Regeling vervallen per 14-12-2022

De beheersverordening algemene begraafplaats gemeente Ermelo 2014

Geldend van 01-02-2014 t/m 13-12-2022

Intitulé

De beheersverordening algemene begraafplaats gemeente Ermelo 2014

Beheersverordening algemene begraafplaats gemeente Ermelo 2014

Vastgesteld : raad van 16 januari 2014

Treedt in werking : 01 februari 2014

Datum bekendmaking : …. Januari 2014

Laatst gewijzigd op : 03 december 2014

Case : 2013-05806

Corsanr : 13027690

Opsteller : Afdeling Realisatie & Beheer - ing. D. Saaltink

De raad van de gemeente Ermelo,

gelezen het voorstel van het college van 26 september 2013 en collegebesluit van 15 oktober 2013, nr. 13039623 en collegebesluit van 3 december 2013, nr. 13047747;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen VERORDENING OP HET BEHEER EN HET GEBRUIK VAN DE GEMEENTELIJKE

BEGRAAFPLAATS VAN DE GEMEENTE ERMELO 2014

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen.

Deze verordening verstaat onder:

  • a)

    begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaats aan de Varenlaan te Ermelo;

  • b)

    g raf: een zandgraf of keldergraf;

  • c)

    g rafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • d)

    u rn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • e)

    a sbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • f)

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer, waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven en begraven houden van lijken;

  • g)

    particulier graf: een graf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen, met of zonder urnen;

    • 3.

      het doen verstrooien van as;

  • h)

    part iculier urnengraf: een graf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen, met of zonder urnen;

    • 2.

      het doen verstrooien van as;

  • i)

    particuliere urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen, met of zonder urnen;

  • j)

    g edenkplaats: een plaats ingericht om overledenen te gedenken;

  • k)

    v erstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • l)

    gedenkteken: voorwerp op het graf voor het aanbrengen van opschriften, figuren of rand;

  • m)

    gedenkplaat: afdekplaat voor de urnennis;

  • n)

    g rafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf, gedenkplaats of verstrooiingsplaats;

  • o)

    g rafbeplanting: winterharde beplanting die door de rechthebbende en/of gemeente op een graf wordt/is aangebracht;

  • p)

    b eheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats of degene die hem vervangt;

  • q)

    r echthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf of een particuliere gedenkplaats, dan wel degene die redelijkerwijs geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • r)

    v ergunninghouder: degene aan wie een vergunning is verleend voor het plaatsen van een grafbedekking;

  • s)

    b elanghebbende: de belanghebbende van een graf of een urnenruimte;

  • t)

    g ebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een algemeen urnengraf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • u)

    c olumbarium: een voorziening, ingericht voor de uitgifte van particuliere urnennissen;

  • v)

    s choonhouden: het tweemaal per jaar reinigen van het gedenkteken;

  • w)

    a lgemeen kindergraf: een daarvoor aangewezen gedeelte van de begraafplaats, bestemd als graf, bij de gemeente in beheer, voor overledenen van ten hoogste 12 jaar;

  • x)

    immatuur: een na een zwangerschapsduur van minder dan 24 complete weken (168 dagen) levenloos ter wereld gekomen menselijke vrucht;

  • y)

    immaturen veld: een daarvoor aangewezen gedeelte van de begraafplaats, bij de gemeente in beheer, waarin aan een ieder de gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van een immatuur.

Artikel 2 - Uitbreiding begrip particulier graf en algemeen graf.

  • 1. Voor de toepassing vanhet bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder "particulier graf" mede verstaan: particulier kindergraf, partuculier urnengraf, particuliere urnennis en particuliere gedenkplaats.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder “algemeen graf” mede verstaan: algemeen urnengraf en algemeen kindergraf.

HOOFDSTUK 2. OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 3 - Openstelling begraafplaats.

  • 1. De begraafplaats is voor een ieder dagelijks toegankelijk gedurende door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden openbaar bekend.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats kan de toegang tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor het publiek geopend is, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 – Ordemaatregelen.

  • 1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2. Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van de beheerder, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaats te verrichten.

  • 3. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 4. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats te rijden:

  • a) zonder toestemming van de beheerder;

  • b) elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor een begrafenis of voor het vervoeren van materialen;

  • c) sneller dan 10 km per uur.

  • 5. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod bedoeld in het vierde lid van dit artikel.

  • 6. Het is verboden op de begraafplaats op enigerlei wijze reclame te maken voor handel, beroep of bedrijf;

Artikel 5 – Plechtigheden.

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 - Opgravingen en ruimen.

1.Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK 3. VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 7 - Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf.

  • 1. Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven, moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 7a – Gebruik materiaal voor stoffelijke omhulsels.

  • 1. Een lijk mag uitsluitend worden begraven in een kist of ander omhulsel, eventueel met gebruikmaking van een lijkhoes, die voldoen aan de in de volgende twee leden opgenomen eisen:


  • 2. Bij de vervaardiging van lijkkisten zijn voor de volgende onderdelen of bewerkingen de volgende kunststoffen of toepassingen van kunststoffen toegelaten:

    • a.

      Spaanplaat: verlijmde houtspaanders/houtvezels. Het spaanplaat bevat niet meer dan 10 mg vrij of gemakkelijk vrij te maken formaldehyde per 100 gram plaatmateriaal. Gemeten met de fotometrische methode is dit 8 mg formaldehyde per 100 gram droog plaatmateriaal (normuitgave NEN-EN 120 uit 1991).


    • b.

      Lijm:
 verwerkt in houtspaanplaat: ureumformaldehyde-lijm of isocyanaat-lijm;
verwerkt in schottenlijm: ureumformaldehyde-lijm en/of PVAC-lijm;
verwerkt in perslijm: PVAC lijm - polyvinylacetaat;
verwerkt in constructielijm: PVAC lijm - polyvinylacetaat.


    • c.

      Lak: nNitrocelluloselak dan wel een combinatielak van nitrocellulose, alkydharsen, en -eventueel - polyesterharsen.


    • d.

      Handgrepen, sierschroeven en andere ornamenten:
 handgrepen, ornamenten en accessoires van graf- en crematiekisten dienen uitgevoerd te worden in vergankelijk materiaal, dan wel van buitenaf verwijderd te kunnen worden.

    • e.

      Hoofdkussen of hoofdsteun:
 Zak van vergankelijk materiaal gevuld met houtkrullen of kartonnen hoofdsteun.


    • f.

      Binnenbekleding:
 niet geïmpregneerd papier aan de binnenkant van de deksel en de wanden; katoen, zijde, rayon, of cellulose-acetaat dan wel een mengsel van genoemde stoffen, en wel zo dat de stof van de binnenbekleding niet in één stuk over de bodem en wanden van de kist wordt gespreid, maar dat voor de bodem een los stuk stof wordt gebruikt.


    • g.

      Bodembedekking: 
niet-geïmpregneerd papier op de bodem, al dan niet voorzien van een extra celstof onderlegger.

    • h.

      Print en kantenband:
 basispapier op edelcellulosebasis met anorganische pigmenten.

  • 3. Materiaal voor lijkhoezen dient aan de volgende eisen te voldoen:

    • a.

      Do orlaatbaarheid
:

      • i.

        V an water: gedurende zeven dagen voortdurend contact met water van 5°C en 20°C bij pH = 7,0 mag het materiaal niet meer dan 1 mg vloeibaar water per vierkante meter per uur doorlaten, gemeten volgens norm DIN 53122 of een vergelijkbare norm.


      • ii.

        Van gas: na veertien dagen mag de doorlaatbaarheid voor gasvormig kooldioxide, gemeten volgens norm DIN 53122 of een vergelijkbare norm, niet minder zijn dan 150 ml per vierkante meter per uur en voor zuurstof niet minder dan 200 ml per vierkante meter per uur.

    • b.

      Mechanische eigenschappen

      • i.

        Treksterkte: de treksterkte van het materiaal en van de lasverbindingen mag niet minder bedragen dan 1 N per millimeter, gemeten volgens norm DIN 53455 of een vergelijkbare norm.


      • ii.

        Vouwbestendigheid: als het materiaal wordt dubbelgevouwen en de vouw gedurende dertig minuten wordt belast bij een druk van 5 N per vierkante centimeter, mag het materiaal in de vouw geen scheur vertonen.

    • c.

      Vorm : 
Gedurende twee jaar opslag bij 20°C mag de krimp in de lengte- en breedterichting niet meer dan 10% bedragen, gemeten volgens norm ASTM: D 2732-83 of een vergelijkbare norm.


    • d.

      Biologische afbreekbaarheid:
Het materiaal van de lijkhoezen dient binnen 90 dagen voor meer dan 98% te worden afgebroken, gemeten volgens norm ASTM: D 5338-92 of een daarmee vergelijkbare norm. Daarnaast dienen uit de lijkhoezen, zowel bij de biologische afbraak als bij crematie, geen schadelijke stoffen vrij te komen. Voor zware metalen (Pb, Cr, Ni, Cu, Cd, Zn) en gechloreerde koolwaterstoffen dient voldaan te worden aan de Duitse Bundesgütegemeinschaft-norm RAL GZ 251 of een daaraan gelijk te stellen norm. Voor de bepaling hiervan dient gebruik te worden gemaakt van de norm ASTM: D 5152-91 of een vergelijkbare norm.

  • 4. Andere omhulsels dan lijkkisten en lijkhoezen die op het doel van begraven of verbranden zijn afgestemd, zijn toegestaan bij begraven of verbranden mits zij voldoen aan de hierboven gestelde eisen van doorlatendheid voor lucht en biologische afbreekbaarheid voor zover deze omhulsels dan wel onderdelen daarvan niet verwijderd worden voorafgaand aan het begraven of verbranden.



Artikel 8 – Geluidsinstallatie.

  • 1. Het gebruik van de geluidsinstallatie moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop hiervan gebruik gemaakt zal worden, worden aangevraagd bij de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.

  • 2. De geluidsinstallatie staat voor iedere plechtigheid gedurende een, per keer vooraf te bepalen tijdsduur, ter beschikking van de aanvrager.

Artikel 9 - Over te leggen stukken.

  • 1. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd, ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een particulier graf, waarvan de uitgiftetermijn binnen de grafrusttermijn van 20 jaar afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de grafrusttermijn van 20 jaar. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4. Begravingen van een immatuur of menselijke vrucht mag slechts geschieden indien van tevoren een verklaring van een arts is overlegd waarin staat dat de menselijk vrucht jonger is dan 24 complete weken (168 dagen zwangerschap).

  • 5. De beheerder onderzoekt of de overgelegde verklaring toereikend zijn.

Artikel 10 - Tijden van begraven en asbezorging.

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is op werkdagen van 10.00 uur tot 14.30 uur en op zaterdagen van 09.00 uur tot 13.00 uur.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

HOOFDSTUK 4. INDELING EN UITGIFTE VAN DE GRAVEN

Artikel 11 - Indeling graven en asbezorging.

  • 1. Op de begraafplaats kunnen worden uitgegeven:

  • a) particuliere graven;

  • b) algemene graven.

  • 2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven. Het college bepaalt tevens bij nader vast te stellen regels de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

  • 3. Het college kan gedeelten van de begraafplaats aanwijzen voor asverstrooiing.

  • 4. Op de begraafplaats kunnen worden uitgegeven:

    • a)

      particuliere kindergraven;

    • b)

      algemene kindergraven.

  • 5. Op de begraafplaatsen kan een gedeelte worden aangewezen waarin aan een ieder de gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van een immatuur of onrijpe menselijke vrucht. Voor een begraven immatuur geldt een termijn van 20 jaar.

Artikel 12 - Aantal overledenen in algemene graven.

1.Het college bepaalt bij nader vast te stellen uitvoeringsregels hoeveel lijken er kunnen worden bijgezet in de algemene graven.

Artikel 13 - Volgorde van uitgifte.

  • 1.

    De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

Artikel 14 – Categorieën.

1.Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Zij bepalen voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 15 – Uitgiftetermijnen particuliere graven.

  • 1.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor onbepaalde tijd en voor de tijd van twintig, dertig of veertig jaar recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

  • 2.

    De in het eerste lid van dit artikel bedoelde termijnen beginnen te lopen op de datum waarop de uitgifte heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd, telkens met een termijn van tien jaren, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 4.

    Het college zal de rechthebbende tenminste één jaar voor de afloop van de termijn genoemd in het eerste lid van dit artikel schriftelijk op de mogelijkheid van verlenging attenderen. Als het adres van de rechthebbende niet bekend is, geschiedt het attenderen door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats en door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende tenminste één jaar.

  • 5.

    Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in het eerste lid van artikel 17. Verlenging van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 16 - Grafkelder

1.Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden op een daartoe aangewezen gedeelte van de begraafplaats

Artikel 17 - Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het in het eerste lid van artikel 15 bedoelde recht kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon;

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels op kosten van de gemeente is geruimd

Artikel 18 - Afstand doen van graven

1.Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen van het recht op het particuliere graf ten behoeve van de gemeente. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

HOOFDSTUK 5. GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 19 - Vergunning grafbedekking

  • 1.

    Voor het hebben van een grafbedekking is de schriftelijke vergunning nodig van het college. Bij algemene graven wordt de vergunning gesteld op naam van de aanvrager van de opdrachtgever of belanghebbende.

  • 2.

    De rechthebbende van een particulier graf vraagt de vergunning aan voor het hebben van een grafbedekking.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen.

  • 4.

    Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a)

      niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels genoemd in het derde lid;

    • b)

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c)

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d)

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is;

Artikel 20 - Onderhoud door de gemeente

  • 1.

    Het college voorziet in het, na verzakking, opnieuw stellen van het gedenkteken op de algemene graven met uitzondering van die waarvan de onderhoudsstaat, de constructie en/of de aard van de materialen een risico vormen tot beschadiging van het gedenkteken.

  • 2.

    Voor particulieren geldt dat zij bij het college een aanvraag kunnen indienen voor het laten rechtzetten van het gedenkteken.

  • 3.

    Het college voorziet in het schoonhouden van het gedenkteken op particuliere graven, indien de rechthebbende hiertoe een schriftelijk verzoek heeft ingediend bij de beheerder en de daarvoor geldende rechten heeft betaald.

  • 4.

    Het college kan een verzoek als bedoeld in het tweede lid van dit artikel weigeren indien de staat van onderhoud, de constructie en/of de aard van de materialen een verhoogd risico vormen tot beschadiging van het gedenkteken.

Artikel 21 - Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

  • 1.

    De in artikel 19 bedoelde gedenktekens, beplantingen of andere grafbedekkingen worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of vergunninghouder te zijn aangebracht.

  • 2.

    Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een grafbedekking ten behoeve van een bijzetting, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende of vergunninghouder.

  • 3.

    De rechthebbende van een particulier graf of de vergunninghouder is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 4.

    Indien de rechthebbende of gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 5.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is, maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 6.

    Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

Artikel 22 - Niet-blijvende grafbeplanting

1.Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert, kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de belanghebbende, indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 23 - Verwijdering grafbedekking na verstrijken van uitgifte termijn

  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de uitgiftetermijn van een graf door het college worden verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college tenminste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

  • 3.

    Indien de grafbedekking niet binnen dertien weken na het verstrijken van de uitgiftetermijn is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4.

    De rechthebbenden op graven zijn verplicht bij begraving in of voor noodzakelijk onderhoud aan belendende graven, de tijdelijke verwijdering toe te staan van al hetgeen op of om hun graven is geplaatst of geplant.

  • 5.

    Bij de begraving of bijzetting in, de ruiming van en opgraving uit graven, dient het afnemen en aanbrengen van daarop aanwezige grafbedekking en het openen en sluiten van grafkelders door een erkende steenhouwer of gemeente te geschieden en voor rekening van de rechthebbende.

HOOFDSTUK 6. RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN

Artikel 24 - Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Na het verstrijken van een grafrusttermijn van tenminste 20 jaar kunnen graven worden geruimd. Dit geldt voor alle graven.

  • 2. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt tenminste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf bekend gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord.

  • 3. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 4. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden (her)begraven en de as uit de asbus wordt verstrooid op een daartoe bestemd gedeelte van de begraafplaats.

  • 5. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf, kunnen gedurende de in het eerste lid van dit artikel bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf, kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 6. De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen (her)begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

HOOFDSTUK 7. GEDEELTE VOOR ROOMS-KATHOLIEK KERKGENOOTSCHAP ERMELO

Artikel 25 - Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

  • 1. Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid (gaat over openstelling) 11, tweede lid (over indeling begraafplaats),14 (gaat over categorieën graven) en 19, tweede lid (gaat over vergunning grafbeplanting) van deze verordening.

  • 2. Het bestuur van het kerkgenootschap kan het college schriftelijk verzoeken hem er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende nodig is van de grafbedekking op een of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking staat.

  • 3. Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stelt het college het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van het college onverlet om de rechthebbende op de graven ervan in kennis te stellen dat de grafbedekking moet worden onderhouden of hersteld.

HOOFDSTUK 8. IN STAND HOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKING

Artikel 26 – Lijst historische graven e.d.

  • 1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

HOOFDSTUK 9. INRICHTING REGISTER

Artikel 27. Voorschriften

  • 1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken.

  • 2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

HOOFDSTUK 10. SLOTBEPALINGEN

Artikel 28 - Intrekking oude regeling

1.De beheersverordening begraafplaats 2001, vastgesteld door de raad op 23 mei 2001, wordt ingetrokken.

Artikel 29 - Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van het college, die genomen zijn krachtens de oude verordening, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de oude verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 30 - Strafbepaling

1.Hij die handelt in strijd met de artikelen 3 en 4 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 31 – Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking acht dagen na bekendmaking in …………… of per 01/02/2014.

Artikel 32 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Beheersverordening algemene begraafplaats gemeente Ermelo 2014”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering 16 januari 2014.
griffier, voorzitter,
,

TOELICHTING OP ENKELE BEPALINGEN

Algemeen

De Beheersverordening Begraafplaats Ermelo is gebaseerd op de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2010), doch is aangepast op de specifieke Ermelose situatie.

Artikel 1.

De begripsbepalingen in de “Beheersverordening” en in de Verordening begraafplaatsrechten” dienen zoveel mogelijk gelijkluidend te zijn.

Het begrip "vergunninghouder" houdt verband met het fenomeen dat ook op algemene graven gedenktekens worden aangebracht, terwijl hier geen sprake is van een rechthebbende. Het begrip "rechthebbende" is namelijk voorbehouden voor degene aan wie het uitsluitend recht is verleend op een particulier graf.

Het begrip "schoonhouden" is opgenomen om de huidige reeds jarenlang bestaande praktijk vast te leggen.

Artikel 2.

Voor een particulier graf, particulier urnengraf en particulier urnennis gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten.

Artikel 3, derde lid.

Dit artikel is geïntroduceerd met het oog op de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers.

Artikel 4, eerste lid

Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden.

Artikel 5.

Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes dagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de zesde dag na overlijden geschieden. Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Stb. 1968, 157). Naast hetgeen is bepaald in het tweede lid van dit artikel geldt altijd hetgeen is bepaald in artikel 4, het vierde en vijfde lid.

Artikel 6.

De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn. Uiteraard gelden voor ruimingen nog andere wettelijke eisen. In dit artikel gaat het om een ordemaatregel.

Artikel 7, eerste lid.

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd. De as kan volgens de wet worden bijgezet in of op een graf dan wel in een bewaarplaats, meestal een urnennis.

Artikel 7, tweede lid.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn niettemin de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig, ook om redenen van veiligheid, in het bijzonder bij het openen en het sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. De nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen.

Het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zal door het personeel van de begraafplaats moeten geschieden.

Ingevolge de uitbreiding van de begripsomschrijving particulier graf in artikel 2 geldt deze bepaling ook voor het plaatsen c.q verwijderen van asbussen en urnen in c.q. uit een particulier urnengraf of urnennis.

Artikel 7a

Op grond van het Besluit op de lijkbezorging 2013 dient een kist of ander omhulsel vervaardigd te zijn van biologisch afbreekbare materialen.

Op grond van het Besluit op de lijkbezorging 2013 dient een lijkhoes vervaardigd te zijn van biologisch afbreekbare materialen. Omdat niet is vastgelegd binnen welke termijn en op welke wijze dit proces dient plaats te vinden, zijn hiervoor aanvullende bepalingen opgenomen.

Artikel 9, eerste lid.

De wet vereist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de afdeling Publiekszaken. Hierbij aansluitend is het gewenst om de beheerder van de begraafplaats een eigen bevoegdheid te geven medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan.

Artikel 9, tweede lid.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing. Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf, indien deze is overleden, in het eigen graf mag worden bijgezet.

Artikel 9, derde lid

De wettelijke grafrusttermijn (10 jaar) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. In Ermelo wordt in afwijking op de wettelijke grafrusttermijn voor alle graven een grafrusttermijn aangehouden van 20 jaar. Dit geldt ook voor graven voor immaturen.

Artikel 10

De wet verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag (ook op zaterdag) gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd. De verplichting geldt volgens de wet niet op de zondag en de algemeen erkende feestdagen. De in dit artikel genoemde tijdstippen betreffen de aanvang van de plechtigheid (begraving of asbezorging) bij het graf/columbarium. Dus niet de eventuele samenkomst daar aan voorafgaand.

Artikel 11

Voor algemene kindergraven wordt een afzonderlijk deel van de begraafplaats ingericht, waar een ieder gelegenheid heeft om overleden kinderen te begraven van ten hoogste 12 jaar. De graven (3 lagen) worden in volgorde van ligging uitgegeven. Een particulier kindergraf kan uitsluitend uitgegeven worden op de daarvoor bestemde delen van de begraafplaats.

Artikel 13

Voor een efficiënt beheer van de begraafplaats is het bezwaarlijk wanneer graven buiten volgorde van ligging worden uitgegeven. Een algemeen graf zal alleen bij uitzondering buiten de volgorde van ligging worden toegewezen en als daar gewichtige redenen voor bestaan. Wat wel en wat geen gewichtige redenen zijn dient van geval tot geval bekeken te worden. Het college beslist op advies van de beheerder. De huidige praktijk is, dat aan de nabestaanden (echtgenoot, geregistreerd partner, levenspartner, bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad) gelegenheid wordt geboden een extra particulier graf te nemen aansluitend aan het graf van een pas overledene. Dit extra particulier graf wordt niet gereserveerd, maar wordt direct op naam gesteld en in rekening gebracht van de rechthebbende.

Indien de rechthebbende een grafkelder wil plaatsen, wordt het graf uitgegeven meestal zonder dat voor directe begraving aanleiding is. Een grafkelder kan meestal niet binnen de wettelijke termijn tussen een overlijden en de begraving worden geplaatst. Daarom wordt hierin afgeweken van het artikel.

Voor urnennissen is het buiten volgorde uitgeven niet bezwaarlijk. Hiervoor geldt dit artikel dus niet.

Artikel 14

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats, maar ook om de ligging en de aantallen van verschillende categorieën graven (particuliere graven voor 20, 30 of 40 jaar, particuliere graven voor onbepaalde tijd en grafkelders) te kunnen vaststellen.

Artikel 15

De bepaling dat de termijn begint te lopen op de datum waarop het particulier graf is uitgegeven, is opgenomen omdat sommige rechthebbenden in de veronderstelling verkeren dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting.

Artikel 15, derde lid

De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet het college de rechthebbende op het particuliere graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen. Het is van belang om de rechthebbenden mede te delen dat verlenging van de termijn tijdig moet worden aangevraagd. Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op particulier graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden op die graven moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.

Artikel 15, vijfde lid

Het vijfde lid stelt buiten twijfel dat bijvoorbeeld ook een stichting rechthebbende kan zijn indien, daarvoor gewichtige redenen bestaan. Op dit moment zijn er een paar stichtingen bekend die zorg dragen voor het onderhoud van graven van een bepaalde familie. Of er sprake is van gewichtige redenen zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden. Het college beslist op advies van de beheerder.

Artikel 16

Voor grafkelders zijn speciale gedeelten op de begraafplaats aangewezen. Tot nu toe werd op een grafkelder standaard een grafrecht voor onbepaalde tijd gevestigd.

Artikel 17, tweede en vierde lid

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen, die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen de personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf. Dit zijn in de eerste plaats de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid van dit artikel. De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om slechts één persoon als rechthebbende te doen aanwijzen. Deze bepaling stelt de termijn op zes maanden. Of er sprake is van gewichtige redenen om af te wijken van het bepaalde zal van geval tot geval bekeken moeten worden. Het college beslist op advies van de beheerder. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid zal worden gehanteerd.

Artikel 18

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen. Het verkopen van een graf aan derden teneinde dat deze het graf met winstoogmerk zou kunnen exploiteren is echter niet toegestaan, gezien het bepaalde in artikel 17, tweede lid.

Artikel 19

De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en particuliere graven. De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. De vergunningseis omvat zowel het gedenkteken als winterharde beplantingen en andere voorwerpen. Het vierde lid, sub b dient als basis om te kunnen optreden tegen bijvoorbeeld eventuele racistische of andere aanstootgevende uitingen of symbolen.

Artikel 20

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens wat moeilijkheden over verwijderde bloemen en eenjarige planten. Omdat bloemen en eenjarige planten eigendom zijn van de rechthebbende op de particuliere graven, is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou veel te omslachtig zijn de rechthebbenden telkenmale per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om in de voorlichting op het mededelingenbord op de begraafplaats doorlopend algemeen bekend te maken hoe daarmee wordt gehandeld. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gezegd mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

Artikel 21

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard, omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen.

Artikel 22

Het tweede lid is conform de huidige praktijk, dat de steenhouwer die betreffende steen heeft geplaatst, de steen ook verwijderd en herplaatst als er een bijzetting in het graf moet plaatsvinden. Omdat het kan voorkomen, dat geen steenhouwer bekend is of dat de steenhouwer niet in staat is dit tijdig te doen, zal de gemeente hiervoor zorg moeten dragen. In verband daarmee wordt hiervoor in de Verordening begraafplaatsrechten een tarief bepaald.

Artikel 23

De grafbedekking wordt beschouwd als het privé-eigendom van de rechthebbende op een particulier graf dan wel degene aan wie vergunning is verleend tot het hebben van een grafbedekking op een algemeen graf. Het onderhoud en zo nodig herstellen van de grafbedekking is daarom primair een verantwoordelijkheid en plicht van de rechthebbende c.q. vergunninghouder.

Artikel 24

In geval van ruiming van een particulier of algemeen graf kunnen rechthebbende of nabestaanden besluiten om de stoffelijke resten opnieuw te laten begraven in een ander graf c.q. op een andere begraafplaats, maar ze kunnen ook besluiten om de stoffelijke resten te laten cremeren.

Hier is van toepassing de Wet op de lijkbezorging (Wlb): Artikel 31, lid 3 (Wlb) biedt deze mogelijkheid van crematie van de overblijfselen in geval van ruiming. Artikel 29, lid 3 (Wlb) bepaalt dat hiervoor een schriftelijk verlof is vereist van de officier van justitie. Artikel 18, lid 1 (Wlb) bepaalt, dat een dergelijk verzoek moet worden aangevraagd door degene (nabestaande) die (destijds) het verlof tot begraven heeft aangevraagd, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden. Voorts bepaalt dit artikel, dat lijkbezorging geschiedt overeenkomstig de wens of de vermoedelijke wens van de overledene. Cremeren van de overblijfselen zal derhalve slechts in bijzondere gevallen plaatsvinden, bijvoorbeeld wanneer pas later (na de begrafenis) is komen vast te staan, dat de wens van de overledene was om te worden gecremeerd.

Artikel 24, eerste lid

De bordjes bij de graven met een mededeling voor de grafbezoekers dienen alleen aan de grafbezoeker op te vallen. Op enkele begraafplaatsen zijn goede ervaringen opgedaan met bordjes van 15x10 cm in onopvallende kleur. De mededeling dat het college voornemens is om de grafbedekking te verwijderen wordt ten minste een jaar van tevoren gedaan, zowel aan de rechthebbende op een graf als aan degene die koos voor een plaats in een algemeen graf en daarop een grafbedekking aanbracht.

Artikel 25

Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt volgens de wet onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is ook de Beheersverordening op dit gedeelte van toepassing. Het college is dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking van de kerk gestelde gedeelte. Wegens het kerkelijk karakter kunnen er redenen bestaan om voor dit deel ten aanzien van enkele onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de nadere regels die gelden voor het overige gedeelte van de begraafplaats. Daarnaast kan het kerkbestuur er behoefte aan hebben om van het college bericht te ontvangen als volgens hun oordeel onderhoud of herstel nodig is van de grafbedekking van een of meer graven op het kerkelijke deel. Het betreft hier het onderhoud waartoe de rechthebbende verplicht is (artikel 21, 22). In de praktijk kunnen zich verschillende soorten van gevallen voordoen. Zo kan bijvoorbeeld de rechthebbende op een graf nalatig zijn, wellicht omdat deze niet in staat is om voor de grafbedekking te zorgen. Soms waakt een kerkgenootschap over de graven als er geen nabestaanden meer in leven zijn.

Als het kerkbestuur schriftelijk aan het college heeft gevraagd om telkenmale als zich de noodzaak van onderhoud of herstel van grafbedekking voordoet, te worden geïnformeerd zal aan dit verzoek moeten worden voldaan. Het kerkgenootschap kan zich dan telkenmale beraden hoe te handelen. Op de gemeentelijke begraafplaats betreft dit het Rooms Katholiek gedeelte. Voor graven die vallen onder de zorg van Sonneheerdt kan dezelfde regeling als bedoeld onder 2 en lid 3 worden toegepast.

Artikel 26

Met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft, wil de gemeente en het na verzakking opnieuw stellen van het historisch gedenkteken aan zichzelf houden.

De rechthebbende kan het schoonhouden aan de gemeente uitbesteden tegen de in rekening gebrachte kosten. Er wordt ervan uitgegaan dat slechts een beperkt aantal rechthebbenden van deze mogelijkheid gebruik maakt.

Het is vaak voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn, door de werkers op de begraafplaats ondoordacht worden geruimd. De graven kunnen van betekenis zijn: hetzij door de overledene die er begraven ligt dan wel alleen door het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest zodat wellicht de naam nog bij de volgende generatie bekend is. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het materiaal.

Een voorbeeld is het gietijzer gesmeed door een ijzergieterij, dat herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid. Er dient te worden gezorgd dat graven van bekende overledenen niet ondoordacht worden geruimd en dat soms vrij zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken, is het gewenst om een deskundige te raadplegen. De lijst is een inventarisatie van gedenkwaardige graven.