Luchthavenregeling Zweefvliegterrein De Voorst

Geldend van 01-08-2013 t/m heden

Intitulé

Luchthavenregeling Zweefvliegterrein De Voorst

Luchthavenregeling Zweefvliegterrein De Voorst

PROVINCIALE STATEN VAN FLEVOLAND

Gelezen het voorstel van het college van Gedeputeerde Staten van Flevoland nummer 1113955,

Gelet op het bepaalde in en krachtens de Wet luchtvaart, het Besluit burgerluchthavens, de Regeling burgerluchthavens, de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen en de Wet regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML),

Overwegende dat - voor het zweefvliegterrein De Voorst door de Minister van Verkeer en Waterstaat op 13 januari 2000 een verklaring is afgegeven dat het zweefvliegterrein voldoet aan de voorschriften van het Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaartterreinen (BIGNAL), welke verklaring geldig was tot en met 31 januari 2002; - dat vervolgens bij brief van 6 februari 2001 door de Minister is meegedeeld dat besloten is dergelijke verklaringen niet meer af te geven, omdat het beleidsuitgangspunt is geworden dat een beheerder van een zweefvliegterrein in eerste instantie verantwoordelijk is voor de inrichting, uitrusting en gebruik van het zweefvliegterrein en dat hij/zij er zorg voor draagt dat aan de eisen van het BIGNAL wordt voldaan; - dat voor het zweefvliegterrein door de Minister van Verkeer en Waterstaat een ontheffing ex artikel 14 Luchtvaartwet is verleend voor het beperkt gebruik door een sleepvliegtuig, welke op 31 december 1999 was verlopen; - dat het BIGNAL met ingang van 1 november 2009 is vervallen bij de wijziging van de Wet luchtvaart (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) (RBML); - dat in deze wijzigingswet in artikel XV als overgangsrecht is bepaald dat in dat geval voor deze luchthaven een luchthavenregeling moet worden vastgesteld binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit onderdeel van de wet; - dat per 1 november 2009 in werking is getreden de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen, waarin vergelijkbare eisen aan luchthavens in het algemeen en luchthavens voor zweeftoestellen in het bijzonder worden gesteld; - dat in artikel 8.64 van de Wet luchtvaart is bepaald dat luchthavenregelingen bij verordening door Provinciale Staten worden vastgesteld,

BESLUITEN

Vast te stellen de Luchthavenregeling Zweefvliegterrein De Voorst

Artikel 1

Deze regeling is van toepassing op het gebied van het zweefvliegterrein De Voorst, gelegen in de gemeente Noordoostpolder, Voorsterweg 21 te Marknesse op 52°41’05”NB en 005°54’38”OL, zoals aangegeven op de bij deze regeling behorende kaart (figuur 1).

Artikel 2.

De exploitant van deze luchthaven is Zweefvliegclub Noordoostpolder, Archipel 44-25 te Lelystad of diens rechtsopvolgers.

Artikel 3

Naast deze regeling zijn de regels en voorschriften uit de Wet luchtvaart en Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen van toepassing. De exploitant draagt er zorg voor dat de luchthaven overeenkomstig deze regels en voorschriften ingericht en gebruikt wordt.

Artikel 4

De luchthaven mag uitsluitend worden gebruikt door zweeftoestellen en (motor)zweefvliegtuigen waarvan de motor en/of propeller geheel of gedeeltelijk inklapbaar zijn (niet zijnde TMG’s) zoals bedoeld in artikel 1 van het Luchtverkeersreglement.

Artikel 5

In afwijking van artikel 4 is het toegestaan om op 25 dagen van een kalenderjaar met één sleepvliegtuig te landen en op te stijgen op het zweefvliegterrein. Het sleepvliegtuig wordt uitsluitend voor het slepen van zweefvliegtuigen gebruikt.

Artikel 6

Van de luchthaven mag uitsluitend gebruik worden gemaakt tijdens de officiële daglichtperiode, zoals gedefinieerd in artikel 1 van het Luchtverkeersreglement.

Artikel 7

Het gebruiksjaar betreft de periode van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 8

Binnen een maand na het einde van een gebruiksjaar dient de in artikel 2 genoemde exploitant of diens rechtsopvolgers een rapportage op te stellen over het gebruik van de luchthaven, zoals genoemd in artikel 1, door motorzweefvliegtuigen en sleepvliegtuigen gedurende het gebruiksjaar. De rapportage dient tenminste de volgende informatie te bevatten:

  • a.

    Type luchtvaartuig;

  • b.

    Datum en tijdstip van vertrek en terugkomst;

  • c.

    Gehanteerde sleepmethode.

De rapportage wordt toegezonden aan het college van Gedeputeerde Staten.

Artikel 9

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Luchthavenregeling zweefvliegterrein De Voorst’.

Artikel 10

Deze Luchthavenregeling treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Provinciaal Blad.

 

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van Provinciale Staten van 29 juni 2011.
griffier, voorzitter,  

Figuur 1

afbeelding binnen de regeling

Toelichting

Door de inwerkingtreding op 1 november 2009 van de Regeling burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML), die is opgenomen in de Wet luchtvaart, zijn Provinciale Staten het bevoegde gezag geworden om te besluiten over het zogeheten ‘landzijdige’ gebruik van een regionale luchthaven, dat wil zeggen de milieugebruiksruimte (geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit) en daarmee samenhangend de consequenties voor het ruimtegebruik in de omgeving. Vaststelling van een luchthavenbesluit (artikel 8.43 van de Wet luchtvaart ) is aan de orde als de gevolgen van het luchthavenluchtverkeer wat betreft geluid en externe veiligheid zodanig zijn dat dit consequenties heeft voor de ruimtelijke indeling c.q. het ruimtegebruik buiten de luchthaven. Voor luchthavens zonder ruimtelijke impact buiten de terreingrenzen (zowel de geluidscontour als de externe veiligheidscontour valt op of binnen het luchthavengebied) kan met een luchthavenregeling (artikel 8.64 van de wet) worden volstaan. Zowel een luchthavenbesluit als een luchthavenregeling wordt bij verordening vastgesteld.

De bevoegdheden met betrekking tot het “luchtzijdige” gebruik, dat wil zeggen het gebruik van het luchtruim, maar ook de interne veiligheid en beveiliging van de luchthaven, blijven een rijksaangelegenheid.

Op de uitvoering van de Wet luchtvaart zijn naast de wet van toepassing het op die wet gebaseerde Besluit burgerluchthavens, en de eveneens op die wet gebaseerde ministeriële Regeling burgerluchthavens en Regeling veilig gebruik van luchthavens en andere terreinen.

Het onderhavige zweefvliegterrein was al jarenlang onder de Luchtvaartwet in gebruik, waarvoor alleen de eisen van het Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaartterreinen (BIGNAL) het kader vormden. Het terrein mag uitsluitend gebruikt worden door zweeftoestellen (lierstart methode) en (motor)zweefvliegtuigen (zelfstart of lierstart methode). Daarnaast is het toegestaan om beperkt (maximaal 25 dagen per jaar) te landen en te stijgen met een sleepvliegtuig. Contouren voor geluidbelasting en externe veiligheid zijn voor dit terrein, gelet op de aard van het gebruik van het terrein, niet aan de orde, zodat voor dit zweefvliegveld op basis van de Wet luchtvaart met een luchthavenregeling kan worden volstaan. In interprovinciaal verband zijn voorbeelden voor provinciale luchthavenregelingen besproken maar zijn vooralsnog geen modelregelingen opgesteld.

Op grond van artikel XV van het overgangsrecht bij wijziging van de Wet luchtvaart door invoering van de RBML, moet voor een regionale luchthaven, waarvoor een besluit op grond van het BIGNAL is afgegeven en een luchthavenbesluit niet is vereist, door Provinciale Staten binnen één jaar na die invoering een luchthavenregeling worden vastgesteld. Voor die ambtshalve besluiten behoeft geen aanvraag te worden ingediend.

Op de voorbereiding van de besluiten van Provinciale Staten is op grond van artikel 8.64 juncto artikel 8.48 van de Wet luchtvaart de openbare voorbereidingsprocedure van Afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. In dit geval heeft over het voorontwerp overleg plaatsgevonden met de exploitant van het zweefvliegveld. Vervolgens heeft het ontwerp met ingang van 7 oktober 2010, gedurende zes weken ter inzage gelegen in het provinciehuis en het gemeentehuis van Noordoostpolder, binnen welke periode door een ieder zienswijzen konden worden ingediend. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Op grond van artikel 12.1 van de Wet luchtvaart kan een belanghebbende beroep tegen deze Luchthavenregeling instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, mits hij tegen het ontwerp ervan een zienswijze had ingediend. Op grond van artikel 3.42 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de luchthavenregeling gepubliceerd in het Provinciaal Blad en ter inzage gelegd bij het provinciehuis en het gemeentehuis van Noordoostpolder, hetgeen onder vermelding van de beroepsmogelijkheid wordt gepubliceerd.