Regeling vervallen per 22-02-2022

Verordening Jeugdhulp Edam-Volendam 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 21-02-2022

Intitulé

Verordening Jeugdhulp Edam-Volendam 2018

De raad van de gemeente Edam-Volendam;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 oktober 2017;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 van de Jeugdwet;

B e s l u i t :

  • 1.

    De Verordening Jeugdhulp Edam-Volendam 2018 vast te stellen;

  • 2.

    Kennis te nemen van de Nadere regels Jeugdhulp Edam-Volendam 2018, behorende bij de verordening.

Ondertekening

 
Aldus besloten door de gemeenteraad van Edam-Volendam in zijn openbare vergadering d.d. 16 november 2017,
 
mr. M. van Essen,
de griffier,
 
S.J. Sievers,
de voorzitter.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    aanvraag: schriftelijk verzoek om jeugdhulp, bestaande uit een ondertekend perspectiefplan dan wel een verzoek om zorgtoewijzing zoals genoemd in artikel 3.6, lid 5;

  • -

    algemene voorziening: voorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling;

  • -

    andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet;

  • -

    breed sociaal loket: door het college aangewezen loket waar de gemeentelijke toegang naar de individuele voorziening wordt verzorgd;

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders gemeente Edam-Volendam;

  • -

    hoogspecialistische jeugdhulp: individuele voorzieningen zoals bedoeld in artikel 3.3 zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een zeer intensieve aanpak en/of zeer hoge dan wel zeer specifieke – vaak multidisciplinaire – expertise vragen;

  • -

    individuele voorziening: de op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening die door het college in natura of bij persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit;

  • -

    intensiteit: de duur en omvang van de individuele voorzieningen voor specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp die geboden worden binnen een ondersteuningsprofiel;

  • -

    lokaal team: een tema van professionals zoals bedoeld in artikel 2.2 en 3.1 dat dor het college is aangewezen om de gemmeentelijke toegang tot individuele voorzieningen te verzorgen;

  • -

    ondersteuningsprofiel: een cluster van hulpvragen waarmee de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en zijn ouders wordt gecategoriseerd;

  • -

    ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt;

  • -

    persoonsgebonden budget: het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • -

    perspectiefplan: het document waarmee de ondersteuningsbehoeften van de jeugdige en/of zijn ouders zijn vastgelegd samen met de doelen(beoogde resultaten) en hoe deze te bereikenen waarin op verschilende levensgebieden de gezinssituatie in kaart gebracht wordt op een effectieve ondersteuning van de jeugdige mogelijk te maken;

  • -

    professional: een hulpverlener die op grond van de Jeugdwet of Wet publieke gezondheid zorg verleent en in de regel geregistreerd staat in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) of het register Beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG).

  • -

    specialistische jeugdhulp: individuele voorzineing zoals bedoeld in artikel 3.2 zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een intensieve aanpak en/of hoge dan wel specifieke expertise vragen;

  • -

    wet: de Jeugdwet.

Artikel 1.2 Doelgroep

  • 1.

    De voorzieningen die worden geregeld in deze verordening zijn toegankelijk voor jeugdigen die conform de wet hun woonplaats in Edam-Volendam hebben en hun ouders.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid zijn de voorzieningen als geregeld in artikel 2.1 en 2.2 ook toegankelijk voor jeugdigen die niet woonachtig zijn in Edam-Volendam maar staan ingeschreven bij een onderwijsinstelling in Edam-Volendam, en hun ouders.

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen 

Artikel 2.1 Basisvoorzieningen Jeugd(welzijn)

  • 1.

    Er is sprake van basisvoorzieningen jeugd(welzijn) in de gemeente.

  • 2.

    De basisvoorzieningen jeugd(welzijn) omvatten:

    • a.

      activiteiten in het teken van de (talent)ontwikkeling bij jeugdigen (0 -23 jaar),

    • b.

      en gerichte preventieve inzet voor kwetsbare jeugd.

 

Artikel 2.2 Centrum voor Jeugd en Gezin 

  • 1.

    Er is een dekkend aanbod van Centra voor Jeugd en Gezin in de gemeente.

  • 2.

    Het Centrum voor Jeugd en Gezin voert het basispakket jeugdgezondheidszorg uit en levert rond opvoeden en opgroeien:

    • a.

      op preventie gerichte informatie en activiteiten;

    • b.

      deskundig advies aan personen die beroepsmatig met jeugdigen werken;

    • c.

      vraagverheldering en basisdiagnostiek bij hulpvragen van de jeugdige en zijn ouders;

    • d.

      kortdurende hulp bestaande uit opvoed- en opgroeiondersteuning, begeleiding en basiszorg bij psychisch klachten en problemen, in groepsverband en individueel;

  • 3.

    Wanneer individuele voorzieningen nodig zijn, verwijst het Centrum voor Jeugd en Gezin door naar het Breed Sociaal Loket of het Zorgteam, beide door het college aangewezen om de gemeentelijke toegang naar de individuele voorzieningen te verzorgen.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen 

Paragraaf 1 Soorten individuele voorzieningen 

Artikel 3.1 Zorgteam Edam-Volendam (lokaal team) 

  • 1.

    Het Zorgteam is er voor minder of niet zelfredzame huishoudens met en zonder kinderen waar sprake is van meervoudige, domein overstijgende problematiek;

  • 2.

    Het Zorgteam biedt ondersteuning en zorg aan jeugdigen en volwassen door professionals uit de verschillende leefdomeinen in een gezamenlijke aanpak samen te brengen die volgens het principe één gezin, één plan, één regisseur werken;

  • 3.

    De daartoe gemandateerde coördinator neemt namens het college besluiten met betrekking tot het toekennen van individuele voorzieningen op basis van het advies van de professionals.

Artikel 3.2 Specialistische jeugdhulp

  • 1.

    In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van specialistische jeugdhulp.

  • 2.

    De ondersteuning die geboden wordt vanuit de specialistische jeugdhulp kan bestaan uit:

    • a.

      ambulante hulp, begeleiding, verzorging en ondersteuning voor jeugdigen en hun ouders, geboden in de thuissituatie, op het kinderdagverblijf, de school of de locatie van de jeugdhulpaanbieder;

    • b.

      kortdurende dagbehandeling, dagbesteding en verblijf (logeervoorzieningen) op de locatie van de jeugdhulpaanbieder.

 

Artikel 3.3 Hoogspecialistische jeugdhulp

  • 1.

    In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van hoogspecialistische jeugdhulp.

  • 2.

    De ondersteuning die geboden wordt vanuit de hoogspecialistische jeugdhulp kan bestaan uit:

    • a.

      ambulante jeugdhulp bij complexe en/of meervoudige problematiek,

    • b.

      jeugdhulp met verblijf.

Artikel 3.4 Dyslexiezorg

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van dyslexiezorg, bestaande uit:

    • a.

      diagnostiek bij een vermoeden van ernstige enkelvoudige dyslexie,

    • b.

      behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de afbakening van de in het eerste lid bedoelde dyslexiezorg en de doelgroep.

 

Artikel 3.5 Niet ingekochte jeugdhulp

  • 1.

    In aanvulling op het aanbod specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 3.2 en 3.3 draagt het college in bijzondere gevallen zorg voor de bekostiging van jeugdhulp die geboden wordt door jeugdhulpaanbieders die niet gecontracteerd zijn door de gemeente Edam-Volendam.

  • 2.

    De in het vorige lid genoemde jeugdhulp betreft:

    • a.

      jeugdhulp voor jeugdigen die in Edam-Volendam verblijven maar voor wie het aanbod van de gecontracteerde jeugdhulpaanbieders niet voldoende passend is,

    • b.

      jeugdhulp voor jeugdigen die buiten Edam-Volendam verblijven en voor wie het aanbod van de gecontracteerde jeugdhulpaanbieders niet voldoende passend is of onvoldoende in de nabijheid van de jeugdige geboden kan worden,

    • c.

      jeugdhulp die geboden wordt door jeugdhulpaanbieders met een specialistische functie binnen de kaders van de door de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten afgesloten raamcontracten.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de afbakening van de in dit artikel bedoelde jeugdhulp.

Paragraaf 2. Toegang specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp 

Artikel 3.6 Toegangsproces algemeen

  • 1.

    In dit artikel en volgende artikelen van paragraaf 2 wordt verstaan onder jeugdhulpaanbieder: de jeugdhulpaanbieder in de zin van de wet die specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp aanbiedt, tenzij specifiek aangegeven is dat het om een van beide gaat.

  • 2.

    Het college kent specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp toe door middel van een besluit dat toegang geeft tot specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp binnen beplaald ondersteuningsprofiel en - als het gaat om hoogspecialistische jeugdhulp - met een bepaalde intensiteit;

  • 3.

    Het college neemt het besluit als bedoeld in het tweede lid op grond van het gesprek over de hulpvraag met de jeugdige en/of zijn ouders en het opgestelde perspectiefplan, zoals bedoeld in artikel 3.7 en wanneer het gaat om een persoonsgebonden budget, aanvullend op grond van het pgb-plan, zoals bedoeld in artikel 3.12.

  • 4.

    Het gesprek, zoals bedoeld in artikel 3.7, kan achterwege gelaten worden, wanneer:

    • a.

      de huisarts, jeugdarts of medisch specialist conform artikel 2.6 eerste lid onderdeel g van de wet verwezen heeft naar specialistische jeugdhulp;

    • b.

      in crisissituaties waar de onmiddellijke uitvoering van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp geen uitstel duldt.

  • 5.

    In de in het vierde lid onderdeel a genoemde gevallen neemt het college het besluit als bedoeld in het tweede lid op grond van het verzoek tot een zorgtoewijzing van de betrokken jeugdhulpaanbieder van specialistische jeugdhulp.

  • 6.

    Wanneer de huisarts, jeugdarts of medisch specialist conform artikel 2.6 eerste lid onderdeel g van de wet verwezen heeft naar hoogspecialistische jeugdhulp, neemt het college het besluit als bedoeld in het tweede lid op grond van het door de jeugdige en/of zijn ouders – al dan niet met ondersteuning van de verwijzende huisarts, jeugdarts, of medisch specialist of het lokale team – opgestelde perspectiefplan, en de toets hiervan door het lokale team.

  • 7.

    Wanneer een jeugdige en/of zijn ouders ernstige bezwaren hebben tegen de toetsing van het perspectiefplan door het lokale team zoals bedoeld in het vorige lid, kunnen zij gebruik maken van een opt-out regeling; het college neemt dan het besluit enkel op aanwijzing van de jeugdhulpaanbieder dat inzet van de hoogspecialistische jeugdhulp noodzakelijk is en dat een perspectiefplan opgesteld is.

  • 8.

    Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de ondersteuningsprofielen en intensiteiten, zoals bedoeld in het tweede lid.

Artikel 3.7 Het gesprek en het perspectiefplan

  • 1.

    Het lokale team stelt namens het college in een of meerdere gesprek(ken) samen met de jeugdige en/of zijn ouders vast:

    • a.

      wat de hulpvraag is en wat de gezinssituatie is op de verschillende leefgebieden,

    • b.

      wat de jeugdige, zijn ouders en het sociale netwerk zelf kunnen doen om de hulpvraag te beantwoorden,

    • c.

      of en welke ondersteuning nodig is vanuit de algemene voorzieningen,

    • d.

      of en welke extra ondersteuning nodig is in de vorm van een individuele voorziening,

    • e.

      op welke wijze de ondersteuning bedoeld onder b, c en d wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen,

    • f.

      wat de doelen (beoogde resultaten) zijn van de ondersteuning,

    • g.

      of er sprake is van een wens voor een pgb.

  • 2.

    In het perspectiefplan worden afspraken opgenomen over het moment en de wijze waarop de resultaten van het perspectiefplan met de jeugdige en/of zijn ouders, het lokale team en de jeugdhulpaanbieder besproken worden.

  • 3.

    Het lokale team en de jeugdige en/of zijn ouders leggen de zaken genoemd in het eerste lid vast in een perspectiefplan dat door de gemandateerde professional van het lokale team, de jeugdige en/of zijn ouders ondertekend wordt.

  • 4.

    Het ondertekende perspectiefplan, dan wel de weergave ervan in een gespreksverslag, wordt beschouwd als een aanvraag en kan door het lokaal team worden opgeslagen in de eigen administratie.

  • 5.

    Het ondertekende perspectiefplan wordt, voor zover van toepassing voor een effectieve uitvoering van de specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, door de jeugdige en/of zijn ouders, of in voorkomende gevallen door het lokaal team, gedeeld met de betrokken jeugdhulpaanbieder met inachtneming van de geldende privacyregelgeving.

  • 6.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het gesprek zoals bedoeld in dit artikel gevoerd wordt.

 

Artikel 3.8 Criteria en afwegingsfactoren bij de toekenning

  • 1.

    Het college kent

    • a.

      een individuele voorziening aangewezen is gezien de aard en ernst van de hulpvraag;

    • b.

      de jeugdige op eigen kracht, of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving, geen afdoende oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • c.

      een algemene voorziening niet adequaat is voor de oplossing van de hulpvraag;

    • d.

      de jeugdige of de ouders geen aanspraak kunnen maken op een andere voorziening om de hulpvraag te beantwoorden.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter verdere uitwerking van de algemene criteria zoals genoemd in het eerste lid of ter bepaling van specifieke criteria voor bepaalde individuele voorzieningen.

Artikel 3.9 Inhoud en geldigheidsduur van het besluit

  • 1.

    In het besluit tot toekenning van

    • a.

      of sprake is van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, het ondersteuningsprofiel en als het gaat om hoogspecialistische jeugdhulp ook de intensiteit van de jeugdhulp;

    • b.

      in geval van een persoonsgebonden budget de hoogte van het budget en hoe deze is berekend.

  • 2.

    Het besluit tot toekennen van

    • a.

      als het gaat om zorg in natura, met een geldigheidsduur tot het moment waarop de betrokken jeugdhulpaanbieder de jeugdhulp heeft beëindigd en het college hiervan op de hoogte heeft gesteld;

    • b.

      als het gaat om een persoonsgebonden budget: met een in het besluit vastgestelde geldigheidsduur van maximaal een jaar.

  • 3.

    In aanvulling op het gestelde in het tweede lid onderdeel a, wordt het besluit opnieuw van kracht wanneer een jeugdige en/of zijn ouders zich binnen vier maanden na een volgens plan beëindigd jeugdhulptraject dat gericht was op herstel opnieuw, met dezelfde hulpvraag, bij de jeugdhulpaanbieder melden.

  • 4.

    Het besluit wordt genomen:

    • a.

      indien er overeenstemming is tussen het lokale team en de jeugdige en/of zijn ouders over de in te zetten specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, direct na de ondertekening van het perspectiefplan door beide partijen;

    • b.

      indien er geen overeenstemming is tussen het lokale team en de jeugdige en/of zijn ouders over de in te zetten specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, binnen twee weken na ontvangst van het eenzijdig door de jeugdige en/of zijn ouders ondertekende perspectiefplan;

    • c.

      indien een perspectiefplan op grond van artikel 3.6 vierde lid niet nodig is, binnen vijf werkdagen na het verzoek om toewijzing van de jeugdhulpaanbieder.

  • 5.

    Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen en stelt hieromtrent nadere regels.

Paragraaf 3. Toegang dyslexiezorg 

Artikel 3.10 Toegang dyslexiezorg

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening voor dyslexiezorg toe door middel van een besluit dat toegang geeft tot diagnostiek, om vast te stellen of sprake is van ernstige enkelvoudige dyslexie, en behandeling, indien uit de uitgevoerde diagnostiek blijkt dat sprake is van ernstige enkelvoudige dyslexie.

  • 2.

    Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van een controle van het leerlingdossier van de basisschool door de poortwachter dyslexiezorg.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de werkwijze van de poortwachter dyslexiezorg en de eisen waaraan het leerlingdossier dient te voldoen.

Paragraaf 4 Toegang niet ingekochte jeugdhulp

Artikel 3.11 Toegang niet ingekochte jeugdhulp

  • 1.

    Het college neemt een besluit tot toekenning van een individuele voorziening niet ingekochte jeugdhulp

    • a.

      op grond van een aanvraag van het lokale team, als het gaat om jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 3.5 tweede lid onderdeel a,

    • b.

      op grond van een aanvraag van het lokale team of een andere op grond van de wet daartoe bevoegde professional, als het gaat om jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 3.5 tweede lid onderdeel b,

    • c.

      op grond van het verzoek tot zorgtoewijzing van een landelijke jeugdhulpaanbieder, als het gaat om jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 3.5 tweede lid onderdeel c.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de inhoud en de wijze van indienen van de aanvraag zoals bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf 5 Persoonsgebonden budget

Artikel 3.12 Het pgb-plan

  • 1.

    Indien de jeugdige nen/of zijn ouders zich in het gesprek zoals bedoeld in artikel 3.6 dan wel 3.10, tweede lid gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door de door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieders niet passen achten , kunnen zijn een persoonsgebonden budget aanvragen.

  • 2.

    De jeugdige en/of zijn ouders dienen hiertoe in aanvulling op het perspectiefplan een pgb-plan op te stellen waarin is opgenomen:

    • a.

      de motivatie waarom zorg in natura niet toereikend en een persoonsgebonden budget gewenst is,

    • b.

      de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening,

    • c.

      de kosten, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief, van de uitvoering, die ten hoogste de kostprijs bedragen van zorg in natura,

    • d.

      de kwalificaties van de uitvoerder.

  • 3.

    Een pgb kan alleen worden aangewend voor jeugdhulp in de zin van de Wet zoals omschreven in het budgetplan. Het pgb kan niet worden aangewend voor de betaling van tussenpersonen, belangenbehartigers, begeleidingskosten of administratieve kosten.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ten behoeve van de uitvoering van het bepaalde in deze paragraaf.

Artikel 3.13 Vaststellen hoogte van persoonsgebonden budget

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt berekend aan de hand van het aantal uren, dagdelen of etmalen dat de individuele voorziening nodig is.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de maximale hoogte van het tarief als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college bepaalt bij nadere regels op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

  • 4.

    Het college bepaalt bij nadere regels onder welke voorwaarden de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

Paragraaf 6 Nieuwe feiten en omstandigheden

Artikel 3.14 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit aangaande een individuele voorziening.

  • 2.

    Het college kan een besluit aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget, of;

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als het college een besluit op grond van het tweede lid, onder a heeft ingetrokken, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken als blijkt dat het persoonsgebonden budget binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van het persoonsgebonden budget.

Hoofdstuk 4 Afstemming met andere voorzieningen 

Artikel 4.1 Afstemming gezondheidszorg

  • 1.

    Het college draagt zorg dat wanneer het lokale team een besluit neemt over de inzet van zorg die vanaf de 18e verjaardag valt onder het basispakket van de Zorgverzekeringswet en er de reële verwachting is dat deze zorg na de 18e verjaardag van de jeugdige door zal lopen, het besluit voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden door de zorgverzekeraars.

  • 2.

    Het college draagt zorg dat het lokale team zich in de gevallen bedoeld in het eerste lid de jeugdige en zijn ouders wijst op de consequenties dat deze zorg vanaf de 18e verjaardag van de jeugdige onder de Zorgverzekeringswet valt, en zich inspant voor de continuïteit van de zorg indien noodzakelijk.  

Artikel 4.2 Afstemming langdurige zorg

  • 1.

    Het college draagt zorg dat het lokale team de jeugdige en/of zijn ouders ondersteunt richting het Centraal Indicatieorgaan Zorg,

  • 2.

    Indien de jeugdige en/of zijn ouders weigeren mee te werken aan het verkrijgen van een besluit van het Centraal Indicatieorgaan Zorg, is het college niet gehouden een individuele voorziening toe te kennen op grond van deze verordening.

 Artikel 4.3 Afstemming voorschoolse voorzieningen en het onderwijs

  • 1.

    Het college draagt zorg dat alle locaties voor kinderopvang, peuterspeelzaalwerk, primair en voortgezet onderwijs, en middelbaar beroepsonderwijs contactgegevens hebben van het Centrum voor Jeugd en Gezin en het Breed Sociaal Loket.

  • 2.

    Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen en onderwijszorg worden vastgelegd in het perspectiefplan van de jeugdige en zijn ouders.  

Artikel 4.4 Afstemming maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de lokale teams en de wijkzorgnetwerken, indien een jeugdige en/of zijn ouders naast jeugdhulpvoorzieningen ook in aanmerking komen voor voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 2.

    Het college draagt zorg dat wanneer de begeleiding van een jeugdige na het achttiende jaar voortgezet moet worden onder de Wet maatschappelijke ondersteuning, de continuïteit gewaarborgd wordt en het lokale team een besluit hiertoe zo nodig (mede)voorbereidt.

 Artikel 4.5 Afstemming werk en inkomen

  • 1.

    Het college draagt zorg dat de lokale teams en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen – zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, armoedevoorzieningen – te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

  • 2.

    Wanneer een jeugdhulpaanbieder bij de jeugdige en/of zijn ouders betrokken is in het kader van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, ondersteunt deze de jeugdige en/of zijn ouders bij het verminderen van de belemmeringen die armoede- en schuldenproblematiek vormen voor het slagen van de jeugdhulp.

  • 3.

    Wanneer de jeugdhulpaanbieder er niet in slaagt om de financiële belemmeringen voor het slagen van de jeugdhulp weg te nemen, stelt zij hiervan het lokale team dan wel de betrokken gecertificeerde instelling op de hoogte, die zich vervolgens inspant de jeugdige en/zijn ouders naar de betreffende gemeentelijke voorzieningen toe te leiden.  

Hoofdstuk 5 Waarborging verhouding prijs-kwaliteit

Artikel 5.1 Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functies;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadskosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Hoofdstuk 6 Beleidsparticipatie

Artikel 6.1 Jeugdparticipatie

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen actief bij de voorbereiding van het beleid betreffende de wet.

  • 2.

    Het college voorziet daartoe in de ondersteuning van een participatievorm dat de belangen van ingezetenen en cliënten en hun vertegenwoordigers behartigt.

 

Artikel 6.2 Koepel Sociaal Domein

  • 1.

    Het college stelt een adviesgroep in op de wijze voorzien in artikel 84 Gemeentewet, die belast wordt met de taak gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen over het gemeentelijk jeugdbeleid.

  • 2.

    Bij de instelling van de in het eerste lid bedoelde adviesgroep wordt door het college een reglement vastgesteld en voorzien in de benodigde ondersteuning om haar taken uit te voeren.

Hoofdstuk 7 Klachten en vertrouwenspersoon

Artikel 7.1 Klachtregeling 

Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben de wijze van afhandeling van hun ondersteuningsvraag als bedoeld in deze verordening.

Artikel 7.2 Vertrouwenspersoon 

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Inwerkingtreding en intrekken oude verordening

  • 1.

    De verordening treedt in werking op 1 januari 2018;

  • 2.

    De Verordening jeugdhulp gemeente Edam-Volendam 2015 en de Verordening jeugdhulp Zeevang worden ingetrokken.

Artikel 8.2 Overgangsbepaling

De rechten en verplichtingen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening gelden met betrekking tot een individuele voorziening waarvoor op grond van de Verordening Jeugdhulp Edam-Volendam 2015 / de Verordening Jeugdhulp Zeevang een besluit is afgegeven, blijven gelden gedurende de looptijd van het besluit, dan wel tot het moment dat er op basis van een gewijzigde ondersteuningsbehoefte na 1 januari 2018 een nieuw besluit wordt genomen op grond van deze verordening.

Artikel 8.3 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel tot een bijzondere en onvoorziene hardheid leidt, ten gunste van de jeugdige en/of zijn ouders af te wijken van deze verordening, indien daar zeer dringende redenen voor zijn.

Artikel 8.4 Evaluatie

Het college zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening en de nadere regels in de praktijk.

Artikel 8.5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp Edam-Volendam 2018.

        

Algemene toelichting Verordening 

Met inwerkingtreding van de Jeugdwet op 1 januari 2015 is de gemeente naast het preventieve jeugdbeleid ook verantwoordelijk geworden voor de jeugdhulp en jeugdbescherming en –reclassering. Op grond van de Jeugdwet is de gemeenteraad verplicht een verordening vast te stellen, zie artikel 2.9 van de Jeugdwet:

“De gemeenteraad stelt bij verordening en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet in ieder geval regels:

  • 1.

    over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

  • 2.

    over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;

  • 3.

    de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget als bedoeld in

  • 4.

    voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet.”

 

Daarnaast is de gemeente ook verplicht bij verordening regels te stellen over de beleidsparticipatie (artikel 2.10) en ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp (artikel 2.12) en kan zij dit doen als het gaat om de voorwaarden rond het verstrekken van een persoonsgebonden budget voor informele zorg (artikel 8.1.1, derde lid).

 

De gemeenteraad heeft in november 2014 voor het eerste een Verordening Jeugdhulp vastgesteld. De huidige verordening, ingaande per 1 januari 2018, is vooral ingegeven door de vernieuwing van de inkoop van de (hoog)specialistische jeugdhulp. Hierin staat het beantwoorden van de ondersteuningsvraag centraal. Dit wordt gedaan aan de hand van een door de jeugdige en/of ouders opgesteld perspectiefplan. Bij het opstellen van het perspectiefplan kan ondersteuning plaatsvinden door de lokale toegang of de verwijzer.

 

Nb de gemeentelijke verordening gaat alleen over de algemene en individuele jeugdhulpvoorzieningen in de gemeente. Het jeugdbeschermings- en reclasseringsaanbod betreft geen jeugdhulp en is daarom niet geregeld in de verordening. Hetzelfde geldt voor de toegang door de gecertificeerde instellingen richting de specialistische jeugdhulp. Op grond van de Jeugdwet (artikel 3.5) hebben de gecertificeerde instelling hierin een eigen bevoegdheid, hoewel zij wel verplicht zijn om hierover te overleggen met het college. Afspraken over deze afstemming zijn vastgelegd in een samenwerkingsprotocol, maar maken geen deel uit van deze verordening.

   

Artikelsgewijze toelichting Verordening  

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Begrippen die in de Jeugdwet (en Besluit Jeugdwet) gedefinieerd worden, worden – in de regel – niet opgenomen in de begripsbepaling van de verordening.

 

Algemene voorziening

De term ‘algemene voorziening’ komt uit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. In de Jeugdwet wordt (maar alleen in artikel 2.9) van ‘overige voorziening’ gesproken. Deze laatste term kan verwarrend werken en doet geen recht aan de belangrijke positie van de vrij toegankelijke voorzieningen in het nieuwe jeugdstelsel. Zij zijn geen restcategorie.

 

Hoogspecialistische jeugdhulp

In de verordening wordt als het gaat om niet vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen een onderscheid gemaakt tussen specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp. Het onderscheidende karakter van de hoogspecialistische jeugdhulp ten opzichte van specialistische jeugdhulp is vooral gelegen in de hoogte van de kosten en de schaarste van het aanbod. Hoogspecialistische jeugdhulp kan vanuit de aard van de zorg slechts geboden worden door een beperkt aantal jeugdhulpaanbieders, die vaak bovenregionaal of zelfs landelijk werken. De kosten van de trajecten voor hoogspecialistische jeugdhulp liggen in de regel aanmerkelijk boven die van specialistische jeugdhulp (zie hieronder).

 

Individuele voorziening

‘Individuele voorziening’ is de term die in de Jeugdwet gebruikt wordt voor wat in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een ‘maatwerkvoorziening’ heet. De term individuele voorziening wordt in de Jeugdwet niet gedefinieerd, vandaar dat in de verordening een begripsbepaling is toegevoegd. Ofschoon de term (net als de term ‘overige voorziening’) verwarring op kan roepen – het gaat niet noodzakelijkerwijze om individueel geboden hulp, maar ook om groepsaanbod– is in dit geval wel de formele term uit de Jeugdwet te gebruiken, aangezien deze in meerdere bepalingen van de Jeugdwet een rol speelt.

 

Intensiteit

In de specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp worden diverse ondersteuningsprofielen onderscheiden (zie hieronder). Elke ondersteuningsprofiel kent vervolgens een zekere ‘intensiteit’ die iets zegt over de duur en omvang (en daarmee de kosten) van de jeugdhulp. Er worden (vastgelegd in de nadere regels) vier intensiteiten onderscheiden: perspectief, intensief, duurzaam licht en duurzaam zwaar. Bij de eerste twee intensiteiten wordt gewerkt met een vaste trajectprijs, bij de laatste twee met een vaste maandprijs.

 

Lokaal team

De term ‘lokaal team’ is binnen deze verordening een overkoepelende term voor de twee lokale teams die de gemeente Edam-Volendam kent in het jeugddomein, namelijk: het Centrum voor Jeugd en Gezin en het Zorgteam.

 

Ondersteuningsprofiel

Het ondersteuningsprofiel probeert de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en zijn ouders in te delen naar verschillende categorieën. Dit is vooral belangrijk in het kader van het inkoop- en toewijzingsproces richting aanbieders. Op deze manier kan de specifieke expertise van aanbieders goed beschreven worden. Het perspectiefplan (zie hieronder) is bedoeld om de hulpvraag breed in beeld te brengen, maar uiteindelijk wordt (indien van toepassing) de toegang naar specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp altijd geformuleerd in termen van één ondersteuningsprofiel. Gekozen wordt dan voor het ondersteuningsprofiel dat het beste bij de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders past, ook al zouden wellicht meerdere profielen passend zijn.

 

Ouder

De hier opgenomen definitie is overgenomen uit de begripsbepaling van de Jeugdwet zelf, met dien verstande dat de inperking ‘niet zijnde de pleegouder’ hier is weggelaten. In de verordening wordt in de regel gesproken van ’de jeugdige en/of zijn ouders.’ Bij de definitie van ‘jeugdige’ wordt de Jeugdwet gevolgd. Het kan overigens ook zo zijn dat de jeugdige (zeker vanaf 16 jaar, maar in bijzondere gevallen ook daarvoor ,vanaf 12 jaar) zonder betrokkenheid van zijn ouders jeugdhulp ontvangt. Ook andere opvoeders dan de ouders of verzorgers (denk aan een leerkracht) kunnen natuurlijk betrokken raken bij de jeugdhulp.

 

Perspectiefplan

Het perspectiefplan is van de jeugdige en/of zijn ouders. Zij stellen het op al dan niet in samenspraak met de betrokken professional van het lokale team of huisarts, jeugdarts en/of medisch specialist en eventueel ook anderen uit het bredere sociale netwerk van de jeugdige en zijn ouders. Het perspectiefplan bundelt hulpvraag en afspraken over de ondersteuning, niet alleen op het terrein van jeugdhulp, maar ook op andere terreinen, indien van toepassing voor de jeugdhulp. Denk hierbij aan hulp voor een van de ouder(s), het bestaan van broertjes en/of zusjes met een hulpvraag, schuldproblematiek, huisvestingsproblematiek en zo verder. Deze context kan van belang zijn bij het bepalen van de hulpvraag voor het kind en is specifiek van belang bij de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp. Uit onderzoek is meerdere malen gebleken dat de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp voor een kind altijd in samenhang dient te worden bepaald met de gezinssituatie, omdat deze nagenoeg nooit los van elkaar staan. Met andere woorden: schulden, of woonproblemen, of problemen van de ouders kunnen invloed hebben op de hulpvraag van het kind.

Wanneer besloten wordt dat de inzet van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp nodig is, wordt ook dit in het perspectiefplan vastgelegd. Voor de jeugdhulpaanbieder is het perspectiefplan vervolgens uitgangspunt voor het verder vormgeven van het hulpverleningstraject (zie verder de toelichting bij artikel 3.6). Het perspectiefplan kan echter ook gebruikt worden wanneer specialistische jeugdhulp (nog) niet nodig is en het lokale team bijvoorbeeld zelf met de jeugdige en zijn ouders aan de slag gaat.

Het perspectiefplan onderscheidt zich van het hulpverleningsplan van de jeugdhulpaanbieder (vaak ook behandelplan genoemd), het plan van aanpak van de gecertificeerde instelling en het familiegroepsplan van het gezin – die allen in de Jeugdwet zelf verankerd zijn. Het hulpverleningsplan (of behandelplan) is een nadere uitwerking van (het jeugdhulpdeel van) het perspectiefplan door de jeugdhulpaanbieder. Het plan van aanpak van de gecertificeerde instelling is goed vergelijkbaar met het perspectiefplan, omdat hierin ook altijd breed de gezinssituatie in ogenschouw genomen wordt. Het verschil met het perspectiefplan is gelegen in het feit dat het plan van aanpak door de gecertificeerde instelling opgesteld wordt in het kader van een rechterlijke dwangmaatregel. De veiligheid van het kind zal daarin dus altijd een prominente(ere) plek hebben. Het familiegroepsplan is het gezinsplan dat zonder betrokkenheid van hulpverleners (lokale team, jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling) wordt opgesteld.

 

Professional

Met de professional wordt de jeugdhulpverlener bedoeld in het kader van de Jeugdwet, en de uitvoerder van de jeugdgezondheidszorg in het kader van de Wet publieke gezondheid. Deze professionals staan geregistreerd in een beroepsregister (BIG of SKJ), waarmee bepaalde kwaliteitsgaranties worden geboden.

 

Specialistische jeugdhulp

Het onderscheidende karakter van specialistische jeugdhulp ten opzichte van hoogspecialistische jeugdhulp is dat zij in de regel minder specifieke kennis en een minder intensieve en veelomvattende aanpak vraagt. De kosten zijn daardoor in de regel lager. Specialistische jeugdhulp kan door een grote groep jeugdhulpaanbieders geboden worden (waaronder vrijgevestigden), waarvoor ook een eenvoudiger proces geldt om gecontracteerd te worden.

 

Artikel 1.2 Doelgroep

 

Eerste lid

Doelgroep van de voorzieningen zoals beschreven in de verordening zijn alle jeugdigen in Edam-Volendam. Voor de definitie van jeugdigen geldt de definitie van de wet. Volgens artikel 1.1 van de wet is een jeugdige “een persoon die:

  • 1.

    de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt,

  • 2.

    de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, of

  • 3.

    de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, en voor wie de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1, die was aangevangen, of voor wie het college vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp noodzakelijk is of voor wie, na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is.” 

Het tweede onderdeel doelt op jongvolwassenen (tot 23 jaar) die op grond van het jeugdstrafrecht berecht zijn. Het derde onderdeel is overgenomen uit de oude Wet op de jeugdzorg en beperkt zich dan ook tot de jeugdzorg en heeft dus geen betrekking op geestelijke gezondheidszorg of begeleiding voor jeugdigen (die bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar vallen onder respectievelijk de Zorgverzekeringswet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015).

Ouders

Naast jeugdigen behoren ook de ouders van de jeugdigen tot de doelgroep. Voor de definitie van ouder wordt uitgegaan van de definitie van de wet: een ouder is “de gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder.” Overigens zullen ook pleegouders in aanmerking kunnen komen van voorzieningen genoemd in deze verordening.

 

De mate waarin jeugdigen zelfstandig (zonder toestemming van zijn ouders) benaderd kunnen worden – en jeugdhulp mogen ontvangen – verschilt per leeftijdscategorie. Op grond van de wet (artikel 7.3.4) is expliciete toestemming nodig van:

  • 1.

    een ouder of voogd van een jeugdige die jonger is dan twaalf jaren, of;

  • 2.

    een ouder of voogd van een jeugdige van twaalf jaar of ouder, die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen, of;

  • 3.

    een ouder of voogd van een jeugdige tussen twaalf en zestien jaar, alsmede van de betrokken jeugdige zelf, of;

  • 4.

    de betrokken jeugdige van zestien jaar of ouder zelf.

Deze bepalingen zijn in de wet opgenomen naar analogie van hetgeen bepaald is in het Burgerlijk wetboek met betrekking tot de geneeskundige behandelingsovereenkomst.

Woonplaats

De gemeente Edam-Volendam is alleen verantwoordelijk om voorzieningen te treffen voor jeugdigen en hun ouders die in Edam-Volendam hun woonplaats hebben. Voor het woonplaatsbeginsel gelden de bepalingen in de wet. In artikel 1.1 van de wet is woonplaats gedefinieerd als:

  • 1.

    “woonplaats als bedoeld in artikel 12 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

  • 2.

    ingeval de voogdij over de jeugdige berust bij een instelling als bedoeld in artikel 302 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: de plaats van het werkelijke verblijf van de jeugdige;

  • 3.

    ingeval de woonplaats, bedoeld onder 1 en 2, onbekend is dan wel buiten Nederland is: de plaats van het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag;

  • 4.

    ingeval de jeugdige de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt: de woonplaats van de jeugdige.” 

Op grond van het Burgerlijk wetboek is voor minderjarigen de woonplaats van de gezaghebbende ouder leidend. Wanneer de voogdij elders ligt is de werkelijke verblijfplaats van de jeugdige leidend.

Dit kan ook een instelling zijn. De regels rond het vaststellen van de woonplaats (bijvoorbeeld als de ouders gescheiden zijn en de jeugdige bij beide woont) zijn nader uitgewerkt door de ministeries van VWS en VenJ en de VNG. Op ogenblik is overigens een herziening in voorbereiding, waarbij het in de Basisregistratiepersonen opgenomen woonadres van de jeugdige leidend zal zijn. Naar verwachting zal deze wetswijziging pas per 1 januari 2019 ingaan.

 

Tweede lid

Met dit lid is bepaald dat ook jeugdigen die in Edam-Volendam op school zitten, maar in een andere gemeente hun woonplaats hebben, tot de doelgroep horen, maar alleen in zoverre het gaat om het aanbod verzorgd in het kader van de basisvoorzieningen Jeugd(welzijn), het Centrum voor Jeugd en Gezin, opvoed- en opgroeiondersteuning of jeugdhulpvoorzieningen in het speciaal onderwijs. Deze keuze is gemaakt, omdat we het niet wenselijk achten dat bepaalde groepen leerlingen (en hun ouders) van dit aanbod zouden moeten worden uitgezonderd. Het gaat overigens niet alleen om groepsaanbod, maar ook om individuele contactmomenten, bijvoorbeeld van het Centrum voor Jeugd en Gezin.

 

Wanneer een professional van het Centrum voor Jeugd en Gezin meent dat voor een jeugdige een individuele voorziening nodig is dan zal de professional de jeugdige en zijn ouders verwijzen naar zorg binnen de gemeente waar zij woonachtig zijn. Het is dan ook aan die gemeente om een individuele voorziening toe te kennen. Edam-Volendam maakt met de regiogemeenten afspraken over de afstemming in deze gevallen (en ook over de overdracht bij een verhuizing).

  

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

 

In dit hoofdstuk zijn de categorieën van algemene voorzieningen omschreven. Deze voorzieningen hebben grotendeels een preventief karakter. De voorzieningen zijn zonder besluit van de lokale toegang of een verwijzer toegankelijk en kunnen ook naast een individuele voorziening worden ingezet.

 

Artikel 2.1 Basisvoorzieningen Jeugd(welzijn)

In de verschillende kernen van de gemeente Edam-Volendam wordt een aantal basisvoorzieningen voor jeugdigen en hun ouders geboden die onderlinge steun tussen jeugdigen en ouders bij opvoeden en opgroeien bevorderen en participatie stimuleren. Deze basisvoorzieningen jeugd(welzijn) worden vorm gegeven in het kader van het verwoorde beleid in de nota Sociaal Domein, het jeugdbeleid en aanverwante beleidsnota’s. Voorbeelden van voorzieningen zijn activiteiten talentontwikkeling, jeugdwerk, professioneel jongerenwerk, activiteiten rond school en werk, voorlichting en advies.

 

Artikel 2.2 Centrum voor Jeugd en Gezin

 

Eerste lid

In 2012 zijn twee Centra voor Jeugd en Gezin gestart in Edam-Volendam: een in Oosthuizen, een in Volendam. Een Centrum voor Jeugd en Gezin werkt voor de jeugdigen en hun ouders die in het in het betreffende gebied wonen (nul tot vierjarigen) of naar school gaan (vier- tot achttienjarigen).

Het Centrum voor Jeugd en Gezin vormt een multidisciplinair team waarin professionals uit verschillende organisaties met elkaar samenwerken. Kernfunctionarissen zijn de jeugdverpleegkundige, de jeugdarts en de jeugdpsycholoog (kinder- en jeugdpsycholoog / GZ-psycholoog) . De grootte van het Centrum voor Jeugd en Gezin en de precieze samenstelling verschilt naar de populatie en behoefte in het gebied.

 

De jeugdgezondheidszorg zoals die in Edam-Volendam uitgevoerd wordt door de GGD Zaanstreek-Waterland, maakt integraal onderdeel uit van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Het landelijk vastgestelde basispakket jeugdgezondheidszorg valt onder de Wet publieke gezondheid. Het maatwerkdeel onder de Jeugdwet. Beide onderdelen worden uitgevoerd vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin.

 

Tweede lid onderdeel a

Het Centrum voor Jeugd en Gezin biedt preventie en voorlichting. Te denken valt aan de voorlichting in het kader van de vaste contactmomenten van de jeugdgezondheidszorg, maar ook aan voorlichtingsbijeenkomsten op school of het verspreiden van voorlichtingsmateriaal.

 

Tweede lid onderdeel b

Het Centrum voor Jeugd en Gezin geeft advies aan beroepskrachten die met jeugdigen werken, zoals pedagogisch medewerkers van de kinderopvang en leerkrachten en docenten in het onderwijs. Hiermee voldoet de gemeente Edam-Volendam in belangrijke mate via het Centrum voor Jeugd en Gezin aan artikel 2.6 eerste lid onderdeel c van de wet: “het college is er in ieder geval verantwoordelijk voor dat:… degenen die beroepsmatig met jeugdigen werken deskundig advies kunnen krijgen over vragen en problemen met betrekking tot opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.”

 

Tweede lid, onderdeel c

Het Centrum voor Jeugd en Gezin is voor de meeste jeugdigen en ouders de eerste ingang bij een hulpvraag. Het Centrum voor Jeugd en Gezin heeft als belangrijke taak om de vraag te verhelderen. Zij kunnen daarbij ook een deel van de basisdiagnostiek doen, zeker omdat ook een jeugdarts en jeugdpsycholoog vast onderdeel zijn van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Voor de toegang tot specialistische jeugdhulp (nadere diagnostiek, behandeling en begeleiding) zal het team verwijzen naar het Breed Sociaal Loket of het Zorgteam.

 

Tweede lid onderdeel d

Het Centrum voor Jeugd en Gezin biedt ook zelf hulp. De precieze afbakening tussen het (jeugd)hulpaanbod van het Centrum voor Jeugd en Gezin zelf en de jeugdhulpaanbieders is niet altijd scherp te trekken. Het Centrum voor Jeugd en Gezin biedt zelf opvoed- en opgroeiondersteuning aan de jeugdige en hun ouders in de vorm van opvoedcursussen en trainingen voor de kinderen en jongeren zelf. Daarnaast is er een aanvullend aanbod aan opvoed- en opgroeiondersteuning, zoals informatieve bijeenkomsten ‘overgangsmomenten’ – van voorschoolse voorziening naar basisonderwijs en van basis- naar voortgezet onderwijs. Het aanbod is in principe vrij toegankelijk. Sommige aanbod richt zich echter wel op specifieke doelgroepen. In die zin kan er toch een beperking in de toegang gelden.

 

Derde lid

De gemeentelijke toegang tot individuele voorzieningen is door het college gemandateerd naar het Breed Sociaal Loket voor enkelvoudige individuele voorzieningen en naar het Zorgteam voor de complexe individuele voorzieningen. Om deze reden verwijzen de professionals van het Centrum voor Jeugd en Gezin bij constatering van de noodzaak voor een individuele voorziening door naar of het Breed Sociaal Loket of het Zorgteam.

      

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

 

Paragraaf 1 Soorten individuele voorzieningen

 

Artikel 3.1 Zorgteam

 

Eerste en tweede lid

Het Zorgteam richt zich op verminderd of niet zelfredzame huishoudens waar sprake is van problemen op meerdere levensdomeinen, zoals ernstige schulden of armoede, slechte woonomstandigheden, verslavingsproblemen, en psychische problemen. Deze huishoudens/gezinnen krijgen een vorm van intensief casemanagement toegewezen.

 

Derde lid

Alle professionals van het Zorgteam werkend met jeugdigen en gezinnen, zijn opgenomen in het beroepsregister en/of kwaliteitsregister jeugd (BIG register / SKJ). De coördinator van dit team is gemandateerd om namens het college besluiten te nemen voor het toekennen of weigeren van individuele voorzieningen volgens deze verordening. De coördinator besluit op basis van het advies van de professionals.

 

Artikel 3.2 Specialistische jeugdhulp

 

Eerste lid

Specialistische jeugdhulp wordt gezien als aanvullend op het vrij toegankelijke aanbod aan preventie en jeugdhulp omschreven in hoofdstuk 2. In veel gevallen zal bijvoorbeeld ook de hulpverlener vanuit het lokale team betrokken blijven bij de ondersteuning van de jeugdige en zijn ouders. Specialistische jeugdhulp wordt in de regel dichtbij geboden, in de directe leefomgeving van de jeugdige en zijn ouders: in de thuissituatie, op het kinderdagverblijf, de school of de locatie van de jeugdhulpaanbieder. De opsomming in dit lid is overigens niet limitatief. Zie ook de toelichting bij de begripsbepaling.

 

Tweede lid, onderdeel a

Specialistische jeugdhulp wordt voor het grootste gedeelte ambulant gegeven. Dat wil zeggen dat de jeugdhulpverlener met de jeugdige en of zijn ouders op de locatie van de aanbieder, thuis of op school ondersteuning biedt (bijvoorbeeld in de vorm van adviesgesprekken). De aard van de zorg kan heel divers zijn, van een gedragstherapeutische behandeling tot persoonlijke verzorging. Ook adviezen richting het sociale netwerk van de jeugdige kunnen behoren tot de specialistische jeugdhulp. NB de opsomming ‘in de thuissituatie, op het kinderdagverblijf, de school of de locatie van de aanbieder’ is niet limitatief. Er kunnen ook andere locaties zijn waar specialistische jeugdhulp ambulant geboden kan worden.

 

Tweede lid, onderdeel b

Naast ambulant, kan specialistische jeugdhulp ook geboden worden als dagbehandeling of dagbesteding op de locatie van de aanbieder. De jeugdige verblijft dan overdag op de locatie van de aanbieder. Ook kortdurend verblijf in de vorm van logeervoorzieningen kunnen behoren tot de specialistische jeugdhulp. Doel is dan de ontlasting van de ouders (respijtzorg).

 

Artikel 3.3 Hoogspecialistische jeugdhulp

 

Eerste lid

Ook hoogspecialistische jeugdhulp wordt gezien als aanvullend op het vrij toegankelijke aanbod aan preventie en jeugdhulp omschreven in hoofdstuk 2. Omdat het aanbod van het hoogspecialistische jeugdhulp in de regel een stuk intensiever en veelomvattender is, zal de rol van de zorgprofessionals vanuit de algemene voorzieningen (met name lokale teams) in de regel (in verhouding) beperkter zijn. De aard van de hoogspecialistische jeugdhulp betekent ook dat deze soms niet in de directe woonomgeving van de jeugdige geboden kan worden. In sommige gevallen zal de jeugdige voor een (dag)behandeling een eind moeten reizen of zelf korter of langer elders dan in het ouderlijk huis verblijven. Ook in die gevallen is het streven om het lokale team betrokken te houden, zodat een terugkeer naar de normale opvoedsituatie bevorderd wordt. Zie ook de toelichting bij artikel 1.1 de begripsbepaling.

 

Tweede lid, onderdeel a

Ook hoogspecialistische jeugdhulp kan ambulant aangeboden worden. In meer gevallen dan bij specialistische jeugdhulp zal dat dan gaan om behandeling op de locatie van de aanbieder. Maar het streven is ook hoogspecialistische jeugdhulp beschikbaar te maken in de directe leefomgeving van de jeugdige (en zijn ouders).

 

Tweede lid, onderdeel b

Verblijfsvoorzieningen waar de jeugdige in een instelling of gezinshuis verblijft vallen altijd onder hoogspecialistische jeugdhulp. Ook gesloten jeugdzorg valt onder deze categorie. NB pleegzorg kan – afhankelijk van de aard en omvang – zowel onder specialistische als hoogspecialistische jeugdhulp vallen.

 

Artikel 3.4 Dyslexiezorg

Dyslexiezorg voor jeugdigen met ernstige enkelvoudige dyslexie viel tot 1 januari 2015 onder de Zorgverzekeringswet en het regiem van de geestelijke gezondheidszorg. Met inwerkingtreding van de Jeugdwet is de gemeente verantwoordelijk geworden voor deze zorg en valt zij onder de noemer ‘jeugdhulp’. In de Jeugdwet (of het Besluit of Regeling Jeugdwet) is deze vorm van jeugdhulp niet nader afgebakend. Vanaf 1 januari 2015 is door gemeente de voor die tijd gegroeide praktijk voortgezet. Deze bestond eruit dat alleen dyslexiezorg voor jeugdigen met ernstige enkelvoudige dyslexie wordt vergoed en dat het in de regel jeugdigen in de leeftijd van 7 tot en met 13 jaar betreft (deze laatste inperking lag vast in de ministeriële regeling behorende bij de Zorgverzekeringswet). Er is vooralsnog voor gekozen deze leeftijdsafbakening niet te verankeren in de gemeentelijke verordening, maar wel de mogelijkheid open te houden dat het college hiertoe nadere bepalingen vastlegt in nadere regels.

 

Artikel 3.5 Niet ingekochte jeugdhulp

Naast de specialistische en hoogspecialistische individuele voorzieningen en dyslexiezorg kunnen ook andere individuele voorzieningen worden ingezet. Bijvoorbeeld wanneer jeugdigen in een andere regio onderwijs volgen en het van belang is dat in de nabijheid van of in samenwerking met de betreffende onderwijsinstelling jeugdhulp geboden wordt. De jeugdhulp kan dan geboden worden door een jeugdhulpaanbieder waar de gemeente Edam-Volendam geen contract mee heeft.

 

Een ander voorbeeld is het landelijk ingekochte aanbod, zoals genoemd in lid 2c. De landelijk ingekochte functies voldoen aan drie criteria:

  • 1.

    het aantal cliënten is zodanig klein, dat het per regionaal samenwerkingsverband van gemeenten moeilijk is om daarvoor een goed aanbod te contracteren, waardoor er risico’s ontstaan om cliënten goed te bedienen;

  • 2.

    Het aanbod is zodanig landelijk georganiseerd en zo klein in omvang dat de decentralisatie er toe kan leiden dat er extra hoge transactiekosten en/of administratieve lasten kunnen ontstaan bij het maken van inkoopafspraken.

  • 3.

    De inhoud van het aanbod is zodanig specialistisch, dat de kans op het organiseren van een substituut op lokaal niveau lastig kan zijn en de drempel voor een aanbieder om dit als nieuwe dienst aan te gaan bieden, hoog is.

 

Inhoudelijk kunnen de overige voorzieningen een raakvlak vertonen met de specialistische en hoogspecialistische individuele voorzieningen. Omdat de toegang tot de landelijke voorzieningen niet geheel overeenkomt met die van de specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp zijn de overige voorzieningen apart in de verordening opgenomen.

  

Paragraaf 2 Toegang tot specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp

 

Artikel 3.6 Algemeen

Eerste lid: begripsbepaling

In paragraaf 2 wordt over de toegang naar de (hoog)specialistische jeugdhulp gesproken. Waar in deze paragraaf gesproken wordt over jeugdhulpaanbieder wordt dan ook een jeugdhulpaanbieder van (hoog)specialistische jeugdhulp bedoeld zoals weergegeven in respectievelijk artikel 3.1 en 3.2, tenzij anders vermeld. Nb de term jeugdhulpaanbieder is gedefinieerd in de Jeugdwet zelf en kan bijvoorbeeld ook aanbieders van jeugdhulp als algemene voorziening betreffen (hoofdstuk 2).

 

Tweede lid: aard besluit tot inzet individuele voorzieningen

Bij specialistische jeugdhulp bepaalt de jeugdhulpaanbieder (eventueel op basis van het advies van het lokale team) de intensiteit van de jeugdhulp. De intensiteit voor specialistische jeugdhulp ligt daarom – in tegenstelling tot de intensiteit van hoogspecialistische jeugdhulp – niet in het besluit van het college vast. In de zorgtoewijzing die het college richting de jeugdhulpaanbieder afgeeft ligt de intensiteit altijd wel vast. Als jeugdhulpaanbieder en college (het lokale team) het niet eens zijn over de intensiteit (of het ondersteuningsprofiel), is contractueel vastgelegd dat de jeugdhulpaanbieder, het lokale team en het gezin er éérst in gezamenlijk overleg uit moeten komen. Indien dat om wat voor reden dan ook niet lukt, geeft een onafhankelijk deskundige een bindend advies of er sprake is van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, en wat het ondersteuningsprofiel en/of intensiteit moet zijn. Op grond van dit advies herziet het college (d.w.z. de gemandateerde professional) dan het besluit.

 

Derde lid: besluit op grond van gesprek met lokale team (en perspectiefplan)

In dit derde lid is als algemene regel geformuleerd dat de toegang verloopt via het gesprek dat het lokale team met de jeugdige en zijn ouders heeft en het perspectiefplan dat daar een weerslag van is.

 

Vierde lid, onderdeel a: artsverwijzing naar specialistische jeugdhulp

Huisarts, jeugdarts en medisch specialist hebben op grond van de Jeugdwet de eigenstandige bevoegdheid om toegang te verlenen tot alle jeugdhulp. In deze verordening wordt deze bevoegdheid voor specialistische jeugdhulp en hoogspecialistische jeugdhulp verschillend ingevuld. De laatste komt aan de orde in het zesde lid. De eerste hier in het vierde lid onderdeel a. Uitgangspunt bij een artsverwijzing naar specialistische jeugdhulp (dus niet zijnde hoogspecialistische jeugdhulp) is dat in de regel de afstemming met een lokaal team en daarmee de integrale afweging van zorgbehoeften in een perspectiefplan niet perse nodig is. Als het gaat om specialistische jeugdhulp kan een arts dus zonder betrokkenheid van een lokaal team naar een jeugdhulpaanbieder verwijzen. Ook de jeugdhulpaanbieder is dan niet verplicht contact op te nemen met het lokale team (maar wel met de gemeente in het kader van de zorgtoewijzing).

  

Vierde lid, onderdeel b: crisissituaties

In crisissituaties kan soms niet gewacht worden met de inzet van (hoog)specialistische jeugdhulp tot een perspectiefplan is opgesteld. In dit soort gevallen is het de jeugdhulpaanbieder toegestaan de spoedhulp te verlenen voordat een gesprek met het lokale team heeft plaatsgevonden en een perspectiefplan is opgesteld. NB het gaat dan om kortdurende inzet (zie Nadere regels, artikel 3.1 vijfde lid). Wanneer daarna langdurig (hoog)specialistische jeugdhulp nodig is (vanuit een ander ondersteuningsprofiel dan profiel 11), dient alsnog een perspectiefplan opgesteld te worden.

 

Vijfde lid, besluit na artsverwijzing specialistische jeugdhulp

In dit lid wordt duidelijk gemaakt dat het college feitelijk een besluit tot inzet van specialistische jeugdhulp (niet zijnde hoogspecialistische jeugdhulp) na een verwijzing van de huisarts, jeugdarts, of medisch specialist neemt op het moment dat de jeugdhulpaanbieder zich bij de gemeente meldt met een verzoek tot toewijzing van zorg.

 

Zesde lid, artsverwijzing naar hoogspecialistische jeugdhulp

Voor hoogspecialistische jeugdhulp wordt ervan uitgegaan dat altijd – ook bij een artsverwijzing –een perspectiefplan waarbij een lokaal team betrokken is, nodig is. Het gaat in die gevallen immers bijna altijd om hoogcomplexe en veelomvattende / meervoudige jeugdhulp, waarbij een integrale aanpak en continuïteit van het hoogste belang zijn. De arts kan wel zelfstandig verwijzen naar de jeugdhulpaanbieder, maar er zal dan vervolgens alsnog een perspectiefplan opgesteld moeten worden (door ouders zelf, al dan niet met hulp van de arts of het lokale team). Dit perspectiefplan dient ook geaccordeerd te worden door het lokale team, voordat de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp kan starten. Deze afspraken zijn ook vastgelegd in de contracten met de jeugdhulpaanbieders. De achtergrond van deze keuze staat toegelicht bij de begripsbepaling ‘perspectiefplan’ onder artikel 1.1.

De jeugdhulpaanbieder kan zich in deze gevallen via het verzoek om toewijzing van zorg bekend maken bij de gemeente, die voor de betrokkenheid van het lokale team zorgdraagt. Natuurlijk kan een jeugdhulpaanbieder (of arts) in deze gevallen ook zelf rechtstreeks contact opnemen met het lokale team.

 

Zevende lid, opt-outregeling

Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders bezwaar maken tegen de betrokkenheid van het lokale team, kunnen zij gebruik maken van een opt-out-regeling. Ook in die gevallen dient een perspectiefplan te worden opgesteld voordat de hoogspecialistische jeugdhulp kan starten, maar deze zal dan tot stand komen zonder betrokkenheid (accordering) van het lokale team. Het college besluit dan tot de inzet van hoogspecialistische jeugdhulp op basis van de melding van de jeugdhulpaanbieder dat een arts verwezen heeft en een perspectiefplan aanwezig is, maar de jeugdige en/of zijn ouders van de opt-out-regeling wensen gebruik te maken.

   

Achtste lid: nadere regels

De nadere invulling van de ondersteuningsprofielen en intensiteiten ligt niet vast in de verordening, maar in de nadere regels. Hiervoor is gekozen omdat de verwachting is dat beide zich de komende jaren nog verder zullen ontwikkelen en de nadere regels sneller aangepast kunnen worden.

 

Artikel 3.7 Het gesprek en perspectiefplan

 

Eerste lid: het gesprek

Er wordt in de verordening (en nadere regels) niets vastgelegd over de wijze waarop het gesprek gevoerd wordt tussen lokaal team en jeugdige en/of zijn ouders (en eventuele andere betrokken). Dit zou de handelingsvrijheid van de jeugdige, zijn ouders én zorgprofessionals te veel beperken. In de verordening ligt alleen vast wat er in het gesprek aan de orde kan komen (indien van belang), niet welke methodiek of instrumentarium gebruikt moet worden of wie er precies bij betrokken dienen te zijn. Natuurlijk gelden hierbij wel de eisen die de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet stellen aan de kwaliteit van de toegang.

 

Tweede lid: het perspectiefplan

Ook de inhoud van het perspectiefplan is in de verordening niet in detail beschreven. Wel dát uitkomsten van het gesprek altijd in het perspectiefplan vastgelegd worden. Nb het perspectiefplan kan zelfstandig door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld worden, of met de hulp van het lokale team of anderen. Wanneer gekozen wordt voor de inzet van een individuele voorziening is het wel een verplichting dat het lokale team meekijkt en een akkoord geeft (met uitzondering van artsverwijzing in het kader van specialistische jeugdhulp).

De wederzijdse ondertekening is vooral bedoeld om het karakter van het perspectiefplan als gezamenlijk plan te bekrachtigen en zeker niet om het karakter van een privaatrechtelijk overeenkomst te geven. Nb het besluit tot inzet van (hoog)specialistische jeugdhulp wordt toegevoegd aan het perspectiefplan (zie artikel 3.8), maar is juridisch gezien een eenzijdige, publiekrechtelijke, beslissing van het college (de facto de gemandateerde professional van het lokale team). Het besluit wordt wel genomen op grond van het perspectiefplan.

 

Derde lid: evaluatie perspectiefplan

In het perspectiefplan worden doelen geformuleerd: wanneer worden door wie welke resultaten behaald. De jeugdige en/zijn ouders kunnen in het perspectiefplan afspraken maken om na een bepaalde tijd de resultaten met het lokale team, de eventueel betrokken jeugdhulpaanbieders en/of anderen te bespreken en zo het perspectiefplan te evalueren.

 

Vierde lid: vastlegging perspectiefplan in administratie lokale team

Het (ondertekende) perspectiefplan kan worden opgeslagen door het lokale team als onderbouwing en toelichting op het besluit om te komen tot de inzet van een individuele voorziening, dan wel dat het in de vorm van een gespreksverslag of eigen ondertekende documentatie van het lokale team gebeurt die deze inhoud weergeeft. Het ‘oorspronkelijke’ perspectiefplan is namelijk eigendom van het gezin en kan niet zondermeer door het lokale team één op één worden opgeslagen.

 

Vijfde lid: delen perspectiefplan met de jeugdhulpaanbieder

Het perspectiefplan is van de jeugdige en/of zijn ouders. Als er tot de inzet van specialistische jeugdhulp besloten is, is het wel van het grootste belang dat de aldus betrokken jeugdhulpaanbieder weet heeft van de gezinssituatie en afspraken en doelen zoals vastgelegd in het perspectiefplan. De relevante informatie uit het perspectiefplan kan door de jeugdige en/of zijn ouders zelf of door het lokale team aan de betrokken jeugdhulpaanbieder overgedragen worden. De ouders/jeugdige zijn hier in eerste instantie zelf de verantwoordelijke partij voor.

Als het gaat om hoogspecialistische jeugdhulp heeft de gemeente ook in haar contracten met de jeugdhulpaanbieders bepaald, dat zij niet mogen starten met de hulpverlening voordat een perspectiefplan opgesteld is. Voor deze complexe en in de regel meervoudige jeugdhulp is het brede perspectief van het grootste belang om effectieve jeugdhulp te kunnen verlenen.

Natuurlijk gelden bij het delen van het perspectiefplan de privacyregels zoals die onder andere vastgelegd zijn in de Jeugdwet zelf (zie § 7.3 rond dossiervorming). Ouders worden niet gedwongen privacygevoelige informatie te delen die niet van belang is voor de hulp aan het kind. Het is aan de ouders om in samenspraak met het lokale team (of arts) te bepalen welke informatie in het perspectiefplan terecht moet komen en gedeeld moet worden met de jeugdhulpaanbieder om een effectieve ondersteuning mogelijk te maken. Bij verschil van inzicht tussen de jeugdige en/of zijn ouders aan de ene kant en het lokaal team (of arts) aan de andere kant over de noodzaak om bepaalde informatie te delen dient het recht op privacy en het belang van het kind tegen elkaar afgewogen te worden. De principes van subsidiariteit (kan het doel ook op een andere manier bereikt worden), noodzakelijkheid en proportionaliteit (staat het doorbreken van het recht op privacy in verhouding tot het doel: effectieve hulp) staan daarbij centraal. In de privacyprotocollen van de uitvoerders zal hieraan aandacht besteed worden.

 

Zesde lid

Dit lid biedt de mogelijk aan het college om nadere regels te stellen met betrekking tot het gesprek en door wie dat op welke wijze gevoerd wordt.

 

Artikel 3.8 Criteria en afwegingsfactoren

In de verordening worden de criteria en afwegingsfactoren bij de beoordeling tot toekenning van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp alleen in algemene termen beschreven. In het tweede lid is een kan-bepaling opgenomen. Criteria kunnen eventueel uitgewerkt worden in nadere regels.

 

Artikel 3.9 Inhoud en geldigheidsduur van het besluit

 

Eerste lid, onderdeel a: inhoud besluit ZIN

De inhoud van het besluit is beperkt. Alleen de keuze specialistisch of hoogspecialistisch, het ondersteuningsprofiel en bij hoogspecialistische jeugdhulp ook de intensiteit liggen in het besluit vast. Andere zaken – zoals omschrijving hulpvraag en het resultaat – worden vastgelegd in het perspectiefplan. Hiermee wordt ook voorkomen dat te veel privacygevoelige gegevens in de gemeentelijke beschikkingenadministratie vast komen te liggen. De jeugdige en/zijn ouders kunnen met het besluit zelf voor een van de door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieders kiezen. Het lokale team kan hierbij adviseren. De keuze voor een bepaalde aanbieder ligt niet vast in het besluit.

 

Eerste lid, onderdeel b: inhoud besluit PGB

In een besluit voor het toekennen van een persoonsgebonden budget is ook altijd de hoogte van het pgb en hoe dit bepaald is, opgenomen.

 

Tweede lid, onderdeel a: geldigheidsduur besluit ZIN

Het besluit voor zorg in natura wordt in de regel afgegeven voor onbepaalde tijd. Dat wil zeggen dat bij het afgeven van het besluit de duur niet vaststaat. De gecontracteerde jeugdhulpaanbieder moet (binnen de afspraken die daarover in het contract gesteld zijn) hulp kunnen inzetten zo lang als nodig is om het beoogde resultaat te bereiken. De geldigheidsduur van het besluit eindigt als het jeugdhulptraject (met wederzijdse instemming) is beëindigd. De jeugdhulpaanbieder brengt de gemeente hiervan op de hoogte middels het stop-zorgbericht. Dit is contractueel vastgelegd.

 

Tweede lid, onderdeel b: geldigheidsduur besluit PGB

Voor pgb-beschikkingen is het wenselijk om het besluit wel een beperkte geldigheidsduur mee te geven, omdat over de inhoud en kosten van de pgb-zorg telkens afspraken op maat worden gemaakt, die je periodiek wil bijstellen. Dit sluit ook aan bij het jaarbudget pgb dat jaarlijks aan de SVB moet worden doorgegeven door de gemeente.

 

Derde lid: garantietermijn

Dit lid regelt een garantietermijn. Wanneer de jeugdige en/zijn ouders zich binnen vier maanden nadat het hulpverleningstraject succesvol is afgerond opnieuw bij de jeugdhulpaanbieder melden met dezelfde hulpvraag, is de jeugdhulpverlener verplicht de jeugdige en/of zijn ouders opnieuw te helpen. Het oude besluit wordt daarmee opnieuw van kracht. De jeugdige en/of zijn ouders hoeven in die gevallen dus ook niet opnieuw langs de verwijzende arts of lokale team. NB deze garantietermijn geldt alleen voor jeugdhulptrajecten die gericht waren op herstel, niet op duurzame trajecten. Ook geldt deze garantietermijn niet wanneer de jeugdhulpaanbieder aan de ene kant of de jeugdige en/of zijn ouders aan de andere kant het traject eenzijdig (voortijdig) beëindigd hebben.

 

Vierde lid, onderdeel a

Als jeugdige en zijn ouders en de professional van het lokale team het eens zijn over de inhoud van het perspectiefplan bekrachtigen zij dit door ondertekening van het perspectiefplan. Op dat moment is er ook overeenstemming over de in te zetten specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp en kan de beschikking snel afgegeven worden.

 

Vierde lid, onderdeel b

Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders en het lokale team geen overeenstemming kunnen bereiken over de inhoud van het perspectiefplan en de noodzaak of de aard van de inzet van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp dienen zij een aanvraag tot een individuele voorziening in in de vorm van een door hen eenzijdig ingevuld perspectiefplan. Het lokale team besluit dan binnen twee weken op deze aanvraag.

 

Vierde lid, onderdeel c

In artikel 3.6 vierde lid is bepaald dat bij verwijzing van een huisarts, jeugdarts, of medisch specialist naar specialistische jeugdhulp (in tegenstelling tot hoogspecialistische jeugdhulp) en in crisissituaties een gesprek met het lokale team niet verplicht is. In die gevallen maakt de jeugdhulpaanbieder zich via een verzoek om zorgtoewijzing bekend bij de gemeente. Op basis van dit verzoek (JW315) wijst de gemeente dan de jeugdhulpaanbieder de zorg toe (via een JW301-bericht). De facto neemt het college hiermee een besluit over de inzet van specialistische jeugdhulp.

 

Vijfde lid

Voor sommige specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp die niet bestaat uit een diagnose- of behandeltraject, maar een langdurig begeleidingstraject (in de regel vanwege de ernstige beperkingen van het kind) kan het gewenst zijn dat het lokale team namens college periodiek herbeoordeelt of en zo ja welke voortzetting van hulp nodig is. De regels hierover liggen niet vast in de verordening zelf maar in de nadere regels (zie nadere regels artikel 3.2 vijfde lid).

  

Paragraaf 3: Toegang dyslexiezorg

 

Artikel 3.10 Toegang tot dyslexiezorg

 

Eerste lid

Het besluit tot toekennen van een individuele voorziening voor dyslexiezorg geeft recht op diagnostisch onderzoek door een erkende dyslexiebehandelaar. Wanneer op basis van het onderzoek vastgesteld wordt dat het inderdaad om ernstige enkelvoudige dyslexie gaat, kan de dyslexiebehandelaar ook gelijk verder met de behandeling. Hiervoor is dan geen tweede besluit nodig.

Bij ernstige enkelvoudige dyslexiezorg gaat het om hardnekkige problemen bij het leren lezen en/of schrijven (spellen), die ook met extra ondersteuning in de klas niet verholpen kunnen worden. ‘Enkelvoudig’ slaat op het feit dat er geen sprake dient te zijn van een algemene ontwikkelingsachterstand (verstandelijke beperking) of ernstige gedragsproblematiek.

Het onderzoek en de behandeling dient plaats te vinden conform de professionele (landelijk) standaard voor dyslexiezorg. Hierover worden afspraken gemaakt in de contracten met de aanbieders.

 

Tweede lid

De poortwachter is verantwoordelijk voor de controle van het leerlingdossier. Indien dit niet volledig is koppelt de poortwachter dit terug naar de verwijzende school zodat zij alsnog passende extra begeleiding kunnen inzetten. Indien het leerlingdossier op orde is geeft de poortwachter goedkeuring aan de doorverwijzing en kunnen ouders en school contact leggen met een gecontracteerde dyslexieaanbieder naar keuze. Daarnaast spreekt de poortwachter scholen aan op het moment dat zij signaleren dat er veel onvolledige dossiers worden aangeleverd.

 

Derde lid

De poortwachter werkt volgens de landelijke, professionele, standaard voor dyslexiezorg. Met dit derde lid wordt de mogelijkheid opgehouden dat het college (kern)elementen van deze standaard ook vastlegt in nadere regels.

  

Paragraaf 4 Toegang overige individuele voorzieningen jeugdhulp

 

Artikel 3.11 Toegang overige individuele voorzieningen jeugdhulp

 

Eerste lid

Omdat de toegang voor overige individuele voorzieningen jeugdhulp maar op een aantal punten afwijkt van de toegang tot specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp wordt verwezen naar de artikelen zoals openomen in paragraaf 2. De uitzondering is met name gelegen als het gaat om de aanwezigheid van een perspectiefplan bij een verwijzing, de profielen en het besluit.

 

Tweede lid

In dit lid is opgenomen aan welke vereisten een besluit moet voldoen. De duur van een voorziening kan ook ‘voor onbepaalde tijd’ bedragen.

 

Derde lid, onderdeel a

Een door de jeugdige en/ of ouders en de lokale toegang ondertekend perspectiefplan vormt het besluit. In de praktijk komt het er op neer dat de lokale toegang het perspectiefplan opstuurt naar de jeugdige en /of ouders, deze het plan ondertekenen en vervolgens de lokale toegang het plan ondertekent. In het perspectiefplan liggen alle afspraken met de jeugdige en/of zijn ouders vast. Ook is hierin de afstemming met andere voorzieningen opgenomen. Aan een perspectiefplan hoeft niet altijd een besluit tot inzet van een individuele voorziening gekoppeld te zijn.

 

Derde lid, onderdeel b

Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders en de lokale toegang geen overeenstemming kunnen bereiken over de inhoud van het perspectiefplan en de noodzaak of aard van de inzet van een individuele voorziening jeugdhulp dienen zij een aanvraag tot een individuele voorziening in, in de vorm van een door hen eenzijdig ingevuld perspectiefplan, dan wel een aanvraag in een andere vorm. De jeugdige en/ of ouders kunnen op het perspectiefplan aangeven dat ze niet akkoord zijn (door te tekenen voor gezien) en aangeven welke voorziening zij willen aanvragen. De lokale toegang besluit dan binnen 2 weken op deze aanvraag.

 

Derde lid, onderdeel c

In artikel 3.9, negende lid is bepaald dat bij verwijzing van een huisarts, jeugdarts, of medisch specialist naar specialistische jeugdhulp (in tegenstelling tot hoogspecialistische jeugdhulp) en in crisissituaties een gesprek met de lokale toegang niet verplicht is. In die gevallen maakt de jeugdhulpaanbieder zich via een verzoek om zorgtoewijzing bekend bij de gemeente. Op basis van dit verzoek wijst de gemeente dan de jeugdhulpaanbieder de zorg toe. De facto neemt het college hiermee een besluit over de inzet van specialistische jeugdhulp.

 

Vierde lid

In dit lid is opgenomen dat de jeugdige en / of ouders altijd een beschikking krijgen als ze hierom vragen. Daarnaast geldt in de situaties zoals omschreven in lid 3 onderdeel b van dit artikel dat er ook een beschikking wordt afgegeven.

 

Vijfde lid

Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen. Op deze manier wordt gegarandeerd dat de voorziening goed aan blijft sluiten op de ondersteuningsvraag.

  

Paragraaf 5: Persoonsgebonden budget

 

Artikel 3.12 Het pgb-plan

Het pgb-plan vormt een aanvulling op het perspectiefplan, maar vervangt deze niet. Hulpvraag en doelen liggen vast in het perspectiefplan. Alleen de details met betrekking tot de uitvoerder van de pgb-zorg liggen vast in het pgb-plan.

 

Artikel 3.13 Vaststellen hoogte persoonsgebonden budget

Met jeugdhulpaanbieders waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten zijn afspraken gemaakt over de tarieven. Voor jeugdhulpverleners die in het kader van een persoonsgebonden budget door ouders zelf ingehuurd worden, gelden deze afspraken niet. De hoogte van het pgb wordt berekend aan de hand van het aantal benodigde eenheden (uren, dagdelen etc). Het college kan nadere regels stellen over de maximale hoogte van het pgb. Daarnaast stelt het college nadere regels over de wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld en onder welke voorwaarden personen uit het sociale netwerk kunnen worden betrokken.

  

Paragraaf 6: Nieuwe feiten en omstandigheden

 

Artikel 3.14 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering

Op grond van artikel 2.9 onderdeel d van de wet is de gemeente verplicht bij verordening regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of persoonsgebonden budget. De tekst van dit artikel is grotendeels ontleend aan de bepalingen rond bestrijding van misbruik die de wet stelt in het kader van het verstrekken van persoonsgebonden budgetten (artikel 8.1.2 tot en met 8.1.4). We herhalen in de verordening de wet om de leesbaarheid te vergroten. Bovendien wordt de toepassing van deze regels verbreed naar voorzieningen in natura. Ten slotte, het intrekken of herzien van een besluit kan natuurlijk ook relevant zijn als in gevallen waar geen sprake is van misbruik, maar gewoon van een gewijzigde (inschatting van de) situatie.

  

Hoofdstuk 4 Afstemming met andere voorzieningen

 

Op basis van de Jeugdwet artikel 2.9 zijn gemeenten verplicht in hun verordening op te nemen hoe de afstemming met andere voorzieningen geregeld is. Afstemming met andere voorzieningen is belangrijk in het kader van het perspectiefplan, dat immers over alle domeinen betreft.

 

Artikel 4.1 Afstemming gezondheidszorg

 

Eerste lid

In dit lid wordt gedoeld op de specialistische jeugdhulp die voorheen viel onder de jeugd-geestelijke gezondheidszorg. Deze zorg valt vanaf de achttiende verjaardag van de jeugdige onder de Zorgverzekeringswet. Zorgverzekeraars stellen aan zorgaanbieders de eisen met betrekking tot de toegang. Er moet een rechtmatige verwijzer zijn in de vorm van een huisarts, jeugdarts of medisch specialist. Het Zorgteam kan voor een dergelijke verwijzing zorgen, of door contact op te (laten) nemen met de huisarts, of door de jeugdarts een verwijzing te laten schrijven.

 

Tweede lid

Vanaf hun achttiende verjaardag zijn jeugdigen niet meer automatisch meeverzekerd met hun ouders. Zij dienen zelf een zorgverzekering af te sluiten. Bovendien geldt voor hen vanaf die leeftijd ook een eigen risico. Beide kunnen een belemmering vormen voor de jeugdige om de behandeling voort te zetten. Het lokale team is hier alert op en kan de jeugdige zo nodig bij deze veranderingen en nieuwe verantwoordelijkheden ondersteunen.

 

Artikel 4.2 Afstemming langdurige zorg

 

Eerste lid

Wanneer jeugdigen levenslang en levensbreed zorg nodig hebben vallen zij onder de Wet langdurige zorg. Bij kinderen is dit echter nog niet altijd makkelijk vast te stellen. De lokale teams ondersteunen de jeugdige en zijn ouders, zo nodig, bij de aanvraag bij het Centraal indicatieorgaan zorg (CIZ), die over toegang tot de langdurige zorg gaat.

 

Tweede lid

Dit lid is een nadere uitwerking van de Jeugdwet, artikel 1.2 eerste lid onderdeel c: ”Het college is niet gehouden een voorziening op grond van deze wet te treffen:...indien het college gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg en de jeugdige of zijn wettelijke vertegenwoordiger weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit daartoe.” Hierbij zal natuurlijk altijd het belang van het kind voorop staan. De jeugdige mag nooit het slachtoffer worden van onwillige ouders.

 

Artikel 4.3 Afstemming voorschoolse voorzieningen en het onderwijs

In artikel 2.7 eerste lid van de Jeugdwet staat: “Het college treedt bij het treffen van een individuele voorziening zo nodig in overleg met het bevoegd gezag van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of van een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, waar de jeugdige schoolgaand is.” Wanneer er besloten wordt tot de inzet van (hoog)specialistische jeugdhulp zullen zij, indien nodig, de afstemming zoeken met de betrokkenen binnen het onderwijs (in de regel de intern begeleider of zorgcoördinator). Natuurlijk gebeurt dit altijd in overleg met (en in bijzijn van) de jeugdige en zijn ouders.

 

Artikel 4.4 Afstemming maatschappelijke ondersteuning

Het hier gestelde betekent dat het lokale team, indien de situatie zich voordoet, afstemming zoekt met een passende Wmo-aanbieder. Deze afstemming start uiterlijk een half jaar voor de 18e verjaardag. De jeugdige wordt begeleid en voorbereid op de veranderingen na het 18e jaar, met als beoogd resultaat continuïteit van zorg.

 

Artikel 4.5 Afstemming werk en inkomen

Met het perspectiefplan wordt op alle leefdomeinen bekeken waar ondersteuningsvragen liggen. Het is mogelijk dat ondersteuning nodig is voor het gezin in het verkrijgen van werk of een inkomen nodig is. Zowel het lokaal team als de jeugdhulpaanbieder kan het gezin hierbij ondersteunen.

  

Hoofdstuk 5 Waarborging prijs-kwaliteit

 

Op grond van artikel 2.12 van de wet dient de gemeente bij verordening regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Dit is gevat in dit artikel 5.1. Hierbij is gebruik gemaakt van de tekst uit de modelverordening van de VNG.

  

Hoofdstuk 6 Beleidsparticipatie

 

Artikel 2.10 van de Jeugdwet verklaart artikel 2.1.3, derde lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 van overeenkomstige toepassing. Deze luidt:

“In de verordening wordt bepaald op welke wijze ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop zij:

a. in de gelegenheid worden gesteld voorstellen voor het beleid te doen;

b. vroegtijdig in staat worden gesteld gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen;

c. worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen;

d. deel kunnen nemen aan periodiek overleg;

e. onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden;

f. worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.”

 

In hoofdstuk 6 van deze verordening is in twee artikelen invulling gegeven aan deze verplichting uit de Wmo 2015. Kort worden jeugdparticipatie en de Koepel Sociaal Domein beschreven.

  

Hoofdstuk 7 Klachten en vertrouwenspersoon

 

Artikel 7.1. Klachtregeling

Dit artikel regelt het gemeentelijke klachtrecht. De gemeente is al op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van personen en bestuursorganen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn.

In de regel zal eerst de aanbieder worden aangesproken bij klachten over de wijze van behandeling. De klachtmogelijkheid tegenover de aanbieder is geregeld in artikel 4.2.1 e.v. van de wet. Pas wanneer dit klachtrecht niet bevredigend is, of niet logisch, bijvoorbeeld bij gedragingen van gemeenteambtenaren, dan komt de gemeentelijke klachtmogelijkheid in zicht.

 

Artikel 7.2. Vertrouwenspersoon

In artikel 2.6, eerste lid, onder f, van de wet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) van de vertrouwenspersoon.

De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling uit de wet is toch in de verordening opgenomen vanwege het in het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van jeugdigen en ouders te geven.

  

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

 

Artikel 8.1 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op 1 januari 2018, hetzelfde moment als de start van de nieuwe inkoop (hoog)specialistische jeugdhulp. De “oude” verordeningen jeugdhulp van Edam-Volendam en Zeevang zijn dan niet meer van toepassing en worden ingetrokken.

 

Artikel 8.2 Overgangsbepalingen

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het recht op zorg dat een jeugdige heeft ontvangen op grond van de ‘oude’ verordening, en de afspraken die gemeenten en jeugdhulpaanbieders maken over de financiering van de hulp in de overgang van 2017 naar 2018. Door het recht op zorg te waarborgen is de continuïteit van jeugdhulp voor de jeugdige en/of zijn ouders gegarandeerd. Geen kind mag immers de dupe worden van de gewijzigde contractafspraken tussen gemeenten en jeugdhulpaanbieders. Feit is wel dat gemeenten en jeugdhulpaanbieders in onderling overleg en op basis van de nieuwe contractafspraken met elkaar mogen besluiten om de hulp anders te benoemen, dan wel te financieren.

 

Artikel 8.3 Hardheidsclausule

Spreekt voor zich.

 

Artikel 8.4 Evaluatie

Hiermee stelt de gemeenteraad het college verplicht binnen drie jaar een evaluatie van de verordening op te stellen. Deze periode loopt synchroon met (initiële) contractperiode in het kader van de nieuwe inkoopstrategie (2018-2019). Na afloop van deze periode wordt een evaluatie gedaan.

 

Artikel 8.5 Citeertitel

Gekozen is om aan te sluiten op de titel van de oude verordening op de Jeugdwet van Edam-Volendam, met de toevoeging ‘2018.’