Regeling vervallen per 01-01-2023

Subsidiegids Platteland

Geldend van 15-01-2017 t/m 20-02-2018

Intitulé

Subsidiegids Platteland

Inhoud

SUBSIDIEGIDS NATUURLIJK PLATTELAND

1.       Subsidies algemeen

1.1.    Subsidiekader

1.2.    Algemene criteria

1.3.    Europa

2.       Subsidies voor natuur

2.1.    Realisatie natuur

          2.1.a.      Subsidieregeling grondaankoop EHS

          2.1.b.     Verplaatsingsregeling grondgebonden agrarische bedrijven

          2.1.c.      Verplaatsingsregeling Drentse bedrijven

          2.1.d.     Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap

          2.1.e.      Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

2.2.    Biodiversiteit

2.3.    Behoud, beheer en ontwikkeling van nationale parken

2.4.    Milieukwaliteit NNN, VHR en Natuurbeschermingsgebieden

          2.4.a.      Verbetering van de waterkwaliteit in watergangen

          2.4.b.     Herstel en behoud van bodemkwaliteit met betrekking tot verzuring en vermesting

          2.4.c.      Herstel verdroogd gebied

2.5.    Instandhouding schaapskuddes [ingetrokken]

3.       Subsidies voor landbouw

3.1.    Grondgebonden landbouw

          3.1.a.      Landinrichtingsafspraken

          3.1.b.     Kavelruilfaciliteiten

4.       Subsidies voor landschap

4.1.    Nationaal Landschap

          4.1.a.      Realisatie uitvoeringsprogramma Drentsche AA

5.       Subsidies voor water

5.1.    Water bergen en vasthouden

5.2.    Synergieprojecten (KRW en WB21)

5.3.    Grondwater

5.4.    Zoetwatervoorziening

6.       Subsidies voor recreatie en toerisme en duurzaam ondernemen

6.1.    Landelijke routenetwerken en toeristische infrastructuur

6.2.    Versterken toeristische voorzieningen

6.3.    Innovatie en samenwerking landbouw

7.       Bijlagen

7.1.    Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap

1.       SUBSIDIES ALGEMEEN

1.1.    Subsidiekader

Het subsidiekader van het in ontwikkeling zijnde Programma Natuurlijk Platteland wordt gevormd door:

- de Algemene Subsidieverordening Drenthe 2012 (ASV) ; dit is het juridische kader op grond waarvan de subsidie kan worden verleend;

- voorliggende subsidiegids waarin per thema staat aangeven:

- welke maatregelen en activiteiten subsidiabel zijn;

- wie eindbegunstigden kunnen zijn;

- welke specifieke subsidievoorwaarden van toepassing zijn;

- welk subsidiebedrag of subsidiepercentage maximaal kan worden verleend.

1.2.    Algemene criteria

Een aanvraag past binnen dit subsidiekader als de activiteit qua aard en doel aansluit bij de in het Programma Natuurlijk Platteland (hierna te noemen: Programma) benoemde maatregelen, activiteiten en prioriteiten. Aanvragen dienen te voldoen aan de juridische eisen, zoals een tijdige indiening.

Aanvragen worden altijd afzonderlijk beoordeeld en soms ook in verhouding tot andere (mogelijke) aanvragen. Een onderdeel daarvan is de kwalitatieve beoordeling, waarbij wordt gekeken naar de mate waarin de te subsidiëren activiteit bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen.

Voorrang wordt gegeven aan aanvragen die sterker scoren op de volgende criteria.

- Doelgerichtheid: de omvang van de verwachte effecten van het project in relatie tot de doelstellingen.

- Gerichtheid op integraal werken: de mate waarin het project verband houdt met andere activiteiten waaraan wordt bijgedragen. De gedachte hierachter is dat het koppelen van maatregelen tot integrale projecten mogelijkheden biedt om voor bepaalde sectoren of gebieden méér te doen dan wat bij afzonderlijke activiteiten haalbaar is.

- Kosteneffectiviteit: de mate waarin sprake is van een gunstige verhouding tussen kosten en effecten.

- Samenwerking en marktgerichtheid: de mate waarin activiteiten daadwerkelijk van start tot afsluiting van het project gezamenlijk door (bijvoorbeeld) overheden, instellingen en bedrijven worden uitgevoerd, en de mate waarin het project aansluit bij potentiële ontwikkelingen in de markt (wat onder meer tot uiting kan komen in uitgelokte particuliere investeringen).

- Behoefte: de noodzaak van het project zoals deze door de aanvragers wordt onderbouwd.

- Haalbaarheid: de technische en financiële haalbaarheid van het project.

- Vernieuwing: de meerwaarde van het project ten opzichte van bestaande projecten.

- Omvang eigen bijdrage: de mate waarin belanghebbenden door eigen financiële bijdragen laten blijken dat ze zelf gewicht hechten aan het project.

Verdelingsmaatstaf

GS kunnen op grond van de ASV aangeven hoe de verdeling van de subsidies zal plaatsvinden. Daarbij is gekozen voor een "wie het eerst komt, het eerst maalt" principe.

Indien activiteiten mede worden gefinancierd met subsidies van de Europese Commissie (vanuit het POP3), gelden met betrekking tot de indiening EU-verordeningen en de regels van het POP3.

Subsidiepercentages

Hierna zijn voor de verschillende onderdelen, waarvoor subsidie kan worden verleend, maximum subsidiepercentages aangegeven. De middelen voor de subsidie kunnen afkomstig zijn van Europa en/of provincie. GS kunnen, indien daartoe aanleiding bestaat, van de maxima afwijken, bijvoorbeeld als aan meer projecten een bijdrage kan worden verleend.

Wanneer (een deel van) de subsidie afkomstig is uit het Europese plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) zijn de percentages die het POP3 daarvoor aangeeft leidend.

Cofinanciering (bijvoorbeeld door gebiedspartners of particulieren) is niet in de hier vermelde subsidiepercentages opgenomen.

In de beschikking waarmee de subsidie wordt verleend, wordt zoveel mogelijk zichtbaar gemaakt welke financiële stromen ten grondslag liggen aan de subsidieverlening en welke specifieke verplichtingen en voorwaarden op grond daarvan op de subsidieverlening van toepassing zijn.

Subsidieplafonds

GS stellen jaarlijks subsidieplafonds vast en maken deze bekend. Daarmee wordt aangegeven welk bedrag gedurende een jaar beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies op grond van onder meer deze subsidiegids. Als door verstrekking van de subsidie het plafond zou worden overschreden, is dat een reden om de subsidie te weigeren. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling van de subsidies vermeld.

Niet-subsidiabele kosten

Er wordt geen subsidie verstrekt voor:

a. kosten die uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

b. kosten die zíjn gemaakt voorafgaand aan de ontvangstbevestiging van de aanvraag, tenzij het betreft kosten van voorbereiding, planvorming, onderzoek of voorlichting;

c. verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;

d. kosten van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is;

e. kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

f. kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;

g. kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;

h. kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, onderhoud of herstelwerkzaamheden;

i. exploitatiekosten die niet verband houden met de aanloopfase van een activiteit.

GS kunnen hiervan afwijken.

Opdrachten aan derden

1. Indien de subsidieontvanger een aanbestedende dienst is, geldt de volgende verplichting.

a. Als de aanbestedende dienst een publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze voor de uitvoering van de activiteiten het eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen of, bij afwezigheid daarvan, het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan de

b. Als de aanbestedende dienst geen publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen. Hiervan kan door GS ontheffing worden verleend, indien de aanbestedende dienst aantoont dat zijn eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden naar Europese normen voldoende transparant, objectief en niet discriminatoi

2. Indien de activiteiten voor meer dan 50% door een aanbestedende dienst worden gesubsidieerd, dient de subsidieontvanger het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen. Hiervan kan door GS ontheffing worden verleend indien op het project het beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden van een andere overheid van toepassing is.

Instandhouding

De subsidieontvanger houdt minstens 5 jaar na subsidievaststelling, of zolang als in de beschikking vermeld, de activiteiten of de resultaten van de activiteiten in stand. GS kunnen hiervan op verzoek ontheffing verlenen.

1.3.    Europa

Steunmaatregelen volgens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

Bij het verlenen van subsidies door (decentrale) overheden moeten de aanvrager en de subsidiegever rekening houden met de voorschriften, die de Europese Commissie verbindt aan het verlenen van financiële steun. Dit betekent dat steeds moet worden nagegaan of er sprake is van een steunmaatregel, en zo ja, of die steunmaatregel aan de Europese Commissie moet worden gemeld.

Bepaalde maatregelen waarmee staatssteun verleend wordt, mogen zonder melding aan of toestemming van de Europese Commissie worden uitgevoerd, onder andere op basis van de de-minimisregeling. Er geldt een maximale vrijgestelde steun van € 200.000,--, binnen een periode van 3 jaar voor een onderneming respectievelijk € 15.000,-- per periode van 3 jaar voor de landbouwproducent. De subsidiegever en de subsidieontvanger moeten bijhouden of het totaal aan verleende steun over een bepaalde periode niet boven het de-minimusbedrag uitkomt.

Daarnaast geldt een algemene groepsvrijstellingsverordening en gelden er aparte steunmaatregelen voor midden en kleine bedrijven in de landbouw van de Europese Commissie.

Het begrip ‘staatssteun’ dient breed te worden opgevat. Van staatssteun is niet alleen sprake bij het verstrekken van directe overheidssubsidies aan ondernemingen; een steunmaatregel kan ook indirect zijn. Zo kunnen onder meer als staatssteun worden aangemerkt: garanties of middelen die tegen niet-marktconforme voorwaarden worden verstrekt, verkoop van grond of gebouwen voor lagere prijzen dan de marktprijs, verlichting van financiële lasten voor specifieke bedrijven en door decentrale overheden uitgevoerde werkzaamheden (bijvoorbeeld de aanleg van infrastructurele voorzieningen) waarvan het directe openbare belang discutabel is en die een voordeel opleveren voor bepaalde bedrijven. De vorm, de reden en het doel van de toegekende steun zijn niet van belang; alleen de uitwerking ervan op de concurrentie telt mee.

Overeenkomstig artikel 107, lid 1 VWEU is er sprake van staatssteun als er aan de volgende criteria is voldaan.

- De steun wordt door de overheid verleend of met de overheidsmiddelen bekostigd.

- De steun verschaft een economisch voordeel aan onderneming(en) die zij niet langs de normale commerciële weg zouden hebben verkregen.

- Dit voordeel is selectief, wat inhoudt dat het ten goede komt van bepaalde onderneming(en).

Het voordeel moet de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen en een (potentiële) invloed op de tussenstaatse handel hebben.

Het begrip ‘onderneming’ wordt door het Europese Hof van Justitie uitgelegd als "elke eenheid die een economische activiteit uitoefent ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd". Dit betekent dat ook stichtingen en verenigingen als onderneming kunnen worden gezien als hun activiteiten ook op een markt (kunnen) worden aangeboden.

Concurrentievervalsing en beïnvloeding van het handelsverkeer zijn moeilijk vast te stellen. De Europese Commissie oordeelt vaak al snel dat hiervan sprake is. Bij het voldoen aan de eerste 3 criteria moet er daarom in principe al overgegaan worden tot melding, tenzij er evident sprake is van een activiteit met slechts een lokaal bereik.

Bij subsidies kan sprake zijn van staatssteun. Dit wil nog niet zeggen dat geen subsidie kan worden verleend. Als de aanvraag past binnen een van de zogenaamde vrijstellingsverordeningen van de Europese Commissie kunnen GS positief beslissen over een aanvraag.

Los van de vrijstellingsverordeningen kan de Europese Commissie goedkeuring verlenen voor steunmaatregelen die "verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt" (artikel 97, derde lid, van het EG verdrag). Door de provincies is samen met het ministerie van EZ goedkeuring gevraagd voor subsidiemogelijkheden in een zogeheten Catalogus Groenblauwe Diensten. Deze heeft dezelfde werking als een vrijstellingsverordening: de steun is toelaatbaar mits de aanvullende criteria en voorschriften in acht worden genomen. Mogelijk worden in de toekomst nog andere steun-modules gezamenlijk ontwikkeld.

Europese middelen

Bij subsidies waarbij Europese middelen zijn betrokken, gelden aanvullende Europese voorwaarden. Binnen dit subsidiekader gaat het om middelen uit het bij verordening (EG), nummer 1290/2005, opgerichte Europees LandbouwFonds voor PlattelandsOntwikkeling (ELFPO). Gedeputeerde Staten (GS) zijn aangewezen als beschikkend bestuursorgaan voor deze "POP subsidies". Betaalorgaan is sinds medio 2015 de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van het ministerie van EZ. Indien voor een activiteit cofinanciering mogelijk is met POP3 middelen, staat meteen vast dat de subsidie voldoet aan de eisen van staatssteun.

POP3

Via het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) kunnen activiteiten op het gebied van plattelandsontwikkeling gesubsidieerd worden. Het opstellen van een POP is een voorwaarde om subsidie uit het ELFPO te kunnen verstrekken. Financiële middelen die door middel van het POP3 als subsidie worden verstrekt zijn afkomstig vanuit het ELFPO en van nationale overheden (bestaande uit nationale co-financiering naast de ELFPO-middelen en voor het POP3 beschikbaar gestelde aanvullende nationale financiering).

Steun voor plattelandsontwikkeling uit POP3 is vrijgesteld van de staatssteunregels voor zover het subsidies aan de primaire landbouw betreft. Maar voor steun aan niet-primaire landbouwondernemingen zijn de staatssteunregels wel van toepassing. Het POP3 is in februari 2015 goedgekeurd door de Europese Commissie. De uitwerking vindt plaats in een interprovinciaal opgestelde verordening, die medio 2015 wordt vastgesteld door Provinciale Staten (Verordening POP3-subsidies provincie Drenthe).

2.       SUBSIDIES VOOR NATUUR

2.1.    Realisatie natuur

2.1.a. Subsidieregeling grondaankoop EHS

Subsidieregeling voor grondverwerving ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 (definities)

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. BBL: Bureau beheer landbouwgronden, genoemd in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer;

b. EHS: ecologische hoofdstructuur, zoals die globaal is aangegeven op kaart 5 van de planologische kernbeslissing van de Nota Ruimte (Kamerstukken II 2004/05, 29 435, nr. 125) en zoals nader door de provincie concreet is begrensd in de Omgevingsvisie Drenthe, Kaart 2.a., Kernkwaliteit natuur;

c. robuuste verbindingen: robuuste verbindingen, zoals die zijn omschreven in de Nota Ruimte;

d. terreinen: gronden, daaronder begrepen natuurterreinen, wateren, landgoederen, bossen en andere houtopstanden, alsmede de op die gronden gelegen objecten, die van belang of potentieel belang zijn om hun natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische betekenis of vanwege bosbouwkundige waarden;

e. natuurbeheer: beheer van grond met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;

f. natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.1 in de Subsidieverordening natuur- en land-schapsbeheer;

g. natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond waarop natuurbeheer wordt uitgeoefend;

h. Natuurgebied: begrensd natuurgebied als bedoeld in de index van het Subsidiestelsel Natuur- en landschapsbeheer N00.01 (nog om te vormen naar natuur);

i. PNB-subsidie: subsidie voor de verwerving van grond, verstrekt op grond van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, zoals die gold tot 1 januari 2008 of op grond van deel III van het provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied, zoals die gold tot 1 januari 2012;

j. reële marktwaarde: de waarde zoals die door een onafhankelijke taxateur is vastgesteld;

k. verwerving: verkrijging van het recht van eigendom of het recht van erfpacht.

Artikel 2 (subsidie)

1. GS kunnen subsidie verstrekken met betrekking tot terreinen voor:

a. kosten van verwerving

b. de kosten voor beëindiging van pachtovereenkomsten

2. De in het eerste lid bedoelde subsidie wordt verstrekt met betrekking tot terreinen:

a. die door de provincie zijn begrensd als natuurgebied, onderdeel uitmakend van de EHS;

b. die worden ingezet als ruilgrond voor realisatie EHS; waarbij GS nadere bepalingen opnemen in de beschikking over de termijn waarop de gronden moeten zijn ingezet voor realisatie van de EHS;

c. die zijn gelegen in een door GS als zodanig aangemerkt gebied met hoge actuele natuurwetenschappelijke-, landschappelijke-, cultuurhistorische- of bosbouwkundige waarden;

d. Of voor verwerving van bos- en landschapselementen als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onderdeel b, van de Landinrichtingswet, die zijn aangelegd in het kader van landinrichtingsprojecten.

3. De in het tweede lid, onderdeel c en d bedoelde terreinen kunnen alleen voor subsidie in aanmerking worden gebracht als dit naar het oordeel van GS noodzakelijk is, in het bijzonder als bescherming van het behoud van de natuurbestemming van het terrein op een andere wijze niet toereikend of mogelijk is.

Artikel 3 (begunstigden)

Een subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, kan worden verleend aan een ieder die:

a. duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan, en;

b. eventuele opbrengsten van de met subsidie te verwerven terreinen uitsluitend besteedt ten behoeve van het in onderdeel a beschreven doel.

Artikel 4 (Subsidieplafond en openstelling)

1. Op grond van deze regeling kan uitsluitend subsidie worden verstrekt als GS de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag tot subsidieverlening heeft opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en van een periode voor indiening van de aanvraag.

2. GS maken uiterlijk 6 weken voor aanvang van de openstellingsperiode een besluit als bedoeld in het eerste lid bekend in het Provinciaal Blad.

Artikel 5 (rangschikking: volgorde van ontvangst)

1. GS rangschikken aanvragen tot subsidieverlening die in eenzelfde openstellingsperiode zijn ingediend per subsidieplafond in volgorde van ontvangst, waarbij aanvragen met dezelfde ontvangstdatum worden gerangschikt door loting, voor zover op die datum het subsidieplafond wordt overschreden.

2. Volgens de rangschikking, bedoeld in het eerste lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.

3. Als een aanvraag naar het oordeel van GS onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum die wordt bepaald door de datum waarop de onvolledige aanvraag is ingediend te vermeerderen met de periode gelegen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop GS de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.

Artikel 6 (niet voor subsidie in aanmerking komende kosten)

1. Verschuldigde BTW komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking ingeval de subsidieaanvrager de BTW niet kan verrekenen met de door hem af te dragen omzetbelasting.

2. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten die zijn aangevangen op of na de subsidieverlening.

Artikel 7 (voorschot)

1. GS kunnen op aanvraag een voorschot verlenen aan de subsidieontvanger.

2. In totaal is het bedrag aan voorschotten niet groter dan 95% van het ten hoogste te verstrekken subsidiebedrag.

Artikel 8 (beslistermijn)

GS beslissen binnen 13 weken op een aanvraag. De beslissing kan eenmaal met ten hoogste 13 weken worden verdaagd.

Artikel 9 (bewaren subsidiedocumenten)

Een subsidieontvanger bewaart de administratie en alle documenten inzake een door hem op grond van deze regeling verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste 20 jaar nadat de desbetreffende subsidie is verleend.

Artikel 10 (begroting)

Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 11 (wettelijke rente)

Als toepassing wordt gegeven aan artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht, worden terug te vorderen bedragen vermeerderd met de wettelijke rente die wordt berekend over de periode die verstrijkt tussen de kennisgeving van de terugvorderingsverplichting aan de subsidieontvanger en de terugbetaling door de subsidieontvanger.

Artikel 12 (anticumulatie)

Voor zover voor de verwerving of het pachtvrij maken van grond, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, subsidie is verstrekt door GS op grond van een andere regeling of door andere overheden, waardoor het totaal aan subsidie meer bedraagt dan de werkelijke kosten wordt de subsidie zoveel lager verleend als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten of maximale vergoeding op grond van Europese voorschriften of deze regeling, te voorkomen.

Artikel 13 (vervallen)

Paragraaf 2. Subsidie voor verwerving

Artikel 14 (aanvraag subsidieverlening)

1. Een aanvraag tot verlening van een subsidie voor de kosten van verwerving als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt met gebruikmaking van een daartoe door GS vastgesteld formulier uiterlijk op de dag voor het passeren van de koopakte ingediend bij GS.

2. Een formulier als bedoeld in het eerste lid vereist in ieder geval:

a. een overzicht van de subsidiabele kosten waar de aanvraag betrekking op heeft

b. een begroting van de subsidiabele kosten;

c. in voorkomend geval een mededeling van andere subsidies, zoals bedoeld in artikel 12;

d. een door een onafhankelijk taxateur uitgevoerde taxatie van het te verwerven terrein

e. een kadastrale omschrijving van het terrein ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd;

f. voor zover subsidie wordt verleend ten behoeve van verkrijging van het erfpachtrecht op grond, een ondertekende schriftelijke toezegging van de eigenaar van het desbetreffende terrein, dat binnen een jaar na subsidieverlening de eigenaar met GS een overeenkomst als bedoeld in artikel 17 van deze regeling sluit.

3. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat in elk geval vergezeld van een kaart met topografische ondergrond met daarop de ligging van de te verwerven grond.

4. In het overzicht, bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt in voorkomend geval in elk geval aangegeven of de kosten voor verwerving tevens kosten omvatten die verbonden zijn aan het vrijmaken van het te verwerven terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of, voor zover het een aanvraag tot verlening van subsidie voor de verkrijging van eigendom van een terrein betreft, erfpacht.

5. In de begroting, bedoeld in het tweede lid, onder b, wordt in voorkomend geval in elk geval aangegeven de hoogte van de kosten die verbonden zijn aan het vrijmaken van de te verwerven terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of, voor zover het een aanvraag tot verlening van subsidie voor de verkrijging van eigendom van een terrein betreft, erfpacht.

Artikel 15 (subsidiabele kosten)

1.Als subsidiabele kosten worden aangemerkt:

a. de kosten voor de verwerving van het in artikel 2 bedoelde terrein, voor zover deze kosten niet meer bedragen dan de reële marktwaarde

b. de kosten die verbonden zijn aan het vrijmaken van het terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of erfpacht;

c. de kosten voor het kadastraal recht en het registratierecht;

d. veilingkosten;

e. notariskosten, waaronder mede wordt verstaan de kosten van het opmaken van de notariële akte, bedoeld in artikel 17, eerste lid;

f. de kosten van inschrijving in de openbare registers, bedoeld in artikel 17, eerste lid;

g.overdrachtsbelasting voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

h. schenkingsrecht, voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

i. het afkoopbedrag van de landinrichtingsrente voor zover die rust op het verworven terrein;

j. kosten van hervestiging, beëindiging of onteigening, voor zover deze kosten bij verkoop van gronden door BBL dan wel de provincie aan de betrokken subsidieontvanger in het aankoopbedrag van een terrein worden doorberekend;

k. kosten voor bodemonderzoek.

2. GS kunnen bij de beschikking tot subsidieverlening besluiten dat tot een door hen vast te stellen maximumbedrag tevens als subsidiabele kosten worden aangemerkt:  

a. kosten van het wegwerken van het ten tijde van de verwerving aanwezige achterstallig onderhoud om de gronden te kunnen beheren;

b. kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen;

c. taxatie- en bemiddelingskosten.

Artikel 16 (afroming vermogenswinst)

1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, a, c, d en e, Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan GS.

2. De hoogte van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt door GS vastgesteld op de gerealiseerde vermogenstoename en bepaald aan de hand van de waarde van het met subsidie verworven terrein op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

Artikel 17 (kwalitatieve verplichting)

1. Binnen 2 weken na subsidieverlening sluiten de subsidieontvanger en GS een overeenkomst, waarin is opgenomen:

a. de verplichting, inhoudende dat degene aan wie het terrein toebehoort, het desbetreffende terrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en datgene nalaat wat de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort;

b. dat de verplichtingen, bedoeld onder a. zullen overgaan op degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn degene die van de rechthebbende een recht op gebruik van het goed zullen krijgen.

2. De overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, wordt bij overdracht van het terrein ingeschreven in de openbare registers.

3. Voor zover aan de subsidieontvanger subsidie is verleend voor de verkrijging van het recht van erfpacht wordt de in het eerste lid bedoelde overeenkomst afgesloten tussen GS en de eigenaar van het terrein.

Artikel 18 (verplichtingen subsidieontvanger)

1. Een subsidieontvanger:

a. verwerft het terrein waarvoor hij subsidie ontvangt binnen een tijdvak van 12 weken na de subsidieverlening;

b. beheert het verworven terrein direct na verwerving als natuur en binnen 2 jaar na verwerving overeenkomstig het natuurbeheertype, dat ingevolge het natuurbeheerplan op dit terrein in stand moet worden gehouden;

c. overlegt en werkt samen met de beheerders van de omliggende natuurterreinen om tot een samenhangend beheer te komen;

d. is het niet toegestaan om de verworven terreinen te vervreemden, in erfpacht uit te geven, of daarop zakelijke rechten te vestigen, behoudens toestemming door GS;

e. sloopt de gebouwen waarvoor een subsidie overeenkomstig artikel 15, tweede lid, onderdeel b voor het verlies bij sloop van gebouwen is verleend, binnen een jaar na subsidieverlening, tenzij door GS een andere termijn wordt bepaald;

f. draagt ervoor zorg dat het verworven terrein ten minste 358 dagen per jaar kosteloos wordt opengesteld en toegankelijk blijft, tenzij daarvan door GS ontheffing is verleend op grond van zwaarwegende natuurwetenschappelijke belangen, bescherming van de persoonlijke levenssfeer, of de aard van het terrein;

g. besteedt eventuele opbrengsten van het verworven terrein uitsluitend ten behoeve van het in artikel 3, onderdeel a beschreven doel.

2. Indien het niet mogelijk is om het verworven terrein binnen de in het eerste lid, onderdeel b gestelde termijn overeenkomstig het daar gestelde te beheren, kunnen GS besluiten tot een andere termijn.

3. De subsidieontvanger is verplicht om GS 2 maanden voorafgaand aan een voorgenomen vervreemding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, hiervan schriftelijk in kennis te stellen en haar te informeren over de datum van verkoop en levering en de hoogte van de verkoopprijs van het terrein.

4. De subsidieontvanger is bij vervreemding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, met uitzondering van het geval waarin GS daarvoor toestemming hebben gegeven en deze toestemming daarin niet voorziet, verplicht de ingevolge deze regeling verleende subsidie binnen een termijn van 6 maanden terug te betalen aan GS.

Artikel 19 (aanvraag subsidievaststelling)

1. Een subsidieontvanger dient binnen 12 weken na verwerving van het terrein een aanvraag tot subsidievaststelling in.

2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat in elk geval vergezeld van:

a. een afschrift van de notariële akte van de aankoop van het betrokken terrein of een afschrift van de akte van vestiging van het erfpachtrecht op het betrokken terrein;

b. een overzicht van alle uitgaven met daarbij aangegeven met welke subsidie de uitgaven zijn gefinancierd;

c. de onderliggende bewijsstukken bij het overzicht van alle uitgaven;

d. in voorkomend geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek.

Paragraaf 3 Subsidie voor pachtvrij maken van grond

Artikel 20 (aanvraag subsidieverlening)

1. Een aanvraag tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt met gebruikmaking van een daartoe door GS vastgesteld formulier uiterlijk op de dag voor de beëindiging van de pachtovereenkomst ingediend bij GS.

2. Een formulier als bedoeld in het eerste lid vereist in ieder geval van de aanvrager:

a. een overzicht van de subsidiabele kosten waar de aanvraag betrekking op heeft

b. een begroting van de subsidiabele kosten,;

c. in voorkomend geval een mededeling van andere subsidies, zoals bedoeld in artikel 12;

d. een door een onafhankelijke taxateur uitgevoerde taxatie van de met de beëindiging van de pachtovereenkomst gemoeide kosten;

e. een kadastrale omschrijving van het terrein ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd.

3. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat in elk geval vergezeld van een kaart met topografische ondergrond met daarop de ligging van het terrein waarop het recht op pacht is gevestigd.

4. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 21 (voorwaarden subsidieverlening)

Subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt slechts verleend voor zover:

een subsidieontvanger eigenaar of erfpachter is van een terrein waarop reeds vóór het tijdstip dat het terrein door de subsidieontvanger is verworven, pachtrechten zijn gevestigd, en waarvoor naar het oordeel van GS beëindiging van de op het terrein gevestigde pachtovereenkomst gewenst is vanuit het oogpunt van natuur- of landschapsbescherming, bescherming van cultuurhistorische of bosbouwkundige waarden, of natuurontwikkeling alsmede de hoogte van de vergoeding niet meer bedraagt dan de gebruikelijk betaalde vergoedingen ter compensatie van het nadeel bij vroegtijdige beëindiging van pachtovereenkomsten

Artikel 22 (verplichtingen subsidieontvanger)

1. Een subsidieontvanger maakt het terrein pachtvrij binnen een tijdvak van 12 weken na de subsidieverlening, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b.

2. Op verzoek van de subsidieontvanger kunnen GS de in het eerste lid genoemde termijn verlengen.

Artikel 23 (aanvraag subsidievaststelling)

1. Een subsidieontvanger dient binnen 12 weken nadat het terrein pachtvrij is gemaakt een aanvraag tot subsidievaststelling in.

2. Een aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van:

a. een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek;

b. een overzicht van alle uitgaven met daarbij aangegeven met welke subsidie de uitgaven zijn gefinancierd;

c. de onderliggende bewijsstukken bij het overzicht van alle uitgaven.

Paragraaf 4 Overgangsrecht

Artikel 24

1. Hoofdstuk 2, paragraaf 2.1.a. verwerving EHS (onderdeel particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties) wordt ingetrokken.

2. Hoofdstuk 2, paragraaf 2.1.a. verwerving EHS (onderdeel particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties) blijft van toepassing op:

- subsidieaanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling, alsmede uit die subsidieaanvraag voortvloeiende rechten, aanspraken en verplichtingen

- beschikking tot subsidieverlening, voorschotverlening en subsidievaststellingen die zijn gegeven voor de inwerkingtreding van deze regeling, alsmede uit die subsidieverlening, voorschotverlening of subsidievaststelling voortvloeiende rechten, aanspraken en verplichtingen.

2.1.b. Verplaatsingsregeling grondgebonden agrarische bedrijven

HOOFDSTUK 1, ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1, Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. cultuurgrond: grond, bestemd voor veeteelt, akker-, weide-, tuin- en bosbouw en glasopstanden;

b. duurzaam tot het oorspronkelijke landbouwbedrijf behorende cultuurgrond en het bouwblok: volledig eigendom, erfpacht, beklemrecht en reguliere pacht;

c. hervestigingslocatie: locatie van vestiging van het te verplaatsen landbouwbedrijf na de agrarische bedrijfsverplaatsing;

d. landbouwbedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de primaire landbouwproductie worden gebruikt;

e. Landbouwvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Publicatieblad van de Europese Unie van 1 juli 2014, L 193/1;

f. Natuur Netwerk Nederland: het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden (ook wel Ecologische Hoofdstructuur in de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe).

HOOFDSTUK 2, AGRARISCHE BEDRIJFSVERPLAATSING

Artikel 2.1, Doel

De subsidie heeft tot doel de realisatie van bedrijfsverplaatsingen mogelijk te maken ter verbetering van de ruimtelijke structuur, agrarische structuur, natuur, water, landschap of milieu.

Artikel 2.2, Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de verplaatsing van grondgebonden agrarische bedrijven naar de hervestigingslocatie en investeringen in verband met de verplaatsing van deze bedrijven op de hervestigingslocatie.

Artikel 2.3, Doelgroep

Subsidie kan verstrekt worden aan de eigenaar of gebruiksgerechtigde van een grondgebonden agrarisch bedrijf, zijnde kleine en middelgrote ondernemingen als omschreven in bijlage I bij de Landbouwvrijstellingsverordening, die in de primaire landbouwproductie actief zijn.

Artikel 2.4, Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend in een door Gedeputeerde Staten vastgestelde indieningsperiode.

Artikel 2.5, Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier en gaat vergezeld van de daarin verplichte bijlagen.

Artikel 2.6, Weigeringsgronden

Een aanvraag voor subsidie wordt geweigerd indien:

a. het landbouwbedrijf een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder (14), van de Landbouwvrijstellingsverordening;

b. ten aanzien van de aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie, waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;

c. de activiteiten of werkzaamheden van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd, voor indiening van de schriftelijke aanvraag zijn gestart;

d. de cultuurgrond en het erf met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties voor of op de datum waarop de subsidieaanvraag is ingediend in eigendom is overgedragen aan Gedeputeerde Staten;

e. op het erf of delen van de cultuurgrond woningbouw is toegestaan volgens een geldend bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, of volgens een geldend besluit als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening;

f. het grondgebonden agrarisch bedrijf is ingebracht bij een verzoek om provinciale planologische medewerking aan:

1. de realisatie van een of meer ‘ruimte voor ruimte'-woningen of

2. de ontwikkeling van een nieuw landgoed of een nieuwe buitenplaats.

Artikel 2.7, Toetsingscriteria

1. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient het te verplaatsen landbouwbedrijf voor ten minste 50% gelegen te zijn in een gebied dat is opgenomen in een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aankoop- of grondstrategieplan. Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere gevallen afwijken van genoemd percentage.

2. Om voor subsidie in aanmerking te komen wordt het grondgebonden agrarisch bedrijf naar een hervestigingslocatie verplaatst waar het nieuwe erf met zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties en cultuurgrond niet zijn gelegen in het Natuur Netwerk Nederland.

Artikel 2.8, Hoogte van de subsidie

1. De subsidie bedraagt maximaal 100% van de daadwerkelijk gemaakte verplaatsingskosten, bestaande uit het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande installaties voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van dergelijke werkzaamheden met een maximum van €40.000,-- per onderneming.

2. De subsidie bedraagt maximaal 40% van het verschil tussen de daadwerkelijk gemaakte investeringskosten van bedrijfsgebouwen en installaties op de hervestigingslocatie en de waarde van gebouwen en installaties op de te verlaten locatie, met een maximum van €400.000,-- per onderneming per bedrijfsgebouwverplaatsing.

Artikel 2.9, Subsidiabele kosten

1. Verplaatsingskosten als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, die voor subsidie in aanmerking komen zijn:

a. kosten van makelaars, notarissen (inclusief kadastrale kosten), accountants en fiscalisten;

b. bedrijfsmatige verhuiskosten.

2. Investeringskosten als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, die voor subsidie in aanmerking komen zijn:

a. de kosten van de bouw, verwerving of verbetering van bedrijfsgebouwen en de daarbij horende installaties op de hervestigingslocatie;

b. de algemene kosten in verband met de onder a bedoelde uitgaven, zoals onderzoekskosten, leges voor vergunningen en procedures, kosten voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies;

c. sloopkosten van niet-bruikbare bedrijfsgebouwen op de hervestigingslocatie, mits deze kosten verband houden met investeringen die leiden tot een modernisering van de voorzieningen of een verhoging van de productiecapaciteit.

Artikel 2.10, Niet-subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

a. kosten van het saneren van de bodem, het erf en toebehoren;

b. kosten en investeringen ten behoeve van bedrijfswoningen, inclusief ondergrond en erf;

c. voorbereidingskosten voor zover deze één jaar of langer vóór indiening van de aanvraag zijn gemaakt;

d. kosten voor de aankoop van productierechten, betalingsrechten, fosfaatrechten en quota;

e. de aankoop en aanplant van gewassen;

f. de aankoop van dieren;

g. afwateringswerkzaamheden;

h. werkkapitaal;

i. btw.

Artikel 2.11, Verdeelsystematiek

1. Subsidieaanvragen worden op volgorde van datum van binnenkomst behandeld.

2. Wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen met betrekking tot de verdeling van de beschikbare middelen als de datum van ontvangst.

3. Voor zover door verstrekking van subsidie voor volledige aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking door loting vastgesteld.

Artikel 2.12, Verplichtingen van de subsidieontvanger

1. Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

a. de subsidieontvanger draagt zorg voor de rechtsgeldige overdracht aan de provincie of aan een door Gedeputeerde Staten aan te wijzen instantie van alle duurzaam tot het bedrijf behorende cultuurgrond en het bouwblok met het landbouwbedrijf, vrij van enig eigendoms-, zekerheids-, gebruiks- of ander beperkend of bezwarend recht, door middel van een notariële akte, of via een met Gedeputeerde Staten gesloten overeenkomst op basis van artikel 64 van de Wet inrichting landelijk gebied, waarbij voornoemde gronden door middel van een akte van toedeling worden geleverd;

b. de gepasseerde notariële akte van overdracht wordt onverwijld aan Gedeputeerde Staten overgelegd;

c. de subsidieontvanger houdt de investeringen ten minste vijf jaar in stand na vaststelling van de subsidie;

d. de subsidieontvanger start binnen twee maanden na ontvangst van de verleningsbeschikking met de uitvoering van de activiteit;

e. binnen twee jaar na ontvangst van de verleningsbeschikking worden de activiteiten voltooid;

f. Gedeputeerde Staten kunnen de onder e genoemde termijn één keer verlengen indien de subsidieontvanger de verplaatsing niet binnen die termijn kan afronden als gevolg van het niet tijdig kunnen beschikken over de voor verplaatsing benodigde vergunningen, vrijstellingen, ontheffingen en andere publiekrechtelijke instemmingen en dit niet is te wijten aan de subsidieontvanger;

g. één keer per jaar wordt een tussenrapportage omtrent de voortgang van de activiteiten aan Gedeputeerde Staten overgelegd.

2. Gedeputeerde Staten kunnen in afwijking van het eerste lid, onder a, bepalen dat het erf met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen, installaties en circa 1 hectare cultuurgrond niet in eigendom hoeven te worden overgedragen aan Gedeputeerde Staten, mits:

a. de bedrijfskavel niet is gelegen in het Natuur Netwerk Nederland en handhaving van de eventuele bedrijfswoning passend is in de doelstellingen zoals verwoord in het gebiedsplan dat op het desbetreffende gebied van toepassing is;

b. het erf met gebouwen een naar het oordeel van Gedeputeerde Staten passende niet-agrarische bestemming krijgt;

c. de zich op het erf bevindende bedrijfsgebouwen en installaties worden gesloopt. Deze voorwaarde geldt niet voor de bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties waarvan het gemeentebestuur heeft verklaard dat sloop daarvan niet zal worden toegestaan.

3. Gedeputeerde Staten kunnen in afwijking van het eerste lid, onder a, bepalen dat percelen niet in eigendom hoeven te worden overgedragen aan Gedeputeerde Staten, mits de provincie de gronden niet nodig heeft in het kader van het Natuur Netwerk Nederland of voor projectdoelstellingen of als ruilgrond.

Artikel 2.13, Staatssteun

Subsidie voor de verplaatsing van grondgebonden agrarische bedrijven en investeringen in verband met de verplaatsing van deze bedrijven op de hervestigingslocatie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 16 van de Landbouwvrijstellingsverordening.

Artikel 2.14, Subsidievaststelling

1. Binnen twee maanden na de datum waarop de te subsidiëren activiteit moet zijn uitgevoerd, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

2. De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld formulier en gaat vergezeld van de daarin verplichte bijlagen.

3. Na ontvangst van een vaststellingsaanvraag bevestigen Gedeputeerde Staten de ontvangst en geven aan binnen welke termijn zij een besluit op de aanvraag nemen.

Artikel 2.15, Bevoorschotting

1. Na subsidieverlening kunnen Gedeputeerde Staten op aanvraag een voorschot verstrekken.

2. Gedeputeerde Staten kunnen aan de voorschotverlening de voorwaarde verbinden dat de gesubsidieerde activiteiten gedeeltelijk zijn verricht en de kosten daarvan in rekening zijn gebracht aan de subsidieontvanger en zijn betaald.

3. Het totaal aan voorschotten is niet hoger dan 80% van het verleende subsidiebedrag.

HOOFDSTUK 3, SLOTBEPALINGEN

Artikel 3.1, Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2017 en vervalt op 1 juli 2021.

Artikel 3.4, Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Verplaatsing Grondgebonden Agrarische Bedrijven Drenthe 2016.

TOELICHTING

Het doel van deze subsidieregeling is het realiseren van overheidsdoelstellingen ten aanzien van de verbetering van de ruimtelijke of agrarische structuur, verbetering van natuur, landschap, water of milieu. Dit doel wordt bewerkstelligd door het ondersteunen en faciliteren van verplaatsingen van en investeringen in agrarische bedrijven van kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren. Subsidie wordt verstrekt voor hervestiging van grondgebonden landbouwbedrijven, waarvan de landbouwgronden benodigd zijn voor provinciale doelstellingen.

De Subsidieregeling Agrarische Bedrijfsverplaatsing bestaat uit twee onderdelen met ieder een eigen subsidiepercentage, een deel verplaatsing en een deel investering:

- verplaatsingskosten worden voor 100% gesubsidieerd met een maximum van €40.000,-- subsidie;

- investeringskosten worden voor 40% gesubsidieerd met een maximum van €400.000,--.

In totaal kan de subsidie € 440.000,-- per verplaatsingsproject bedragen. De subsidie wordt berekend op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten.

Werkwijze

Aanvragers komen voor subsidie in aanmerking indien voldaan is aan de toetsingscriteria en voorschriften van deze regeling. Als iemand besluit subsidie aan te vragen, betekent dit dat, bij toewijzing, de gronden en bedrijfsgebouwen in beginsel in eigendom overgedragen dienen te worden aan de provincie Drenthe. Op basis van een voorafgaande taxatie door een onafhankelijke taxateur wordt door Gedeputeerde Staten bepaald wat de oude situatie ten opzichte van de nieuwe situatie op de hervestigingslocatie betekent voor de omvang van de subsidiabele kosten.

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

De subsidiabele kosten staan aangegeven in artikel 2.8. Voor alle kosten geldt dat deze aan bedrijfsgebouwen gerelateerd dienen te zijn. Aankoop van landbouwgronden (agrarische percelen), alsmede de kosten en investeringen voor de bedrijfswoning met erf komen dus niet voor subsidie in aanmerking.

Toepassing Vrijstellingsverordening (EU) nr. 702/2014

Subsidies op grond van de Subsidieregeling Agrarische Bedrijfsverplaatsing vormen staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag tot werking van de Europese Unie. Deze subsidies worden verstrekt met toepassing van de Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

2.1.c. Verplaatsingsregeling Drentse bedrijven

Beleidsmatige criteria

Het stimuleren van het verplaatsen van bedrijven die een belangrijke bijdrage leveren in de totstandkoming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de landbouwstructuur en andere provinciale doelen.

Subsidiabele activiteiten

De benodigde rente tot maximaal 3% van de historische grondprijs.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Bedrijven (zowel agrarische als niet-agrarische bedrijven) die door hun verplaatsing een belangrijke bijdrage leveren aan de totstandkoming van het NNN, de landbouwstructuur en andere provinciale doelen, kunnen in aanmerking komen voor een achtergestelde lening. De verplaatser kan een overeenkomst met Prolander aangaan voor het gebruik van de kavel van maximaal 10 ha en voor een termijn van maximaal 10 jaar. In deze overeenkomst worden de volgende zaken contractueel vastgelegd.

- De desbetreffende kavel blijft gedurende de looptijd eigendom van de provincie en wordt in pacht uitgegeven aan de verplaatser.

- De verplaatser verplicht zich na afloop van de termijn de grond over te nemen voor de historische grondprijs. Indien de actuele grondprijs meer gestegen is gedurende de looptijd zodat de waardevermeerdering meer dan 40% is, dan betaalt de verplaatser de historische grondprijs vermeerderd met de waarde die overeenkomt met de stijging van de historische grondprijs boven de 40% (ter voorkoming van staatssteun op grond van verordening (EU) nummer 702/2014).

- De verplaatser betaalt pacht, zijnde 2% van de historische grondprijs. Indien het rentepercentage van de door het Nationaal Groenfonds in dit kader te verstrekken leningen hoger is dan 5%, wordt de pacht verhoogd met een percentage dat overeenkomt met de stijging boven de 5%.

De aankoop van de grond wordt gefinancierd vanuit een lening bij het Nationaal Groenfonds. De bijdragen in de rentekosten komen ten laste van de rekening Op Drentse Maat bij het Nationaal Groenfonds. GS kunnen in bijzondere omstandigheden besluiten af te wijken van het vorenstaande.

De bestuurscommissie of bedrijfsverplaatser moet kunnen aantonen dat de bedrijfsverplaatsing een belangrijke bijdrage levert aan de realisatie van het NNN, de landbouwstructuur en andere provinciale doelen. De aanvraag dient vergezeld te gaan van een verklaring van een boekhouder, accountant of bancaire instelling dat de verplaatser zonder deze achtergestelde lening zijn bedrijfsverplaatsing niet bancair kan financieren en dat verwacht mag worden dat hij, na een periode van 10 jaar gebruikgemaakt te hebben van deze faciliteit, wel in staat is deze grond aan te kunnen kopen. Ook dient de aanvraag vergezeld te gaan van een advies van Prolander. Indien de actuele grondprijs meer gestegen is gedurende de looptijd, zodat de waardevermeerdering meer dan 40% is, dient de waardevermeerdering boven de 40% ten goede te komen aan het Fonds Op Drentse Maat, dat ondergebracht is bij het Nationaal Groenfonds.

De subsidieaanvraag dient vergezeld te gaan van een offerte van Het Nationaal Groenfonds over welk bedrag en tegen welke rentevergoeding een lening aangegaan kan worden op grond van Op Drentse Maat.

Begunstigden

Bestuurscommissies, op grond van de WILG, waarvoor GS deze regeling van toepassing heeft verklaard door het publiceren van een subsidieplafond en de eigenaren van ver-plaatste bedrijven.

Maximale subsidiebijdrage

De benodigde rente tot maximaal 3% van de historische grondprijs.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU bepalingen/communautair toetsingscriteria

De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in 107 en verder van het Verdrag.

2.1.d. Kwaliteitsimpuls natuur en landschap

Zie voor de subsidieregeling Hoofdstuk 7.1.

2.1.e. Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

Beleidsmatige criteria

Behoud en herstel van stikstofgevoelige habitattypen in de Natura 2000/PAS-gebieden

Subsidiabele activiteiten

GS kunnen subsidie verlenen voor het uitvoeren van herstelmaatregelen die gericht zijn op de instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000-gebieden. De herstelmaatregelen beogen het tegengaan van achteruitgang en het herstel van alle stikstofgevoelige aangewezen habitattypen. De herstelmaatregelen moeten zijn benoemd in de PAS-gebiedsanalyses of in de beheerplannen Natura 2000.

Bij uitzondering kunnen onderzoeken of herstelmaatregelen worden gesubsidieerd die niet zijn opgenomen in genoemde documenten, mits deze aantoonbaar hetzelfde effect bereiken op het desbetreffende habitattype tegen vergelijkbare kosten als de wel opgenomen onderzoeken/herstelmaatregelen.

Subsidiabel zijn:

Effectgerichte herstelmaatregelen en systeemgerichte herstelmaatregelen, zoals inrichtingsmaatregelen, alsmede onderzoeken.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

- Onderzoeken/herstelmaatregelen worden uitgevoerd ter realisering van de natuurdoelen zoals opgenomen in de PAS-gebiedsanalyses/het Natura 2000-beheerplan.

- Prioriteit wordt gegeven aan de maatregelen die geprogrammeerd staan voor de eerste periode (2015-2020).

- Subsidie voor noodzakelijke herstelmaatregelen dienen te worden aangevraagd op basis van een reële kostenraming.

- Subsidieaanvragen dienen obstakelvrij te zijn.

Niet subsidiabel zijn:

- exploitatiekosten, waaronder begrepen de kosten van regulier beheer en onderhoud;

- kosten, verbonden aan het verwerven van gronden of gebouwen, tenzij deze gronden niet op een andere manier gefinancierd kunnen worden en deze gronden noodzakelijk zijn voor realisering van herstelmaatregelen en de kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers;

- kosten, verbonden aan het compenseren van waardeverlies van grond of gebouwen en andere kosten als gevolg van kapitaalsverliezen of inkomensverliezen, tenzij de kosten zijn verbonden aan de realisatie van niet-agrarische doeleinden en deze kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers;

- kosten van werkzaamheden die tot de reguliere taken van andere overheden of van andere rechtspersonen behoren, gemaakt ter uitvoering van activiteiten.

- kosten van werkzaamheden die door de aanvragende partij in eigen beheer worden uitgevoerd, zoals de kosten voor de begeleiding van het project door de aanvrager.

o Uitzonderingen hierop zijn: uitvoering van onderzoeken in het kader van PAS en werkzaamheden die rechtstreeks uitvoering geven aan PAS beheersmaatregelen;

- kosten die naar het oordeel van GS niet noodzakelijk zijn voor de rechtstreekse uitvoering van het project of bovenmatig zijn;

- verrekenbare of compensabele BTW.

Begunstigden

Bestuurscommissies, waterschappen, terreinbeherende organisaties, particuliere terreineigenaren.

De provincie kan ook zelf door middel van opdrachtverlening inhoud geven aan deze maatregel.

Maximale subsidiebijdrage

Maximaal 100%. GS kunnen hiervan afwijken.

Aanvragen indienen voor

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingskader:

De financiering van de PAS-maatregelen vormt geen steun in de zin van artikel 107, lid 1 VWEU, mits de natuurbeheerders die in dit kader subsidies ontvangen een boekhoudkundige scheiding aanhouden tussen de niet-economische activiteiten (uitvoering van de PAS-maatregelen) en al hun eventuele economische activiteiten.

Tevens moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

- de subsidies mogen door de begunstigde uitsluitend worden aangewend voor de uitvoering van specifieke PAS-maatregelen (dus niet-economische activiteiten);

- de begunstigde moet een boekhoudkundige scheiding aanhouden tussen niet-economische activiteiten (uitvoering van PAS-maatregelen) en alle (zowel met het PAS op enigerlei wijze verband houdende, als volstrekt daarvan losstaande) economische activiteiten;

- het principe van integrale kostenberekening geldt;

- eventuele kosten die (indirect) verband houden met de economische activiteit, aan die activiteit worden toegerekend en dus in mindering worden gebracht op de subsidiabele kosten;

- eventuele voordelen die de begunstigde zou ontvangen in het kader van de uitvoering van de PAS-maatregelen mogen niet ten gunste strekken van hun economische activiteiten;

- eventuele inkomsten die de begunstigde zou ontvangen in het kader van het verrichten van economische activiteiten moet toekomen aan de begunstigde;

- de begunstigde met enige regelmaat moet aantonen dat aan bovenstaande punten wordt voldaan.

Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.

Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.

Toelichting bij de toedeling van PAS-middelen

Uitgangspunt is te streven naar zo kostenefficiënt mogelijk te werken door onder andere de verschillende maatregelen zoals PAS, NN, KRW in de uitvoering te combineren (werk-met-werk maken). 

De in het Programma Natuurlijk Platteland (hierna te noemen Programma) genoemde PAS-middelen zijn in principe een maximum en geven richting aan de werkelijke kosten.

De PAS-middelen die voor een maatregel zijn gereserveerd zijn bestemd om het beoogde doel/effect te behalen.

De in het Programma genoemde PAS-middelen zijn volledig beschikbaar voor een desbetreffende maatregel indien de maatregel deze middelen ook daadwerkelijk nodig heeft. Indien na het realiseren van de desbetreffende maatregel, en het beoogde effect is gehaald, er middelen overblijven binnen het Programma komen deze wederom ten goede van andere PAS maatregelen.

De PAS-middelen worden niet toegekend als zijnde een prestatiebeloning, maar als een middel om de prestatie te behalen.

Indien een project een gedeelte van het beoogd effect realiseert, kan ook enkel aanspraak gemaakt worden op een evenredig gedeelte van de voor de maatregel gereserveerde middelen die in het Programma staan genoemd.

Het behalen van het einddoel is of vooraf bepaald door de provincie, ofwel gaat uit van het realiseren van een optimale situatie. Indien voor een suboptimale situatie (voor natuur) wordt gekozen, zullen de in het Programma gereserveerde middelen voor de desbetreffende maatregel naar evenredigheid worden ingezet.

Er is sprake van maatwerk bij het toekennen van middelen voor bepaalde maatregelen. Per geval weegt de provincie af wat redelijk en billijk is.

De provincie kan Prolander inzetten bij de ondersteuning van de uitvoering. Dit doet de provincie via de prestatieovereenkomst met Prolander. Mocht er op een bepaald moment geen geschikte capaciteit vanuit Prolander beschikbaar zijn voor een opgave kan de provincie procescapaciteit (bijvoorbeeld in de vorm van een projectleider) subsidiabel stellen. Het zal in voorkomende gevallen altijd gaan om maatwerk.

De PAS-maatregelen worden in principe voor 100% gefinancierd, tenzij:

In zijn algemeenheid dragen de partijen bij aan de uitvoering van het werk indien de uitvoering van de PAS-maatregelen gepaard gaan met andere werkzaamheden naar gelang het belang dat zij hebben bij de uitvoering van de aanvullende werkzaamheden.  

Wanneer maatregelen in samenhang met andere doelstellingen of financieringsbronnen worden uitgevoerd dan kan de bijdrage van de verschillende subsidienten in het geheel naar evenredigheid lager zijn.

2.2.    Biodiversiteit

Beleidsmatige criteria

De maatregelen moeten bijdragen aan het behoud van dier- en plantensoorten waarvoor Drenthe van landelijke en internationale betekenis is. Dit is ook vastgelegd in de beleidsnotitie "Natuur verdient beter". Projectplannen worden per jaar vastgesteld. Op voorhand kunnen in enig jaar geen meerjarige projecten worden gehonoreerd.

Subsidiabele activiteiten

Actieve maatregelen die van belang zijn voor het behoud van bedreigde dier- en plantensoorten. Daarbij is het voorkomen van soorten op de Rode Lijsten leidend.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Bij het subsidiëren gaat het vooral om:

- concrete beheersmaatregelen (inrichtingswerkzaamheden, kappen, plaggen, graven van poelen etc.);

- onderzoek naar beschermingsmogelijkheden;

- communicatie over de Drentse biodiversiteit en de maatregelen die nodig zijn om deze te beschermen.

Projecten moeten bijdragen aan:

1. het opheffen van kennislacunes over biodiversiteit (verspreiding en gedrag, knelpunten en mogelijkheden: mate en aard van bedreigingen, mogelijkheden om bedreigingen op te heffen, en dergelijke), binnen en buiten het Natuurnetwerk (in het bijzonder gericht op het voorkomen van Habitatrichtlijnsoorten (Natura 2000);

2. het behoud van bedreigde soorten (soorten waarvoor Drenthe een grote verantwoordelijkheid heeft zoals soorten die van oudsher vooral in Drenthe voorkomen of waarvan tegenwoordig de voornaamste populaties in Drenthe voorkomen, genetisch verschillen, endemisch zijn en dergelijke);

3. het vergroten van draagvlak voor het behoud van de Drentse biodiversiteit (motiveren, enthousiasmeren, communiceren) en bijdragen aan actieve bescherming van onze biodiversiteit.

Begunstigden

Privaatrechtelijke rechtspersonen, terreinbeherende organisaties, gemeenten, waterschappen, onderzoeksinstituten.

Maximale subsidiebijdrage

Maximaal 100%. Hierbij geldt een maximum van € 40.000,-- per jaar, per soort of soortgroep.

EU-bepalingen/communautair toetsingskader

In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.

1. Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.

2. Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.

3. Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1408/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.

4. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de kleine en middelgrote ondernemingen.

5. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1407/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

2.3.    Behoud, beheer en ontwikkeling van nationale parken

Beleidsmatige criteria

Het door GS vastgestelde Beheer-en inrichtingsplan (BIP) Dwingelderveld en Drents-Friese Wold en het Beheer-, Inrichtings- en Ontwikkelingsplan (BIO) Drentsche Aa.

Subsidiabele activiteiten

Subsidies kunnen worden verleend ten behoeve van projecten en activiteiten gericht op beheer, inrichting, educatie, voorlichting en onderzoek van de Drentse nationale parken en is gekoppeld aan de begrenzing van de parken.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

- Voor subsidieverlening komen slechts in aanmerking projecten die passen in de door GS vastgestelde bestedingenplannen. (Bestedingenplan: door het bestuurlijk platform van een nationaal park jaarlijks op basis van het BIP en BIO-plan opgesteld overzicht van geplande bestedingen in het eerstvolgende kalenderjaar).

- Indien er meer aanvragen zijn dan dat er middelen beschikbaar zijn, worden de aanvragen overeenkomstig de in de meerjarenprogramma's aangegeven prioriteistelling gehonoreerd. Daarbij wordt ambtelijk getoetst op (in volgorde van belangrijkheid):

- de doelmatigheid en maatschappelijk belang van het project;

- zekerheid over bestendigheid van het project;

- uitvoeringsgerichtheid van het project, projecten die gericht zijn op uitvoering genieten de voorkeur boven projecten die gericht zijn op planvorming;

- de hoogte van de eigen bijdrage.

- Voor subsidie komen in aanmerking de kosten die specifiek zijn toe te rekenen aan het project.

- In externe communicatie omtrent de gesubsidieerde activiteiten/producten moet vermeld worden dat de activiteiten/producten mede mogelijk gemaakt zijn door subsidie van het Nationaal Park. Voorzover van toepassing maakt u gebruik van de huisstijl Nationale Parken en het logo van het Nationaal Park wordt minimaal even groot vermeld als uw eigen logo.

- Na afloop van het project/de activiteiten stuurt u een beknopt verslag van uitgevoerde werkzaamheden/activiteiten en een financieel verslag op hoofdlijnen toe aan het secretariaat van het Nationaal Park.

Begunstigden

Een ieder die een bijdrage levert aan de doelstellingen van de nationale parken conform de door GS vastgestelde bestedingenplannen. Aanvragen van derden behoeven de goedkeuring van het desbetreffende bestuurlijk platform voor het Nationaal Park.

Maximale subsidiebijdrage

100%.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing.

EU-bepalingen/communautair toetsingskader

In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.

1. Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.

2. Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.

3. Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1408/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.

4. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de kleine en middelgrote ondernemingen.

5. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1407/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.

2.4.    Milieukwaliteit NNN, VHR en NB-gebieden

Het doel van dit onderdeel is om activiteiten en projecten te realiseren die zijn gericht op het herstellen of verbeteren van de milieukwaliteit van de Natuurnetwerk gebieden binnen de provincie Drenthe, waaronder de Natura 2000 (= Vogel en Habitatrichtlijn) gebieden en de Natuurbeschermingswetgebieden. Alleen activiteiten en projecten die niet in het generieke (milieu)-beleid zijn voorzien of aanvullend zijn op dit beleid komen voor subsidie in aanmerking.

2.4.a. Verbetering van de waterkwaliteit in watergangen

Beleidsmatige criteria

Hydrologisch herstel in de Natura 2000-gebieden (KRW) hebben een hoge prioriteit.

Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor:

a. het aanleggen van natuurlijke oevers en natte verbindingszones;

b. het bestrijden van eutrofiëring in natuurgebieden door de aanleg van dammen en stuwen, het scheiden van waterstromen of het aanleggen van helofytenvijvers op plaatsen waar de problemen zijn ontstaan door diffuse verontreiniging;

c. het uitvoeren van werken die gericht zijn op het laten meanderen van beken en/of het ontdiepen en verbreden van de watergangen;

d. het toepassen van ecologisch bermbeheer, waarbij

- de activiteit wordt uitgevoerd in het agrarische gebied;

- een integraal plan wordt opgesteld

- uitsluitend eenmalige kosten voor de opstart van en de investering in ecologisch bermbeheer subsidiabel zijn.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

a. Subsidiabel zijn: maatregelen die zijn opgenomen in de KRW factsheets.

b. Niet subsidiabel zijn:

- exploitatiekosten, waaronder begrepen de kosten van regulier beheer en onderhoud;

- kosten, verbonden aan het verwerven van grond of gebouwen, tenzij de kosten noodzakelijk zijn voor het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van de uitvoering van de activiteit en de kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers;

- kosten, verbonden aan het compenseren van waardeverlies van grond of gebouwen en andere kosten als gevolg van kapitaalsverliezen of inkomensverliezen, tenzij de kosten zijn verbonden aan de realisatie van niet-agrarische doeleinden en deze kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers;

- kosten van werkzaamheden die tot de reguliere taken van andere overheden of van andere rechtspersonen behoren, gemaakt ter uitvoering van activiteiten.

Begunstigden

Gemeenten, waterschappen, drinkwaterleidingbedrijven, terreinbeherende instanties, agrariërs en particulieren.

De provincie kan ook zelf door middel van opdrachtverlening inhoud geven aan deze maatregel.

Maximale subsidiebijdrage

50%

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingskader

In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.

1. Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.

2. Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.

3. Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1408/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.

4. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de kleine en middelgrote ondernemingen.

5. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1407/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.

Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.

Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.

2.4.b. Herstel en behoud van bodemkwaliteit met betrekking tot verzuring en vermesting

Beleidsmatige criteria

Hydrologisch herstel in de Natura 2000-gebieden (PAS) hebben een hoge prioriteit.

Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die de effecten en oorzaken van de milieubelasting bestrijden, zodat de gewenste milieukwaliteit wordt bereikt. De volgende activiteiten zijn subsidiabel.

a. Het afgraven van de fosfaatverzadigde laag.

b. Afplaggen

c. Investeringen in emissiearme bemestingstechnieken.

d. Het uitvoeren van demonstratieprojecten gericht op het verminderen van ammoniak-emissies en ammoniakdeposities.

e. Advisering, voorlichting, kennisuitwisseling, ontwikkeling van plannen en het toepassen van bedrijfsinterne milieuzorg gericht op de omschakeling van landbouwbedrijven naar duurzame productiesystemen.

f. Het uitvoeren van demonstratieprojecten van bodembewerkings- en bemestingsmethoden en technieken gericht op de verbetering van de kwaliteit en de vergroting van de variatie van het bodemleven.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

a. Projecten kunnen alleen in, of ten behoeve van de (milieu)kwaliteit van, het Natuurnetwerk worden uitgevoerd.

b. Niet subsidiabel zijn:

- exploitatiekosten, waaronder begrepen de kosten van regulier beheer en onderhoud;

- kosten, verbonden aan het verwerven van grond of gebouwen, tenzij de kosten noodzakelijk zijn voor het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van de uitvoering van de activiteit en de kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers;

- kosten, verbonden aan het compenseren van waardeverlies van grond of gebouwen en andere kosten als gevolg van kapitaalsverliezen of inkomensverliezen, tenzij de kosten zijn verbonden aan de realisatie van niet-agrarische doeleinden en deze kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers;

- kosten van werkzaamheden die tot de reguliere taken van andere overheden of van andere rechtspersonen behoren, gemaakt ter uitvoering van activiteiten.      

Bij het afgraven van fosfaatverzadigde bovengrond geldt bovendien:

- de activiteit betreft het eenmalig afgraven van bovenste bodemlaag van gronden in agrarisch gebruik die worden omgevormd tot natuurgebied;

- de betrokken gronden zijn op het moment van afgraven niet meer in gebruik als landbouwgrond en niet meer in bezit van een agrariër;

- de kosten van het afgraven zijn niet te verhalen op de veroorzaker, omdat de desbetreffende agrariër voldaan heeft aan de geldende regelgeving;

- het hergebruik van de afgegraven grond dient plaats te vinden binnen de bestaande wettelijke kaders.

Begunstigden

Gemeenten, waterschappen, drinkwaterleidingbedrijven, terreinbeherende instanties, agrariërs en particulieren.

De provincie kan ook zelf door middel van opdrachtverlening inhoud geven aan deze maatregel.

Maximale subsidiebijdrage

50%

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingskader

In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.

1. Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.

2. Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.

3. Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1408/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.

4. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de kleine en middelgrote ondernemingen.

5. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1407/2013, betreffende de toepas-sing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.

Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.

Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.

2.4.c. Herstel verdroogd gebied

Beleidsmatige criteria

Hydrologisch herstel in de Natura 2000-gebieden (PAS) of de topgebieden verdroging (Omgevingsvisie Drenthe, 2014).

Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die tot doel hebben om hydrologische systemen te herstellen met het oog op behoud, herstel of ontwikkeling van natuur.

Subsidiabele activiteiten

a. inrichtingsactiviteiten ter bestrijding van verdroging;

b. compenserende maatregelen in de vorm van bijdragen aan functieverandering en betaling van natschade;

c. vasthouden van gebiedseigen water door het plaatsen van stuwen of cascades, of door het uitvoeren van werken die gericht zijn op het laten meanderen van beken en/of het ontdiepen en verbreden van de watergangen.

Niet subsidiabel op grond van deze regeling zijn:

- exploitatiekosten, waaronder begrepen de kosten van regulier beheer en onderhoud.

- kosten, verbonden aan het compenseren van waardeverlies van grond of gebouwen en andere kosten als gevolg van kapitaalsverliezen of inkomensverliezen, tenzij de kosten zijn verbonden aan de realisatie van niet-agrarische doeleinden en deze kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Activiteiten kunnen in beginsel alleen in gebieden worden uitgevoerd indien onderdeel van de herstelstrategie PAS of in de omgeving van Top-gebieden verdroging.

Begunstigden

Gemeenten, bestuurscommissies, waterschappen, natuurbeschermingsorganisaties, waterleidingbedrijven en particuliere terreineigenaren (niet zijnde ondernemers).

Ten aanzien van subsidiabele activiteit b: voor deze activiteit kunnen ook agrariërs subsidie aanvragen.

Maximale subsidiebijdrage

50%

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU bepalingen/communautair toetsingskader

De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in 107 en verder van het Verdrag .

Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.

Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.

2.5.    Instandhouding schaapskuddes [ingetrokken]

3.       SUBSIDIES VOOR LANDBOUW

3.1.    Grondgebonden landbouw

3.1.a. Landinrichtingsafspraken

Beleidsmatige criteria

Daar waar beleidsdoelstellingen zoals realisatie Natuurnetwerk Nederland, structuurverbetering landbouw, waterberging, infrastructuur, etc. aan de orde zijn, kan het instrument landinrichting ingezet worden om deze doelstellingen te realiseren.

Subsidiabele activiteiten

a. Wettelijke herverkaveling

b. Planmatige (vrijwillige) kavelruil

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Conform de criteria zoals genoemd in de WILG, artikel 85, en, waar mogelijk, conform de POP3 voorwaarden.

Begunstigden

Door GS op basis van de WILG ingestelde bestuurs- en adviescommissies.

De provincie kan ook zelf, door middel van opdrachtverlening, inhoud geven aan deze maatregel.

Maximale subsidiebijdrage

100%.

EU bepaling

1. Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.

2. Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt geschiedt dit met inachtneming van verordening (EU), nummer 702/2014, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het VWEU op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.

3. Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1408/2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het VWEU op de-minimissteun.

Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.

Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

3.1.b. Kavelruilfaciliteiten

Beleidsmatige criteria

Het stimuleren en faciliteren van kavelruilen en andere vormen van gebiedsontwikkeling ten behoeve van de landbouwstructuur, realisatie Natuurnetwerk Nederland (NNN) en/of andere provinciale doelen.

Bij realisatie NNN kan ook gedacht worden aan het toedelen van particuliere eigenaren naar kavels binnen het NNN die zich verplichten tot het realiseren van een doelstelling van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer (SVNL) of de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap (SKNL). Kavelruilen kunnen beter uitgevoerd worden wanneer het mogelijk is om een strategische grondpot te vormen. Deze strategische grondpot kan gebruikt worden om kavelruilen soepeler te laten verlopen en/of provinciale doelen eerder te bereiken.

Subsidiabele activiteiten

De provincie zal vanuit Op Drentse Maat het verschil tussen de verschuldigde rente en de pacht voor haar rekening nemen en het risico van waardevermeerdering of vermindering, zolang de kavel op naam staat van de provincie.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Bij kavelruilen is het van groot belang om te kunnen beschikken over een strategische grondpot. De provincie kan in een specifiek gebied een beperkte hoeveelheid grond aankopen om strategische grondposities in te kunnen nemen die bij kunnen dragen aan het kavelruilproces. De aankoop wordt gefinancierd vanuit het Nationaal Groenfonds. De provincie zal  het verschil tussen de verschuldigde rente en de pacht voor haar rekening nemen en het risico van waardevermeerdering of vermindering, zolang de kavel op naam staat van de provincie. De bijdragen in de rentekosten komen voor het provinciale deel ten laste van de rekening Op Drentse Maat bij het Nationaal Groenfonds. De waardevermeerdering of vermindering van grondprijs van kavels zal ten goede of ten laste komen aan het Fonds Op Drentse Maat dat ondergebracht is bij het Nationaal Groenfonds.

In het algemeen kan gesteld worden dat een grondpot maximaal 5 jaar gevuld is en dat per kavelruil een grondpot gevormd kan worden. De individuele kavels mogen maximaal 2 jaar in bezit gehouden worden. GS zullen per jaar een subsidieplafond publiceren voor welke doelen, gebieden of commissies deze regeling van toepassing is. Het is ook mogelijk dat GS een Bestuurscommissie op grond van de WILG mandateren de subsidie voor kavelruilfaciliteiten uit te voeren.

GS kunnen in bijzondere omstandigheden besluiten af te wijken van het vorenstaande.

De bestuurscommissie moet kunnen aantonen dat de aan te kopen kavels een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan een kavelruil en/of realisatie NNN. Prolander dient aan te geven dat zij dit initiatief ondersteunen. Prolander dient de aan  en verkopen marktconform uit te voeren. De aanvrager dient aan te geven op welke wijze de subsidie bij gaat dragen aan de realisatie van het NNN, landbouwdoelen en/of andere provinciale doelen. De subsidieaanvraag dient vergezeld te gaan van een offerte van Het Nationaal Groenfonds over welk bedrag en tegen welke rentevergoeding een lening aangegaan kan worden op grond van Op Drentse Maat.

Begunstigden

Bestuurscommissies, op grond van de WILG, waarvoor GS deze regeling van toepassing heeft verklaard door het publiceren van een subsidieplafond.

Maximale subsidiebijdrage

De maximale subsidietoezegging is het verschil tussen de verschuldigde rente en de pacht.

De waardevermeerdering of  vermindering van de kavel op naam van de provincie, wordt opgevangen vanuit het fonds Op Drentse Maat

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingscriteria

De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 107 en verder van het VWEU.

4.       SUBSIDIES VOOR LANDSCHAP

4.1.    Nationaal Landschap

4.1.a. Nationaal Landschap Drentsche Aa

Beleidsmatige criteria

Behoud, beheer en ontwikkeling van het Nationaal Landschap Drentsche Aa met als belangrijkste aandachtspunten de doelen uit het Beheer-, Inrichtings- en Ontwikkelingsplan (BIO) Drentsche Aa.

Subsidiabele activiteiten

Realisatie van de doelen uit het Beheer-, Inrichtings- en Ontwikkelingsplan Drentsche Aa, gekoppeld aan de begrenzing van het Nationaal Landschap Drentsche Aa.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Voor subsidieverlening komen slechts in aanmerking projecten die passen het BIO-plan Drentsche Aa 2.0. Primair is het budget echter bedoeld voor de instandhouding van het Levend bezoekersnetwerk Drentsche Aa.

Begunstigden

Een ieder die een bijdrage levert aan de doelstellingen van het Nationale landschap Drentsche Aa conform het door GS vastgestelde BIO-plan. Aanvragen van derden be-hoeven de goedkeuring van het Overlegorgaan.

Maximale subsidiebijdrage

100%

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingskader

In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.

1. Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.

2. Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.

3. Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1408/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.

4. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de kleine en middelgrote ondernemingen.

5. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1407/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.

5.       SUBSIDIES VOOR WATER

5.1.    Water bergen en vasthouden

Beleidsmatige criteria

Water vasthouden in natuurgebieden, water vasthouden in beekdalen en de inrichting van bergingsgebieden zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Drenthe (2014) heeft prioriteit.

Subsidiabele activiteiten

- Inrichtingsmaatregelen gericht op het bergen en vasthouden van water.

- Inrichtingsmaatregelen die tot doel hebben hydrologische systemen klimaatbestendig te maken en/of de verdroging te bestrijden.

- Compenserende maatregelen in de vorm van bijdragen aan functieverandering en betaling van natschade.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

- Er is een uitvoeringsplan beschikbaar en de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten dragen bij aan de bestrijding van regionale wateroverlast, het klimaatbestendig maken van watersystemen en/of de verdrogingsbestrijding.

- De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten geven inzicht in de mate waarin het project bijdraagt aan vasthouden en bergen van water.

- De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn afgestemd met de provincie en de gemeente, dan wel de provincies en de gemeenten op wier grondgebied de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zullen worden uitgevoerd.

- De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn niet strijdig met het vigerend provinciaal ruimtelijk beleid (provinciaal omgevingsbeleid maatgevend).

Begunstigden

Waterschappen.

Maximale subsidie bijdrage

De maximale subsidiebijdrage is 30%.

Daadwerkelijk toekennen is afhankelijk van de beschikbare financiële ruimte en ter beoordeling van GS.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing, regeling is hele jaar opengesteld.

EU bepalingen

De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 107 en verder van het VWEU.

5.2.    Synergieprojecten (KRW en WB21)

Beleidsmatige criteria

Er worden bijdragen verleend aan de synergieprojecten zoals opgenomen in bijlage 2 van de afrondingsovereenkomst ILG Rijk-provincie Drenthe van 23 november 2012, kortweg afrondingsovereenkomst ILG. Het betreft de volgende projecten.

- De Hunze natuurlijk.

- Ecologisch herstel Drentsche Aa.

- Beekdal Messchen.

- Waterberging en natuur Peizer- en Eeldermaden.

- Koppeling Matsloot-Eelderdiep.

- Samen over de Reest.

- Vledder Aa.

Subsidiabele activiteiten

De subsidiabele activiteiten zijn per project opgenomen in bijlage 2 van de afrondingsovereenkomst ILG.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

- Er is een uitvoeringsplan beschikbaar en de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten dragen bij aan de bestrijding van regionale wateroverlast, het klimaatbestendig maken van watersystemen en/of de verdrogingsbestrijding.

- De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten geeft inzicht in de mate waarin het project bijdraagt aan de prestaties van de verschillende synergieprojecten.

- De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn afgestemd met de provincie en de gemeente, dan wel de provincies en de gemeenten op wier grondgebied de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zullen worden uitgevoerd.

- De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn niet strijdig met het vigerend provinciaal ruimtelijk beleid (provinciaal omgevingsbeleid maatgevend).

Begunstigden

Waterschappen en gemeenten.

Maximale subsidie bijdrage

Voor de synergieprojecten zoals opgenomen in de afrondingsovereenkomst ILG.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing, regeling is hele jaar opengesteld.

EU bepalingen

De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 107  en verder van het VWEU.

Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.

Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.

5.3.    Grondwater

Beleidsmatige criteria

Projecten gericht op een lagere belasting van het grondwater met ongewenste stoffen waarmee doelen van de Kaderrichtlijn Water worden gerealiseerd.

Subsidiabele activiteiten

a. Investeringen in emissiearme bemestingstechnieken.

b. Investeringen in nieuwe technieken gericht op vermindering van verliezen en gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen of toepassing van mechanische onkruidbestrijding.

c. Certificering kringloop landbouw op basis van landelijk geaccepteerde methoden.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Projecten van agrariërs zijn alleen subsidiabel als het gaat om een extra vermindering van de emissie bovenop de wettelijke verplichting.

Begunstigden

Waterschappen, drinkwaterleidingbedrijven en agrariërs.

De provincie kan zelf ook door middel van opdrachtverlening inhoud geven aan deze maatregel.

Maximale subsidiebijdrage

Daadwerkelijk toekennen is afhankelijk van de beschikbare financiële ruimte en ter beoordeling van GS.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingskader

In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.

1. Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.

2. Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.

3. Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1408/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.

4. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de kleine en middelgrote ondernemingen.

5. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1407/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.

Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.

Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.

5.4.    Zoetwatervoorziening

Beleidsmatige criteria

Projecten opgenomen in het uitvoeringsprogramma van het Deltaprogramma zoetwater regio Oost-Nederland en Noord-Nederland (IJsselmeerregio).

Provinciale omgevingsvisie (2014).

Subsidiabele activiteiten

- Inrichtingsmaatregelen gericht op het vasthouden van water.

- Investeringen die leiden tot een zuiniger gebruik van water.

- Inrichtingsmaatregelen die tot doel hebben hydrologische systemen klimaatbestendig te maken en/of de verdroging te bestrijden.

- Compenserende maatregelen in de vorm van bijdragen aan functieverandering en betaling van natschade.

- Verbetering bodemstructuur op bedrijfsniveau.

- Certificering kringloop landbouw op basis van landelijk geaccepteerde methoden.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

- De aanvrager maakt duidelijk in welke mate de maatregelen bijdragen aan een goede zoetwatervoorziening en behoud van de grondwatervoorraad;

- De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn niet strijdig met het vigerend provinciaal ruimtelijk beleid (provinciaal omgevingsbeleid maatgevend).

Begunstigden

Grondgebruikers, waterschappen.

Maximale subsidiebijdrage

Daadwerkelijk toekennen is afhankelijk van de beschikbare financiële ruimte en ter beoordeling van GS.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing, regeling is hele jaar opengesteld.

EU bepalingen

De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 107 en verder van het VWEU.

Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.

Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.

6.       SUBSIDIES VOOR RECREATIE EN TOERISME EN DUURZAAM ONDERNEMEN

6.1.    Landelijke routenetwerken en toeristische infrastructuur

Beleidsmatige criteria

Het beleidskader wordt gevormd door de Realisatiestrategie Platteland.

Subsidiabele activiteiten

In aanmerking voor een bijdrage komen activiteiten die de toegankelijkheid van natuur en het landelijk gebied voor recreatief/toeristisch gebruik versterken. Zoals:

1. de instandhouding van de landelijk aaneengesloten routenetwerken voor wandelen en fietsen. Het gaat om activiteiten in het kader van netwerkbeheer; kwaliteitsbewaking; landelijke coördinatie; voorlichting; promotie cq kenniscoördinatie en monitoring;

2. de instandhouding van voorzieningen die bijdragen aan een bepaald nivo van toeristische toegankelijkheid van natuur en landschap.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Ad 1.  Het door de provincies, in IPO verband, als basis voor de periode 2014-2015 goedgekeurde werkplan voor de "Nationale routestructuur fietsen en wandelen" vormt de basis voor de subsidie.

Begunstigden

Stichting Landelijk Fietsplatform en Stichting wandelnet. Gemeenten, weg- en terreinbeheerders. De provincie kan zelf ook door middel van opdrachtverlening inhoud geven aan deze maatregel.

Maximale subsidiebijdrage

75%.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU bepalingen/communautair toetsingskader

De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 107 en verder van het VWEU.

6.2.    Versterken toeristische voorzieningen

Beleidsmatige criteria

Het beleidskader wordt gevormd door het POP II. Prioriteit hebben activiteiten die in Zuidwest- en Zuidoost-Drenthe worden uitgevoerd.

Subsidiabele activiteiten

Zie onder EU bepalingen.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Zie onder EU bepalingen.

Begunstigden

Zie onder EU bepalingen.

Maximale subsidiebijdrage

66%.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU bepalingen

Alle staatssteun toegekend in het kader van deze maatregelen aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling, zoals vastgesteld bij verordening (EU) nummer 1407/2013.

6.3.    Innovatie en samenwerking landbouw

Beleidsmatige criteria

Omgevingsvisie Drenthe 2014, AgroAgenda Noord-Nederland 2013-2020, Innovatieprogramma Veenkolonien en Kader voor economische investeringen (KEI):

Activiteiten hebben tot doel:

- verbetering van de concurrentiepositie van de landbouw;

- verbreding van de economische basis voor ontwikkeling van inkomsten uit activiteiten naast en in samenhang met agrarische bedrijfsvoering;

- bevordering van een maatschappelijk aanvaarde landbouw;

Subsidiabele activiteiten

Naast fysieke maatregelen om te komen tot landbouwstructuurversterking (zie onder andere grondgebonden landbouw en landinrichting) gaat het om activiteiten gericht op:

a. het bevorderen van ondernemerschap door kennisontwikkeling, kennisverspreiding en ontwikkeling van ondernemersvaardigheden;

b. het bevorderen van innovaties, zoals het toepassen van nieuwe technieken en het ontwikkelen van nieuwe producten en afzetmogelijkheden;

c. het stimuleren van samenwerkingsverbanden met andere producenten en in de keten, zoals de regionale ketenontwikkeling voor biologische producten;

d. het stimuleren van nieuwe diensten en niet-landbouwkundige producten zoals energiewinning uit biomassa, zorg, recreatieve nevenactiviteiten en het zelf vermarkten van ambachtelijke producten;

e. het ontwikkelen en stimuleren van groen/blauwe diensten;

f. het stimuleren van activiteiten van agrariërs die gericht zijn op behoud en versterking van landschapswaarden en/of milieukwaliteit;

g. het bevorderen van voedselveiligheid en kwaliteit en dierenwelzijn;

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Projecten moeten vernieuwing(en) teweegbrengen die ten nutte komen van de agrosector in Drenthe. Activiteiten moeten een voor Drenthe innovatief karakter hebben en/of een voorbeeldfunctie vervullen en/of overdraagbaar zijn op andere bedrijven. In het geval van projecten ter bevordering van maatschappelijk aanvaarde landbouw moet het gaan om bovenwettelijke maatregelen.

Begunstigden

(Samenwerkingsverbanden van) (agrarische) bedrijven, kennisinstellingen, intermediaire organisaties.

Maximale subsidiebijdrage

50%.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

Alle in het kader van deze maatregel toegekende steun zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nummer 1407/2013.

Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.

Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.

7.       BIJLAGEN

7.1.    Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 (begripsbepalingen)

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

a. agrarisch beheerpakket: in bijlage 3, onderdeel B, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer beschreven pakket, bestaande uit instapeisen, beheereisen en, voor zover in het betreffende agrarische beheerpakket opgenomen, administratieve of aanvullende verplichtingen;

b. ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 7;

c. beheerpakket landschap: in bijlage 6, onderdeel B, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer beschreven pakket, bestaande uit instap- en beheereisen;

d. beheerplan: plan ex artikel 19a lid 1 of 19b lid 1 van de Natuurbeschermingswet 1998;

e. beheertype: een agrarisch beheerpakket, een beheerpakket landschap, een landschapselement of een natuurbeheertype;

f. grote onderneming: ondernemingen die geen kleine en middelgrote ondernemingen zijn als bedoeld in artikel 2, bijlage I, van Verordening (EU) nr. 702/2014;

g. functieverandering: het omzetten van landbouwgrond naar natuurterrein;

h. habitattype: type, zoals genoemd in bijlage I bij de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;

i.. investeringsplan: plan bedoeld in artikel 10, eerste lid;

j. investeringssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 8;

k. landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);

l. landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een landbouwactiviteit uitoefent;

m. landbouwgrond: binnen de provincie gelegen stuk grond waarop een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd, niet zijnde gronden als bedoeld in onderdeel r, andere gronden met als hoofdfunctie natuur of gronden als bedoeld in artikel 5a van de Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister van Economische Zaken;

n. landschapselement: in bijlage 6, onderdelen A.1 of A.2, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer opgenomen onderdeel van het landschap;

o. minister: de minister van Economische Zaken;

p. natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer;

q.natuurbeheertype: in bijlage 1, tweede kolom, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer opgenomen soort natuur zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap;

r. natuurkwaliteit: op de ambitiekaart van het natuurbeheerplan aangegeven gewenst kwaliteitsniveau van het beheertype, gebaseerd op de Index Natuur en Landschap;

s. natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur, die ingevolge artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer is begrensd, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 van de onderhavige regeling is verstrekt;

t. plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013: Nederlands plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1698/2005;

u. realisatieplan: plan als bedoeld in artikel 17, vierde lid;

v. subsidie functieverandering: subsidie als bedoeld in artikel 15;

Artikel 2 (subsidieplafond en openstelling)

1. GS kunnen een subsidieplafond vaststellen voor de investeringssubsidies, bedoeld in artikel 8, alsmede een subsidieplafond voor de subsidie functieverandering, bedoeld in artikel 15. GS kunnen daarbij uitsluiten:

a. bepaalde gebieden;

b. bepaalde categorieën van aanvragers;

c. bepaalde investeringssubsidies, al dan niet voor bepaalde beheertypen;

d. het verstrekken van een subsidie functieverandering voor zover die subsidie voorafgaat aan:

i. de realisatie van een op grond van onderdeel c uitgesloten natuurbeheertype, ongeacht of die realisatie plaats zou hebben gevonden naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, of een realisatieplan als bedoeld in artikel 17, vierde lid;

ii. de realisatie en bescherming van een op grond van onderdeel c uitgesloten landschapselement, ongeacht of die realisatie en bescherming plaats zou hebben gevonden naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, of een realisatieplan als bedoeld in artikel 17, vierde lid.

2. GS kunnen een openstellingsperiode vaststellen voor het indienen van een aanvraag investeringssubsidie of een subsidie functieverandering. Een dergelijk besluit wordt voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.

3. Als op grond van het tweede lid besloten is een openstellingsperiode te hanteren en op grond van het eerste lid tevens een subsidieplafond wordt vastgesteld, wordt het besluit waarin het subsidieplafond wordt vastgesteld voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.

Artikel 3 (rangschikking: volgorde van ontvangst)

1. Aanvragen worden afgehandeld in volgorde van ontvangst.

2. Als GS een subsidieplafond hebben vastgesteld rangschikken zij per subsidieplafond aanvragen tot subsidieverlening met dezelfde ontvangstdatum door loting voor zover op die datum het subsidieplafond wordt overschreden.

3. Volgens de rangschikking, bedoeld in het tweede lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.

4. Als een aanvraag naar het oordeel van GS onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum waarop eerste indiening heeft plaatsgehad plus het aantal dagen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop GS de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.

5. Indien GS een openstellingsperiode hebben vastgesteld, zijn het eerste tot en met vierde lid van overeenkomstige toepassing voor de afhandeling van aanvragen die in dezelfde openstellingsperiode zijn ontvangen.

Artikel 4 (indiening aanvraag)

Als een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door een gemachtigde gaat de aanvraag vergezeld van een bewijs van machtiging.

Artikel 4a (beslistermijn)

1. GS beslissen binnen 13 weken op een aanvraag. De beslissing kan éénmaal met ten hoogste 13 weken worden verdaagd.

2. In afwijking van het eerste lid beslissen GS binnen 26 weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 8, vierde lid. De beslissing kan éénmaal met ten hoogste 26 weken worden verdaagd.

Artikel 5 (uitsluitingen begunstigden)

Een investeringssubsidie en een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt aan:

a. publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van Staatsbosbeheer;

b. rechtspersonen die de waterwinning als doelstelling hebben;

c. privaatrechtelijke rechtspersonen die kennelijk zijn opgericht ten behoeve van het beheer van grond of water, waarvan de eigendom geheel of gedeeltelijk berust bij de rechtspersonen, bedoeld in de onderdelen a en b;

d. een subsidieaanvrager jegens wie er een uitstaand bevel tot terugvordering is ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard (Deggendorf-clausule);

e. een onderneming die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01).

Artikel 6 (anti-cumulatie)

1. Als voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd subsidie is verstrekt door GS op grond van een andere regeling of door andere overheden, waardoor het totaal aan subsidie voor de desbetreffende activiteit meer bedraagt dan:

a. de werkelijke kosten die de activiteiten met zich meebrengen

b. de maximale vergoeding die op grond van Europese voorschriften mag worden gegeven, of

c. de maximale vergoeding die op grond van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 mag worden gegeven, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk is om betaling boven de werkelijke kosten dan wel de hiervoor bedoelde maxima te voorkomen.

2. De aanvrager verklaart op het door of namens GS vast te stellen aanvraagformulier óf en zo ja welke andere subsidies als bedoeld in het eerste lid hij voor de desbetreffende activiteit ontvangt en door wie die subsidies worden verstrekt.

Artikel 6a (communautaire richtsnoeren voor staatssteun)

1. Subsidies als bedoeld in de artikelen 8 en 15 worden slechts verstrekt voor zover die verstrekking geschiedt in overeenstemming met randnummer 70, van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2014-2020 (PbEU 2014/C 204/01).

2. Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 8, tweede lid, en het derde lid, onderdeel b, kunnen niet worden ingediend na 31 oktober 2013 indien de investering gericht is op een agrarisch beheerpakket, opgenomen in bijlage 3, onderdeel A.2, onderscheidenlijk een beheerpakket landschap, opgenomen in bijlage 6, onderdeel B.2, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer.

3. Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 8, eerste lid, het derde lid, onderdeel a, en het vierde lid, alsmede artikel 15 kunnen niet worden ingediend na 31 oktober 2017.

Artikel 6b (bewaren subsidiedocumenten)

Een ontvanger van een subsidie bewaart alle documenten inzake een aan hem op grond van deze regeling verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste 5 jaar nadat de desbetreffende subsidie geheel is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Ambitiekaart

Artikel 7 (ambitiekaart)

Als onderdeel van het natuurbeheerplan stellen GS ten behoeve van de uitvoering van deze regeling een elektronische ambitiekaart met een topografische ondergrond vast, waarop:

a. de begrenzing is vastgelegd van alle bestaande en nog te realiseren natuur waarvoor GS een subsidie als bedoeld in artikel 8 of artikel 15 willen verstrekken;

b. binnen deze begrenzing de natuurkwaliteit van alle bestaande en nog te realiseren natuur is getypeerd conform de Index Natuur en Landschap.

Hoofdstuk 3 Investeringssubsidie natuur en landschap

Artikel 8 (grondslag subsidie)

1. GS kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen in een natuurterrein die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende natuurterrein wijzigen met als doel:

a. de realisatie van een natuurbeheertype op grond die een functieverandering heeft ondergaan;

b. de realisatie en bescherming van een landschapselement op grond die een functieverandering heeft ondergaan;

c. de verhoging van de natuurkwaliteit van het bestaande natuurbeheertype;

d. de verhoging van de natuurkwaliteit van het bestaande landschapselement;

e. de omzetting van een natuurterrein met een bestaand natuurbeheertype in een natuurterrein met een overeenkomstig de ambitiekaart gewenst natuurbeheertype te realiseren, of;

f. de realisatie of verhoging van de natuurkwaliteit van een habitattype.

2. GS kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen in landbouwgrond die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van de desbetreffende landbouwgrond wijzigen met als doelde realisatie van een agrarisch beheerpakket.

3. GS kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen met als doel:

a. de realisatie en bescherming van een binnen een natuurterrein gelegen landschapselement waarbij geen functieverandering hoeft plaats te vinden, of

b. de realisatie en bescherming van een buiten een natuurterrein gelegen beheerpakket landschap.

4. GS kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor een programma dat is gericht op investeringen in natuurterreinen die één of meerdere van de in het eerste lid, onderdeel a tot en met f, of het derde lid, onderdeel a, bedoelde doelen hebben.

Artikel 9 (begunstigden)

1. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, kan worden verstrekt aan:

a. een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap heeft over het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, krachtens

i. eigendom;

ii. erfpacht;

iii. recht van beklemming;

iv. artikel 45 van de Wet inrichting landelijk gebied, of

v. een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet zoals die wet tot 1 januari 2007 gold;

b. rechtspersoonlijkheid bezittende samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in onderdeel a.

2. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, kan worden verstrekt aan een landbouwer die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd beheert krachtens een zakelijk recht of een persoonlijk recht.

3. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, kan worden verstrekt aan de in het eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde personen en samenwerkingsverbanden.

4. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, kan worden verstrekt aan de in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoelde landbouwers.

5. Indien een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v., van het onderhavige artikel bedoelde titel, onderscheidenlijk een in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoeld zakelijk of persoonlijk recht, is belast met of afgeleid van een ander recht, kan slechts een investeringssubsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid de inrichtingsmaatregelen uit te voeren.

Artikel 9a (uitsluitingen)

1. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen c en e, wordt niet verstrekt voor zover op het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van:

a. hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe;

b. hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister, of

c. hoofdstuk 3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande natuurbeheertype door die maatregelen onmogelijk wordt.

2. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, wordt niet verstrekt voor zover op het landschapselement nog verplichtingen rusten op grond van:

a. hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe

b. hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister, of

c. afdeling 5.1.2 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer ,

tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande landschapselement door die maatregelen onmogelijk wordt.

3. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van:

a. hoofdstuk 5 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Drenthe;

b. hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister, of

c. hoofdstuk 4 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer.

4. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, wordt niet verstrekt voor zover op het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van:

a. hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe, of

b. hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister.

5. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, wordt niet verstrekt voor zover op het beheerpakket landschap nog verplichtingen rusten op grond van:

a. hoofdstuk 5 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Drenthe;

b. hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

c. de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden;

d. de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland, of

e. afdeling 5.1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer.

Artikel 9b (prétoets)

1. GS kunnen bepalen dat een aanvraag voor een investeringssubsidie pas kan worden ingediend indien die aanvraag vergezeld gaat van een positief préadvies omtrent de wenselijkheid, alsmede de efficiëntie en effectiviteit, van de voorgestelde investering.

2. Een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, of het vierde lid van dat artikel ten behoeve van landbouwgrond die op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01, kan pas worden ingediend indien:

a. de begunstigde schriftelijk bij GS aangeeft welk natuurbeheertype hij voornemens is op het desbetreffende natuurterrein te realiseren. De grenzen van het desbetreffende natuurterrein worden op een bijgevoegde kaart aangegeven

b. GS hebben ingestemd met de realisatie van dat natuurbeheertype op het desbetreffende natuurterrein, én

c. de ambitiekaart door GS is aangepast zodat de realisatie van het natuurbeheertype op dat natuurterrein in overeenstemming is met het natuurbeheerplan

3. De onderdelen a tot en met c van het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, of het vierde lid van dat artikel wordt ingediend ten behoeve van een natuurterrein dat op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01.

Artikel 10 (aanvraag subsidie)

1. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en derde lid gaat vergezeld van een investeringsplan bestaande uit:

a. een beschrijving van de uitgangssituatie;

b. een vermelding welk van de in artikel 8 bedoelde investeringsdoelen het betreft;

c. een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen;

d. de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd;

e. de motivering voor het treffen van de maatregelen;

f. de met de maatregelen beoogde eindsituatie van het terrein, waarbij minimaal het beoogde beheertype en de oppervlakte daarvan wordt aangegeven;

g. een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen, of te verwijderen wegen en paden;

h. een tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen worden gerealiseerd;

i. een gespecificeerde begroting;

j. één of meerdere topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van het natuurterrein, de landbouwgrond, het landschapselement of het beheerpakket landschap waarvoor de subsidie wordt aangevraagd is aangegeven;

2. Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen GS de aanvrager om aanvullende informatie vragen.

3. Een aanvraag tot verlening van een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 gaat vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van::

a. de eigenaar van het desbetreffende natuurterrein, de landbouwgrond, het landschapselement of het beheerpakket landschap, én, in voorkomend geval

b. de erfpachter van het desbetreffende natuurterrein, de landbouwgrond, het landschapselement of het beheerpakket landschap,

indien de aanvrager een ander is dan de eigenaar. Onderdeel b is niet van toepassing indien de aanvraag wordt ingediend door de erfpachter, bedoeld in dat onderdeel.

4. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie door een begunstigde als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder v, of een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, waar een hiervoor bedoelde begunstigde deel van uitmaakt, dient voor het betreffende natuurterrein tevens vergezeld te gaan van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie.

5. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel8, vierde lid gaat vergezeld van:

a. een lijst van de natuurterreinen of landschapselementen ten behoeve waarvan de bedoelde investeringen worden verricht;

b. een vermelding van de natuurbeheertypes of landschapselementen waarop de investeringen betrekking hebben, bij voorkeur per natuurterrein of landschapselement;

c. een vermelding welk van de in artikel 8, eerste lid, bedoelde investeringsdoelen het betreft, bij voorkeur per natuurterrein of landschapselement;

d. een vermelding van de natuurterreinen waarop een investering als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, betrekking heeft;

e. een vermelding per natuurterrein of landschapselement van de oppervlakte waarop de investeringen betrekking hebben;

f. een vermelding per natuurterrein of landschapselement van de hoogte van de investering;

g. een vermelding van de looptijd van het totale programma en per natuurterrein of landschapselement de spreiding van de verschillende investeringen binnen die looptijd;

h. één of meerdere elektronische kaarten met daarop de buitengrenzen van het natuurterrein of het landschapselement waarvoor de investeringssubsidie wordt aangevraagd. GS kunnen nadere technische specificaties vaststellen waaraan de in de eerste volzin bedoelde kaarten moeten voldoen.

6. In afwijking van het vijfde lid kan een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid vergezeld gaan van een opgave van de natuurterreinen, landschapselementen of natuurbeheertypes ten behoeve waarvan de gecertificeerde begunstigde binnen zijn areaal binnen het programma investeringen wil uitvoeren, alsmede de looptijd van het programma.

7. Indien de subsidieaanvrager een grote onderneming is zoals bedoeld in artikel 1, sub f, verstrekt de subsidieaanvrager gegevens en bescheiden bij de aanvraag die het stimulerend effect van de subsidie aantonen.

Artikel 11 (subsidievoorwaarden)

1. Een investeringssubsidie kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de desbetreffende maatregelen in het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma, dragen naar het oordeel van GS bij aan de realisatie van het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel;

b. het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel is in overeenstemming met het natuurbeheerplan of beheerplan zoals dat op de datum van aanvraag van de desbetreffende subsidie gold;

c. de maatregelen die het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma, beschrijft realise-ren deze omzetting, verhoging van de kwaliteit, realisatie of aanleg als vermeld in onderdeel a efficiënt en effectief;

d. er is geen aanvang gemaakt met de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen vóórdat:

i. de taxatie, bedoeld in artikel 20, derde lid, uitgevoerd door een beëdigd taxateur landelijk gebied, indien de aanvraag voor een investeringssubsidie vergezeld gaat van een aanvraag voor een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15, dan wel

ii. de ontvangst van de aanvraag voor investeringssubsidie door of namens GS is bevestigd, voor zover het andere gevallen dan onder i. betreft;

e. de inrichtingsmaatregelen als bedoeld in artikel 8, eerste lid onderdeel a tot enf leiden tot:

i. een natuurbeheertype dat voldoet aan de desbetreffende eisen zoals opgenomen in de Index Natuur en Landschap;

ii. een agrarisch beheerpakket, beheerpakket landschap of landschapselement dat voldoet aan de desbetreffende instapeisen zoals opgenomen in de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer.

f. Indien de subsidieaanvrager een grote onderneming is zoals bedoeld in artikel 1, sub f, heeft de subsidieaanvrager het stimulerend effect van de subsidie aangetoond.

2. Onverminderd het eerste lid kan een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 slechts worden verleend indien de aanvrager schriftelijk verklaart ten minste 6 jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld in het eerste lid, beheer gericht op de instandhouding van het natuurbeheertype of het landschapselement, dan wel de uitvoering van een agrarisch beheerpakket of beheerpakket landschap, te blijven voeren. Deze verplichting vervalt voor zover hij voor die instandhouding onderscheidenlijk uitvoering een corresponderende subsidie op grond van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer heeft aangevraagd en ontvangt. De subsidieaanvraag op basis van de voornoemde verordening wordt ingediend in de eerstvolgende openstellingsperiode na het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in artikel 14c.

3. Indien een subsidieontvanger subsidie ontvangt op grond van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, en de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken omdat de subsidieontvanger toerekenbaar niet voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen, dan is voor de resterende periode de in het tweede lid, eerste volzin, bedoelde instandhoudings- respectievelijk uitvoeringsplicht weer van toepassing tot de termijn van 6 jaar na afronding van de inrichtings-maatregelen is verstreken.

Artikel 12 (subsidieverplichtingen)

1. De ontvanger van een investeringssubsidie

a. realiseert de investering conform het goedgekeurde investeringsplan

b. brengt jaarlijks een schriftelijk verslag uit aan GS over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten, tenzij alle inrichtingsmaatregelen binnen één jaar zijn afgerond.

2. De investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van één maand na bekendmaking van de subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die deel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.

3. Indien een aanvraag is gedaan conform artikel 10, zesde lid, maken GS en de subsidieontvanger in de overeenkomst als bedoeld in het tweede lid afspraken over de wijze waarop gedurende de looptijd van het programma een invulling wordt gegeven aan een specificatie van de onderdelen genoemd in artikel 10, vijfde lid.

Artikel 13 (subsidiabele en niet subsidiabele kosten)

1. De volgende kosten komen, inclusief BTW voor zover verrekening niet mogelijk is, in aanmerking voor subsidie:

a. kosten voor het door derden laten opstellen van het investeringsplan onderscheidenlijk het goedgekeurde programma van éénmalige investeringen, bedoeld in artikel 8, vierde lid;

b. maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen;

c. maatregelen gericht op de wijziging van de waterhuishouding;

d. grondverzet;

e. het plaatsen van een raster;

f. afvoer van grond;

g. de verwijdering van opstallen;

h. de verwijdering van begroeiing en beplanting;

i. maatregelen tot wijziging van de feitelijke bereikbaarheid van een natuurterrein, waaronder in ieder geval is begrepen de aanleg of het herstel van wegen en paden;

j. aanloopbeheer;

k. overige maatregelen voorzover noodzakelijk in verband met de desbetreffende investering.

2. De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie:

a. kosten voor de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

b. kosten voor de bouw van opstallen;

c. kosten voor de aanschaf van machines;

d. kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;

e. kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;

f. kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud;

g. kosten voor de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in het eerste lid;

h. kosten verband houdend met de uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak.

Artikel 14 (hoogte investeringssubsidie)

1. Alleen de werkelijk gemaakte kosten zijn subsidiabel.

2. De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

3. GS kunnen, in afwijking van de voorgaande leden, een maximum bedrag aan subsidiabele kosten per hectare vaststellen.

Artikel 14a (beschikking tot subsidieverlening)

Een beschikking tot verlening van een investeringssubsidie vermeldt in elk geval:

a. in hoeverre het investeringsplan in uitvoering kan worden genomen;

b. het bedrag waarop de investeringssubsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, en

c. de tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen in hun geheel gerealiseerd dienen te zijn.

Artikel 14b (bevoorschotting)

1. GS kunnen jaarlijks op aanvraag een voorschot verlenen, mits:

a. de goedgekeurde tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen worden gerealiseerd meer dan één jaar bedraagt;

b. de hoogte van het toe te kennen voorschot minimaal € 500,- en maximaal 50% van de totale investeringssubsidie bedraagt;

c. de aanvraag vergezeld gaat van een overzicht van de gemaakte kosten en de betalingsbewijzen daarvan.

2. Indien een aanvraag tot bevoorschotting ertoe zou leiden dat in totaal voor meer dan 95% van de totale investeringssubsidie aan voorschotten zou worden verstrekt, wordt die aanvraag slechts gehonoreerd tot het maximum van 95% van de totale investeringssubsidie bereikt is.

Artikel 14c (subsidievaststelling)

1. De subsidieontvanger dient een aanvraag tot subsidievaststelling in binnen 6 maanden na:

a. afronding van de inrichtingsmaatregelen, of

b. afloop van de goedgekeurde looptijd van het programma van éénmalige investeringen, indien het een subsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, betreft.

2. De aanvraag gaat in elk geval vergezeld van een verklaring dat de inrichtingsmaatregelen zijn uitgevoerd conform het goedgekeurde investeringsplan onderscheidenlijk het goedgekeurde programma, alsmede van een overzicht van de gemaakte kosten en de betalingsbewijzen daarvan, voor zover dat overzicht en die kosten niet reeds gemaakt onderscheidenlijk verantwoord zijn op grond van een aanvraag als bedoeld in artikel 14b.

3. GS kunnen nadere eisen stellen aan een aanvraag als bedoeld in het eerste lid van het onderhavige artikel.

Artikel 14d (overdracht)

1. Indien een ontvanger van een investeringssubsidie gedurende de periode waarvoor die subsidie is verleend het desbetreffende natuurterrein dan wel de betreffende landbouwgrond overdraagt aan een derde, en hij daardoor niet langer in staat is de investeringsmaatregelen te realiseren, kan de desbetreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde, mits:

a. zij hier gezamenlijk binnen 4 weken na de overdracht schriftelijk om verzoeken, én

b. de derde verklaart met ingang van de datum van overdracht te treden in de aan de subsidieverlening verbonden rechten en plichten.

2. Uiterlijk 6 weken ná het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dient de subsidieontvanger een overzicht in van de door hem vóór de overdracht gemaakte subsidiabele kosten, alsmede de betalingsbewijzen daarvan, voor zover deze betrekking hebben op het overgedragen natuurterrein dan wel de overgedragen landbouwgrond.

3. Indien er sprake is van een gedeeltelijke overdracht van het natuurterrein dan wel de landbouwgrond, honoreren GS een verzoek als bedoeld in het eerste lid slechts voor zover de investeringsmaatregelen die op zowel het overgedragen deel als het resterende deel worden uitgevoerd elk afzonderlijk leiden tot de realisatie van een beheertype.

Hoofdstuk 4 Subsidie functieverandering

Artikel 15 (grondslag subsidie functieverandering)

GS kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor de waardedaling van grond ten gevolge van:

a. de omzetting van landbouwgrond in natuurterrein;

b. de omzetting van landbouwgrond ten behoeve van de daaropvolgende aanleg van een landschapselement of realisatie van een beheerpakket landschap.

Artikel 16 (begunstigden)

Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt aan eigenaren van landbouwgrond, met uitzondering van:

a. eigenaren die subsidie hebben ontvangen voor de verwerving van de desbetreffende landbouwgrond;

b. eigenaren aan wie voor de desbetreffende grond reeds eerder een subsidie functieverandering is verstrekt op grond van de onderhavige verordening, de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe of de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister.

Artikel 16a (uitsluitingen)

Een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van de:

a. de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Drenthe;

b. de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

c. hoofdstuk 4 of afdeling 5.1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer;

d. de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden, of

e. de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland.

Artikel 17 (aanvraag subsidie)

1. De aanvraag tot subsidieverlening gaat in ieder geval vergezeld van één of meerdere topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van de landbouwgrond waarvoor de subsidie wordt aangevraagd zijn aangegeven, alsmede de op die landbouwgrond gelegen wegen en paden.

2. Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen GS de aanvrager om aanvullende informatie vragen.

3. Indien op de landbouwgrond waarvoor een subsidie functieverandering is aangevraagd een recht van hypotheek is gevestigd, gaat een aanvraag tot subsidieverlening vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht van hypotheek toekomt.

4. Bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt een realisatieplan gevoegd indien die aanvraag niet tevens vergezeld gaat van een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b, voor de desbetreffende landbouwgrond.

5. In het realisatieplan beschrijft de begunstigde in elk geval op welke wijze hij voornemens is het na de functieverandering ontstane natuurterrein, het aan te leggen landschapselement of het te realiseren beheerpakket landschap te ontwikkelen en te beheren. GS kunnen nadere eisen stellen aan het realisatieplan.

Artikel 18 (subsidievoorwaarden)

1. Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de subsidie is bedoeld voor de omzetting van landbouwgrond als bedoeld in artikel 15;

b. de functieverandering dient niet tot uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak;

c. de functieverandering is in overeenstemming met het natuurbeheerplan zoals dat op de datum van aanvraag van de subsidie functieverandering gold;

d. de in het realisatieplan beschreven wijze van ontwikkeling en beheer van het natuurterrein, het landschapselement of het beheerpakket landschap draagt naar het oordeel van GS voldoende bij aan de doelstellingen zoals opgenomen in het natuurbeheerplan;

e. de productiecapaciteit in de laatste vijf jaar voor de functieverandering onafgebroken is gebruikt

2. Een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt indien:

a. de aanvraag voor de subsidie functieverandering vergezeld gaat van een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b, of het derde lid, onderdeel b, van dat artikel, én

b. de aanvraag voor die investeringssubsidie wordt afgewezen omdat niet voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 11, doch slechts

c. voor zover die investeringssubsidie betrekking had op de landbouwgrond waarvoor de subsidie functieverandering is aangevraagd.

Artikel 19 (Subsidieverplichtingen)

1. De subsidie functieverandering wordt verleend onder de voorwaarde dat:

1. binnen een termijn van één jaar na de datum van verzending of uitreiking van de beschikking tot subsidieverstrekking een overeenkomst tussen de subsidieontvanger en de provincie Drenthe tot stand komt waarin is opgenomen

a. de verplichting van de eigenaar van de grond de desbetreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling van het te realiseren natuurbeheertype dan wel landschapselement en de daaropvolgende instandhouding daarvan op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;

b. dat de verplichtingen, bedoeld onder a. zullen overgaan op degene die de grond onder algemene of bijzondere titel zullen verkrijgen en eveneens gelden voor degene die van de rechthebbende een recht op het gebruik van de grond verkrijgen;

2. de overeenkomst, bedoeld in onderdeel 1, wordt ingeschreven in de openbare registers;

3. de subsidieontvanger binnen een termijn van één jaar na de subsidieverlening met het Nationaal Groenfonds een overeenkomst tot voorfinanciering afsluit waarin is opgenomen:

a. de verplichting van de subsidieontvanger het bedrag, bedoeld in artikel 20, eerste lid, in zijn geheel voor te laten financieren door het Nationaal Groenfonds;

b. de verplichting van het Nationaal Groenfonds het bedrag bedoeld in artikel 20, eerste lid, in zijn geheel te betalen binnen 8 weken nadat zowel de desbetreffende overeenkomst is getekend als de overeenkomst, bedoeld in onderdeel 1, is ingeschreven in de openbare registers;

2. GS kunnen, na overleg met het Nationaal Groenfonds, in de beschikking tot subsidieverstrekking bepalen dat het eerste lid, onderdeel 3, niet van toepassing is.

3. In een geval als bedoeld in het tweede lid zullen GS het in artikel 20, eerste lid, bedoelde bedrag in zijn geheel betalen binnen 8 weken nadat de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel 1 van het onderhavige artikel, is ingeschreven in de openbare registers.

Artikel 20 (vaststelling subsidie functieverandering)

1. De hoogte van de subsidie functieverandering is maximaal 85% van de waarde van de landbouw-grond. 

2. GS bepalen het bedrag, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van een taxatie. 

3. De waarde van de landbouwgrond als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op basis van een taxatie. Bij deze taxatie wordt uitgegaan van de waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming en wordt als peildatum gehanteerd de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ontvangen. Indien de aanvraag onvolledig of onjuist is wordt als peildatum aangehouden de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gecompleteerd. 

4. De kosten voor de inschrijving in de openbare registers van de overeenkomst, bedoeld in artikel 19, onderdeel 1, alsmede de kosten die voortvloeiend uit de overeenkomst, bedoeld in artikel 19, onderdeel 3, komen voor rekening van de provincie.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 21 (toepasselijkheid Algemene subsidieverordening Drenthe 2012)

De bepalingen van de Algemene subsidieverordening Drenthe 2012 zijn van overeenkomstige toepassing voor zover in de onderhavige regeling niet anders of afwijkend wordt bepaald.

Artikel 21a [vervallen]

Artikel 22 [vervallen]

Artikel 23 [vervallen]

Toelichting

Algemeen

Op 1 juli 2014 zijn de Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PbEU 2014/C 204/01) gepubliceerd. Mede gelet hierop wordt de SKNL aangepast. In deze wijziging wordt de SKNL op diverse plekken aangepast. Het gaat hierbij om technische wijzigingen die tot doel hebben de regeling te laten voldoen aan de relevante Europese wet- en regelgeving. Daarnaast is de regeling aangepast om het mogelijk te maken maximaal 100% van de subsidiabele kosten van een investeringssubsidie te vergoeden. De certificering is komen te vervallen.

Daar waar de DLG werd genoemd is dit uit de regeling gehaald en de termijn voor bekendmaking in het publicatieblad van zes weken voor aanvang van de openstellingsperiode is komen te vervallen.