Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2018

Geldend van 09-02-2018 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2018

De raad van de gemeente Edam-Volendam,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 december 2017;

overwegende dat het wenselijk is om in de verordening parkeerbelasting het betalen via een parkeerautomaat en het opleggen van een naheffingsaanslag op te nemen;

gelet op artikel 225 van de gemeentewet;

B E S L U I T :

Kennis te nemen van het Aanwijzingsbesluit parkeerbelasting Edam-Volendam 2018

en vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2018

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990 (Staatsblad 1990, 459);

  • b.

    houder: degene die naar omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • c.

    jaar: kalenderjaar;

  • d.

    maand: kalendermaand;

  • e.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • h.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden en lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • i.

    Bus/Touringcar: een voertuig, zoals opgenomen in artikel 1 van de Wegenverkeerswet, waarvoor rijbewijs categorie D, DE, D1, D1E benodigd is.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam parkeerbelasting wordt de volgende belasting geheven:

  • a.

    Een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op kenteken op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    Een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning of ontheffing voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning of ontheffing aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • i.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overlegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • ii.

        Indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning of ontheffing heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende tarieventabel en geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning of ontheffing wordt verleend.

Artikel 6 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, voor het parkeren met gebruikmaking van parkeerapparatuur, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De betaling van parkeerbelasting bij parkeerapparatuur kan uitsluitend plaatsvinden langs elektronische weg en contant geld, op de wijze als op de parkeerapparatuur is aangegeven.

  • 3. In afwijking van het voorgaande lid dient de parkeerbelasting in voorkomende gevallen dat de parkeerapparatuur als bedoeld in het eerste lid buiten werking is, contant te worden voldaan aan de door het gemeentebestuur daartoe aangewezen ambtenaar ter plaatse, welke contante betaling gelijk wordt gesteld aan de voldoening op aangifte.

  • 4. Van ondernemers die een overeenkomst hebben met de gemeente Edam-Volendam, betreffende de inning van parkeerbelasting, wordt de parkeerbelasting geheven door middel van een schriftelijke kennisgeving en de betaling dient binnen 30 dagen na dagtekening plaats te vinden.

  • 5. De belasting bedoeld in artikel 2, onder b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald voor of bij de aanvang van het tijdvak waarvoor het vergunning bewijs geldig is.

  • 6. Een naheffingsaanslag wordt ingevorderd door middel van een schriftelijke kennisgeving.

  • 7. Voor zover voor het voldoen van parkeerbelasting een schriftelijk bewijs wordt afgegeven, wordt dit bewijs duidelijk leesbaar, direct achter de vooruit van het voertuig zichtbaar aangebracht.

  • 8. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de gestelde voorschriften als voldoening op aangifte aangemerkt.

Artikel 7 Naheffing, tarief en kosten, betalingstermijn

  • 1. Indien de belasting die op grond van artikel 2, onderdeel a, op aangifte behoort te worden voldaan, geheel of gedeeltelijk niet is betaald, wordt de te weinig geheven belasting nageheven.

  • 2. De naheffing vindt plaats door een naheffingsaanslag die wordt opgelegd aan degene die de belasting volgens artikel 3 had behoren te betalen.

  • 3. De naheffingsaanslag wordt berekend over de parkeerduur voor een dag , tenzij aannemelijk is dat het voertuig langer dan een dag zonder betaling geparkeerd heeft gestaan.

  • 4. Voor het opleggen van een naheffingsaanslag worden kosten in rekening gebracht. Deze kosten maken onderdeel uit van de naheffingsaanslag en worden afzonderlijk op het aanslagbiljet vermeld. Ten aanzien van hetzelfde voertuig worden per aaneengesloten periode de kosten niet vaker dan eenmaal per kalenderdag in rekening gebracht.

  • 5. Het tarief van de naheffingsaanslag en de hoogte van de kosten bedraagt € 62,00.

  • 6. De naheffingsaanslag moet in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden voldaan aan het einde van de maand die volgt op de maand die in de dagtekening van de kennisgeving staat.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 11 Tijdstip van ingang van de heffing en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als de “Verordening parkeerbelasting Edam-Volendam 2018”

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Edam-Volendam,
gehouden op 18 januari 2018.
de griffier, mr. M. van Essen ,
de voorzitter, L.J. Sievers.