Regeling vervallen per 01-09-2021

Beleidslijn Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (bibob) Gemeente Eijsden-Margraten met betrekking tot omgevingsvergunningen-bouwactiviteiten (Wabo)

Geldend van 27-12-2012 t/m 31-08-2021

Intitulé

Beleidslijn Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (bibob) Gemeente Eijsden-Margraten met betrekking tot omgevingsvergunningen-bouwactiviteiten (Wabo)

Inhoudsopgave

  • 1.

    Inleiding 1

  • 2.

    2. Toepassing Wet bibob 1

    • 2.1

      Algemeen 1

    • 2.2

      Aanvragen 2

    • 2.3

      Bestaande vergunningen 3

    • 2.4

      Risicogebieden 3

    • 2.5

      Tipfunctie Officier van Justitie 3

  • 3.

    Aanvraag om advies bij Bureau bibob 3

  • 4.

    Het onderzoek door Bureau bibob 4

  • 5.

    Procedure 5

  • 6.

    Geheimhouding 5

1. Inleiding

In deze beleidslijn wordt aangegeven hoe het college van burgemeester en wethouders omgaat met de bevoegdheden op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet bibob) bij aanvragen om een omgevingsvergunning, waarvan de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, onderdeel uitmaakt. Dit beleid is gericht op de toepassing van de Wet bibob bij de activiteit bouwen. De inzet van het bibob-instrumentarium voor overige aanvragen zijn opgenomen in apart bibob-beleid.

2. Toepassing Wet bibob

2.1Algemeen

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht geworden. In artikel 2.20, eerste lid, van de Wabo, respectievelijk artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo is geregeld dat een aanvraag om een omgevingsvergunning (deels) kan worden geweigerd respectievelijk een verleende vergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob.

Een bestuursorgaan kan op grond van artikel 3 van de Wet bibob een beschikking weigeren of intrekken, voor zover hij bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid heeft gekregen, wanneer:

  • 1.

    er sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor:

  • a. het benutten van voordelen uit strafbare feiten;

  • b. het plegen van strafbare feiten;

  • 2.

    een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd (bv. valsheid in geschrifte, bedreiging of omkoping).

In het kader van de Wet bibob onderzoekt de gemeente eerst zelf of van bovengenoemde situatie sprake is: de zgn. bibob-intake en bibob-screening. Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • -

    de door de aanvrager of houder van de vergunning beantwoorde vragen die zijn opgenomen in het voorgeschreven aanvraagformulier;

  • -

    de door aanvrager aangeleverde documenten die moeten worden meegestuurd op grond van het voorgeschreven aanvraagformulier;

  • -

    eventuele extra, op verzoek van het bestuursorgaan overgelegde documenten of informatie;

  • -

    onderzoek van open bronnen zoals Kamer van Koophandel, Kadaster e.d.

Los van de Wet bibob kan de gemeente de aanvrager bij de aanvraag verplichten bepaalde gegevens te overleggen om schijnconstructies te voorkomen, zoals een overzicht van investeringen en schriftelijke bewijzen van eigen vermogen en eventuele kredietovereenkomsten in verband met de financiering. De gemeente zal naast de Wet bibob ook de reguliere weigerings- of intrekkingsgronden onderzoeken en toepassen.

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in de Wet bibob, kan het de vergunning (voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo) weigeren of intrekken.

Wanneer het standaardvragenformulier (inclusief de vragen van artikel 30 van de Wet bibob) niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. In geval van een bestaande vergunning wordt het niet invullen van deze formulieren op grond van artikel 4 van de Wet bibob aangemerkt als ernstig gevaar. Hierdoor kan het bestuursorgaan de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken.

2.2Algemene beleidsuitgangspunten

Uitgaande van het doel van de Wet bibob, het tegenhouden van vergunningen waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt, is er gekozen voor een bibob-toets van bouwprojecten van enige omvang. In dit kader wordt er een onderscheid gemaakt tussen kleinere en grotere bouwprojecten, dit bezien in combinatie met de aanneemsom. Tevens wordt in deze beleidsregel een onderscheid gemaakt tussen bouwactiviteiten die betrekking hebben op bepaalde specifiek omschreven risicocategorieën welke gevoelig worden geacht voor criminele invloeden en bouwactiviteiten die niet onder deze categorieën vallen. Dit wordt als volgt ingevuld:

  • -

    bouwactiviteiten met bouwkosten onder de € 500.000,-- vallen in beginsel buiten deze beleidsregel, behalve als de bouwactiviteit betrekking heeft op een aantal specifiek benoemde risicocategorieën welke gevoelig worden geacht voor criminele invloeden (zie hieronder) en de aanneemsom hoger is dan € 100.000,--;

  • -

    bouwactiviteiten met bouwkosten vanaf € 500.000,-- worden in beginsel altijd aan een financieringstoets onderworpen;

  • -

    in de praktijk kan zich de situatie voordoen dat een bepaalde aanvraag niet binnen deze beleidsregel valt; de bouwactiviteiten zijn niet specifiek als risicocategorie benoemd en de aanneemsom ligt onder de € 500.000,--. In een voorkomend geval kan toch een financieringstoets noodzakelijk zijn. Een dergelijke toets kan aan de orde zijn als bij de beoordeling van het dossier (de aanvraag) aandachtspunten naar voren komen die tot toepassing van de Wet bibob nopen.

Indien de aanvraag betrekking heeft op een van de hierboven genoemde situaties dient de aanvrager bij de aanvraag extra informatie over de financiering over te leggen. Het onderzoek richt zich op de financiële achtergrond van de aanvrager en de wijze van financiering van het bouwproject. In deze gevallen dient de aanvraag vergezeld te gaan van een financieringsoverzicht. In dit overzicht dient inzichtelijk te worden gemaakt met welke middelen het bouwproject –en de overige financieringskosten- wordt gefinancierd. De aanvrager dient daarbij bewijsstukken te overleggen waaruit blijkt dat feitelijk over deze middelen wordt beschikt (bijv.: leenovereenkomsten, jaarstukken, etc.).

Na de toetsing van de bovengenoemde reguliere aanvraag en de toetsing van de financiering wordt een volledige bibob-intake en –screening toegepast indien vragen blijven bestaan over met name:

  • a.

    de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van het bouwproject;

  • b.

    de financiering van het bouwproject;

  • c.

    de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van het bouwproject of de eigenaar van het pand/perceel waarop het bouwproject betrekking heeft;

  • d.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

  • e.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

Wat is een risicocategorie?

Bouwactiviteiten kunnen in bepaalde categorieën worden onderverdeeld. De bouwactiviteiten kunnen zich bijvoorbeeld richten op het (ver)bouwen van één of meerdere woningen, winkels, kantoren, horecagelegenheden, bedrijven en dergelijke. Met name die bouwactiviteiten waar ruimten worden gecreëerd waarbinnen zich handelsactiviteiten (gaan) afspelen worden in het kader van de Wet bibob aan een onderzoek onderworpen. Bepaalde handelsactiviteiten zijn meer dan andere gevoelig voor criminele beïnvloeding. De hieronder benoemde risicocategorieën worden in het kader van de Wet altijd aan een onderzoek onderworpen:

  • -

    Horecabedrijven (inclusief coffeeshops, hotels, etc.);

  • -

    Prostitutiebedrijven (inclusief seksbioscopen, sekswinkels, massagesalons, etc.);

  • -

    Escortbedrijven;

  • -

    Wisselkantoren;

  • -

    Afval bewerkings- en verwerkingsbedrijven;

  • -

    Speelautomatenhallen;

  • -

    Kapsalons;

  • -

    Cadeauwinkels;

  • -

    Belwinkels;

  • -

    Smart- en growshops;

  • -

    Transportondernemingen;

  • -

    de autohandel;

  • -

    Sloopbedrijven;

  • -

    Im- en exportbedrijven (handelsondernemingen: schoenen, kleding, onderdelen).

NB: Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. Deze risicocategorieën kunnen indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken door het college van burgemeester en wethouders worden aangepast.

2.3Bestaande vergunning

Bij bestaande vergunningen zal tot een bibob-intake en –screening worden overgegaan indien naar het oordeel van het bestuursorgaan feiten of omstandigheden duiden op het bestaan van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 Wet bibob.

2.4Risicogebieden

De burgemeester kan risicogebieden in de gemeente aanwijzen waarbinnen de Wet bibob integraal, dus op alle wettelijk toegestane sectoren, onverkort wordt toegepast. Het gaat hierbij om gebieden die extra aandacht behoeven voor wat betreft leefbaarheid en veiligheid. Daarnaast gaat het zowel om aanvragers van nieuwe vergunningen, als om houders van bestaande vergunningen.

Voor aanvragers van een vergunning betrekking hebbende op of verband houdend met een risicogebied betekent dit dat zij altijd gescreend worden, mits de Wet bibob deze screening toelaat.

2.5Tipfunctie officier van justitie

Op grond van artikel 26 van de Wet bibob kan het Openbaar Ministerie het bestuursorgaan wijzen op de wenselijkheid het bureau bibob om een advies te vragen. Dit geldt zowel bij aanvragen om nieuwe vergunningen als bij bestaande vergunningen. Als de officier van justitie gebruik maakt van deze zogenaamde tipfunctie, zal het bestuursorgaan in beginsel een bibob-intake en –screening toepassen en vervolgens een advies vragen aan bureau bibob.

3.Aanvraag om een advies bij bureau bibob

Bij een bibob-intake worden meer vragen gesteld dan bij een reguliere vergunningaanvraag. Betrokkenen zullen extra informatie moeten aanleveren. Die vragen hebben o.a. betrekking op de financiering van het bouwproject, het eigendom van het pand/perceel waar het bouwproject betrekking op heeft en eventueel schulden die een aanvrager kan hebben. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd zal de gemeente proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager die betrekking hebben op de inrichting waarvoor een vergunning wordt gevraagd. De gemeente zal daartoe een bibob-screening uitvoeren. Voordat de gemeente een verzoek tot advies bij Bureau bibob indient zal dus altijd eerst een bibob-intake en –screening door de gemeente worden uitgevoerd.

Indien na dit eigen onderzoek desondanks nog vragen, twijfels of onduidelijkheden blijven bestaan, kan het bestuursorgaan dat voor de afgifte van de vergunning verantwoordelijk is een advies vragen bij het landelijk Bureau bibob (art. 9 Wet bibob).

Een toetsing aan de Wet bibob met behulp van een advies geldt in beginsel als een uiterste middel om de integriteit van een (rechts)persoon te controleren. Het betekent een behoorlijke inbreuk op de privacy en er dient voldaan te zijn aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Het bestuursorgaan zal, zoals hierboven ook is uitgewerkt, eerst gebruik dienen te maken van minder ingrijpende maatregelen. Een aanvraag van een bibob-advies is slechts gerechtvaardigd indien het gaat om een voldoende verdenking of een kwetsbaar, voor misbruik vatbaar besluit met redelijke financiële of maatschappelijke belangen.

Er zijn twee aanleidingen te noemen, die in een concreet geval zullen leiden tot een verzoek om advies aan bureau bibob:

  • 1.

    de officier van justitie geeft op grond van artikel 26 van de wet een tip om in het kader van een aanvraag van een vergunning, dan wel een bestaande vergunning, een advies aan bureau bibob te vragen, of

  • 2.

    na de bibob-intake en de bibob-screening door de gemeente blijven vragen bestaan over met name:

  • a.

    de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van het bouwproject;

  • b.

    de financiering van het bouwproject;

  • c.

    de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van het bouwproject of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd of de eigenaar van het pand/perceel waarop het bouwproject betrekking heeft;

  • d.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

  • e.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

Het aanvragen van een advies bij het bureau bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen kan derhalve geen bezwaar of beroep worden ingesteld. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. De aanvrager zal door de gemeente schriftelijk worden bericht dat de gemeente voornemens is een bibob-advies aan te vragen.

4.Het onderzoek door bureau bibob

Bureau bibob zal naar aanleiding van de adviesaanvraag een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Het Landelijk Bureau bibob valt onder het ministerie van Veiligheid en Justitie en heeft inzage in een aantal openbare en gesloten bronnen (bijvoorbeeld bij de belastingdienst, politie en justitie) en kan hierdoor een diepgaander onderzoek doen dan de gemeente.

Bureau bibob onderzoekt of betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet bibob. Daarnaast kunnen andere personen betrokken worden in het onderzoek. In artikel 3 van de wet is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten door een ander gepleegd zijn en deze persoon:

  • 1.

    direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene, dan wel

  • 2.

    zeggenschap heeft over dan wel heeft gehad over betrokkene, dan wel

  • 3.

    vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, dan wel

  • 4.

    in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.

De gemeente zal de bestaande aanvraagformulieren voor vergunningen die hier worden bedoeld uitbreiden met een bijlage, waarin de vragen die genoemd zijn in artikel 30 van de Wet bibob zijn opgenomen. Hierin wordt onder meer gevraagd wie de leidinggevenden dan wel vermogensverschaffers van betrokkene zijn en wat de wijze van financiering is. Al deze personen moeten er derhalve rekening mee houden dat zij onderworpen kunnen worden aan een bibob-onderzoek.

Bureau bibob kan, gebaseerd op artikel 3 van de Wet bibob, drie soorten adviezen afgeven

  • -

    er is geen sprake van een ernstig gevaar;

  • -

    er is sprake van een ernstige mate van gevaar;

  • -

    er is sprake van een mindere mate van gevaar.

Naar aanleiding van het afgegeven advies dient de gemeente op grond van artikel 3, leden 5, 6 en 7 van de Wet bibob een afweging te maken over de beschikking. De gemeente kan besluiten de beschikking te verlenen, te verlenen onder voorwaarden, te weigeren of in te trekken.

5.Procedure

De gemeente vraagt een advies aan bij het Landelijk Bureau bibob. Tegen deze beslissing kan geen bezwaar en beroep worden ingesteld. De aanvrager of houder van de vergunning wordt door de gemeente geïnformeerd over het feit dat een advies is gevraagd.

Bureau bibob kan contact opnemen met de aanvrager van de vergunning of de andere bij het onderzoek betrokken personen of bedrijven en dezen eventueel aanvullende vragen stellen. (artikel 12, lid 4 van de Wet bibob).

Bureau bibob moet binnen vier weken adviseren aan de gemeente. Deze termijn kan met vier weken worden verlengd. Het bureau zal de gemeente hiervan in kennis stellen. De gemeente zal de aanvrager hiervan op haar beurt in kennis stellen. De beslistermijn voor de gemeente om te beslissen op de vergunningaanvraag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het Landelijk Bureau bibob.

Indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een bibob-advies zal de gemeente betrokkene in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen. Betrokkene kan dan het advies inzien. Derden die in de beschikking zijn genoemd worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en moeten, indien te verwachten is dat zij hiertegen bedenkingen hebben, ook in de gelegenheid worden gesteld om hun zienswijze naar voren te brengen. Derden hebben niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien.

Tegen de beslissing van de gemeente waarin een bibob-advies is verwerkt kan bezwaar en beroep ingesteld worden.

6.Geheimhouding

Een ieder die krachtens de Wet bibob de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij deze wet gegeven voorschrift mededeling toelaat.

Het advies van het Landelijk Bureau bibob zal worden gebruikt ter onderbouwing van de uiteindelijke beslissing omtrent de verlening dan wel intrekking van de vergunning. Slechts gegevens die noodzakelijk zijn ter motivering van de beschikking zullen worden bekend gemaakt aan de betrokkene en worden opgenomen in de beslissing op de aanvraag. Indien betrokkene gebruik wenst te maken van zijn recht een zienswijze in te dienen, heeft hij wel recht op inzage van het gehele advies. Gegevens over derden, die noodzakelijk zijn ter motivering van het besluit zullen ook aan deze derden ter kennis worden gebracht.

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders

van Eijsden-Margraten op 11 december 2012.

Burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten,

De secretaris, De burgemeester,

H.J.M. van Dijk, D.A.M. Akkermans