Regeling vervallen per 15-02-2012

Financieel besluit individuele voorzieningen Wmo

Geldend van 26-05-2011 t/m 14-02-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-05-2011

Intitulé

Financieel besluit individuele voorzieningen Wmo

Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede;

gelet op de Verordening individuele voorzieningen Wmo, waarin aan ons de bevoegdheid is overgedragen om nadere regels te stellen;

besluit vast te stellen het:

Financieel besluit individuele voorzieningen Wmo

Algemeen

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

alfahulp: de hulp bij het huishouden op basis van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964;

belanghebbende: - de persoon met beperkingen door wie een aanmelding of aanvraag is gedaan, of - de persoon met beperkingen voor wie een aanmelding of aanvraag is gedaan, of - de persoon met beperkingen aan wie één of meerdere voorzieningen krachtens de wet zijn toegekend;

Besluit maatschappelijke ondersteuning: een Algemene maatregel van bestuur op basis van artikel 15 en 19 van de wet;

collectief vervoer: aanvullend openbaar vervoer waarbij men gezamenlijk met anderen wordt vervoerd van deur tot deur;

echtgenoot: Aangesloten wordt bij de begripsbepaling zoals vermeld in artikel 1 leden 2 tot en met 5 van de wet.

eigen bijdrage: een door het college op te leggen en door het CAK vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

eigen aandeel: een door het college op te leggen en vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming betaald moet worden en waarop de regels van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

ritbijdrage: het Regiotaxitarief met korting dat de geïndiceerde gebruiker in rekening wordt gebracht bij gebruik van het collectief vervoersysteem;

instandhoudingskosten: kosten die gemaakt worden om de gebruiksduur van een voorziening te kunnen waarborgen. Deze kosten betreffen uitsluitend kosten van reparatie, onderhoud en zo nodig WA-verzekering van een hulpmiddel;

in aanmerking te nemen inkomen bij inkomensgrens vervoer: - het inkomen van belanghebbende indien hij 18 jaar of ouder is en niet gehuwd in de zin van artikel 1 lid 2 tot en met 5 van de wet; - het gezamenlijk inkomen van belanghebbende en zijn echtgenoot indien belanghebbende gehuwd is in de zin van artikel 1 lid 2 tot en met 5 van de wet; - het gezamenlijk inkomen van de ouders of pleegouders van belanghebbende indien hij jonger is dan 18 jaar en niet gehuwd in de zin van artikel 1 lid 2 tot en met 5 van de wet. Voor het begrip ‘inkomen’ wordt aangesloten bij het inkomensbegrip, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen over het peiljaar;

norminkomen: het inkomen op het geldend sociaal minimum.

  • 1.

    peiljaar eigen bijdrage en eigen aandeel: het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin belanghebbende een voorziening in gebruik heeft;

    • 2. peiljaar inkomensnorm vervoer: tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin belanghebbende een aanvraag om een individuele voorziening heeft ingediend;

referentieprijs: de prijs die een belanghebbende met een inkomen boven 150% van het norminkomen wordt geacht te kunnen betalen voor de aanschaf van een auto.

wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Hoogte eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1.

    Het bedrag dat een ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar dient te betalen per vier weken bedraagt:

    • a.

      € 17,80 en

    • b.

      15% van het inkomen boven € 22.636,00 gedeeld door dertien.

  • 2.

    Het bedrag dat een ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder dient te betalen per vier weken bedraagt:

    • a.

      € 17,80 en

    • b.

      15% van het inkomen boven € 15.838,00 gedeeld door dertien.

  • 3.

    Het bedrag dat gehuwde personen, die beiden jonger zijn dan 65 jaar of waarvan één van beiden jonger is dan 65 jaar, dienen te betalen per vier weken bedraagt:

    • a.

      € 25,40 en

    • b.

      15% van het inkomen boven € 27.902,00 gedeeld door dertien.

  • 4.

    Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn, dienen te betalen per vier weken bedraagt:

    • a.

      € 25,40 en

    • b.

      15% van het inkomen boven € 22.100,00 gedeeld door dertien.

De bovengenoemde bedragen zijn gebaseerd op artikel 4.1 lid 1van het Besluit maatschappelijke Ondersteuning zoals geldend per 1 januari 2011. Indien de bedragen in artikel 4.1 lid 1van het Besluit maatschappelijke ondersteuning worden gewijzigd, worden de bedragen in lid 1 tot en met 4 geacht op gelijke wijze te zijn gewijzigd.

Voor aanvullende regels wordt verwezen naar de artikelen 4.1 leden 3 tot en met 8, 4.2, 4.3, 4.4 en 4.5 van het Besluit maatschappelijke Ondersteuning.

Periode waarover de eigen bijdrage of eigen aandeel is verschuldigd.

  • 1

    De periode waarover voor een voorziening een eigen bijdrage is verschuldigd bedraagt maximaal 65 perioden van 4 weken voor:

    • a.

      een andere woonvoorziening volgens artikel 4.2, lid 1 onder g van de verordening

    • b.

      een door spierkracht voortgedreven vervoermiddel volgens artikel 6.2, lid 1 onder b van de verordening

    • c.

      een aanpassing aan een (bruikleen)auto, gesloten buitenwagen of ander verplaatsingsmiddel volgens artikel 6.2, lid 1 onder e van de verordening

    • d.

      een scootmobiel volgens artikel 6.2, lid 1 onder f van de verordening

    • e.

      een andere vervoersvoorziening volgens artikel 6.2, lid 1 onder i. van de verordening.

  • 2.

    De eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden is verschuldigd zolang van de voorziening gebruik wordt gemaakt

    3.De periode waarover een eigen aandeel is verschuldigd bedraagt maximaal 39 perioden van 4 weken voor:

    • a.

      een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten volgens artikel 4.2, lid 1 onder a van de verordening

    • b.

      een financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing volgens artikel 4.2, lid 1 onder g van de verordening

    • c.

      een financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening volgens artikel 7.2 van de verordening

    • d.

      een in eigendom te verschaffen roerende voorziening.

De kostprijs van de voorziening

1.De eigen bijdrage en het eigen aandeel kunnen niet meer bedragen dan de kostprijs van

de voorziening.

  • 2..

    Een jaar bestaat uit 13 perioden van 4 weken.

  • 3.

    Het uurtarief voor hulp bij het huishouden in natura bedraagt voor:

    • a.

      hulp bij het huishouden 1 (HH1): € 18,80

    • b.

      hulp bij het huishouden 2 (HH2): € 22,40.

  • 4.

    De kostprijs hulp bij het huishouden in natura (HH1 en HH2) is het product van het

aantal uren geleverde hulp en het uurtarief van die hulp zoals vermeld in het eerste lid.

  • 5..

    Het uurtarief voor hulp bij het huishouden in de vorm van een PGB bedraagt voor:

  • a.

    hulp bij het huishouden, te leveren door een alfahulp (PGB-alfa, HH1 en HH2): € 15,44

  • b.

    inkoop van hulp bij een leverancier van hulp bij het huishouden (PGB-regulier, HH1): € 19,16

  • c.

    inkoop van hulp bij een leverancier van hulp bij het huishouden (PGB-regulier, HH2): € 22,76.

  • 6..

    De kostprijs hulp bij het huishouden in de vorm van een PGB- alfa en PGB-regulier (HH1 en HH2) is het product van het aantal uren geïndiceerde hulp en het uurtarief zoals vermeld in het derde lid.

  • 7..

    De kostprijs van een woonvoorziening wordt afgeleid van een vastgesteld normbedrag, een goedgekeurde kostenbegroting dan wel de overeengekomen prijs van de voorziening met de gecontracteerde leverancier.

  • 8..

    De kostprijs van een vervoermiddel wordt afgeleid van de nieuwprijs van de voorziening

inclusief de kosten van aanpassing en accessoires.

9..Bij verstrekking van een depotvoorziening wordt de kostprijs bepaald door de nieuwprijs

van de voorziening inclusief de kosten van aanpassing en accessoires en een lineaire afschrijving van 5 jaar.

Te verstrekken individuele voorzieningen

Financiële tegemoetkoming

Het college betaalt de financiële tegemoetkoming uit op de bankrekening van belanghebbende of op de bankrekening van een derde als daarvoor door belanghebbende een schriftelijke machtiging is gegeven.

Algemene bepalingen bij persoonsgebonden budget

  • 1.

    Indien de gebruiksduur van de voorziening waarvoor een PGB is verstrekt nog niet is verstreken kan een - aanvullend - PGB worden verstrekt in de volgende situaties:

  • a.

    er is sprake van een gewijzigde omstandigheid die aanpassing dan wel vervanging van de voorziening noodzakelijk maken

  • b.

    er is sprake van een calamiteit die belanghebbende niet is te verwijten.

  • 2..

    Indien een belanghebbende die een PGB voorziening heeft en hij de voorziening niet meer gebruikt in de gemeente Enschede, dient de belanghebbende of de nabestaande(n) binnen een redelijke termijn de restwaarde van de voorziening aan de gemeente terug te betalen. Het PGB voor de instandhoudingskosten wordt verrekend voor de nog niet verstreken termijn.

  • 3.

    De restwaarde van de nieuwwaarde van de voorziening bedoeld in het 2e lid wordt berekend volgens onderstaande methodiek;

0 - < 1 jaar: 70 %

1 - < 2 jaar: 60 %

2 - < 3 jaar: 45 %

3 - < 4 jaar: 35 %

4 - < 5 jaar: 25 %

5 - < 6 jaar: 15 %

6 - < 7 jaar: 5 %.

4.Indien belanghebbende met een PGB-voorziening, deze voorziening binnen de afschrijvingstermijn van 7 jaar niet meer gebruikt omdat deze niet meer adequaat is, wordt de restwaarde van de voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen PGB. De restwaarde van de voorziening wordt berekend volgens de afschrijvingsmethodiek zoals verwoord in lid 3. Het PGB voor de instandhoudingskosten wordt verrekend voor de nog niet verstreken termijn.

Verantwoording besteding persoonsgebonden budget door belanghebbende

Ter controle van de besteding van het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden overlegt de budgethouder het volledig ingevulde en ondertekende verantwoordingsformulier persoongebonden budget.

Resultaat: het kunnen voeren van een huishouden

Hoogte van het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden HH1

Het bedrag dat per uur bruto wordt vergoed voor hulp bij het huishouden categorie 1

als genoemd in artikel 3.1 van de verordening, bedraagt in 2011:

€ 19,16 bij inkoop van hulp bij een leverancier van hulp bij het huishouden;

€ 15,44 bij hulp bij het huishouden, te leveren door een alfahulp.

uitbetaling vindt vooraf per 4 weken plaats, onder verrekening van de eigen bijdrage.

Hoogte van het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden HH2

Het bedrag dat per uur bruto wordt vergoed voor hulp bij het huishouden categorie 2

als genoemd in artikel 3.1 van de verordening, bedraagt in 2011:

  • a. € 22,76 bij inkoop van hulp bij een leverancier van hulp bij het huishouden;

  • b. € 15,44 bij hulp bij het huishouden, te leveren door een alfahulp.

  • c. uitbetaling vindt vooraf per 4 weken plaats, onder verrekening van de eigen bijdrage.

Omvang hulp bij het huishouden

Het aantal uren en minuten huishoudelijke hulp wordt vastgesteld aan de hand van de noodzakelijk te verrichten werkzaamheden op basis van een gestelde indicatie.

Resultaat: het normaal gebruik kunnen maken van de woning

Hoogte verhuiskostenvergoeding

  • De tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt € 1.969,32.

  • Artikel 4.2 Hoogte verhuiskostenvergoeding bij vrijmaken aangepaste woning

  • De tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten bij het vrijmaken van een aangepaste woning bedraagt € 3.145,31. In voorkomende gevallen kan een hogere tegemoetkoming worden toegekend. Deze tegemoetkoming kan worden verstrekt indien de vrij te maken woning voor meer dan € 10.000,--is aangepast op kosten van de gemeente Enschede.

  • Artikel 4.3 Hoogte persoonsgebonden budget

    • 1.

      De hoogte van het PGB voor aanschaf van een woonvoorziening is gelijk aan de kostprijs van de adequate en financieel voordeligste woonvoorziening.

    • 2.

      De adequate en financieel voordeligste woonvoorziening blijkt uit een door het college goedgekeurde kostenbegroting, of uit een door de gemeente met een gecontracteerde leverancier afgesloten overeenkomst.

    • 3.

      Indien een PGB voor aanschaf van een woonvoorziening wordt verstrekt, kan zonodig ook een PGB voor instandhoudingskosten worden toegekend.

    • 4.

      Het PGB voor instandhoudingskosten wordt jaarlijks betaald gedurende de technische levensduur van de woonvoorziening.

  • Artikel 4.4 Hoogte tegemoetkoming bij woningaanpassing

  • 1.

    De tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing bedraagt de werkelijk gemaakte en voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

  • 2.

    Met (organisaties van) professionele verhuurders kunnen afwijkende afspraken worden gemaakt over de uitvoering en financiering van aanpassingen indien de kosten € 2.500 of minder bedragen.

Artikel 4.5 Hoogte tegemoetkoming aantal vierkante meters bouwen/grond en verharden van paden en terrassen

1 Het aantal vierkante meters waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.2, lid 1 onder b van de verordening kan worden verleend, bedraagt, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning:

_________________________________________________________________________

aantal m2 waarvoor ten aantal m2 waarvoor ten

hoogste financiële hoogste financiële

tegemoetkoming wordt tegemoetkoming wordt verleend

verleend in geval van in geval van

aanbouw van een uitbreiding

vertrek van een vertrek

soort vertrek

_________________________________________________________________________

woonkamer 30 6

keuken 10 4

eenpers. slaapkamer 12 4

tweepers. slaapkamer 18 4

toiletruimte 2 1

badkamer

  • -

    wastafelruimte 2 1

  • -

    doucheruimte 3 2

entree/gang/hal 5 2

berging 6 4

_________________________________________________________________________

2 Het aantal vierkante meters verharding:

a tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort, dat bij het nieuw aanleggen van paden dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor een financiële tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 4.2, lid 1 onder b van de verordening in aanmerking komt, bedraagt 20;

b ten behoeve van de aanleg van een nieuw terras dan wel aanpassing van een bestaand terras direct bij een woonruimte, dat ten hoogste voor financiële tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 4.2, lid 1 onder b van de verordening in aanmerking komt, bedraagt 6.

Artikel 4.6 Hoogte tegemoetkoming kosten van onderhoud, keuring en reparatie

Alleen de werkelijk gemaakte kosten van onderhoud, keuring en reparatie aan de hieronder genoemde producten of onderdelen komen in aanmerking voor een tegemoetkoming:

  • a. stoelliften;

  • b. rolstoel- of plateauliften;

  • c. woonhuisliften;

hefplateauliften;

balansliften;

de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, blad of wastafel;

elektromechanisch openings- en sluitingsmechanisme van deuren;

toiletten met onderspoel-föhninrichting.

Artikel 4.7 Hoogte tegemoetkoming bij tijdelijke huisvesting

  • 1.

    De tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting bedraagt maximaal € 652,52 per maand.

  • 2.

    het in lid 1 genoemde bedrag is gebaseerd op artikel 13, lid 1 van de Wet op de huurtoeslag. Indien het bedrag in artikel 13, lid 1 wordt gewijzigd, wordt het bedrag in lid 1 geacht op gelijke wijze te zijn gewijzigd.

Artikel 4.8 Voorrang van verhuizing boven woningaanpassing

De voorrang van verhuizing geldt als de aanpassing van de huidige woning meer bedraagt dan

€ 4.000,--.

  • Artikel 4.9 Voorschrift losse woonunit

  • Een losse woonunit wordt in bruikleen verstrekt.

  • Artikel 4.10 Huurderving na huurbeëindiging

  • Er is sprake van een aanzienlijke woningaanpassing, als bedoeld in artikel 4.15 lid 3 van de verordening, als de kosten hiervan voor de gemeente Enschede meer hebben bedragen dan

  • € 10.000,--.

  • Artikel 4.11 Hoogte tegemoetkoming bij cara-sanering

1 De financiële tegemoetkoming voor woningsanering betreft uitsluitend de kosten die noodzakelijk zijn voor vervanging van vloerbedekking en/of gordijnen in verband met cara of allergische aandoeningen. De maximale financiële tegemoetkomingen worden gebaseerd op de in lid 2 en lid 3 van dit artikel genoemde bedragen en afschrijvingspercentages.

  • 2.

    Voor vloerbedekking en raambedekking gelden de volgende normbedragen per m2 inclusief bijkomende kosten als egaliseren, leggen, ophangen etc.

  • a.

    Vinyl (PVC) vloerbedekking (rolstoelgeschikt) per

    strekkende meter van 4 meter breed: € 68,37

  • b.

    Gordijnen/lamellen per m2 raamoppervlak: € 23,80

3 Afschrijvingspercentages: Bij het bepalen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt rekening gehouden met afschrijving van de te vervangen stoffering, door toepassing van de volgende afschrijvingspercentages op de in lid 2 genoemde normbedragen

Gebruiksduur

Tot 2 jaar

Tot 4 jaar

Tot 6 jaar

Tot 8 jaar

Ouder 8 jr

Vergoeding

100%

75%

50%

25%

Nihil *)

  • *) Omdat de artikelen economisch zijn afgeschreven.

  • Artikel 4.12 hoogte tegemoetkoming verwijderen van een voorziening

  • De tegemoetkoming voor het verwijderen van een voorziening bedraagt de werkelijke en voor vergoeding in aanmerking komende kosten op basis van een door het college goedgekeurde kostenbegroting.

Artikel 4.13 Aanvang werkzaamheden en controle

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming indien:

  • a

    niet reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt voordat het college op de aanvraag heeft beschikt;

  • b

    de door het college aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing zal worden verricht;

  • c

    aan de onder b genoemde personen inzicht wordt geboden in de vereiste bescheiden en tekeningen welke betrekking hebben op de woningaanpassing;

  • d

    de onder b genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

Artikel 4.14 Gereedmelding, rechthebbenden en vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming

1 Na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een woningaanpassing als bedoeld in artikel 4.2, lid 1 onder b, van de verordening, maar uiterlijk binnen 1 jaar na het toekennen van een financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

2. De gereedmelding als bedoeld onder lid 1 gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend.

3. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming

  • 4.

    De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 4.2, lid 1 onder b, c, e en f van de verordening wordt toegekend en uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte.

  • 5.

    De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.2, lid 1 onder a en d van de verordening wordt toegekend en uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

Resultaat: het zich kunnen verplaatsen in en rond de woning

Artikel 5.1 Hoogte persoonsgebonden budget

  • 1. De hoogte van het PGB voor aanschaf van een voorziening is gelijk aan de kostprijs van de adequate en financieel voordeligste voorziening.

  • 2. De adequate en financieel voordeligste voorziening blijkt uit een door het college goedgekeurde kostenbegroting, of uit een door de gemeente met een gecontracteerde leverancier afgesloten overeenkomst.

  • 3. Indien een PGB voor aanschaf van een voorziening wordt verstrekt, kan zonodig ook een PGB voor instandhoudingskosten worden toegekend.

  • 4. Het PGB voor instandhoudingskosten wordt jaarlijks betaald gedurende de technische levensduur van de voorziening.

Resultaat: het zich lokaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel

Norminkomen en inkomensgrenzen

  • 1. Het norminkomen bedraagt in 2009:

  • a. Voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar: € 18.085

  • b. Voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder: € 12.343

  • c. Voor gehuwde personen die beiden jonger zijn dan 65 jaar of waarvan één van beiden jonger is dan 65 jaar: € 22.112

  • d. Voor gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn: € 17.025

  • 2. De inkomensgrenzen bedragen in 2009:

  • a. Voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar: € 27.129

  • b. Voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder: € 18.515

  • c. Voor gehuwde personen die beiden jonger zijn dan 65 jaar of waarvan één van beiden jonger is dan 65 jaar: € 33.169

  • d. Voor gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn: € 25.539.

  • 3. Het norminkomen bedraagt in 2010:

  • a. Voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar: € 18.518

  • b. Voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder: € 12.713

  • c. Voor gehuwde personen die beiden jonger zijn dan 65 jaar of waarvan één van beiden jonger is dan 65 jaar: € 22.684

  • d. Voor gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn: € 17.548

  • 4. De inkomensgrenzen bedragen in 2010:

  • a. Voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar: € 27.777

  • b. Voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder: € 19.070

  • c. Voor gehuwde personen die beiden jonger zijn dan 65 jaar of waarvan één van beiden jonger is dan 65 jaar: € 34.027

  • d. Voor gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn: € 26.322

  • 5. Het norminkomen bedraagt in 2011:

  • a. Voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar: € 18.863

  • b. Voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder: € 13.198

  • c. Voor gehuwde personen die beiden jonger zijn dan 65 jaar of waarvan één van beiden jonger is dan 65 jaar: € 23.251

  • d. Voor gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn: € 18.416..

  • 6. De inkomensgrenzen bedragen in 2011:

  • a. Voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar: € 28.295

  • b. Voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder: € 19.797

  • c. Voor gehuwde personen die beiden jonger zijn dan 65 jaar of waarvan één van beiden jonger is dan 65 jaar: € 34.877

  • d. Voor gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn: € 27.625.

Afwijkende inkomensvaststelling bij gewijzigd inkomen

  • 1. Indien redelijkerwijs te verwachten is dat het inkomen in het lopende jaar ten minste 10% of meer lager is dan het inkomen in het peiljaar wordt, op aanvraag van belanghebbende, het geschatte inkomen over een later jaar dan het peiljaar in aanmerking genomen.

  • 2. Bij toepassing van lid 1 wordt het norminkomen afgeleid van het jaar van de inkomensterugval.

Gebruikskosten eigen auto of vervoer door derden

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto of vervoer door derden is gebaseerd op:

    • a.

      Een verplaatsing van maximaal 2.000 km op jaarbasis

    • b.

      een kostendekkende kilometervergoeding ad € 0,37

    • c.

      een eigen bijdrage per kilometer ad € 0,15 die is gebaseerd op het zonetarief voor Wmo-pashouders van de Regiotaxi.

      Dit leidt tot de volgende financiële tegemoetkoming op jaarbasis van maximaal € 440,--.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde financiële tegemoetkoming wordt maandelijks vooraf uitbetaald.

    • 3.

      Belanghebbenden die een scootmobiel of een daarmee vergelijkbaar te stellen voorziening in gebruik hebben ontvangen 50% van de in lid 1 genoemde financiële tegemoetkoming.

    • 4.

      Voor zover echtgenoten beiden in aanmerking komen voor de tegemoetkoming volgens lid 1 en de vervoersbehoefte geheel of gedeeltelijk samenvalt, wordt niet meer dan € 330,-- van de normvergoeding toegekend.

Gebruikskosten (rolstoel)taxi

1 De financiële tegemoetkoming voor individueel gebruik van een taxi of rolstoeltaxi wordt uitsluitend op declaratiebasis uitbetaald en is gebaseerd op:

  • ·

    Een verplaatsing van maximaal 2.000 km op jaarbasis

  • ·

    De kosten van het reguliere taxi/rolstoeltaxitarief per kilometer

  • ·

    Het van toepassing zijnde reguliere voorrijdtarief per rit

  • ·

    Een eigen bijdrage per kilometer ad € 0,15 die is gebaseerd op het zonetarief voor Wmo-pashouders van de Regiotaxi.

    • 2.

      Belanghebbenden die een scootmobiel of een daarmee vergelijkbaar te stellen voorziening in gebruik hebben, ontvangen 50% van de in lid 1 en 2 genoemde financiële tegemoetkoming.

    • 3.

      Rolstoeltaxivervoer: indien het inkomen van de persoon met beperkingen de inkomensgrens overschrijdt, bedraagt de in lid 1 en 2 genoemde financiële tegemoetkoming het verschil tussen het reguliere taxitarief en het rolstoeltaxitarief. Dit geldt zowel voor de kilometerprijs als voor het voorrijdtarief. Op dit verschil wordt geen eigen bijdrage in mindering gebracht.

    • 4.

      Voor zover echtgenoten beiden in aanmerking komen voor de tegemoetkoming volgens lid 1 en de vervoersbehoefte geheel of gedeeltelijk samenvalt, wordt de financiele tegemoetkoming beperkt tot 1.500 km.

Begeleidingskosten

De financiële tegemoetkoming voor begeleidingskosten wordt uitsluitend op declaratiebasis uitbetaald en is gebaseerd op een kilometervergoeding ad € 0,19.

Kosten bovenlokaal vervoer

De financiële tegemoetkoming voor bovenlokaal vervoer wordt uitsluitend op declaratiebasis uitbetaald en is gebaseerd op een kilometervergoeding ad € 0,19.

Ritbijdrage bij collectief vervoer

  • 1.

    Bij het collectief vervoer gelden de volgende voorwaarden:

    a.de ritbijdrage is:

    a. 1 of 2 te reizen zones: € 1,50

    a. 3 te reizen zones: € 2,00

    a. 4 te reizen zones: € 2,50

    a. 5 te reizen zones: € 3,00

  • b.

    het vervoer betreft lokale ritten, d.w.z. binnen een gebied van maximaal 5 zones vanaf

    het woonadres van de Wmo-pashouder.

  • c.

    medisch begeleider: op grond van een medische indicatie, kan één begeleider gratis

    meereizen.

  • d.

    sociale begeleider: een Wmo-pashouder kan zich maximaal door één persoon laten

    vergezellen, mits die persoon zonder hulp van de chauffeur van het vervoer gebruik kan

    maken. Voor de sociale begeleider geldt eveneens het onder a vermelde tarief.

  • e.

    kinderen: kinderen van Wmo-pashouders, mits jonger dan 14 jaar, kunnen als extra

    sociale begeleider(s) meereizen. Per kind geldt het onder a vermelde tarief.

  • f.

    vervanging Regiotaxipas: Voor het opnieuw verstrekken van een taxipas door verlies, diefstal of beschadiging wordt het in de Regio Twente geldende tarief van € 10,-- in rekening gebracht.

Artikel 6.8 Gebruikskosten gesloten buitenwagen

De financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een gesloten buitenwagen is nihil.

Artikel 6.9 Gebruikskosten voor een bruikleenauto

De financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een bruikleenauto is nihil.

Artikel 6.10 Hoogte tegemoetkoming aanpassing aan (bruikleen)auto, gesloten buitenwagen of ander verplaatsingsmiddel en referentieprijs auto

  • 1. De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van een (bruikleen)auto, gesloten buitenwagen of ander verplaatsingsmiddel blijkt uit een door het college goedgekeurde offerte.

  • 2. De meerkosten boven de referentieprijs inclusief de aanpassingskosten komen voor vergoeding in aanmerking als belanghebbende uitsluitend is aangewezen op vervoer per eigen auto en een inkomen heeft boven de in artikel 6.1 van dit besluit genoemde inkomensgrens.

  • 3. De referentieprijs van een auto bedraagt € 15.963,--.

Artikel 6.11 Hoogte persoonsgebonden budget

  • 1. De hoogte van het PGB voor aanschaf van een voorziening is gelijk aan de kostprijs van de adequate en financieel voordeligste voorziening.

  • 2. De adequate en financieel voordeligste voorziening blijkt uit een door het college goedgekeurde kostenbegroting, of uit een door de gemeente met een gecontracteerde leverancier afgesloten overeenkomst.

  • 3. Indien een PGB voor aanschaf van een voorziening wordt verstrekt, kan zonodig ook een PGB voor instandhoudingskosten worden toegekend.

  • 4. Het PGB voor instandhoudingskosten wordt jaarlijks betaald gedurende de technische levensduur van de voorziening.

Resultaat: medemensen kunnen ontmoeten in sportverband

Hoogte tegemoetkoming voor sportvoorziening

  • De tegemoetkoming voor aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening bedraagt maximaal

  • € 2.516,38 per 3 jaar.

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2011.

Intrekking oude regeling en overgangsregeling

Het Besluit maatschappelijke ontwikkeling gemeente Enschede wordt ingetrokken, met dien verstande dat het van toepassing blijft op aanvragen die zijn ingediend voor 1 mei 2011.

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Financieel Besluit individuele voorzieningen Wmo.

Financieel besluit individuele voorzieningen Wmo

Toelichting

Naast de Verordening maatschappelijke ondersteuning en het Handboek maatschappelijke

ondersteuning is er ook een gemeentelijk Besluit individuele voorzieningen Wmo. In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de Verordening moeten worden vastgesteld.

Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de

bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen

plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd hoeft te worden waarvoor de bevoegdheid bij de

gemeenteraad ligt. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller

plaatsvinden.

Per hoofdstuk worden vervolgens alle vast te stellen bedragen opgenomen, zodat het besluit spoort met de verordening.

Algemeen

Begripsbepalingen

  • g. eigen aandeel: het CAK is net als bij de eigen bijdrage de instantie die het eigen aandeel vaststelt en int. Het college heeft hiervoor een mandaat afgegeven aan de directie van het Centraal Administratiekantoor.

  • k.

    norminkomen: Dit norminkomen bedraagt 100:120 deel van het inkomen als genoemd in artikel 4.1 lid 1 van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning -voor de onderscheiden categorieën- voor het geldende peiljaar;

  • l.

    peiljaar: vanwege het verschil in uitwerking van toepassing van het peiljaar voor eigen bijdragen/en eigen aandelen en voor de inkomensnorm voor vervoer zijn beiden hier genoemd.

  • De andere bepalingen behoeven geen toelichting

Hoogte eigen bijdrage en eigen aandeel

In artikel 1.5 van de Verordening is bepaald dat voor individuele voorzieningen een eigen bijdrage of een eigen aandeel is verschuldigd. De berekeningsmethodiek van de eigen bijdrage komt overeen met het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning (2 oktober 2006, stb. 450).

Aan de budgethouder wordt het PGB toegekend en uitgekeerd. Het Centraal Administratiekantoor (CAK) berekent en int de eigen bijdrage en het eigen aandeel. De berekeningswijze van de eigen bijdrage en het eigen aandeel is vastgelegd in artikel 1.4 van dit Financieel besluit individuele voorzieningen Wmo. De raad heeft daarbij aangegeven dat de maximaal mogelijke eigen bijdrage en eigen aandeel in de kosten worden opgelegd. Om begripsverwarring te voorkomen sluiten de benamingen van ongehuwd en gehuwd aan bij de gebruikte terminologie van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Periode waarover de eigen bijdrage of eigen aandeel is verschuldigd.

In het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning is de periode waarover een eigen bijdrage of eigen aandeel mag worden gerekend, voor enkele soorten individuele voorzieningen beperkt tot maximaal 39 perioden van 4 weken. In totaal dus 3 jaar. Dit is van toepassing als een roerende zaak in eigendom aan de persoon met beperkingen wordt verstrekt en bij bouwkundige of woontechnische aanpassingen van een woning die in eigendom is van de persoon met beperkingen.

Bij die laatste voorziening gaat het om bouwkundige of woontechnische ingrepen. Hierbij moet gedacht worden aan met name inpandige verbouwingen en aanbouwen/uitbouwen. In Enschede maken we daarbij, geen onderscheid of het gaat om een ingreep in of aan een huurwoning of in of aan een woning die in eigendom is van de persoon met beperkingen. In beide situaties is de periode beperkt tot maximaal 39 perioden van 4 weken.

Voor hulp bij het huishouden wordt sinds 2007 een eigen bijdrage geheven gedurende de periode dat gebruik wordt gemaakt van de hulp.

Voor de eigen bijdrage voor de overige wmo-voorzieningen is er niet voor gekozen om deze te koppelen aan te technische levensduur van de verschillende voorzieningen, maar vanwege de uitvoerbaarheid voor 65 perioden van 4 weken (5 jaar).

De kostprijs van de voorziening

De eigen bijdrage en het eigen aandeel in de kosten kunnen uiteraard nooit hoger zijn dan de werkelijke kosten van de voorziening. Dit betekent dat, behalve de maximum berekende eigen bijdrage volgens artikel 1.2 (op basis van inkomen), ook de werkelijke kosten als het ware een maximumgrens aan de te betalen bijdrage door de persoon met beperkingen stellen. De kostprijs van een voorziening moet voor diverse soorten voorzieningen op verschillende wijze worden bepaald.

Kostprijs hulp bij het huishouden;

voor zowel HH1 als HH2 is een uurtarief vermeld. Deze tarieven hebben betrekking op de HH in natura. Ook voor PGB-alfahulp en PGB-regulier is een reëel uurtarief vastgesteld..

Kostprijs woonvoorzieningen

de kostprijs van woonvoorzieningen kan op verschillende manieren worden vastgesteld. Voor losse voorzieningen, te verstrekken in natura, geldt de prijs zoals die is afgesproken met Meyra en Welzorg. Voor trapliften gelden de prijsafspraken met Otto Ooms BV. Bouwkundige ingrepen in of aan woningen worden vooraf begroot. De prijs van een geaccepteerde kostenbegroting is zowel het bedrag van de financiële tegemoetkoming dat aan de woningeigenaar wordt toegekend als ook het bedrag waarmee het CAK rekent om het eigen aandeel of de eigen bijdrage te berekenen.

Kostprijs vervoermiddelen

Uitgangspunt is de contractprijs zoals die is afgesproken met Meyra en Welzorg. Deze prijs wordt verhoogd met de kosten van eventueel noodzakelijke, individuele aanpassingen.

Kostprijs depotvoorzieningen

Voor diverse voorzieningen geldt dat deze ook uit het depot verstrekt kunnen worden. Het gaat dan om met name trap- en tilliften, vervoermiddelen en eenvoudige woonvoorzieningen (zoals douchestoelen). Bij verstrekking uit het depot ontvangt de persoon met beperkingen dus geen nieuwe

voorziening. De kostprijs baseren we daarom ook niet alleen op de nieuwwaarde. Voor het vaststellen van de juiste kostprijs hanteren we voor diverse middelen een afschrijvingstermijn en rekenen we met een lineaire afschrijving van 5 jaar. Op een voorziening met een nieuwprijs van € 1.500,- en een afschrijvingstermijn van 5 jaar schrijven we dus per maand € 25,- af, te rekenen vanaf datum eerste levering. Ook over de periode dat een voorziening ongebruikt in het depot staat, geldt deze afschrijving. Het betekent dus ook dat na afloop van de afschrijvingstermijn geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd is.

Nadat de afschrijvingsperiode is verstreken, wordt een voorziening niet per definitie ingenomen. De technische staat kan een langer gebruik van die voorziening mogelijk maken. Omdat de kostprijs van het hulpmiddel dan nihil is (afgeschreven), wordt geen eigen bijdrage meer geheven.

Te verstrekken individuele voorzieningen

Financiële tegemoetkoming

De bepaling behoeft geen toelichting.

Algemene bepalingen bij persoonsgebonden budget

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Verantwoording besteding persoonsgebonden budget door belanghebbende

Belanghebbende geeft in het verantwoordingsformulier o.a. aan bij wie de zorg is ingekocht, hoeveel uren zorg zijn ingekocht en welk bedrag daaraan is besteed.

Resultaat: het kunnen voeren van een huishouden

Artikel 3.1 en 3.2 Hoogte van het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden HH1 en HH2

Het PGB is de tegenhanger van een voorziening in natura. Een PGB dient zodanig te worden vastgesteld dat daarmee een adequate voorziening kan worden ingekocht. Als een persoon met beperkingen recht heeft op HH, heeft die persoon de vrijheid te kiezen in welke vorm hij of zij de voorziening verstrekt wenst te krijgen. In natura of in de vorm van een PGB. Deze keus moet worden gemaakt voordat een beschikking kan worden gegeven.

De omvang van de HH wordt uitgedrukt in uren, afgerond in decimalen. Kiest de persoon met beperkingen voor een PGB, dan wordt dat PGB vastgesteld op de omvang van de HH, dus ook in uren. De hoogte van het PGB is dus mede afhankelijk van het aantal geïndiceerde uren HH.

PGB alfa:

Dit PGB is bedoeld voor de inkoop van HH1 en HH2. Dergelijke hulp wordt veelal ingekocht bij een particulier persoon, zoals een alfahulp. De budgethouder is dan werkgever van de hulp. Voor deze vorm van HH bestaat geen alternatief in de vorm van hulp in natura. Immers, bij hulp in natura is de hulpverlener in dienst van een thuiszorgorganisatie. Omdat voor alfahulp geen vergelijkbaar alternatief in natura bestaat, is de hoogte van het PGB gebaseerd op een reëel uurtarief.

Een PGB brengt met zich mee dat de budgethouder dit budget moet beheren, een deugdelijke administratie moet voeren en zich als werkgever moet verzekeren voor wettelijke aansprakelijkheid. Ook is een rechtsbijstandverzekering vereist. In het uurtarief is hiervoor een opslag opgenomen van

€ 0,70.

PGB-regulier:

Dit PGB is bedoeld om HH1 of HH2 in te kopen bij een aanbieder van hulp bij het huishouden. Het tarief is gebaseerd op het gemiddelde uit de tarieven van HH1 en HH2 in natura.

Het PGB voor HH wordt periodiek vooraf uitbetaald. Op die manier wordt voorkomen dat de budgethouder kosten moet maken en deze pas achteraf vergoed krijgt.

Er is gekozen om het PGB steeds per periode van 4 weken uit te keren. Dit sluit aan op de wijze waarop de eigen bijdrage door het CAK wordt opgelegd. Bovendien kunnen wijzigingen in de persoonlijke situatie van de budgethouder snel worden verwerkt, waardoor het risico dat grote bedragen ten onrechte worden betaald en teruggevorderd moeten worden, wordt beperkt.

Als een PGB voor huishoudelijke hulp door omstandigheden vroegtijdig wordt beëindigd (zoals permanente opname in een AWBZ –instelling of overlijden), loopt de budgethouder risico voor de doorlopende werkgeversverplichtingen. Deze verplichtingen moeten uiteraard wel worden nagekomen. Het PGB wordt dan nog zodanig lang voortgezet totdat aan deze verplichtingen is voldaan of redelijkerwijs had kunnen zijn voldaan.

Ingeval van misbruik of oneigenlijk gebruik verspeelt de budgethouder het recht op een PGB.

Het ten onrechte verstrekte (deel van het) budget wordt dan volledig teruggevorderd. Ook zal dan worden beoordeeld of voortzetting van het PGB gerechtvaardigd is of dat alleen nog een alternatief in de vorm van hulp in natura mogelijk is.

Achteraf kan een steekproefsgewijze controle plaatsvinden op besteding van het PGB. Dit is vastgelegd in artikel 2.6 van de Wmo-verordening. De hiervoor noodzakelijke bewijsstukken die de cliënt moet overleggen voor de voorziening HH zijn in ieder geval de betalingsbewijzen aan de zorgverlener, een arbeidsovereenkomst tussen budgethouder en hulpverlener en door beide partijen getekende werkbrieven/urendeclaratieformulieren waaruit het aantal gewerkte uren blijkt.

  • Artikel 3.3 Omvang hulp bij het huishouden

  • Dit artikel behoeft geen toelichting.

Resultaat: het normaal gebruik kunnen maken van de woning

Individuele woonvoorzieningen kunnen in de vorm van een financiële tegemoetkoming, in natura en als een PGB worden verstrekt.

Natura-voorzieningen worden bij voorkeur in bruikleen verstrekt. De gemeente Enschede heeft hiervoor een overeenkomst met Meyra en Welzorg, als het gaat om o.a. losse douche- en toiletvoorzieningen en tilliften. Met Liftenfabriek Otto Ooms BV is een contract afgesloten voor de levering van diverse soorten trapliften. In de overeenkomsten zijn vaste prijzen afgesproken voor voorzieningen.

Een tweede vorm is de toekenning van een financiële tegemoetkoming in de kosten van

een verhuizing, een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening. De financiële tegemoetkoming in kosten van een verhuizing is een forfaitair bedrag. Voor de hoogte van de tegemoetkoming van de bouwkundige of woontechnische woonvoorziening is uitgangspunt een door het college goedgekeurde kostenbegroting. Enkele woonvoorzieningen zijn genormeerd, namelijk de financiële tegemoetkoming in kosten van een verhuizing en de woningsanering. Deze voorzieningen worden als een financiële tegemoetkoming toegekend, waarbij de hoogten in dit hoofdstuk van het Wmo-besluit zijn vastgelegd.

Hoogte verhuiskostenvergoeding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 4.2 Hoogte verhuiskostenvergoeding bij vrijmaken aangepaste woning

Aangezien hier een beroep tot verhuizing wordt gedaan op mensen die in feite zelf geen belang bij de verhuizing hebben, is hier gekozen voor een hoger bedrag. In voorkomende gevallen kan een hogere financiële tegemoetkoming worden toegekend, dit ter beoordeling door het college.

Artikel 4.3 Hoogte persoonsgebonden budget

Kiest een cliënt voor een PGB, dan wordt eveneens aangesloten bij een door het college goedgekeurde offerte. Het PGB is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie adequate en financieel voordeligste te verstrekken voorziening in natura op basis van de nieuwprijs. Het PGB kan ook dan worden aangewend voor realisatie van een andere dan de financieel voordeligste voorziening. In de situatie dat een PGB wordt gevraagd voor een voorziening waarvoor wij met Meyra, Welzorg en Otto Ooms BV een contract hebben afgesloten, dan wordt de hoogte van het PGB bepaald op de contractprijs, dat wil zeggen de prijs waartegen de gemeente de voorziening kan inkopen (dus inclusief de bedongen korting).

Bovenstaande impliceert ook dat het PGB niet in alle gevallen kostendekkend is. Immers, het

kan zijn dat een budgethouder niet dezelfde korting kan bedingen als de gemeente. Echter,

omdat het niet de bedoeling is dat kosten van een PGB hoger zijn dan een gelijkwaardige

verstrekking in natura, achten wij dit inherent aan de keus voor een PGB en derhalve

acceptabel. Bovendien hebben wij met Meyra, Welzorg en Otto Ooms B.V. afspraken gemaakt dat budgethouders tegen dezelfde prijs en voorwaarden voorzieningen kunnen aanschaffen als de gemeente dat kan, mits men duidelijk aangeeft een Wmo-budgethouder te zijn. Dit kan blijken uit het vertonen van de door de gemeente afgegeven beschikking. De consulent Zorgloket maakt deze mogelijkheid bij de behandeling van de aanvraag aan de budgethouder kenbaar.

Het PGB wordt betaalbaar gesteld bij het afgeven van de beschikking. Binnen 60 dagen na dagtekening van de beschikking moet verantwoording plaatsvinden door middel van het overleggen van de factuur en een bewijs van betaling (artikel 2.6 van de verordening). Dit betekent dat men de besteding van het PGB achteraf moet verantwoorden. Steekproefsgewijs wordt beoordeeld of de aanschaf overeen komt met het programma van eisen en of de ondervonden beperkingen voldoende zijn gecompenseerd. De (financiële) consequenties hiervan komen voor rekening van de PGB-houder. Zo nodig kan het niet verantwoorde deel of niet bestede PGB worden ingetrokken en ingevorderd.

Bovendien bestaat dan een reëel inzicht in de datum van aanschaf van een voorziening. Dit

is vooral daarom van belang omdat voor diverse voorzieningen ook een PGB voor instandhoudingskosten moet worden toegekend. Om dit moment te kunnen bepalen, is de datum van

aanschaf van belang.

Instandhoudingskosten

Voor reparatiekosten en, indien een voorziening periodiek moet worden onderhouden,

onderhoudskosten, wordt een bedrag, zijnde instandhoudingskosten, toegekend.

De hoogte van deze kosten worden gebaseerd op prijzen zoals opgenomen in de overeenkomsten met Meyra, Welzorg en Otto Ooms BV. De vergoeding wordt jaarlijks vooruit betaald.

Artikel 4.4 Hoogte tegemoetkoming bij woningaanpassing

De werkelijk gemaakte en voor vergoeding in aanmerking komende aanpassingskosten bepaald in het aanpasplan worden volledig vergoed op basis van een door het college goedgekeurde offerte of kostenbegroting.

Met professionele verhuurders zijn afspraken gemaakt dat zij de woningaanpassing tot en met € 2.500 in eigen beheer uitvoeren.

Artikel 4.5 Hoogte tegemoetkoming aantal vierkante meters bouwen/grond en verharden van paden en terrassen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 4.6 Hoogte tegemoetkoming kosten van onderhoud, keuring en reparatie

Het gaat hierbij vooral om voorzieningen die (elektrisch/mechanisch) beweegbaar zijn en waar om die reden slijtage kan optreden waardoor de veiligheid van het gebruik van de voorziening niet langer kanworden gegarandeerd. Er wordt hierbij voornamelijk gedacht aan liften, automatische deuropeners en hoog/laag verstelbare keukens. Alleen de werkelijk gemaakte kosten van onderhoud, keuring en reparatie komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.

De gemeente Enschede heeft met Thyssen Krupp een inspectie/onderhoudscontract afgesloten voor trapliften. Met Otto Ooms is per 1-1-2011 een contract afgesloten voor verlengde garantie tot 7 jaar na levering traplift. Na het verstrijken van bovengenoemde garantietermijn en voor op eerder moment aangekochte liften, is het inspectie/onderhouds-contract dat de gemeente met Otto Ooms heeft afgesloten van toepassing.

Artikel 4.7 Hoogte tegemoetkoming bij tijdelijke huisvesting

Het bedrag is beperkt tot de kosten van de kale huur en loopt gelijk mee met de maximale grens van de huur voor toepassing van de Wet op de huurtoeslag. De termijn van verstrekking wordt bepaald op de periode dat de aan te passen woning niet kan worden bewoond, door het realiseren van de woningaanpassing.

Artikel 4.8 Voorrang van verhuizing boven woningaanpassing

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 4.9 Voorschrift losse woonunit

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 4.10 Huurderving na huurbeëindiging

Om zo doelmatig mogelijk met de aangepaste voorraad woningen om te kunnen gaan, is het wenselijk dat, indien de band tussen gehandicapteen de woning is verbroken (bijvoorbeeld door verhuizing/overlijden van de gehandicapte), deze woning aan een andere gehandicapte wordt toegewezen. Gedurende de tijd dat een dergelijke woning leeg staat wordt de kale huurprijs voor vergoeding in aanmerking gebracht. De eerste maand huurderving is voor rekening van de woningeigenaar. Als voorwaarde voor het verlenen van een financiële tegemoetkoming i.v.m. derving van huur geldt dat vooraf leegmelding van de woning door de woningeigenaar bij de gemeente heeft plaatsgevonden.

Artikel 4.11 Hoogte tegemoetkoming bij cara-sanering

CARA-klachten, die verband houden met een allergie voor huisstofmijt, huidschilfers, haren, jute, etc., kunnen verminderen als in de directe omgeving het contact met deze stoffen zo gering mogelijk is. Dit kan enerzijds worden bereikt door de omgeving schoon en stofvrij te houden en anderzijds door bij de inrichting van de woning rekening te houden met gladde of synthetische materialen.

De in verband met een allergie noodzakelijk aan te schaffen vervangende artikelen zijn vrijwel altijd algemeen gebruikelijk. Slechts indien dergelijke artikelen voortijdig moeten worden vervangen, kan niet meer gesproken worden van een algemeen gebruikelijke voorziening.

De artikelen, die bij woningsanering voor vervanging in aanmerking komen, zijn: vloerbedekking, overgordijnen, vitrage e.d. Eventueel te vervangen inrichtingselementen zoals meubels en beddengoed, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

De financiële tegemoetkoming is afhankelijk van de ouderdom van de te vervangen artikelen en bedraagt een percentage van vastgestelde normvergoedingen.

Artikel 4.12 Hoogte tegemoetkoming verwijderen van een voorziening

Door de huidige verstrekkingspraktijk van trap- en plateauliften in bruikleen, vloeit voort dat eventuele kosten van het verrichten van herstelwerkzaamheden als een lift wordt verwijderd, voor gemeentelijke vergoeding in aanmerking kan worden gebracht. Onder herstelwerkzaamheden wordt verstaan het terugplaatsen van de trapleuning en het dichten van de gaten.

Artikel 4.13 Aanvang werkzaamheden en controle

Niet eerder dan nadat het college een beschikking op de aanvraag heeft genomen, mag een aanvang worden gemaakt met de werkzaamheden.

Pas op dat moment heeft het college alle op de aanvraag betrekking hebbende gegevens beoordeeld en op grond hiervan een besluit genomen over de te treffen voorziening.

Door deze regeling wordt voorkomen dat een voorziening waar vroegtijdig mee is begonnen uiteindelijk niet overeenstemt met hetgeen het college als adequate en financieel voordeligste voorziening beschouwt. Het college kan immers ook factoren mee laten wegen die buiten de woonruimte van de gehandicapte gelegen zijn, zoals een beschikbare aangepaste woning elders, waardoor een woningaanpassing niet noodzakelijk is.

Artikel 4.14 Gereedmelding, rechthebbenden en vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming

In dit artikel wordt gesteld dat de woningaanpassing binnen 1 jaar wordt gereed gemeld. De gereedmelding vindt plaats door de woningeigenaar. Hiervoor is gekozen omdat degene die de financiële tegemoetkoming ontvangt niet altijd de gehandicapte is. Indien dat het geval is, heeft de gehandicapte, of zijn gemachtigde geen belang bij de gereedmelding en zou de begunstigde de dupe kunnen worden. Tweede reden is om te voorkomen dat het treffen van de voorziening te lang op zich laat wachten en dat onnodig lang een verplichting tot uitbetaling van een vergoeding blijft openstaan.

Gereedmelding geschiedt via het gereedmeldingsformulier. Dit formulier ontvangt de woningeigenaar als bijlage bij de beschikking woningaanpassing. Zodra het gereedmeldingsformulier is ontvangen, volgt inspectie door een bouwconsulent van het team Individuele Voorzieningen. Indien bij de inspectie blijkt dat er afwijkingen zijn, treedt de bouwconsulent in overleg met de belanghebbende/aanvrager. Op grond van het geconstateerde wordt door de bouwconsulent het bedrag van de definitief aanvaardbare kosten vastgesteld.

In dit artikel wordt tevens aangegeven dat de financiële tegemoetkomingen voor onroerende woningaanpassingen, voor onderhoud, keuring en reparatie en voor huurderving worden toegekend en uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte terwijl financiële tegemoetkomingen voor verhuizing, voor roerende woningaanpassingen en voor tijdelijke huisvesting worden toegekend en uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

Krachtens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dienen, in voorkomende gevallen, andere belanghebbenden dan rechthebbende in de aanvraagprocedure te worden betrokken. Tevens dienen dan de door het college getroffen beschikkingen aan hen te worden meegedeeld. Zij kunnen eventueel tegen deze beschikkingen bezwaar en beroep instellen.

Resultaat: het zich kunnen verplaatsen in en rond de woning

Artikel 5.1 Hoogte persoonsgebonden budget

Kiest een cliënt voor een PGB, dan wordt aangesloten bij een door het college goedgekeurde offerte. Het PGB is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie adequate en financieel voordeligste te verstrekken voorziening in natura op basis van de nieuwprijs. Het PGB kan ook dan worden aangewend voor realisatie van een andere dan de financieel voordeligste voorziening.

In de situatie dat een PGB wordt gevraagd voor een voorziening waarvoor wij met Meyra, Welzorg een contract hebben afgesloten, dan wordt de hoogte van het PGB bepaald op de contractprijs, dat wil zeggen de prijs waartegen de gemeente de voorziening kan inkopen (dus inclusief de bedongen korting).

Bovenstaande impliceert ook dat het PGB niet in alle gevallen kostendekkend is. Immers, het

kan zijn dat een budgethouder niet dezelfde korting kan bedingen als de gemeente. Echter,

omdat het niet de bedoeling is dat kosten van een PGB hoger zijn dan een gelijkwaardige

verstrekking in natura, achten wij dit inherent aan de keus voor een PGB en derhalve

acceptabel. Bovendien hebben wij met Meyra en Welzorg afspraken gemaakt dat budgethouders tegen dezelfde prijs en voorwaarden voorzieningen kunnen aanschaffen als de gemeente dat kan, mits men duidelijk aangeeft een Wmo-budgethouder te zijn. Dit kan blijken uit het vertonen van de door de gemeente afgegeven beschikking. De consulent Zorgloket maakt deze mogelijkheid bij de behandeling van de aanvraag aan de budgethouder kenbaar.

Het PGB wordt betaalbaar gesteld bij het afgeven van de beschikking. Binnen 60 dagen na dagtekening van de beschikking moet verantwoording plaatsvinden door middel van het overleggen van de factuur en een bewijs van betaling (artikel 2.6 van de verordening).

Dit betekent dat men de besteding van het PGB achteraf moet verantwoorden. Steekproefsgewijs wordt beoordeeld of de aanschaf overeen komt met het programma van eisen en of de ondervonden beperkingen voldoende zijn gecompenseerd. De (financiële) consequenties hiervan komen voor rekening van de PGB-houder. Zo nodig kan het niet verantwoorde deel of niet bestede PGB worden ingetrokken en ingevorderd.

Bovendien bestaat dan een reëel inzicht in de datum van aanschaf van een voorziening. Dit

is vooral daarom van belang omdat voor diverse voorzieningen ook een PGB voor instandhoudingskosten moet worden toegekend. Om dit moment te kunnen bepalen, is de datum van

aanschaf van belang.

Instandhoudingskosten

Voor reparatiekosten en, indien een voorziening periodiek moet worden onderhouden,

onderhoudskosten, wordt een bedrag, zijnde instandhoudingskosten, toegekend.

De hoogte van deze kosten worden gebaseerd op prijzen zoals opgenomen in de overeenkomsten met Meyra en Welzorg. De vergoeding wordt jaarlijks vooruit betaald.

Resultaat: het zich lokaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel

Norminkomen en inkomensgrenzen

Het stellen van een inkomensgrens voor vervoersvoorzieningen is niet in strijd met de compensatieplicht. Er wordt met deze bepaling invulling gegeven aan artikel 4, lid 2 van de wet. Als belanghebbende op basis van zijn inkomen in staat is zelf de oplossing van zijn vervoersprobleem te bekostigen is er geen reden om hiervoor een voorziening te verstrekken. Dit geldt ook voor een vervoerspas van de Regiotaxi. De tariefstelling zoals die in de Twentse gemeenten wordt toegepast is geënt op het tarief van het reguliere openbaar vervoer. De Regiotaxi onderscheidt zich ten opzichte van het openbaar vervoer in het feit dat het om deur tot deur vervoer gaat en niet van halte tot halte.

Iemand met een inkomen boven 1,5 maal het sociaal minimum wordt geacht de kosten van lokaal vervoer of bezit en gebruik van een auto zelf te kunnen dragen. Er is een duidelijke relatie met het begrip “algemeen gebruikelijk”. De kosten van vervoer worden in relatie tot het inkomen algemeen gebruikelijk geacht.

Afwijkende inkomensvaststelling bij gewijzigd inkomen

Het verleggen van het peiljaar naar een recenter jaar is alleen mogelijk als er sprake is van een substantiële inkomensdaling. Een dergelijke peiljaar verlegging is alleen relevant om uit te voeren als redelijkerwijs kan worden verondersteld dat het inkomen na de terugval onder de daarvoor geldende inkomensgrens uitkomt.

Gebruikskosten eigen auto of vervoer door derden

De hoogte van de vergoeding is afgestemd op de feitelijke gebruikskosten onder aftrek van de algemeen gebruikelijke kosten van vervoer die ieder ander ook heeft. De af te leggen afstand zoals opgenomen in dit artikel is mede ingegeven door uitspraken van de CRvB, die heeft bepaald dat vervoersbeweging van 1.500 tot 2.000 kilometer mogelijk moeten zijn.

Als echtparen/partners beiden zijn aangewezen op een vervoersvoorziening kan, als die vervoersbehoefte deels samenvalt, volstaan worden 0,75 x het normbedrag voor ieder afzonderlijk. Reden voor deze korting is om te voorkomen dat belanghebbenden een vervoersvoorziening krijgen die niet in relatie staat toe de vergoeding die anderen ontvangen.

Gebruikskosten (rolstoel)taxi

Zie voor de toelichting artikel 6.3.

Begeleidingskosten

Begeleidingskosten kunnen onder de compensatieplicht vallen. Bij AWBZ-bewoners kan er echter rekening gehouden worden met de agogische taak van personeel van de instelling, vooral bij gezinsvervangende tehuizen. Ook bij grotere AWBZ-instellingen geldt een beperking bij de compensatieplicht ten aanzien van de begeleiding. Deze vergoeding is bedoeld ter bestrijding van de terugreiskosten van de begeleider.

Kosten bovenlokaal vervoer

Een vervoersvoorziening voor bovenregionaal vervoer wordt toegekend als het gaat om een wezenlijk contact dat uitsluitend kan worden onderhouden als de gehandicapte persoonlijk op bezoek gaat en indien dat wegvalt, leidt tot een sociaal isolement. Het landelijke gehandicaptenvervoer wordt door Connexxion uitgevoerd onder de naam Valys (www.valys.nl). Het vervoerssysteem Valys is voorliggend in de beoordeling. Als dit niet adequaat vervoer kan regelen, bestaat de mogelijkheid van vergoeden van kosten voor bovenlokaal vervoer.

Ritbijdrage bij collectief vervoer

Op grond van dit primaat komt een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek het openbaar vervoer niet kan bereiken of geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer allereerst (als dit medisch mogelijk is) in aanmerking voor collectief vervoer. De uitdrukking ‘het openbaar vervoer niet kunnen bereiken of geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer’ wordt door jurisprudentie geoperationaliseerd door middel van het loopafstandcriterium “maximale loopafstand 800 meter”. Kan men geen 800 meter zelfstandig, al dan niet met hulpmiddelen en in een redelijk tempo, afleggen, dan wordt men verondersteld het openbaar vervoer niet te kunnen bereiken. Kan men dat wel, maar is het onmogelijk in het openbaar vervoer te komen, ook dan komt men voor collectief vervoer in aanmerking.

Het primaat van het collectief vervoer kan enkel toegepast worden als dit medisch gezien adequaat is.

Artikel 6.8 Gebruikskosten gesloten buitenwagen

Een gesloten buitenwagen is het alternatief voor iemand zonder rijbewijs, die door zijn/haar handicap niet in staat is een fiets, snor- of bromfiets te gebruiken. Medisch moet vaststaan dat men op individueel gesloten buitenvervoer is aangewezen. Voor een dergelijk voertuig is geen rijbewijs nodig (art. 1 RVV 1990).

De kosten van aanschaf, reparatie, onderhoud en de verzekering worden door de gemeente vergoed, het betreft een bruikleenverstrekking waarvoor een inkomensgrens geldt. De algemeen gebruikelijke kosten die iedereen wordt geacht te kunnen maken, resulteert erin dat geen gebruikskosten voor brandstof worden vergoed.

Artikel 6.9 Gebruikskosten voor een bruikleenauto

Een bruikleenauto is geen standaardverstrekking, maar een relatief dure voorziening, die slechts in zeer bijzondere situaties kan worden verstrekt. De medische component speelt bij de beoordeling een zware rol. Medisch moet vaststaan dat men op individueel gesloten buitenvervoer is aangewezen, of dat gezien het in stand te houden vervoerspatroon (wezenlijke contacten) een verschoningsmogelijkheid in een rolstoelbus noodzakelijk is (in verband met zware incontinentie).

Gebruikers van bruikleenauto's behoren in het algemeen tot de zwaarste categorie mobiliteitsgehandicapten.

De kosten van aanschaf, motorrijtuigenbelasting, reparatie, onderhoud en de verzekering worden door de gemeente vergoed, het betreft een bruikleenverstrekking waarvoor een inkomensgrens geldt. De algemeen gebruikelijke kosten die iedereen wordt geacht te kunnen maken, resulteert erin geen gebruikskosten voor brandstof te vergoeden.

Artikel 6.10 Referentieprijs bruikleenauto

De referentieprijs van een standaard te verstrekken bruikleenauto wordt jaarlijks op basis van prijsontwikkeling geïndexeerd. Bij een inkomen boven de vastgestelde inkomensgrens (1,5 x het norminkomen) kan geen bruikleenauto worden verstrekt. Bij dat inkomen wordt het rijden van een auto algemeen gebruikelijk geacht. De meerkosten boven de referentieprijs inclusief de aanpassingskosten kunnen in een dergelijke situatie wel voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 6.11 Hoogte persoonsgebonden budget

Kiest een cliënt voor een PGB, dan wordt aangesloten bij een door het college goedgekeurde offerte. Het PGB is, de tegenwaarde van de in de betreffende situatie adequate en financieel voordeligste te verstrekken voorziening in natura op basis van de nieuwprijs. Het PGB kan ook dan worden aangewend voor realisatie van een andere dan de financieel voordeligste voorziening.

In de situatie dat een PGB wordt gevraagd voor een voorziening waarvoor de gemeente Enschede met Meyra en Welzorg een contract heeft afgesloten, dan wordt de hoogte van het PGB bepaald op de contractprijs, dat wil zeggen de prijs waartegen de gemeente de voorziening kan inkopen (dus inclusief de bedongen korting).

Bovenstaande impliceert ook dat het PGB niet in alle gevallen kostendekkend is. Immers, het

kan zijn dat een budgethouder niet dezelfde korting kan bedingen als de gemeente. Echter,

omdat het niet de bedoeling is dat kosten van een PGB hoger zijn dan een gelijkwaardige

verstrekking in natura, achten wij dit inherent aan de keus voor een PGB en derhalve

acceptabel. Bovendien hebben wij met Meyra en Welzorg afspraken gemaakt dat budgethouders tegen dezelfde prijs en voorwaarden voorzieningen kunnen aanschaffen als de gemeente dat kan, mits men duidelijk aangeeft een Wmo-budgethouder te zijn. Dit kan blijken uit het vertonen van de door de gemeente afgegeven beschikking. De consulent Zorgloket maakt deze mogelijkheid bij de behandeling van de aanvraag aan de budgethouder kenbaar.

Het PGB wordt betaalbaar gesteld bij het afgeven van de beschikking. Binnen 60 dagen na dagtekening van de beschikking moet verantwoording plaatsvinden door middel van het overleggen van de factuur en een bewijs van betaling (artikel 2.6 van de verordening).

Dit betekent dat men de besteding van het PGB achteraf moet verantwoorden. Steekproefsgewijs wordt beoordeeld of de aanschaf overeen komt met het programma van eisen en of de ondervonden beperkingen voldoende zijn gecompenseerd. De (financiële) consequenties hiervan komen voor rekening van de PGB-houder. Zo nodig kan het niet verantwoorde deel of niet bestede PGB worden ingetrokken en ingevorderd.

Bovendien bestaat dan een reëel inzicht in de datum van aanschaf van een voorziening. Dit

is vooral daarom van belang omdat voor diverse voorzieningen ook een PGB voor instandhoudingskosten moet worden toegekend. Om dit moment te kunnen bepalen, is de datum van

aanschaf van belang.

Instandhoudingskosten

Voor reparatiekosten en, indien een voorziening periodiek moet worden onderhouden,

onderhoudskosten, wordt een bedrag, zijnde instandhoudingskosten, toegekend.

De hoogte van deze kosten worden gebaseerd op prijzen zoals opgenomen in de overeenkomsten met Meyra en Welzorg. De vergoeding wordt jaarlijks vooruit betaald.

Resultaat: medemensen kunnen ontmoeten in sportverband

Hoogte tegemoetkoming voor sportvoorziening

Een sportvoorziening wordt uitsluitend in de vorm van een financiële tegemoetkoming verstrekt. De tegemoetkoming is bedoeld voor een periode van (tenminste) drie jaar. Het bedrag is een bijdrage in de aanschaf van een sportvoorziening en het onderhoud.

Topsport zal net als bij niet-gehandicapten, vaak hoge uitgaven vergen voor sporthulpmiddelen. Deze regeling is daar niet voor bedoeld. Topsport zal vaak een beroep op sponsoring noodzakelijk maken.

AFDELING IV SLOTBEPALINGEN

De artikelen 8.1 tot en met 8.3 behoeven geen toelichting.