor een onbeperkte zakelijke vergunning:

€ 310,80

-

voor een beperkte zakelijke vergunning, wanneer dit de eerste vergunning van het bedrijf is:

€ 155,40

-

voor een beperkte zakelijke vergunning, wanneer dit de tweede vergunning van het bedrijf is:

€ 186,60

-

voor een beperkte zakelijke vergunning, wanneer het bedrijf over parkeergelegenheid op eigen terrein kan beschikken:

€ 155,40

B3.

Het tarief voor een autodatevergunning bedraagt per halfjaar per autodatestandplaats.:

€ 310,80

B4.

Het tarief voor een dienstenvergunning bedraagt per halfjaar:

€ 310,80

B5.

Het tarief voor een bezoekersvergunning bedraagt:

per set van 10 vergunningen.

€ 10,40

per set van 15 vergunningen

€ 15,60

C. Kosten nieuwe vergunning

C1.

De kosten voor het op enig moment in het belastingjaar overschrijven van een vergunning op een ander kenteken bedragen:

€ 7,50.

C2.

De kosten voor het op enig moment in het belastingjaar verstrekken van een duplicaat vergunning ten gevolge van verlies of diefstal bedragen:

€ 25,00.

D. Kosten naheffingsaanslag, wielklem en wegslepen

D1.

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedragen:

€ 51,00.

D2.

De kosten van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem bedragen:

€ 110,00.

D3.

De kosten voor het overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats bedragen:

€ 220,00.

D4.

De kosten van het bewaren van een voertuig bedragen per etmaal of gedeelte daarvan:

€ 21,00.

D5.

Indien de wegsleepactie is gestart en het wegsleepbedrijf is opgeroepen, maar het voertuig is verplaatst voordat tot de overbrenging is overgegaan, bedragen de kosten:

€ 110,00.

Bijlage II behorende bij de “Verordening parkeerbelastingen Dordrecht"

GEBIEDSAANDUIDING TARIEFZONES

Tariefzones 1, 2 en 3: Binnenstad en schil

afbeelding binnen de regeling

Tariefszone 4 (Gezondheidspark): € 1,20/u ma - za 09.00u – 22.00u

  • -

    Overkampweg

  • -

    Karel Lotsyweg

  • -

    Amnesty Internationalweg

  • -

    Oudendijk

afbeelding binnen de regeling