Regeling vervallen per 01-06-2017

Beleidsregel financiering instandhouding provinciale monumenten in Drenthe

Geldend van 01-10-2008 t/m 31-05-2017

Intitulé

Beleidsregel financiering instandhouding provinciale monumenten in Drenthe

Inhoud

HOOFDSTUK 1, ALGEMEEN

Artikel 1, Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a.   provinciaal gebouwd monument:

1.   voor ten minste 40 jaar vervaardigde onroerende zaak die van algemeen regionaal belang is voor de provincie Drenthe op grond van een of meer van de volgende criteria: de cultuurhistorische waarde, de architectuurhistorische waarde, de stedebouwkundige/ensemblewaarde, gaafheid en zeldzaamheid;

2.   terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1.

b.   provinciale monumentenlijst: de lijst die ingevolge artikel 4 van de Provinciale Monumentenverordening 2008 door gedeputeerde staten (GS) wordt bijgehouden;

c.   subsidiabele instandhoudingkosten: de op grond van een begroting geraamde en door GS goedgekeurde kosten van werkzaamheden die leiden tot het opheffen van (bouwtechnische) gebreken, die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de cultuurhistorische waarde van het monument;

d.   Drents Monumentenfonds (DMF): het fonds van de provincie Drenthe bij de Stichting Nationaal Restauratiefonds te Hoevelaken, waaruit laagrentende leningen worden verstrekt;

e    Restauratiefonds: de Stichting Nationaal Restauratiefonds te Hoevelaken;

f.    ASV: Algemene subsidieverordening Drenthe;

g.   restaurerende instelling: een rechtspersoon die als zodanig door GS is aangemerkt en die op grond van haar statuten als doelstelling heeft het zonder winstoogmerk instandhouden (restaureren/ onderhouden) van panden.

Artikel 2

GS kunnen nadere uitvoeringsvoorschriften vaststellen.

Artikel 3

1.   GS verstrekken uitsluitend een laagrentende lening voor de subsidiabele instandhoudingkosten van een monument

2.   GS verstrekken uitsluitend laagrentende leningen aan een natuurlijke of rechtspersoon, niet zijnde een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die krachtens eigendom of ander zakelijk recht het genot heeft van een monument, dan wel in het bezit is van een voorlopig koopcontract.

Artikel 4

Een aanvraag om een laagrentende lening wordt ondertekend ingediend via een door GS daartoe vastgesteld aanvraagformulier met bijlagen en wordt vergezeld van een bouwkundig inspectierapport dat niet ouder is dan 2 jaar gerekend vanaf de datum van ontvangst van een aanvraag om een laagrentende lening

Artikel 5, Subsidiabele kosten

1.   Om voor de laagrentende lening in aanmerking te komen, dienen de subsidiabele kosten ten minste € 10.000,-- te bedragen.

2.   De subsidiabele kosten bedragen maximaal € 200.000,-- per monument.

3.   De laagrentende lening wordt verstrekt tegen een rente die 5% ligt onder de door het Restauratiefonds gehanteerde marktrente, met een minimum van 1,5%. Het monument waarvoor de laagrentende lening wordt verstrekt, wordt hypothecair belast tot de hoogte van de laagrentende lening. De aflossingstermijn is maximaal 30 jaar.

4.   In afwijking van het derde lid, kan op verzoek van een restaurerende instelling een laagrentende lening worden verstrekt waarbij de hypothecaire zekerheidstelling niet op het in stand te houden monument berust, maar op de waarde van het totale eigen bezit.

5.   Ingeval van brandschade, stormschade etc. worden de subsidiabele kosten berekend aan de hand van de kosten van de te treffen voorzieningen minus de bij voldoende dekking uit te keren verzekeringspenningen.

Artikel 6, Tussentijdse vervreemding

Indien de eigenaar binnen de looptijd van de laagrentende lening besluit tot vervreemding van het monument, wordt de laagrentende lening beëindigd en dient de eigenaar het restant van de schuld uiterlijk bij overdracht aan de koper terug te storten in het Drents Monumentenfonds.

Artikel 7, Beslistermijn

GS beslissen op een aanvraag om een laagrentende lening binnen 8 weken na ontvangst van het advies van het Restauratiefonds.

Artikel 8, Weigeringsgronden

1.   In aanvulling op de in de ASV genoemde algemene weigeringsgronden, wordt een laagrentende lening niet verstrekt indien:

a.   het werkzaamheden betreffen waarmee het belang van de monumentenzorg niet of onvoldoende wordt gediend;

b.   de kosten van werkzaamheden niet in een redelijke verhouding staan tot het te bereiken resultaat;

c.   de werkzaamheden zijn begonnen voordat op de aanvraag is beslist, tenzij hiervoor schriftelijk toestemming is verleend;

d.   voor de uit te voeren werkzaamheden een vergunning op grond van artikel 11 van de Provinciale Monumentenverordening is vereist en deze (nog) niet is verleend.

2.   Een laagrentende lening kan voorts geweigerd worden in geval van een negatief advies van het Restauratiefonds.

Artikel 9, Bijzondere verplichtingen

Aan een laagrentende lening wordt de verplichting verbonden dat:

a.   het werk wordt uitgevoerd overeenkomstig de door GS vastgestelde nadere regels;

b.   de aanvang van het werk ten minste 2 weken van tevoren wordt gemeld bij GS;

c.   met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen binnen 26 weken na de datum van verzending van de verlening van de laagrentende lening;

d.   binnen 130 weken na de verlening van een laagrentende lening de werkzaamheden zijn voltooid en de gereedmelding, als bedoeld in artikel 11, is ingediend bij GS;

e.   het werk wordt uitgevoerd als erkend restauratie-leerlingbouwplaats in het kader van het Restauratie Opleidingsproject (ROP), GS kunnen hiervan afwijken;

f.    eventueel vrijkomend historisch (bouw)materiaal dat als "afval" (container) is aangemerkt gratis beschikbaar wordt gesteld aan het Depot voor Historisch (Bouw)materiaal van het Erfgoedcentrum Veenhuizen.

Artikel 10, Verzekering

1.   De eigenaar is verplicht het monument waarvoor een laagrentende lening is verstrekt voldoende te verzekeren tegen brand-, storm- en bliksemschade.

2.   Tijdens de instandhoudingwerkzaamheden is een CAR-verzekering verplicht.

Artikel 11, Vaststelling

1.   Vaststelling van de laagrentende lening vindt plaats nadat:

a.   de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden zijn gereed gemeld, gecontroleerd en akkoord bevonden;

b.   een overzicht overeenkomstig de aanvraag is overgelegd van de totale werkzaamheden en de daarop betrekking hebbende te financieren kosten inclusief eventueel meer- en minderwerk.

2.   Vaststelling vindt plaats op basis van de bij de verlening goedgekeurde kosten van werkzaamheden of de werkelijke kosten van de werkzaamheden als deze lager zijn, dan wel hoger, met inachtneming van het bepaalde op meerwerk.

3.   De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid bevat:

a.   een volledig ingevuld gereedmeldingsformulier;

b.   een kostenoverzicht op basis van de bij de aanvraag gevoegde begroting;

c.   kopieën van alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden.

4.   GS kunnen ermee instemmen dat de aanvrager in plaats van rekeningen en betalingsbewijzen een verklaring van een accountant overlegt waaruit blijkt dat het overgelegde kostenoverzicht juist en volledig is.

Artikel 12, Slotbepalingen

1.   GS kunnen in het belang van de monumentenzorg afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel.

2.   De beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 oktober 2008.

TOELICHTING OP DE BELEIDSREGEL FINANCIERING INSTANDHOUDING PROVINCIALE MONUMENTEN

ALGEMEEN

Het verstrekken van een laagrentende lening als hier aan de orde valt onder de begripsomschrijving van "subsidie" in artikel 4:21 van de Awb. Dit betekent dat zowel de regels uit titel 4.2.1 van deze wet als die van de ASV Drenthe op de verlening en vaststelling van de laagrentende lening van toepassing zijn.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1, sub a en b

In deze beleidsregel wordt uitgegaan van provinciale gebouwde monumenten staande op de Provinciale monumentenlijst.

De beleidsregel is gericht op beschermde provinciale monumenten (zie artikel 4, eerste lid, van de Provinciale Monumentenverordening 2008) die niet de status van al of niet beschermd rijks- of gemeentelijk monument hebben.

Artikel 2

GS hebben op grond van dit artikel uitvoeringvoorschriften vastgesteld ten aanzien van de te financieren kosten en de procedure van aanvraag van een laagrentende lening.

Artikel 3

Met andere zakelijke rechten kan gedacht worden aan het recht van erfpacht, een appartementsrecht of een deelnemings- of lidmaatschaprecht op het gebruik van een woning.

Artikel 4

De procedure van indiening van een aanvraag om een laagrentende lening is beschreven in de door GS vastgestelde Leidraad aanvragen laagrentende lening.

Bij een niet volledig ingediend aanvraagformulier stellen GS de aanvrager overeenkomstig de Awb in de gelegenheid de ontbrekende gegevens alsnog te verstrekken.

Indien de ingediende gegevens - ook na een verzoek om aanvulling- onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, kunnen GS besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

In het geval van een positieve beslissing op de aanvraag, volgt een beschikking die recht geeft op een laagrentende lening. Bij een negatieve beslissing volgt een afwijzende beschikking. Na afloop van de uitvoering en de gereedmelding van het werk volgt de vaststelling.

Artikel 5

-     Eerste tot en met derde lid

Om voor een laagrentende lening in aanmerking te komen, dienen de instandhoudingskosten minimaal € 10.000,-- te bedragen. Dit is tevens het minimum van een laagrentende lening . Het maximumbedrag aan goedgekeurde kosten per monument waarvoor een laagrentende lening kan worden toegekend bedraagt € 200.000,--. Bij splitsing in (woon)eenheden geldt een berekening van het maximum naar rato van het vloeroppervlak.

Een van de belangrijkste condities van de beleidsregel betreft het aanbieden van een laagrentende lening tegen een lager rentetarief dan de geldende marktrente, die het Restauratiefonds hanteert. Het minimum bedraagt echter 1,5%. 

De genoemde bedragen zijn inclusief de voor de aanvrager ten laste blijvende btw.

-     Vierde lid

Een restaurerende instelling is een rechtspersoon die als zodanig door GS is aangemerkt en die op grond van haar statuten als doelstelling heeft het zonder winstoogmerk in stand houden (restaureren/ onderhouden) van panden. Een dergelijke instelling is als eigenaar-verhuurder fiscaal vrijgesteld. De restaurerende instellingen geven soms de voorkeur aan een laagrentende lening met borgstelling op een ander deel van het bezit dan het in stand te houden monument. Met dit artikellid wordt die uitzondering op de normale regeling mogelijk gemaakt. 

Artikel 6

In geval van een voorgenomen eigendomsoverdracht wordt "afgerekend" met de eigenaar, de laagrentende lening is niet overdraagbaar op de koper van het provinciaal monument.

Artikel 8

-     Eerste lid

De bepaling onder c is opgenomen om de bouwtechnische kwaliteit van de te herstellen onderdelen vooraf vast te kunnen stellen (0-meting). In geval van verkregen ontheffing kan op eigen risico (wel of geen laagrentende lening) worden gestart.

-     Tweede lid

Het Restauratiefonds adviseert over alle aanvragen voor een laagrentende lening, door toetsing van de inkomens- en vermogenspositie van de aanvrager in relatie tot het aangevraagde bedrag. Alleen in uitzonderingsgevallen zal een negatief advies toch leiden tot een laagrentende lening.

De artikelen 8 tot en met 10 van de ASV vermelden naast de genoemde criteria ook enkele algemene weigeringsgronden zoals de bepaling rondom staatssteun.

Artikel 9

-     Sub d

De termijn is gelet op de aard van de instandhouding op 130 weken vastgesteld.

-     Sub e

Het voortbestaan van onze monumenten wordt bedreigd door een tekort aan vaklieden die kunnen restaureren. Hierdoor verdwijnt het specifieke vakmanschap en stokt de instroom aan nieuwe restauratievaklieden. 

De provincie Drenthe hecht veel waarde aan behoud en continuïteit van restauratiekennis en ¿vaardigheden. Op grond daarvan neemt zij deel aan de uitvoering van het ROP. Zo worden jongeren gericht opgeleid in het restauratievak door erkende leerbedrijven (door onder andere bouwbedrijven) onder leiding van gekwalificeerde leermeesters. Deze kwalitatieve praktijkopleiding en geborgd door vakbekwame bedrijven vormt daarmee de beste garantie voor een toekomst van ons culturele erfgoed.

Of en in hoeverre werkzaamheden opleidende onderdelen bevatten, wordt bepaald door de Stichting Drents Plateau, die dit project namens de provincie uitvoert. Dit kan betekenen dat het ROP niet van toepassing kan zijn (geen opleidend werk).

-     Sub f

De praktijk leert dat veel historisch (bouw)materiaal bij verbouw wordt weggegooid (containerafvoer). In het verlengde van onderdeel e bepleit de provincie dat vrijkomend historisch (bouw)materiaal niet als afval wordt verwerkt, maar beschikbaar wordt gesteld aan het

Depot van het Erfgoedcentrum in Veenhuizen. Dit kennis- en opleidingscentrum voor bouwhistorie en restauratie is mede door de provincie tot stand gekomen en is nauw verbonden met het ROP. Het centrum hergebruikt het beschikbaar gestelde materiaal voor scholingsdoeleinden of herbestemming bij andere instandhoudingsprojecten van monumentale panden.

ALGEMEEN

Daarnaast dient de ontvanger van een laagrentende lening te voldoen aan een aantal algemene verplichtingen uit de ASV en Awb, zoals toegang verlenen tot het monument aan vanwege GS daartoe aangewezen medewerkers, zoals toezichthouders en handhavers, en inzage verlenen in administratie en andere op de voorzieningen betrekking hebbende gegevens.