Verordening cliëntenparticipatie Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet 2016 gemeente Emmen

Geldend van 01-04-2016 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Verordening cliëntenparticipatie Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet 2016 gemeente Emmen

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Emmen;

gelet op de verplichting in artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo), artikel 2.10 Jeugdwet en artikel 150 Gemeentewet, dat het college alvorens een voordracht tot vaststelling van het plan door de raad te doen advies vraagt over het ontwerpplan aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp;

gelezen het aangenomen amendement aangaande artikel 3 van de voorgestelde verordening;

besluit:

de Verordening cliëntenparticipatie Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet 2016 vast te stellen.

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Cliëntenparticipatie Wmo: de gestructureerde wijze waarop de gemeente de zelforganisatie van vertegenwoordigers van cliënten en patiënten betrekt bij de beleidsvoorbereiding, vaststelling, uitvoering en evaluatie van de Wmo en Jeugdwet;

  • b.

    Raad: de gemeenteraad van de gemeente Emmen;

  • c.

    College: college van burgemeester en wethouders van Emmen;

  • d.

    Wethouder: de verantwoordelijke wethouder voor de uitvoering van de wet;

  • e.

    Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet;

  • f.

    Wmo-raad: de in de gemeente Emmen actief zijnde zelforganisatie van (vertegenwoordigers van) cliënten en patiënten op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet.

Artikel 2 Taak en doelstelling

  • 1.

    De Wmo-raad heeft tot taak gevraagd en ongevraagd het college te informeren en te adviseren over het beleid en de uitvoe­ring van de wet en de daarmee samenhangende regelingen.

  • 2.

    De doelstelling van de Wmo-raad is bij te dragen aan de totstandkoming van de verordening Wmo en Jeugdhulp, gericht op het realiseren van volwaardig burgerschap en op het bieden van gelijke mogelijkheden aan alle inwoners van de gemeente Emmen, alsmede het bieden van jeugdhulp en ondersteuning aan minderjarigen:

    • -

      middels cliëntenparticipatie op het gebied van de Wmo en Jeugdhulp;

    • -

      met als oogmerk te bewerkstelligen, dat belanghebbenden bij de Wmo en de Jeugdwet door de zelforganisatie vanuit een onafhankelijke positie betrokken worden c.q. zijn bij de voorbereiding, vaststelling, uitvoering en evaluatie van het (mede) voor hen gevoerde gemeentelijke beleid.

Artikel 3 Periodiek overleg

  • 1.

    Minimaal viermaal per jaar vindt er in gezamenlijkheid overleg plaats tussen de Wmo-raad en het collegelid/de collegeleden belast met de uitvoering van (delen van) de WMO/Jeugdwet.

  • 2.

    Daarnaast vindt minimaal viermaal per jaar een overleg plaats tussen de contactambtenaar WMO/Jeugdwet en de vertegenwoordigers van de Wmo-raad.

Artikel 4 Werkwijze

1.

Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd – behoudens spoedeisende zaken minimaal vier weken voordat de besluitvorming plaatsvindt - dat het van wezenlijk invloed kan zijn op de besluitvorming.

Dit houdt in ieder geval in, dat:

a.

bij nieuw beleid de Wmo-raad wordt betrokken bij het vaststellen van hoofdlijnen van het beleid;

b.

bij evaluatie van beleid de Wmo-raad in ieder geval wordt betrokken bij het vaststellen van vragen die ten grondslag liggen aan deze evaluatie.

2.

Voor zover de Wmo-raad gepubliceerde collegevoorstellen onder de aandacht krijgt waarvoor men geen verzoek om adviesverstrekking heeft ontvangen, maar waarover men toch wil adviseren, dan stelt de Wmo-raad het college hiervan onmiddellijk schriftelijk op de hoogte.

3.

Uiterlijk zes weken nadat advies is gevraagd, of nadat de kennisgeving zoals bedoeld in het tweede lid is uitgebracht, wordt door de Wmo-raad geadviseerd.

4.

De Wmo-raad kan zich ten behoeve van zijn adviserende taak laten informeren en adviseren door derden.

5.

De Wmo-raad kan leden van het college of gemeentelijke functionarissen uitnodigen om nadere uitleg te geven over voorliggende voorstellen of onderwerpen. Op verzoek van de Wmo-raad verstrekken de onderscheiden gemeentelijke diensten en afdelingen inlichtingen.

6.

Het college maakt aan de hand van de beleidscyclus en in overleg met de Wmo-raad afspraken over:

a.

de onderwerpen waarover de Wmo-raad geconsulteerd wordt;

b.

de wijze en het moment waarop de Wmo-raad in het beleidsvormingsproces wordt betrokken, en

c.

het beschikbare budget Wmo op basis van activiteiten en begroting.

Artikel 5 Het advies

  • 1.

    Het advies wordt schriftelijk uitgebracht en is met redenen omkleed.

  • 2.

    Indien het advies niet door het college wordt overgenomen, wordt aan de Wmo-raad gemotiveerd aangegeven waarom het advies niet is overgenomen.

  • 3.

    Het schriftelijke advies van de Wmo-raad, maakt als bijlage deel uit van de college- en raadsvoorstellen.

  • 4.

    Indien het college in een voorstel aan de raad afwijkt van het advies van de Wmo-raad, dan wordt dit in het voorstel vermeld en nader gemotiveerd.

Artikel 6 De informatievoorziening

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een adequate informatievoorziening, waardoor de Wmo-raad zijn taak naar behoren kan uitvoeren. De informatie wordt, wanneer de Wmo-raad hierom vraagt, in een speciale leesvorm (braille, digitaal, of grootletterschrift) aangeleverd.

  • 2.

    Het college stelt in ieder geval het abonnement op de raadsstukken ter beschikking aan de leden van de Wmo-raad.

  • 3.

    Het college wijst een vaste contactambtenaar aan als aanspreekpunt voor de communicatie met de Wmo-raad.

Artikel 7 Samenstelling Wmo-raad

  • 1.

    De Wmo-raad bestaat uit (vertegenwoordigers van) representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp.

  • 2.

    De Wmo-raad zorgt ervoor dat de leden van de raad een evenredige afspiegeling van de Emmense samenleving zijn. Zo wordt een zo breed mogelijk draagvlak voor de Wmo-raad nagestreefd.

  • 3.

    Het lidmaatschap van de Wmo-raad is niet verenigbaar met het lidmaatschap van de raad, het college en het beroep van ambtenaar bij de gemeente Emmen.

  • 4.

    De functie van voorzitter is niet verenigbaar met het lidmaatschap van een ander adviesorgaan dat het college of de raad adviseert.

  • 5.

    De voorzitter, die geen deel uitmaakt van de Wmo-raad en geen stemrecht heeft, wordt op persoonlijke titel aangezocht via een open sollicitatie en benoemd door het college.

  • 6.

    De voorzitter van de Wmo-raad:

    • a.

      fungeert als onafhankelijk en technisch voorzitter;

    • b.

      heeft affiniteit en enige bekendheid met de werkingssfeer van de Wmo;

    • c.

      beschikt over beleidsmatig en zakelijk inzicht;

    • d.

      heeft een adviserende stem in de Wmo-raad.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur van de Wmo-raad bestaat uit tenminste drie personen, waaronder de voorzitter, de secretaris en de penningmeester.

Artikel 8 Huishoudelijk reglement

Met inachtneming van deze verordening kan de Wmo-raad bij huishoudelijk reglement nadere regels stellen ten aanzien van de eigen werkwijze.

Artikel 9 Faciliteiten

1.

De gemeente stelt aan de Wmo-raad subsidie ter beschikking ten behoeve van zijn reguliere activiteiten.

Deze middelen dienen in ieder geval ter bestrijding van:

-

onkosten van de vrijwilligers;

-

de kosten van speciale voorzieningen in verband met handicap (ringleiding, speciale leesvormen, doventolk);

-

de kosten van deskundigheidsbevordering;

-

de kosten van aanschaf van documentatie, literatuur en vaktijdschriften;

-

de kosten van inschakelen van eigen (professionele) ondersteuning, inhoudelijk en organisatorisch;

-

de kosten verbonden aan faciliteiten voor kantoor, correspondentie, telefoon, computergebruik en internetaansluiting;

-

de kosten van faciliteiten voor overleg met en activering van de achterban;

-

de kosten van faciliteiten voor het verzorgen van voorlichting en pr met betrekking tot de eigen organisatie en

-

de kosten van faciliteiten voor overleg en afstemming met andere, voor het beleid van belang zijnde, groepen.

2.

Deze subsidie wordt zodanig ter beschikking gesteld dat de Wmo-raad redelijkerwijs in staat kan worden geacht namens een brede achterban gemeenschappelijke belangen te behartigen.

3.

De subsidie wordt jaarlijks toegekend op basis van een begroting. Jaarlijks voor 1 oktober wordt de begroting ingediend.

4.

Jaarlijks voor 1 april legt de Wmo-raad middels een exploitatierekening, rekening en verantwoording af van de door hem in het voorafgaande jaar bestede gelden.

5.

Voor niet-reguliere activiteiten kan, indien het college of de raad daarmee instemt, een projectsubsidie worden toegekend.

Artikel 10 Slotbepalingen

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college na overleg met de Wmo-raad.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening cliëntenparticipatie Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet 2016 gemeente Emmen’.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht per 1 januari 2016 in werking.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 31 maart 2016.

de griffier,

de voorzitter,

H.D. Werkman

C. Bijl

Algemene toelichting

De gemeenteraad dient één of meer plannen vast te stellen, die richting geven aan te nemen beslissingen betreffende maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp.

Artikel 2.1.3 van de Wmo 2015 schrijft voor dat het college de ingezetenen van de gemeente en in de gemeente belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning en betrekt, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde verordeningen.

Artikel 2.5.1 van de Wmo 2015 schrijft voor dat gemeenten, voordat een voordracht tot vaststelling (van het plan) aan de gemeenteraad wordt gedaan, advies wordt gevraagd aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning.

In de Jeugdwet is niet specifiek benoemd dat er een adviesorgaan voor jeugdhulp moet worden aangewezen. Wel wordt in artikel 2.10 Jeugdwet de artikelen 2.1.3 lid 3 2015 Wmo en 2.5.1 Wmo 2015 van overeenkomstige toepassing verklaard op de Jeugdwet. Het is om die reden logisch ook vertegenwoordigers vanuit het jeugdhulpdomein in de Wmo-raad op te nemen.

In deze verordening wordt geregeld op welke wijze dit advies wordt ingewonnen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele begripsomschrijvingen.

Artikel 2

In dit artikel is de taak van de Wmo-raad vastgelegd. De raad brengt advies uit over de beleidsvoorbereiding en -uitvoering van de Wmo en de Jeugdwet.

Artikel 3

De Wmo-raad heeft verschillende vormen van overleg. Met dit artikel is een minimumfrequentie bepaald van de diverse overleggen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen overleggen in het kader van de Wmo en Jeugd. De portefeuillehouder Wmo voert overleg met de Wmo-raad en de portefeuillehouder Jeugd met het deel van de Wmo-raad dat jeugd als aandachtsgebied heeft. Ambtelijk wordt ook overleg gevoerd met de Wmo-raad en met het deel van de Wmo-raad dat jeugd als aandachtsgebied heeft. Voor beide overleggen geldt een minimum van tweemaal (jeugdhulp bestuurlijk) of viermaal (Wmo bestuurlijk) en viermaal (ambtelijk) per jaar.

Artikel 4

Duidelijk is dat het advies op een zodanig tijdstip wordt gevraagd, dat het nog van wezenlijke invloed kan zijn op de gemeentelijke besluitvorming. Ook moet de Wmo-raad een redelijke termijn hebben om het advies uit te kunnen brengen. De termijn mag echter niet dusdanig lang zijn dat het besluitvormingsproces onnodig wordt vertraagd. Een termijn van maximaal vier weken naverzending van de adviesaanvraagis hiervoor een redelijke termijn.

Om goed geïnformeerd te zijn, kan de Wmo-raad zich door derden laten adviseren. Op verzoek van de Wmo-raad zullen ambtenaren een nadere uitleg geven over de onderliggende stukken, hetgeen niet tot vertraging van het uitbrengen van het advies mag leiden.

Aan de hand van de beleidscyclus worden afspraken gemaakt met de Wmo-raad, over de onderwerpen waarover de Wmo-raad om advies wordt gevraagd.

Artikel 5

Het advies van de Wmo-raad maakt als bijlage altijd deel uit van het college- en/of raadsvoorstel. Het college en de raad kunnen op deze wijze kennisnemen van het advies.

Artikel 6

Om het adviesrecht goed uit te kunnen voeren, is het noodzakelijk dat de Wmo-raad over voldoende informatie beschikt. Het is een taak van het college, dat deze informatievoorziening adequaat is. Welke informatie verstrekt moet worden, is op voorhand niet te zeggen. Het abonnement op de raadsstukken wordt aan alle leden van de Wmo-raad ter beschikking gesteld zodat zij kennis kunnen nemen van alle raadsvoorstellen.

Artikel 7

Ten aanzien van de samenstelling van de Wmo-raad, kan worden vermeld dat artikel 12 Wmo zich nadrukkelijk richt op de vragers van maatschappelijke ondersteuning en niet op aanbieders.

Het woord vragers dient ruim te worden opgevat. Het gaat niet alleen om mensen die een individuele voorziening vragen, maar evenzeer om potentiële vragers. Te denken valt daarbij aan organisaties van ouders, gehandicapten, dak- en thuislozen, jongeren en mantelzorgers etc. Het is echter niet zo dat iedere organisatie als ‘organisatie van vragers’ kan worden aangemerkt.

De Wmo bestrijkt een breed terrein van onderwerpen. Daarom dient de Wmo-raad ernaar te streven een representatieve afspiegeling zijn van deze groepen. Dit betekent dat bij de samenstelling van de Wmo-raad ook gekeken dient te worden naar de getalsmatige verhouding van doelgroepen.

Om eventuele belangenverstrengeling te voorkomen is een aantal functies uitgesloten van lidmaatschap van de Wmo-raad. Juist om onafhankelijkheid te waarborgen van de verschillende adviesorganen en de unieke rol van de voorzitter, is een aantal functies uitgesloten van voorzitterschap van de Wmo-raad. De functie van voorzitter is niet verenigbaar met het lidmaatschap van een ander adviesorgaan dat het college of de raad adviseert, zoals het Uitkeringsgerechtigdenberaad Emmen, de Seniorenraad, de Jongerenraad en dergelijke.

Artikel 8

De Wmo-raad wijst uit zijn midden een dagelijks bestuur aan, dat in ieder geval verantwoordelijk is voor de agenda’s van de verschillende overleggen.

Artikel 9

Om de werkzaamheden goed te kunnen verrichten, dient de Wmo-raad over eigen middelen te beschikken. Deze kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden voor het bezoeken van studiedagen en dergelijke. De middelen worden door het college verstrekt in de vorm van een subsidie. De Wmo-raad dient hiervoor jaarlijks een begroting in en legt verantwoording af door middel van een financieel jaarverslag.

Artikel 11

Voorgesteld wordt om de verordening per 1 januari 2016 in werking te laten te treden. Het jaar 2015 is een overgangsjaar geweest en het overgangsjaar is vervallen per 31-12-2015. De datum van 1-1-2016 sluit aan bij de ingangsdatum van de Jeugdwet. In de praktijk wordt per genoemde datum gewerkt met advisering door de WMO raad