Uitvoeringsbesluit inkomstenvrijlating parttime werkzaamheden Participatiewet, IOAW en IOAZ Maastricht-Heuvelland 2016 e.v.

Geldend van 01-07-2016 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsbesluit inkomstenvrijlating parttime werkzaamheden Participatiewet, IOAW en IOAZ Maastricht-Heuvelland 2016 e.v.

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Zo ver niet anders bepaald, worden de begrippen in deze beleidsregels gebruikt in dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en in de Algemene wet bestuursrecht.

In dit uitvoeringsbesluit wordt verstaan onder:

de IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

de IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

bijstandsnorm: 1° toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de Participatiewet, of 2° grondslag van de uitkering als bedoeld in artikel 5 van de IOAW of artikel 5 van de IOAZ voor zover sprake is van een uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ;

uitkering; een uitkering in het kader van de Participatiewet, IOAW of IOAZ.

inkomstenvrijlating: de inkomstenvrijlating als bedoeld in de artikel 31, tweede lid, onderdeel n en r, Participatiewet, artikel 8, tweede en vijfde lid IOAW en artikel 8, derde en negende lid IOAZ;

inkomstenvrijlating medische urenbeperking: de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 31, tweede lid onderdeel z Participatiewet;

Hoofdstuk 2. Recht op inkomstenvrijlating bij arbeid

Artikel 2. Inkomstenvrijlating voor personen van 27 jaar en ouder

Het college past op de van toepassing zijnde bijstandsnorm of grondslag eenmalig een inkomstenvrijlating toe indien:

  • -

    de uitkeringsgerechtigde inkomsten uit arbeid in deeltijd heeft verworven;

  • -

    die arbeid in deeltijd is aangevangen na de ingangsdatum van de uitkering en;

  • -

    de inkomsten uit die arbeid niet hoger zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm of grondslag.

Artikel 3. Geen recht op inkomstenvrijlating

Er bestaat geen recht op inkomstenvrijlating en inkomstenvrijlating medische urenbeperking indien de bijstandsgerechtigde zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door de inkomsten niet overeenkomstig die plicht te melden.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 4. Hardheidsclausule

In situaties waarin dit besluit niet voorziet dan wel situaties waarin van kennelijke hardheid dan wel onbillijkheid sprake zou zijn, beslist het college.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2016.

Artikel 6. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Uitvoeringsbesluit inkomstenvrijlating parttime werkzaamheden Participatiewet, IOAW en IOAZ Maastricht-Heuvelland 2016 e.v.

Ondertekening

Aldus besloten door:
burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten in de collegevergadering van 19 april 2016
de secretaris, de burgemeester,
M.F.M.E. Severeijns D.A.M. Akkermans
burgemeester en wethouders van de gemeente Gulpen-Wittem in de collegevergadering van 26 april 2016
de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.G.A. Kusters J.G.M.T. Ubachs
burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht in de collegevergadering van 5 april 2016
de secretaris, de burgemeester,
P.J. Buijtels J.M. Penn-te Strake
burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen in de collegevergadering van 26 april 2016
de secretaris, de burgemeester,
mr. J.J.M. Eurlings M.A.H. Clermonts-Aretz
burgemeester en wethouders van de gemeente Vaals in de collegevergadering van 12 april 2016
de secretaris, de burgemeester,
mr. drs. J.H.M.J. Bertram drs. R.L.T. van Loo
burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul in de collegevergadering van 19 april 2016
de secretaris, de burgemeester,
L.T.J.M. Bongarts drs. M.J.A. Eurlings

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.

Onderdeel f. inkomstenvrijlating medische urenbeperking

Ten aanzien van de vrijlating medische urenbeperking kan er op worden gewezen dat in artikel 31, tweede lid, onderdeel z Participatiewet is bepaald dat de vrijlating in voorkomende gevallen kan worden toegepast tenzij de vrijlatingsbepalingen van artikel 31, tweede lid onder n of r van de Participatiewet van toepassing zijn.

In dit kader kan onderstaande werkwijze worden gevolgd:

Heeft een uitkeringsgerechtigde een medische urenbeperking en is hij jonger dan 27 jaar dan dient bij inkomsten uit arbeid toepassing te worden gegeven aan de vrijlating vermeld in artikel 31, tweede lid onderdeel z, Participatiewet. De overige vrijlatingen gelden pas vanaf 27 jaar.

Is een uitkeringsgerechtigde met een medische urenbeperking 27 jaar of ouder dan wordt de vrijlating gebaseerd op artikel 31, tweede lid onderdeel n, Participatiewet (de algemene vrijlating voor maximaal 6 maanden). Dit geldt dus ook voor de uitkeringsgerechtigde die eerst een vrijlating had op grond van artikel 31, tweede lid onderdeel z Participatiewet, maar 27 jaar wordt. Na de maximale termijn van zes maanden wordt de vrijlating (weer) verleend op basis van artikel 31, tweede lid onderdeel z Participatiewet. Ook voor de alleenstaand ouder met een medische urenbeperking. De vrijlating van artikel 31, tweede lid onderdeel z Participatiewet is immers hoger dan de verlengde vrijlating in onderdeel r.

Artikel 2. Inkomstenvrijlating voor personen van 27 jaar en ouder

Op grond van artikel 31, tweede lid onderdeel n Participatiewet kan het college een algemene inkomstenvrijlating van zes maanden toepassen indien een uitkeringsgerechtigde inkomsten uit arbeid in deeltijd genereert (artikelen 8, tweede lid IOAW en 8, derde lid IOAZ).

Die bedraagt 25% van de inkomsten met een maximum van € 196,00 per maand (de IOAW en IOAZ kennen een hoger maximum, namelijk € 306,12 per maand).

Heeft de algemene vrijlating betrekking op alle uitkeringsgerechtigden van 27 jaar of ouder, de verlengde vrijlating volgend op de algemene vrijlating is uitsluitend bedoeld voor alleenstaande ouders met een inwonend ten laste komend kind jonger dan 12 jaar (artikel 31, tweede lid, onderdeel r Participatiewet en 8, vijfde lid IOAW en 8, negende lid IOAZ). Om de zorg voor kinderen te kunnen combineren met arbeid, bieden deze artikelen de mogelijkheid om de algemene inkomstenvrijlating gedurende 30 aaneengesloten maanden te verlengen. De vrijlating bedraagt dan 12,5 % van de inkomsten met een maximum van € 122,31 per maand (voor de IOAW en IOAZ geldt een maximum van € 200,03 per maand).

De deeltijdarbeid moet naar het oordeel van het college wel bijdragen aan de verdere arbeidsinschakeling. Daarom is mede bepaald dat de arbeid in deeltijd zijn aanvang moet hebben genomen nadat de uitkering is ingegaan.

Verder mogen de inkomsten niet de toepasselijke bijstandsnorm of grondslag overtreffen. Er bestaat dan immers geen recht op bijstand. Een inkomstenvrijlating is dan niet aan de orde.

Daarnaast is in het artikel aangegeven dat de vrijlating eenmalig is. Is de volledige vrijlatingsperiode eenmaal benut dan kan er niet opnieuw een vrijlating worden verleend, ook al wordt de uitkering beëindigd en wordt na enige tijd weer een nieuwe uitkering toegekend.

De wettelijke bepaling dat de vrijlating gedurende ten hoogste zes aaneengesloten maanden (algemene vrijlating) kan worden toegepast is per 1 januari 2016 komen te vervallen. De vrijlating kan daardoor met onderbrekingen over een langere periode worden toegepast. Voor de verlengde vrijlating van 30 maanden (voor alleenstaande ouders) blijft wel gelden dat die aaneengesloten moet worden toegepast.

Het is in dit kader van belang dat in de uitvoeringspraktijk wordt nagegaan of het toepassen van de vrijlating een zo optimaal mogelijk effect heeft. (Bestaat bijvoorbeeld zicht op deeltijdwerk voor enkele aaneengesloten maanden en voor een substantieel aantal uren of gaat het nog om marginale werkzaamheden en kan de vrijlatingsmogelijkheid weer wat later worden aangewend om cliënt te prikkelen meer uren te gaan werken?).

Bij het toepassen van de vrijlating alleenstaande ouders moet er specifiek op worden gelet dat aan het wettelijk vereiste moet worden voldaan dat gedurende de hele periode van deze vrijlating er sprake is van een inwonend en ten laste komend kind dat jonger is dan 12 jaar.

Behoren naast het inwonende kind dat jonger is dan 12 jaar nog andere kinderen tot het gezin van de alleenstaande ouder en ook al zijn die ouder dan 18 jaar dan kan toch de inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders worden verleend.

Artikel 3. Geen recht op inkomstenvrijlating

Het moet duidelijk zijn dat voor de in dit artikel aangegeven inkomstenvrijlatingen geldt dat alleen inkomsten die conform de inlichtingenverplichtingen van de Participatiewet (of IOAW/IOAZ) bij sociale zaken zijn gemeld voor vrijlating in aanmerking komen. Blijkt achteraf dat bijvoorbeeld meer inkomsten werden genoten dan gemeld dan kan over die meerdere inkomsten niet alsnog de vrijlating worden berekend. De niet gemelde inkomsten worden volledig gekort en/of teruggevorderd.

De inkomstenvrijlating voor medische urenbeperking geldt ook voor jongeren onder de 27 jaar. De overige inkomstenvrijlatingen zijn uitsluitend bedoeld voor uitkeringsgerechtigden die ouder zijn dan 27 jaar (Artikel 31, zevende lid Participatiewet).