Regeling vervallen per 01-01-2022

Nadere regels Jeugdhulp Dordrecht

Geldend van 25-07-2019 t/m 31-12-2021

Intitulé

Nadere regels Jeugdhulp Dordrecht

Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT;

gezien het voorstel d.d. 5 april 2019 inzake het vaststellen van Verordening Jeugdhulp Dordrecht;

gelet op de artikelen 2 lid 5, 4 lid 3, 5 lid 6, 7 lid 5, 16 lid 4 van de Verordening Jeugdhulp Dordrecht;

B E S L U I T :

1. vast te stellen de navolgende

Nadere regels ter uitvoering van de Verordening Jeugdhulp Dordrecht

Artikel 1 Nadere invulling van jeugdhulpvoorzieningen

  • 1.

    Jeugdhulp in het buitenland kan alleen aan de jeugdige worden toegekend indien de betreffende jeugdhulpaanbieder gecontracteerd is om jeugdhulp te bieden aan jeugdigen uit de regio Zuid-Holland Zuid.

  • 2.

    Indien de jeugdige of zijn ouder instemmen met het onderzoek en advies van Stichting Jeugdteams, zoals verwoord in het actieplan en met in acht name van artikel 7. Lid 3 van de Verordening Jeugdhulp, wordt jeugdhulp, geleverd in Zorg in Natura, in de vorm van een zorgprofiel beschikt.

Artikel 2 Vervoersvoorziening

  • 1.

    Een vervoersvoorziening wordt alleen verstrekt aan de jeugdige, zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet.

  • 2.

    Een vervoersvoorziening wordt alleen verstrekt ten behoeve van het vervoer van de jeugdige naar en van de locatie waar de jeugdhulp plaatsvindt.

  • 3.

    Het toekennen van een vervoersvoorziening geschiedt alleen aan de jeugdige wanneer aantoonbaar is gemaakt dat er een noodzaak bestaat het tot inzetten van deze voorziening en dat bij gebrek aan deze voorziening de toegang tot jeugdhulp wordt onthouden.

    De noodzaak van een vervoersvoorziening wordt aannemelijk gemaakt indien:

    • a.

      sprake is van een vervoersprobleem; en

    • b.

      aantoonbaar is gebleken dat op eigen kracht of met hulp van ouders of andere personen uit de naaste omgeving geen oplossing voor het vervoersprobleem kan worden gevonden; en

    • c.

      geen oplossing gevonden kan worden voor het vervoersprobleem door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening; en

    • d.

      sprake is van een medische noodzaak, omdat de jeugdige indien gebruik gemaakt van het openbaar vervoer of eigen vervoer, een beperking heeft met lopen, instappen of staan of indien er sprake is van desoriëntatie; of

    • e.

      sprake is van beperkingen in de zelfredzaamheid, omdat:

      • 1.

        de leeftijd van de jeugdige het niet toe laat zelfstandig te reizen met openbaar vervoer, nadat is aangetoond dat ouders of andere personen in de naaste omgeving niet in staat kunnen worden geacht om zorg te dragen voor begeleiding, zoals bedoeld in artikel 10; of

      • 2.

        sprake is van ernstige gedragsproblemen welke reizen in het openbaar vervoer of eigen vervoer onmogelijk maken; of

      • 3.

        andere redenen van niet-medische aard, die het zelfstandig of onder begeleiding reizen in het openbaar vervoer of eigen vervoer onmogelijk maken.

    • f.

      door een deskundige de medische beperkingen of beperkende omstandigheden bij de jeugdige die individueel vervoer vereisen, zijn vastgesteld;

    • g.

      de jeugdige of diens vertegenwoordiger medewerking hebben verleend aan het college om aantoonbaar te maken dat er sprake is van een medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid.

    • h.

      Onder geen enkele omstandigheid het ontbreken van financiële draagkracht van de ouder ten behoeve van de vervoerskosten wordt beschouwd als een beperking in de zelfredzaamheid.

  • 4.

    De vaststelling van de noodzaak van een vervoersvoorziening, zoals gesteld in lid 3 van dit artikel, wordt uitgevoerd door de jeugdprofessionals van de Stichting Jeugdteams of de Gecertificeerde Instelling.

  • 5.

    De jeugdprofessional legt de noodzaak tot inzet van de vervoersvoorziening bij een vorm van jeugdhulp vast in het actieplan, zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening Jeugdhulp Dordrecht.

  • 6.

    De aanvraag voor een vervoersvoorziening wordt gedaan door middel van een ondertekend aanvraagformulier vervoer.

  • 7.

    De adressen en tijden, die door de jeugdige of zijn ouder worden aangegeven op het ondertekende aanvraagformulier vervoer, worden gebruikt voor de planning van het vervoer. Incidentele wijzigingen van deze adressen en tijden zijn in principe niet mogelijk, onder incidentele wijzigingen worden verstaan: eenmalig vervoer van of naar een andere locatie of eenmalig andere vervoerstijden; in deze gevallen zorgt de jeugdige of zijn ouder zelf voor een andere oplossing.

  • 8.

    Bij een structurele en/of wezenlijke wijziging dient een nieuw aanvraagformulier door de jeugdige of zijn ouder te worden ingediend bij het jeugdteam.

  • 9.

    De duur van de vervoersvoorziening is gelijk aan de duur die in de beschikking is vermeld of korter indien de betreffende individuele voorziening eerder eindigt.

Artikel 3 Begeleiding in het vervoer

  • 1.

    De begeleiding in het vervoer is primair de verantwoordelijkheid van de ouder(s) of wettelijke vertegenwoordiger(s).

  • 2.

    Indien de begeleiding van de jeugdige meer dan 6 uur per dag bedraagt, kan dit redelijkerwijs niet van de ouder en/of personen uit de naaste omgeving worden verlangd.

  • 3.

    Het werkzaam zijn van de (beide) ouder(s) ontheft hen niet van de primaire verantwoordelijkheid, zoals bedoeld in lid 1.

Artikel 4 Uitvoering van de vervoersvoorziening

  • 1.

    Het vervoer wordt uitgevoerd in de vorm van taxivervoer zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op Personenvervoer 2000.

  • 2.

    De organisatie van het taxivervoer wordt uitgevoerd door Stroomlijn B.V. Hiermee wordt in ieder geval de planning van de ritten, de inzet van de taxivervoerder en de afwikkeling van de kosten bedoeld.

  • 3.

    Na toekenning van een vervoersvoorziening vindt er tussen de jeugdige en zijn ouder en Stroomlijn B.V. in ieder geval afstemming plaats over de van toepassing zijnde dagen, de haal- en brengtijden, eventueel beperkende omstandigheden van de jeugdige ten aanzien van het vervoer en de van toepassing zijnde adressen.

Artikel 5 Toegang behandeling Ernstige Enkelvoudige Dyslexie

De diagnostiek en behandeling van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED) is pas toegankelijk voor de jeugdige nadat de EED-specialist van het verantwoordelijk samenwerkingsverband voor de uitvoering van Passend Onderwijs van de betreffende school voor primair onderwijs of voortgezet onderwijs van oordeel is dat diagnostiek dan wel de behandeling van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie noodzakelijk is.

Artikel 6 Voorwaarden aan de uitvoering van het onderzoek

  • 1.

    De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van een onderzoek en het geven van een advies aan het college in het kader van de toegang tot een individuele voorziening jeugdhulp is neergelegd bij de jeugdprofessionals van Stichting Jeugdteams.

  • 2.

    De vaststelling of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige of zijn ouder ontoereikend zijn, op basis artikel 2.3 van de Jeugdwet en artikel 5 lid 3 van de Verordening Jeugdhulp Dordrecht, komt tot stand op basis van een door het jeugdteam uitgevoerd onderzoek op basis van een methodische werkwijze, waarbij door het jeugdteam met de jeugdige of zijn ouder:

    • a.

      in kaart wordt gebracht wat de hulpvraag is van de jeugdige en zijn ouder(s);

    • b.

      wordt vastgesteld of er sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn;

    • c.

      wordt bepaald welke hulp, zorg en ondersteuning naar aard en omvang nodig is voor de vastgestelde problemen en stoornissen,

    • d.

      wordt vastgesteld of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en hun sociaal netwerk ontoereikend zijn om zelf deze hulp, zorg en ondersteuning te kunnen bieden.

      Hierbij wordt in ieder geval rekening gehouden met het belang van de ouder(s) om het gezin te voorzien in een inkomen, de belastbaarheid en draagkracht van de ouder(s).

  • 3.

    Voor zover het onderzoek specifieke deskundigheid vereist, draagt het jeugdteam er zorg voor dat die deskundigheid is gewaarborgd en dat deze naar discipline van deskundigheid concreet kenbaar is voor de hulpvrager.

  • 4.

    Indien blijkt dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouder en hun sociaal netwerk ontoereikend zijn om de hulp, zorg en ondersteuning naar aard en omvang voor de vastgestelde problemen en stoornissen zelf te kunnen bieden, wordt met de jeugdige of zijn ouder nader onderzoek gedaan naar en rekening houdend met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige of zijn ouder:

    • a.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • b.

      indien er geen gebruik gemaakt kan worden van een andere voorziening, de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een algemene voorziening;

    • c.

      indien er geen gebruik gemaakt kan worden van een andere voorziening en een algemene voorziening, de mogelijkheden om een individuele voorziening te verlenen;

    • d.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen die aan de jeugdige zijn verleend.

  • 5.

    Het jeugdteam geeft op basis van het onderzoek zoals genoemd in de leden 1, 2 en 4 een advies over de in te zetten voorziening(-en) naar aard en omvang van de vastgestelde problemen.

  • 6.

    Aan de jeugdige of zijn ouder wordt tijdens het gesprek, zoals genoemd in artikel 5 lid 3 van de Verordening jeugdhulp, kenbaar gemaakt en vastgelegd in het verslag dan wel actieplan welke methodische werkwijze, zoals genoemd bij lid 1 van dit artikel wordt toegepast.

  • 7.

    De uitkomsten van de methodische werkwijze, zoals bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel worden vastgelegd in het actieplan, zoals genoemd in artikel 1 en artikel 6 van de Verordening jeugdhulp.

Artikel 7 Voorwaarden aan een aanvraag individuele voorziening jeugdhulp

  • 1.

    Een jeugdige of zijn ouder kan een aanvraag voor een individuele voorziening indienen door middel van een ondertekend actieplan, zoals genoemd in artikel 6 van de Verordening Jeugdhulp.

  • 2.

    Het actieplan bevat ten minste de onderdelen a t/m n, zoals genoemd in lid 3 van dit artikel als ook de invulling van artikel 6 lid 6 van de Nadere Regels en het advies van Stichting Jeugdteams. Dit advies gaat nader in op de hulp, zorg en ondersteuning die naar aard en omvang volgens de jeugdprofessional nodig is voor de genoemde problemen en stoornissen, in hoeverre de jeugdprofessional de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder en het netwerk toereikend achten om te voorzien in deze hulp, zorg en ondersteuning en de al dan niet in te zetten (individuele) voorziening(en).

  • 3.

    Indien een jeugdige of zijn ouder geen gebruik maakt van een ondertekend actieplan voor het indienen van een aanvraag voor een individuele voorziening, zoals genoemd in artikel 6 lid 3 van de Verordening Jeugdhulp, dient de jeugdige of zijn ouder schriftelijk een aanvraag in bij het jeugdteam van deze gemeente waarbij de aanvraag in ieder geval de volgende gegevens omvat:

    • a.

      de voornaam/voornamen en achternaam van de betreffende jeugdige;

    • b.

      de voorletter(s) en achternaam van de ouder(s) met gezag;

    • c.

      het adres van de jeugdige volgens de basisadministratie personen van de gemeente;

    • d.

      BSN van de jeugdige;

    • e.

      een omschrijving van de hulpvraag;

    • f.

      de opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen van de jeugdige of zijn ouder in relatie tot de hulpvraag;

    • g.

      welke hulp, zorg en ondersteuning naar aard en omvang naar de mening van de jeugdige of de ouder nodig is voor de genoemde problemen en stoornissen;

    • h.

      waarom de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en hun sociaal netwerk ontoereikend zijn om zelf deze hulp, zorg en ondersteuning te kunnen bieden;

    • i.

      waarom er geen gebruik kan worden gemaakt van een andere voorziening of een algemene voorziening;

    • j.

      welke individuele voorziening wordt aangevraagd voor de genoemde problemen en stoornissen;

    • k.

      indien de jeugdige of zijn ouder dit wensen, de motivatie waarom zij voor de individuele voorziening die wordt aangevraagd de inzet van een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder niet passend achten met als doel dat het college aan de jeugdige een persoonsgebonden budget verstrekt dat de jeugdige en zijn ouder in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • l.

      de handtekening van de jeugdige indien deze ouder is dan 12 jaar;

    • m.

      de handtekening van de ouder(s) indien de jeugdige jonger is dan 16 jaar;

    • n.

      de datum waarop de aanvraag is ondertekend.

Artikel 8 Voorwaarden voor toekenning van een individuele voorziening

Het college kent een individuele voorziening uitsluitend toe indien uit het onderzoek zoals bedoeld in artikel 5 van de Verordening Jeugdhulp van deze gemeente is gebleken dat:

  • 1.

    de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk ontoereikend zijn om zelf de nodige hulp, zorg en ondersteuning aan de jeugdige te kunnen bieden, en;

  • 2.

    de jeugdige en zijn ouder geen oplossing kunnen vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening, en;

  • 3.

    de jeugdige en zijn ouder geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een algemene voorziening.

Artikel 9 Overgangsperiode

Als tijdens het onderzoek zoals bedoeld in artikel 5 van de Verordening Jeugdhulp van deze gemeente blijkt dat sprake is van een vermindering van het aantal te verlenen eenheden jeugdhulp ten opzichte van de lopende beschikking voor deze jeugdige, kan bij wijze van overgangsperiode eenmalig een voorziening voor maximaal 12 weken worden verleend. Voor de overgangsperiode wordt maximaal het aantal eenheden jeugdhulp toegekend, die in de laatst afgegeven beschikking voor een gelijke periode was toegekend.

Artikel 10 Levering van een individuele voorziening met een pgb

  • 1.

    In aanvulling op artikel 8.1.1 lid 4 van de Jeugdwet en artikel 8 lid 1 van de Verordening Jeugdhulp verstrekt het college alleen een individuele voorziening in de vorm van een pgb:

    • a.

      als de jeugdige of zijn ouder, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      als de jeugdige of zijn ouder zich gemotiveerd op het standpunt stellen waarom zij de individuele voorziening die door middel van Zorg in Natura wordt geleverd, niet passend achten;

    • c.

      als naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouder willen betrekken van een jeugdhulpaanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk, van goede kwaliteit is, zoals is gesteld in artikel 6. van de Beleidsregels voor jeugdhulpaanbieders of artikel 16. van de Nadere regels voor het sociaal netwerk en bijdraagt aan het beoogde resultaat;

    • d.

      indien de jeugdige voor de gevraagde jeugdhulp bij de betreffende jeugdhulpaanbieder niet reeds Zorg in Natura ontvangt;

    • e.

      indien het pgb niet wordt ingezet voor betaling van jeugdhulp geleverd en/of genoten buiten Nederland;

    • f.

      er geen sprake is van een vorm van hulp, zorg of ondersteuning zoals opgenomen bijlage 1 van deze Nadere regels;

    • g.

      als de individuele voorziening met als leveringsvorm een pgb niet wordt aangevraagd met een ingangsdatum in het verleden.

  • 2.

    Voor het vaststellen of een voorziening voor vervoer conform Artikel 2.3 lid 2 van de Jeugdwet in samenhang met een pgb van toepassing is, wordt artikel 2 het vierde lid gehanteerd.

  • 3.

    De budgethouder voert een deugdelijke administratie ten aanzien van de besteding van het pgb.

Artikel 11 Kwaliteitseisen aan jeugdhulpaanbieders die worden ingezet met een pgb

In aanvulling op de in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet gestelde eisen gelden de volgende kwaliteitseisen voor jeugdhulpaanbieders en jeugdhulpverleners, die met een pgb worden ingezet:

  • 1.

    Een jeugdhulpaanbieder of jeugdhulpverlener mag geen jeugdhulp bieden na onherroepelijke veroordeling, berisping en gedurende een onderzoek vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met de Jeugdwet, het Besluit en de gemeentelijke voorwaarden en beleid, misleiding, fraude en uitbuiting personeel;

  • 2.

    Jeugdhulpaanbieders en jeugdhulpverleners zijn verplicht een meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling te ontwikkelen en het gebruik en kennis over deze meldcode binnen hun organisatie te bevorderen;

  • 3.

    Jeugdhulpaanbieders en jeugdhulpverleners houden zich aan de voor hun beroepsgroep geldende richtlijnen, brancheafspraken en aanvullende openbare afspraken omtrent het leveren van jeugdhulp van de regio Zuid-Holland Zuid.

  • 4.

    Jeugdhulpaanbieders en jeugdhulpverleners kunnen de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven wanneer de inzet van andere jeugdhulp gewenst is;

  • 5.

    De jeugdhulpaanbieder of jeugdhulpverlener werkt actief samen met andere jeugdhulpverleners wanneer sprake is van een bedreiging van de veiligheid of welzijn van de jeugdige of betrokkenen.

Artikel 12 Gebruik zorgovereenkomst

De jeugdige of zijn ouder zijn verplicht tot het gebruik van de zorgovereenkomsten van de Sociale Verzekeringsbank voor het vastleggen van afspraken over de te leveren jeugdhulp in het kader van het pgb.

Artikel 13 Begroting met betrekking tot de besteding van het pgb

Het college stelt de hoogte van het pgb vast op basis van de door de jeugdige of zijn ouder ondertekende aanvraag in de zin van artikel 7 van de Verordening Jeugdhulp en een begrotingsplan. Het begrotingsplan geeft informatie over de concrete invulling en de besteding van een pgb. In het begrotingsplan worden de door de jeugdhulpaanbieder/-verlener of het sociaal netwerk in rekening gebrachte kosten per eenheid voor de individuele voorziening vermeld, het aantal af te nemen eenheden alsook voor welke problemen de betreffende jeugdhulp wordt ingezet.

Artikel 14 Intrekking vorige besluiten

Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit worden de Nadere regels ter uitvoering van de Verordening Jeugdhulp Dordrecht, laatstelijk vastgesteld op 3 november 2015 ingetrokken.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan.

Artikel 16 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als "Nadere regels Jeugdhulp Dordrecht".

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 16 april 2019

Het college van Burgemeester en Wethouders

de secretaris de burgemeester

M.M. van der Kraan A.W. Kolff