Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten houdende regels omtrent schuldhulpverlening Beleidsregels schuldhulpverlening Eijsden-Margraten 2018 en verder

Geldend van 09-01-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels schuldhulpverlening Eijsden-Margraten 2018 en verder

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  • o

    de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, artikel 3 in samenhang met artikel 2

  • o

    de Algemene wet bestuursrecht, artikel 4:81, eerste lid

  • o

    de Algemene maatregel van bestuur tot invoering van een afkoelingsperiode voor natuurlijke personen ter stabilisering van hun financiële situatie (Besluit breed moratorium)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    Gemeente: gemeente Eijsden-Margraten;

  • b.

    Wet: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs);

  • c.

    Verzoek: een verzoek of aanvraag om te worden toegelaten tot de schuldhulpverlening;

  • d.

    Het college: college van burgemeester en wethouders van gemeente Eijsden-Margraten;

  • e.

    Inwoner: ingezetene die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij gemeente Eijsden-Margraten is ingeschreven;

  • f.

    Schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de preventie van schulden en de nazorg;

  • g.

    WSNP: Wet schuldsanering natuurlijke personen;

  • h.

    Verzoeker: persoon die zich tot het college wendt voor schuldhulpverlening.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

  • 1. Inwoners van 18 jaar en ouder kunnen zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening.

  • 2. Inwoners jonger dan 18 jaar of ondernemers die te maken hebben met bedrijfsschulden, kunnen zich tot het college wenden voor informatie en advies op het gebied van schuldenproblematiek.

Artikel 3. Verzoek tot schuldhulpverlening

Het verzoek kan schriftelijk worden ingediend bij het college.

Artikel 4. Screening, wacht- en doorlooptijden

  • 1. Er wordt gestreefd naar een maximale wachttijd van 10 werkdagen tussen het moment dat verzoeker zich aanmeldt met een hulpvraag en het moment dat screening schuldhulpverlening plaatsvindt.

  • 2. Bij een spoedsituatie, te weten dreigende ontruiming of dreigende afsluiting van gas, licht of water, geldt een maximale wachttijd van drie dagen.

  • 3. Bij binnenkomst verzoek tot schuldhulpverlening wordt verzoeker dezelfde dag, doch uiterlijk binnen 2 werkdagen, telefonisch benaderd wanneer dat mogelijk is. Wanneer verzoeker telefonisch niet bereikbaar is wordt getracht de verzoeker anderszins te bereiken, bijvoorbeeld door het sturen van een e-mail.

  • 4. Wanneer verzoeker zich afmeldt voor het ingeplande screeningsonderzoek wordt een nieuwe datum ingepland en wordt wanneer mogelijk de reden voor het niet verschijnen met verzoeker besproken en voor zover bekend worden andere hulpverlenende instanties waarbij verzoeker bekend is op de hoogte gebracht van de afmelding en de nieuw ingeplande datum.

  • 5. Wanneer verzoeker zonder afmelding niet verschijnt, wordt contact opgenomen om verzoeker te motiveren om bij een volgende afspraak wel te verschijnen en om de reden voor het niet verschijnen te achterhalen. Daarnaast wordt contact opgenomen met andere hulpverlenende instanties waarbij verzoeker bekend is.

  • 6. Wanneer verzoeker zich binnen 12 maanden meldt voor een aanvraag schuldhulpverlening en de screening heeft plaatsgevonden 6 maanden of korter voorafgaand aan de aanvraag, dan hoeft er geen nieuwe screening schuldhulpverlening te worden ingezet. De ‘oude’ screening wordt dan gebruikt om de aanvraag verder in behandeling te nemen. Is de screening ouder dan 6 maanden, dan dient een nieuwe screening te worden afgenomen.

  • 7. Verzoeker krijgt inzicht in de verwachte doorlooptijden. Waarbij geldt dat de overdrachtsperiode (doorlooptijd) tussen de overdracht van de frontoffice naar de backoffice voor de start van een minnelijke schuldregeling (120 dagen regeling) maximaal 10 werkdagen is.

Artikel 5. Aanbod van schuldhulpverlening

  • 1. Het college verleent aan verzoeker schuldhulpverlening indien het college schuldhulpverlening noodzakelijk acht. Indien de noodzaak niet aanwezig wordt geacht door het college, kan een aanvraag worden geweigerd.

  • 2. Het aanbod schuldhulpverlening kan bestaan uit de volgende onderdelen:

    • a.

      Informatie- en advies

    • b.

      Betalingsregelingen

    • c.

      Crisisinterventie

    • d.

      Budgetbeheer

    • e.

      Budgetcoaching

    • f.

      Herfinanciering

    • g.

      Stabilisatietraject

    • h.

      Schuldregeling: schuldbemiddeling of saneringskrediet

    • i.

      Breed en smal moratorium

  • 3. Welk onderdeel of combinatie van onderdelen kan worden aangeboden en óf schuldhulpverlening wordt aangeboden hangt onder meer af van de situatie van verzoeker, de doelstelling van de schuldhulpverlening en de voorwaarden van de betreffende onderdelen.

  • 4. Alvorens een schuldregeling wordt getroffen, worden inkomsten en uitgaven van verzoeker in evenwicht gebracht: stabilisatie. Het (breed) moratorium kan worden ingezet om stabilisatie of schuldregeling mogelijk te maken.

Artikel 6. Verplichtingen

  • 1. Verzoeker doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de schuldhulpverlening.

  • 2. Verzoeker is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van schuldhulpverlening. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      Het nakomen van gemaakte afspraken in het kader van schuldhulpverlening;

    • b.

      Het tijdig inleveren van voor de schuldhulpverlening noodzakelijke bewijsstukken. Hiervoor geldt dat altijd één hersteltermijn wordt geboden na verzuim;

    • c.

      Geen nieuwe schulden of financiële verplichtingen aangaan;

    • d.

      Het zich houden aan alle bepalingen en voorwaarden als genoemd in de overeenkomsten tot stabilisatie, schuldregeling en budgetbeheer;

    • e.

      Het actief deelnemen aan een cursus of cursussen en financiële coaching en training die gericht zijn op het voorkomen van (nieuwe) schulden;

    • f.

      Zoveel mogelijk afloscapaciteit creëren door het verruimen van inkomen, inzetten van beschikbaar vermogen en het minimaliseren van uitgaven, en deze afloscapaciteit te gebruiken ter delging van de schulden.

    • g.

      Het zich tot het uiterste inspannen om werk te behouden dan wel parttime of fulltime werk te verkrijgen.

Artikel 7. Weigeringsgronden

  • 1. Het college kan besluiten om schuldhulpverlening te weigeren. Het college besluit in ieder geval de schuldhulpverlening te weigeren indien:

    • a.

      Verzoeker één of meerdere verplichtingen als genoemd in artikel 6, niet of in onvoldoende mate is nagekomen;

    • b.

      Verzoeker voor de tweede keer niet is verschenen op een afspraak zonder hierover vooraf te berichten;

    • c.

      Verzoeker niet heeft aangetoond gemotiveerd te zijn om de onderliggende oorzaak van de schulden te willen oplossen, bijvoorbeeld door de naar het oordeel van het college benodigde hulpverlening te zoeken en te aanvaarden;

    • d.

      Verzoeker zich misdraagt ten opzichte van medewerkers die zijn belast met de uitvoering van schuldhulpverlening;

    • e.

      Verzoeker in staat is om zijn schulden zelf te regelen;

    • f.

      Verzoeker niet behoort tot de in artikel 2 beschreven doelgroep van gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 2. Alvorens ingevolge lid 1 te besluiten tot weigering, wordt verzoeker eenmaal een redelijke hersteltermijn geboden om alsnog, binnen de gestelde termijn, de gevraagde informatie te verstrekken en/of medewerking te verlenen.

Artikel 8. Beëindigingsgronden

Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het college besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening. Het college besluit in ieder geval om de schuldhulpverlening te beëindigen indien:

  • a.

    Verzoeker niet of in onvoldoende mate heeft voldaan aan één of meerdere verplichtingen als genoemd in artikel 6;

  • b.

    Verzoeker binnen een half jaar voor de derde keer niet is verschenen zonder afmelding op een afspraak, zonder afmelding binnen de onderdelen schuldhulpverlening benoemd in artikel 5 lid 2;

  • c.

    Het minnelijke traject tot schuldregelen niet is geslaagd, omdat één of meerdere schuldeisers geen medewerking verlenen en de WSNP geen mogelijkheid is;

  • d.

    Er een WSNP-verklaring is afgegeven, tenzij naar het oordeel van het college budgetbeheer en/of financiële coaching en training noodzakelijk is;

  • e.

    Het besluit is genomen op grond van gegevens die nadien blijken onjuist te zijn en, waren de juiste gegevens bekend geweest, een ander besluit zou zijn genomen;

  • f.

    Verzoeker is komen te overlijden;

  • g.

    Verzoeker niet langer inwoner is van gemeente Eijsden-Margraten en er nog geen minnelijke schuldbemiddeling tot stand is gekomen;

  • h.

    Verzoeker zich misdraagt ten opzichte van medewerkers die zijn belast met de uitvoering van schuldhulpverlening;

  • i.

    Verzoeker in staat is om zijn schulden zelf te regelen;

  • j.

    De geboden hulp, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, niet (langer) passend is;

  • k.

    Verzoeker zich niet naar vermogen inspant om de onderliggende oorzaak van de schuldenproblematiek op te lossen;

  • l.

    Verzoeker zelf verzocht heeft om het traject schuldhulpverlening te beëindigen;

  • m.

    Het minnelijk traject schuldhulpverlening is geslaagd en doorlopen.

Artikel 9. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de verzoeker afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2018.

Artikel 11. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels schuldhulpverlening Eijsden-Margraten 2018 en verder.

Toelichting Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Maastricht 2017 e.v.

Artikel 1. Begripsbepalingen

De in dit artikel opgenomen definities zijn grotendeels gebaseerd op artikel 1 van de Wgs. In de definitiebepaling van schuldhulpverlening is toegevoegd dat ook het voorkomen van schulden (preventie) behoort tot de schuldhulpverlening.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Schuldhulpverlening staat in beginsel open voor alle inwoners van Eijsden-Margraten. Voor een aantal doelgroepen gelden specifieke regels, die hieronder worden toegelicht.

Inwoners jonger dan 18 jaar

Inwoners jonger dan 18 jaar kunnen zich alleen tot het college wenden voor informatie en advies op het gebied van schuldenproblematiek en hebben geen toegang tot de minnelijke schuldregeling.

Zelfstandigen met bedrijfsschulden

Zelfstandigen kunnen zich alleen tot het college wenden voor informatie en advies op het gebied van schuldenproblematiek en hebben geen toegang tot de minnelijke schuldregeling vanuit de gemeente, omdat zij géén natuurlijke personen zijn en voor hen andere rechtsmiddelen bestaan (zoals herfinanciering van het bedrijf). Schuldhulpverlening voor zelfstandigen kan afhankelijk van de situatie betekenen dat weliswaar geen minnelijke schuldregeling kan worden aangeboden, maar wel ondersteuning mogelijk is bij het stabiliseren van de financiële situatie.

Indien het door oplopende schulden niet mogelijk is een krediet bij een bank te krijgen, kan een zelfstandige een beroep doen op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz). In het kader van de Bbz wordt de levensvatbaarheid van de onderneming onderzocht. In het geval van levensvatbaarheid wordt veelal besloten tot het verstrekken van (extra) bedrijfskapitaal, waarmee de schulden worden geherfinancierd. Indien de onderneming niet levensvatbaar is zal de zelfstandige vaak geen andere mogelijkheid resten dan de bedrijfsactiviteiten te staken. Na het feitelijk stoppen met de onderneming en uitschrijving bij de Kamer van koophandel, kan de ex-zelfstandige zich wenden tot de gemeente voor schuldhulpverlening in brede zin dus ook voor schuldregeling (minnelijke regeling).

Gemeenschap van goederen

Bij gehuwden of geregistreerde partners met een verbintenis in gemeenschap van goederen kan een schuldregeling alleen voor beide echtgenoten worden opgezet. Zij moeten gezamenlijk een verzoek indienen dat door beiden ondertekend dient te zijn. De schuldregeling voor alle schulden van beide partners op basis van een gezamenlijke afloscapaciteit is van toepassing op beide echtgenoten.

Huwelijkse voorwaarden

Bij een huwelijk met huwelijkse voorwaarden is de hoofdregel dat er twee aparte aanvragen worden ingediend. Wanneer echter alle schulden op beide partners verhaald kunnen worden en er sprake is van een afloscapaciteit die voor beiden gezamenlijk gelijk is aan die voor ieder afzonderlijk opgeteld, dan kan op praktische gronden worden gehandeld als bij een echtpaar gehuwd in gemeenschap van goederen.

Verblijf in een Wlz-instelling

In het geval één van de echtelieden van gehuwden of geregistreerde partners in gemeenschap van goederen permanent in een Wlz-instelling verblijft, dienen beide partners tegelijkertijd een afzonderlijk verzoek tot schuldhulpverlening in te dienen. Dit in verband met beider en wederzijdse aansprakelijkheid.

Handelingsonbekwaam

Een gezamenlijk verzoek voor het aanvragen van een minnelijke schuldregeling door echtelieden van gehuwden of geregistreerde partners in gemeenschap van goederen, wordt in het geval er sprake is van handelingsonbekwaamheid, gedaan door de bewindvoerder of curator namens de handelingsonbekwame, alsmede het verzoek van de partner.

Artikel 3. Verzoek tot schuldhulpverlening

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 4. Screening, wacht- en doorlooptijden

Een onderdeel van het aanvraagproces en dus de kwaliteit van de dienstverlening is de lengte van de wacht- en doorlooptijd. De maximale wachttijd is een termijn van orde. Daarmee wordt bedoeld dat er geen sancties zijn voor het overschrijden van de wachttijd, maar wel dat het een doelstelling moet zijn.

De wachttijd is de periode tussen het moment dat een verzoeker zich wendt tot de gemeente (of de uitvoerende schuldhulpverleningsorganisatie) voor schuldhulpverlening en het eerste gesprek waarin de hulpvraag wordt vastgesteld. Korte wachttijden dragen bij aan het voorkomen en beheersen van schulden. Daarnaast is een schuldeiser eerder bereid om mee te werken daags na het ontstaan van een vordering, dan na een lange periode van wachten.

De Wgs schrijft voor dat de wachttijd maximaal vier weken mag zijn. Gemeente Eijsden-Margraten hanteert een wachttijd van 10 werkdagen, waarbij binnen 10 werkdagen na de eerste melding een screening gevolgd door een screeningsgesprek (waarin de hulpvraag wordt vastgesteld) plaatsvindt.

Verzoeker krijgt daarnaast inzicht in de doorlooptijd van zijn of haar schuldhulpverleningstraject. Hoe korter, hoe beter is het devies. Een korte doorlooptijd biedt perspectief voor de verzoeker en voorkomt een negatief effect op het moreel van de verzoeker. Zoals eerder gesteld heeft dit ook een positief effect op de welwillendheid van schuldeisers om mee te werken aan een schuldregeling. Immers, snelle schuldbemiddeling biedt ook hen perspectief op de aflossing van de schuld.

Bij crisissituaties (bijvoorbeeld een dreigende huisuitzetting) is de wettelijk vastgestelde wachttijd maximaal drie (werk)dagen. Gemeente Eijsden-Margraten handelt binnen de wettelijk vastgestelde maximale termijn, en probeert bij crisissituaties zo spoedig mogelijk te handelen.

Voor de algemene doorlooptijd is geen termijn vastgesteld, omdat die per verzoeker kan verschillen. Zo maakt het verschil uit of enkel sprake is van een financieel probleem of dat ook sprake is van problemen als verslaving of psychische problemen. Ook de aard van de schulden speelt een rol. Sommige schulden zijn niet direct op te lossen. Verder heeft de verzoeker zelf ook een grote invloed op de doorlooptijd. Wanneer verzoekers kampen met psychische problemen of weinig tot geen inzicht heeft in zijn eigen administratie kan dit van invloed zijn bij bijvoorbeeld het (tijdig) aanleveren van stukken, hetgeen weer van invloed is op de doorlooptijden van een traject.

Ook de gemeente zelf heeft invloed op de snelheid van het proces, bijvoorbeeld als er sprake is van een re-integratietraject (eventuele inkomen groeit, waardoor aflossingscapaciteit en doorlooptijden toenemen). Op de aspecten waar de gemeente invloed op heeft, wordt actief gestuurd om de wacht- en doorlooptijden zo kort mogelijk te houden. Zo geldt dat wanneer een dossier vanuit de frontoffice (intake-fase) wordt overgedragen naar de backoffice voor de start van een minnelijke regeling, sprake is van een doorlooptijd van maximaal 10 werkdagen.

Artikel 5. Aanbod van schuldhulpverlening  

Het college verleent schuldhulpverlening indien dat noodzakelijk is. Op deze manier wordt enerzijds recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid. Daar waar de verzoeker in staat moet worden geacht om de (dreigende) schuldenproblematiek zelf aan te pakken en te regelen, kan schuldhulpverlening achterwege blijven. Anderzijds wordt met artikel 5 recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt dat schuldhulpverlening selectief en gericht ingezet dient te worden. Daar waar sprake is van een schuldenpakket dat zich niet laat regelen in combinatie met een onregelbare verzoeker, kan een aanvraag worden geweigerd.

Lid 1 t/m 3 tonen de kern van de schuldhulpverlening: een gerichte en selectieve toepassing van schuldhulpverlening. Het gaat om maatwerk. Als het college besluit om een aanbod schuldhulpverlening te doen, dan is de inzet van verschillende onderdelen schuldhulpverlening mogelijk. Waar mogelijk worden de onderdelen afgestemd op de situatie van verzoeker. Andere factoren die onder andere een rol kunnen spelen bij de afweging zijn:

  • -

    Uitkomst screeningsinstrument Mesis en daaropvolgend screeningsgesprek;

  • -

    zwaarte en omvang van de schulden (zijn de schulden regelbaar?);

  • -

    houding en gedrag (regelbare verzoeker?);

  • -

    psychosociale situatie van verzoeker;

  • -

    eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening.

In het geval één van beide partners niet rechtmatig in Nederland verblijft kan er geen minnelijke schuldregeling worden opgestart. Bij de berekening van de afloscapaciteit kan er geen rekening worden gehouden met de niet rechthebbende en is de inkomensgrondslag gebaseerd op een alleenstaande. Dit terwijl er natuurlijk wel kosten worden gemaakt voor zaken zoals kleding en voedsel. Wel kan er advies en informatie gegeven worden over het zelf regelen en aflossen van schulden. Wanneer mogelijk kan ook een stabilisatietraject worden ingezet, waarbij ondersteund kan worden in de balans tussen inkomsten en uitgaven.

Ook als de verzoeker één of meerdere kinderen heeft die niet rechtmatig in Nederland verblijven is er geen minnelijke regeling mogelijk.

Bij niet saneerbare schulden kan een schuldeiser niet worden gedwongen mee te werken aan een minnelijk traject schuldregeling. Minnelijke schuldregeling is daardoor uitgesloten. Onder niet

saneerbare schulden vallen onder meer bepaalde verkeersboetes en schulden die zijn ontstaan door fraude. Wel kan er advies en informatie gegeven worden over het zelf regelen en aflossen van schulden. Wanneer mogelijk kan ook een stabilisatietraject worden ingezet, waarbij ondersteund kan worden in de balans tussen inkomsten en uitgaven.

Wanneer verzoeker een vordering betwist of er nieuwe schulden te verwachten zijn, is het niet mogelijk om te bemiddelen tussen schuldeisers en verzoeker. Wel kan er advies en informatie gegeven worden over het zelf regelen en aflossen van schulden. Wanneer mogelijk kan ook een stabilisatietraject worden ingezet, waarbij ondersteund kan worden in de balans tussen inkomsten en uitgaven

Lid 4 behandelt het doel van de stabilisatie. Een breed moratorium moet worden gezien als uiterste middel om een oplossing in een stabilisatie of een minnelijk traject te bewerkstellingen. Het instrument mag daarom niet te lichtvaardig of te vroeg in het proces van schuldhulpverlening worden ingezet. De schuldhulpverlening moet moeite hebben gedaan om schuldeisers te overtuigen hun invorderingsmaatregelen tijdelijk op te schorten. Een moratorium mag alleen worden afgekondigd als het voor de schuldhulpverlening noodzakelijk is en de andere beschikbare instrumenten om tot hulpverlening te komen onvoldoende soelaas hebben geboden.

De Algemene maatregel van bestuur (AMvB) tot invoering van een afkoelingsperiode voor natuurlijke personen ter stabilisering van hun financiële situatie,  plaatst het breed moratorium nadrukkelijk binnen de schuldhulpverlening zelf. Het breed moratorium is een instrument dat kan worden ingezet voor natuurlijke personen in een financieel instabiele situatie, mits men tot de schuldhulpverlening is toegelaten. Het college zal moeten onderzoeken of de inzet van het instrument noodzakelijk is, nu zij de enige is die de rechtbank om afkondiging van een breed moratorium kan verzoeken. Verzoeker kan het college niet dwingen een breed moratorium aan te vragen. Zowel het college als verzoeker moeten voldoen aan de in de AMvB gestelde voorwaarden. Het college zal daarnaast ook degene zijn die na de inzet van het moratorium samen met verzoeker acties zal moeten uitzetten om tot een financieel stabiele situatie te komen. De afkoelingsperiode raakt ook de rechten van de schuldeisers. Hun bevoegdheden tot incasso en executie worden bij inzet van een breed moratorium tijdelijk opgeschort. Daarbij zijn ook zij gebaat bij een snel herstel van de financiële stabiliteit, zodat zicht ontstaat op de aflossingsmogelijkheden van verzoeker en de vaak al beperkte afloscapaciteit. In die zin is een succesvolle afronding van een breed moratorium door financiële stabilisering óók in het belang van schuldeisers.

Artikel 6. Verplichtingen

Lid 1

Op grond van dit artikel rust op verzoeker de verplichting om desgevraagd of uit eigen beweging de gemeente te informeren over alles wat van belang is voor schuldhulpverlening.

Tevens dient verzoeker op verzoek de medewerking te verlenen die nodig is voor de uitvoering van de schuldhulpverlening. De aangeleverde gegevens dienen door het college onderzocht te worden op juistheid en volledigheid.

Lid 2

Naast de in lid 1 genoemde inlichtingenplicht dient verzoeker alle medewerking te verlenen die nodig is voor de uitvoering van schuldhulpverlening waaronder een traject financiële coaching en training. De onder a t/m g genoemde lijst verplichtingen is niet limitatief. Afhankelijk van het product en de situatie van verzoeker kunnen aanvullende verplichtingen gelden.

Het traject financiële coaching en training loopt parallel aan het traject waarin de schulden daadwerkelijk geregeld worden. Het traject financiële coaching en training richt zich op het verwerven van financiële vaardigheden om nieuwe schulden in de toekomst te voorkomen. Het maakt dan ook een integraal onderdeel uit van een traject schuldhulpverlening. Gemaakte afspraken binnen het traject financiële dienstverlening zijn van essentieel belang. Het betreft hier oproepen van consulenten, gemaakte afspraken tussen verzoeker en consulent en deelname aan cursussen waarvoor de consulent verzoeker heeft opgegeven. Onder actieve deelname aan een cursus wordt onder meer verstaan: tijdig komen op alle lessen en opdrachten uitvoeren.

Tijdens een traject schuldhulpverlening worden veel uiteenlopende afspraken gemaakt met verzoeker. Van verzoeker wordt onder meer verwacht: verschijnen op oproepen en gegevens opvragen bij instanties en inleveren bij de consulent.

Met zowel de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen en het verlenen van medewerking wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van verzoeker.

Verzoeker dient maatregelen te treffen om de aflossingscapaciteit te verhogen, waaronder het vragen van kostgeld aan inwonende meerderjarige kinderen, het opzeggen van deelname aan loterijen en niet noodzakelijke abonnementen of verzekeringen, het verkopen van niet noodzakelijke bezittingen en het doen van een beroep op inkomensverhogende regelingen, waaronder alimentatie.

Verder geldt dat voor wat betreft het verruimen van het inkomen geldt dat verzoeker zich naar vermogen zal moeten inspannen. Onder deze verplichting valt, in het geval van werkloosheid of parttime werk, ook het aanvaarden van iedere vorm van geaccepteerde arbeid. Verzoeker dient dan ook actief te solliciteren. Hierbij gaat het om een inspanningsverplichting.

Artikel 7. Weigeringsgronden

In dit artikel is aangegeven in welke situaties of op welke gronden het college het verzoek tot schuldhulpverlening kan weigeren.  Hierbij moet wel worden vermeld dat de toegang tot de schuldhulpverlening niet moet worden verward met de toegang tot de minnelijke schuldregeling.

Het is de eigen verantwoordelijkheid van verzoeker om de nodige informatie te leveren en medewerking te verlenen. In het geval er niet of in onvoldoende mate aan de verplichtingen is voldaan zal het college het verzoek tot schuldhulpverlening weigeren. Indien er een termijn is gesteld, dan dient deze gelet op bijvoorbeeld de gevraagde informatie redelijk te zijn. Over het algemeen zal twee weken voldoende zijn. De gestelde termijn (en de redelijkheid ervan) hangt echter samen met het type verplichting. Na verzuim wordt altijd één hersteltermijn geboden.

Naast de eigen verantwoordelijkheid is een goede motivatie cruciaal voor het slagen van de schuldhulpverlening. Daarom kan het college het verzoek weigeren indien verzoeker de naar het

oordeel van het college benodigde hulpverlening niet wil zoeken en/ of aanvaarden. Zonder die hulpverlening is het immers niet mogelijk om de onderliggende oorzaak van de schulden op te lossen of aan te pakken. De kans dat het traject schuldhulpverlening mislukt is groot en dus is de

maatschappelijke investering in een traject ongewenst. Denk hierbij aan de drugsverslaafde die geen hulp wil aanvaarden van bijvoorbeeld een afkick kliniek.

Artikel 8. Beëindigingsgronden

In dit artikel is aangegeven in welke gevallen het college kan besluiten om de schuldhulpverlening te beëindigen. Het kan gaan om de situatie dat verzoeker niet of in onvoldoende mate aan de verplichtingen als genoemd in artikel 5 heeft voldaan. In dat geval zal het college de schuldhulpverlening stoppen.

Hieronder volgt een korte toelichting op de andere genoemde beëindiginggronden:

  • o

    Onder a en b: als verzoeker voor de eerste keer niet voldoet aan verplichtingen en/of onvoldoende medewerking verleent, zal een waarschuwing worden opgelegd. Deze waarschuwing telt mee voor de vaststelling van recidive.

  • o

    Onder b: van beëindiging schuldhulpverlening wordt afgezien als elke vorm van

  • o

    overwijtbaarheid ontbreekt.

  • o

    Onder c: het kan voorkomen dat niet alle schuldeisers akkoord gaan met de voorgestelde

  • o

    oschuldregeling. De schuldregeling is dan niet tot stand gekomen. Resterende mogelijkheid is dan de WSNP. Die optie is er echter ook niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld als verzoeker al eerder gebruik heeft gemaakt van de WNSP. In dat geval zal het college de schuldhulpverlening beëindigen.

  • o

    Onder d: na het afgeven van de WSNP-verklaring is het traject bij de gemeente afgerond en volgt er een beëindiging.

  • o

    Onder e: het kan voorkomen dat verzoeker is toegelaten tot de schuldhulpverlening op basis van onjuiste of onvolledige gegevens. Aan de hand van de juiste gegevens dient te worden nagegaan of het bestaande aanbod terecht is gedaan. Indien dit niet het geval is, zal het college het traject schuldhulpverlening beëindigen.

  • o

    Onder f: als verzoeker komt te overlijden zal het college de schuldhulpverlening beëindigen, ook als nabestaanden verzoeken de schuldhulpverlening voort te zetten. Een uitzondering hierop vormt de weduwe of weduwnaar die in gemeenschap van goederen getrouwd is geweest met de overleden verzoeker.

  • o

    Onder g: schuldhulpverlening staat open voor inwoners van gemeente Eijsden-Margraten. Bij een verhuizing naar een andere gemeente zal schuldhulpverlening in Eijsden-Margraten worden beëindigd, tenzij met de gemeente waar verzoeker naar vertrekt afspraken zijn gemaakt over continuering, inclusief een vergoeding van de kosten die gemeente Eijsden-Margraten maakt. Een lopende minnelijke schuldregeling zal niet worden beëindigd.

  • o

    Onder h: agressie, fysiek of verbaal, tegen medewerkers die belast zijn met de uitvoering van schuldhulpverlening is onacceptabel. Dit is de reden dat de schuldhulpverlening na misdraging door verzoeker kan worden beëindigd. Belangrijk criterium voor het al dan niet beëindigen van schuldhulpverlening is de vraag of de gedraging dermate ernstig is dat er aangifte dient te worden gedaan conform bestaande protocollen binnen de gemeente. Als wordt voldaan aan het genoemde criterium zal verzoeker schriftelijk van de beëindiging op de hoogte worden gesteld.

  • o

    Onder i: nadat het aanbod is gedaan kan alsnog blijken dat verzoeker in staat is om zelf of met hulp van zijn omgeving zijn schulden te kunnen regelen. Dit kan aanleiding zijn om de schuldhulpverlening te beëindigen.

  • o

    Onder j: gedurende het traject schuldhulpverlening kan blijken dat de hulp niet langer passend is. Het college gaat dan na welke andere hulp mogelijk is.

  • o

    Onder k: het is de eigen verantwoordelijkheid van verzoeker om zich tot het uiterste in te spannen om de oorzaken op te lossen die aan de schulden ten grondslag liggen. Indien verzoeker zich hiertoe niet naar vermogen inspant wordt de schuldhulpverlening beëindigd. De maatschappelijke investering in schuldhulpverlening is dan onverantwoord, omdat het traject nauwelijks kans van slagen heeft. Onder dit artikel valt ook het gebruik maken van mogelijke hulpverlening door belanghebbende.

  • o

    Onder l en m behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 9. Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan het college ten gunste van verzoeker afwijken van de bepalingen uit deze beleidsregels, maar niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen. Verder is met nadruk gemeld: in bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als regel. Er moet in verband met precedentwerking dan ook duidelijk worden aangegeven waarom in een bepaalde situatie van de beleidsregels wordt afgeweken.

Artikel 10. Inwerkingtreding  

Deze bepaling behoeft geen toelichting.  

Artikel 11. Citeertitel  

Deze bepaling behoeft geen toelichting.