Algemeen reglement mandaat Gelderland 2009

Geldend van 25-11-2010 t/m 22-12-2011

Vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van 19 december 2008, nr. 2008-021763 (Provinciaal Blad nr. 2008/146 van 23 december 2008). In werking getreden op 1 januari 2009. Laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 november 2010, zaaknummer 2009-001599 (Provinciaal Blad nr. 2010/134 van 24 november 2010). Op 25 november 2010 in werking getreden.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    mandaat: zowel mandaat, volmacht als machtiging, tenzij anders wordt aangegeven;

  • b.

    ondermandaat: mandaat, volmacht of machtiging verleend door een mandataris of een ondermandataris, tenzij anders wordt aangegeven;

  • c.

    eerste ondermandaat: ondermandaat, verleend door een mandataris;

  • d.

    tweede ondermandaat: ondermandaat, verleend door een ondermandataris;

  • e.

    directeur: lid van de directie;

  • f.

    afdelingsmanager: zowel manager van een afdeling als programmamanager van een prioritair programma.

Hoofdstuk II Instructies

Artikel 2. Mandataris  

  • 1 Mandaat kan worden verleend aan:

    • a.

      een collegelid, voor zover het geen bevoegdheid van de Commissaris van de Koningin betreft;

    • b.

      de algemeen directeur;

    • c.

      een persoon die niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koningin;

  • 2 Mandaat aan een collegelid wordt verleend aan de eerste portefeuillehouder.

Artikel 3. Ondermandaat

  • 1 Tenzij bij de mandaatverlening anders is bepaald, kan de algemeen directeur een eerste ondermandaat verlenen aan een directeur, een afdelingsmanager of een externe die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam is binnen de provinciale organisatie. Hij kan aan het eerste ondermandaat aanvullende voorwaarden verbinden.

  • 2 Het is een ondermandataris toegestaan om een tweede ondermandaat te verlenen.

  • 3 Indien een tweede ondermandaat wordt verleend aan een ambtenaar, is dit de hoogste ambtenaar die een inhoudelijke bijdrage levert aan de krachtens het tweede ondermandaat te nemen beslissingen.

Artikel 4. Functie mandataris  

  • 1 Een mandaat is gebonden aan de functie van de mandataris, tenzij bij de beslissing tot verlening van mandaat anders is bepaald.

  • 2 Indien de mandataris in zijn functie wordt opgevolgd door een ander, wordt het mandaat geacht te zijn verleend aan die ander.

Artikel 5. Vervangingsregeling 

Bij afwezigheid van de mandataris, wordt het mandaat uitgeoefend door degene die hem krachtens de geldende door de algemeen directeur vast te stellen vervangingsregeling vervangt, tenzij bij de beslissing tot verlening van (onder)mandaat anders is bepaald. Indien de mandataris een collegelid is, is de door Gedeputeerde Staten vast te stellen vervangingsregeling van toepassing.

Artikel 6. Mandaatregister 

  • 1 Er is een openbaar mandaatregister, waarin de verleende algemene mandaten en de eerste en tweede ondermandaten systematisch worden opgenomen.

  • 2 De (onder)mandaatgever draagt zorg voor bekendmaking van een beslissing tot verlening van algemeen mandaat in het Provinciaal Blad. Hij draagt tegelijk zorg voor opname van de beslissing in het mandaatregister.

Artikel 7. Bewijs mondelinge mandaatverlening 

  • 1 Onverminderd de verantwoordelijkheid van degene die mondeling mandaat heeft verleend, draagt de mandataris zorg dat onverwijld een schriftelijk bewijsstuk wordt opgemaakt van de beslissing tot verlening van mandaat.

  • 2 Is de mandataris een collegelid dan draagt de algemeen directeur zorg voor het opmaken van een schriftelijk bewijsstuk als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8. Instemming tweede portefeuillehouder 

Een collegelid neemt geen beslissing krachtens mandaat dan na instemming, door middel van een medeparaaf op de minuut, van de tweede portefeuillehouder.

Artikel 9. Informeren mandaatgever 

  • 1 De mandataris legt een door hem te nemen beslissing voor aan de mandaatgever indien:

    • a.

      advies nodig is van anderen en het advies niet aansluit op het eigen standpunt dan wel niet tot dezelfde uitkomsten leidt;

    • b.

      de maatschappelijke, beleidsmatige, politieke, juridische of financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 2 Het niet voldoen aan de in het vorige lid bedoelde verplichting doet niet af aan de rechtsgeldigheid van de krachtens mandaat genomen beslissing.

  • 3 De mandataris informeert de mandaatgever onverwijld over een door hem genomen beslissing indien het van belang is dat deze daar kennis van neemt.

Artikel 10. Ondertekening 

  • 1 Indien mandaat een bevoegdheid van Gedeputeerde Staten betreft, worden uitgaande stukken ondertekend met: "Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland," gevolgd door de handtekening, naam en functieaanduiding van de mandataris.

  • 2 Indien mandaat een bevoegdheid van de Commissaris van de Koningin betreft, worden uitgaande stukken ondertekend met: "Namens de Commissaris van de Koningin van Gelderland", gevolgd door de handtekening, naam en functieaanduiding van de mandataris.

  • 3 Indien volmacht is verleend om namens de Commissaris van de Koningin de provincie in en buiten rechte te vertegenwoordigen, wordt ondertekend met: "De provincie Gelderland, namens de Commissaris van de Koningin van Gelderland," gevolgd door de handtekening, naam en functieaanduiding van de gevolmachtigde.

  • 4 Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing voor zover het betreft de bekendmaking en mededeling van in mandaat genomen ontwerpbeslissingen of beslissingen van Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koningin in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. In dat geval luidt de ondertekening “Gedeputeerde Staten van Gelderland" respectievelijk "Commissaris van de Koningin van Gelderland".

Artikel 11. Minuutformulier 

  • 1 Een mandataris neemt beslissingen krachtens mandaat door plaatsing van zijn eindparaaf op het minuutformulier, tenzij de aard van de beslissing zich daartegen verzet.

  • 2 De algemeen directeur kan bepalen dat in afwijking van het eerste lid, bepaalde eenvoudige beslissingen of bepaalde categorieen van eenvoudige beslissingen kunnen worden genomen zonder gebruikmaking van een minuutformulier.

Artikel 12. Begrenzing 

  • 1 Een ieder die een mandaat, eerste ondermandaat, dan wel tweede ondermandaat heeft, kan van zijn bevoegdheid slechts gebruik maken voorzover dat past binnen zijn taak en verantwoordelijkheid en hij binnen het aan hem toegekende budget blijft.

  • 2 Een mandataris oefent zijn bevoegdheid niet uit indien hij bij de te nemen beslissing een persoonlijk belang heeft als bedoeld in artikel 2:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 13. Financiële verplichtingen 

  • 1 Indien eerste of tweede ondermandaat tot het aangaan van financiële verplichtingen is verleend aan een ander dan de houder van het budget, ten laste waarvan de verplichtingen worden gebracht, behoeft deze voor het nemen van een beslissing krachtens het eerste of tweede ondermandaat de instemming, door middel van een medeparaaf op de minuut, van de budgethouder.

  • 2 Indien de budgethouder de schrijver is van de minuut op basis waarvan een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt genomen, behoeft de minuut de medeparaaf van diens leidinggevende.

Artikel 14. Eerste en tweede ondermandaat 

Het bepaalde in de artikelen 4, 5, 7 lid 1, 9 tot en met 12 is van toepassing op de eerste en tweede ondermandataris en het eerste en tweede ondermandaat.

Hoofdstuk III Mandaat algemene bevoegdheden

Paragraaf I Voorbereiding, bekendmaking, uitvoering en goedkeuring

Artikel 15. Voorbereiding- en uitvoeringsbesluiten. 

  • 1 Een (eerste of tweede onder)mandataris is bevoegd tot het verrichten van alle handelingen, benodigd voor de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een beslissing krachtens (eerste of tweede onder)mandaat, tenzij bij de beslissing tot verlening van (eerste of tweede onder)mandaat anders is bepaald.

  • 2 De algemeen directeur is bevoegd tot het verrichten van alle handelingen, benodigd voor de voorbereiding, de bekendmaking en uitvoering van:

    • a.

      een door een portefeuillehouder te nemen beslissing krachtens mandaat, tenzij bij de verlening van het mandaat anders is bepaald;

    • b.

      door Provinciale Staten vast te stellen beleidsplannen, verordeningen en het provinciale milieuprogramma, alsmede het doen van mededelingen over de vaststelling of wijziging van deze besluiten;

    • c.

      een besluit van Provinciale Staten in verband met subsidieverstrekking als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998;

  • 3 De algemeen directeur is bevoegd in het kader van de door het provinciebestuur uitgeoefende bevoegdheden:

    • a.

      de noodzakelijke inlichtingen te vragen;

    • b.

      natuurlijke of rechtspersonen in de gelegenheid stellen tot het indienen van zienswijzen;

    • c.

      het horen van de aanvrager en andere belanghebbenden voorafgaand aan het nemen van de beslissing op de aanvraag;

    • d.

      adviezen te verstrekken aan natuurlijke en rechtspersonen;

    • e.

      aanbevelingen te doen;

    • f.

      het buiten behandeling laten van een aanvraag;

    • g.

      zienswijzen of bedenkingen naar voren te brengen of door te zenden;

    • h.

      een aanvraagformulier vast te stellen.

  • 4 De algemeen directeur is bevoegd tot bekendmaking en mededeling van ontwerpbeslissingen of beslissingen van Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koningin, die niet krachtens mandaat genomen zijn in het Provinciaal Blad of in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad.

Artikel 16. Goedkeuring 

  • 1 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen in het kader van goedkeuring:

    • a.

      voorbereidingshandelingen;

    • b.

      besluiten tot verdaging van het besluit tot goedkeuring;

    • c.

      bieden van gelegenheid tot overleg met betrokken bestuursorganen.

  • 2 De algemeen directeur is bevoegd, ter voldoening aan een wettelijke verplichting, tot het toezenden van een beslissing aan een ander bestuursorgaan dan wel het verzoeken om goedkeuring van een beslissing.

Paragraaf II Subsidie, vergunning, milieueffectrapportage

Artikel 17. Subsidie 

  • 1 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van besluiten omtrent verlening van subsidie tot en met € 50.000,-- .

  • 2 De algemeen directeur is bevoegd tot het vaststellen van subsidie zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening tot en met € 50.000,--.

  • 3 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van subsidiebeschikkingen met eenbedrag hoger dan € 50.000,-- ter uitvoering van beslissingen van Gedeputeerde Staten omtrent verlening van subsidie, waarbij de ontvanger, het bedrag en de omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend door Gedeputeerde Staten zijn bepaald.

  • 4 De algemeen directeur is bevoegd tot het vaststellen van een subsidie overeenkomstig of lager dan de subsidieverlening.

  • 5 De algemeen directeur is bevoegd tot het verlenen van een voorschot als bedoeld in artikel 4:95 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 6 De algemeen directeur is bevoegd tot het terugvorderen of verrekenen van onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten.

  • 7 De algemeen directeur is bevoegd tot het afwijzen van subsidieverzoeken als bedoeld in artikel 1.3, derde lid van de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998 en tot het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 8.5, eerste lid van de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998.

  • 8 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van beschikkingen op subsidieaanvragen ter uitvoering van besluiten van Provinciale Staten waarbij de bevoegdheid tot subsidieverstrekking aan Gedeputeerde Staten is gedelegeerd.

Artikel 18. Vergunning en ontheffing 

  • 1 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen in verband met vergunningverlening:

    • a.

      besluiten in verband met toetsing van de ontvankelijkheid van een aanvraag om vergunning;

    • b.

      besluiten op aanvragen om vergunning;

    • c.

      besluiten ambtshalve of op verzoek tot wijziging of intrekking van een vergunning;

    • d.

      besluiten naar aanleiding van een melding;

    • e.

      besluiten omtrent nadere eisen die krachtens de vergunning gesteld kunnen worden;

    • f.

      besluiten met betrekking tot het mogen doen ontbranden van vuurwerk;

    • g.

      besluiten met betrekking tot veiligheidsrapporten;

    • h.

      beslissingen omtrent het voeren van correspondentie over financiële zekerheidsstelling en over handhaving van vergunningvoorschriften met betrekking tot financiële zekerheid, met uitzondering van beslissingen inhoudende het opleggen van bestuursrechtelijke maatregelen;

  • 2 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen in verband met ontheffingverlening:

    • a.

      beslissingen op aanvragen tot ontheffing;

    • b.

      het wijzigen en het intrekken van een ontheffing;

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van toepassing op vergunningbeslissingen en ontheffingen gebaseerd op wetten en regelingen die zijn opgenomen in bijlage I van dit reglement.

Artikel 18a. Advies en verklaring van geen bedenkingen  

De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van beslissingen in verband met:

  • a.

    het geven van advies als bedoeld in artikel 2.26 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto de artikelen 6.1, 6.3 en 6.4 van het Besluit omgevingsrecht, en

  • b.

    het adgeven van een verklaring van geen bedenkingen als bedoeld in artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.7 van het Besluit omgevingsrecht en de artikelen 46b en 47b van de Natuurbeschermingswet 1998.

Artikel 19. Milieueffectrapportage 

  • 1 De algemeen directeur is bevoegd tot het verrichten van procedurele handelingen benodigd voor de voorbereiding, uitvoering en bekendmaking van beslissingen in het kader van milieueffectrapportage voor plannen en besluiten.

  • 2 De algemeen directeur is bevoegd tot het geven van adviezen in het kader van milieueffectrapportage voor plannen en besluiten.

  • 3 De algemeen directeur is bevoegd een m.e.r-beoordelingsbesluit te nemen, indien het nemen van dit besluit gekoppeld is aan een besluit waarvan de bevoegdheid tot het nemen daarvan gemandateerd is.

Paragraaf III Handhaving

Artikel 20. Handhaving door collegelid 

Een collegelid is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen in verband met handhaving:

  • a.

    het verlenen, weigeren of intrekken van een gedoogbeschikking die afwijkt van de vigerende gedoogbeleidsregels;

  • b.

    de intrekking van een vergunning of ontheffing als sanctie;

  • c.

    een beschikking bestuursdwang die een gehele dan wel een deel van de inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht betreft en waarbij het primaire productieproces wordt stilgelegd.

Artikel 21. Handhaving door algemeen directeur 

  • 1 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen in verband met handhaving:

    • a.

      het beslissen op een verzoek tot handhaving;

    • b.

      het verlenen, weigeren, intrekken van een beschikking tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom;

    • c.

      het verlenen, weigeren of intrekken van een gedoogbeschikking die past binnen de vigerende gedoogbeleidsregels;

    • d.

      het verlengen van de termijn van een gedoogbeschikking;

    • e.

      het verminderen, opschorten of opheffen van de werking van een last onder dwangsom en het innen van een verbeurde dwangsom;

    • f.

      het direct stopleggen van evenementen waar vuurwerk wordt gebruikt;

    • g.

      het treffen van maatregelen naar aanleiding van een aantasting van de bodem ten gevolge van een ongewoon voorval, waaronder het geven van bevelen en aanwijzingen aan derden om de noodzakelijke maatregelen te treffen;

    • h.

      het treffen van maatregelen naar aanleiding van een aantasting van de bodem ten gevolge van een ongewoon voorval wanneer onverwijld handelen noodzakelijk is;

    • i.

      het instellen van onderzoek naar veiligheid op grond van de Wet hygiëne veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden;

    • j.

      het met onmiddellijke ingang sluiting van een badinrichting, het geven van een last tot onmiddellijke sluiting van een badinrichting, het instellen van een zwemverbod bij zwemgelegenheden in oppervlaktewater en het opheffen van een last tot onmiddellijke sluiten of het intrekken van een zwemverbod;

    • k.

      het treffen van maatregelen die noodzakelijk zijn om het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het beschermd natuurmonument te herstellen of te behouden en van het voornemen daartoe schriftelijk mededeling doen aan eigenaar en gebruiker.

  • 2 Het eerste lid, aanhef en onder b, is voor de beschikking tot het opleggen van een last onder bestuursdwang van toepassing op de beschikking die een gehele dan wel een deel van de inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht betreft en het primaire productieproces niet stillegt.

  • 3 De voorgaande leden zijn van toepassing op handhavingbeslissingen gebaseerd op wetten en regelingen die zijn opgenomen in bijlage II van dit reglement.

Paragraaf IV Bepalingen over bezwaar, beroep, mediation en klachten

Artikel 22. Bezwaar 

De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen en het verrichten van de navolgende handelingen in verband met het behandelen van bezwaarschriften:

  • a.

    het verlenen van verder uitstel voor de beslissing op het bezwaarschrift indien:

    • 1e.

      verder uitstel is nodig in verband met de naleving van wettelijke voorschriften; of

    • 2e.

      de indiener instemt; en

    • 3e.

      andere belanghebbenden niet in hun belangen worden geschaad of zij daarmee instemmen;

  • b.

    het indienen van een verweerschrift en andere processtukken;

  • c.

    de vertegenwoordiging tijdens de hoorzitting.

Artikel 23. Beroepschriften 

De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen en het verrichten van de navolgende handelingen in verband met het behandelen van bij Gedeputeerde Staten ingediende beroepschriften:

  • a.

    schriftelijk bevestigen van de ontvangst van een beroepschrift.

Artikel 24. Rechtsgedingen 

  • 1 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van beslissingen en het verrichten van handelingen in verband met het voeren van rechtsgedingen, arbitrage, het maken van bezwaar en het instellen van administratief beroep en (hoger) beroep bij een administratieve en burgerlijke rechter namens de provincie of het provinciebestuur, voorzover het betreft:

    • a.

      het indienen van een verweerschrift, repliek, dupliek en andere processtukken;

    • b.

      de vertegenwoordiging ter zitting;

    • c.

      het doen van verzet.

    • d.

      het indienen van een pro forma bezwaarschrift, beroepschrift en verzoekschrift bij een bestuursorgaan of een rechter in gevallen waarbij een besluit van Gedeputeerde Staten niet kan worden afgewacht.

  • 2 Het besluit als bedoeld in eerste lid onder d wordt zo spoedig mogelijk door Gedeputeerde Staten bekrachtigd.

Artikel 25. Mediation 

  • 1 De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen en het verrichten van de navolgende handelingen in verband met mediation:

    • a.

      het beslissen over deelname aan mediation alsmede het ondertekenen van de mediationovereenkomst;

    • b.

      het vertegenwoordigen van het provinciebestuur in geval van deelname aan mediation;

    • c.

      het beslissen over het aangaan van een vaststellingsovereenkomst alsmede het ondertekenen ervan.

  • 2 Met uitzondering van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder b, kan ten aanzien van de in het eerste lid genoemde bevoegdheden geen tweede ondermandaat worden verleend.

  • 3 De algemeen directeur wint over de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder a, tevoren advies in van de ambtelijke eenheid belast met mediation indien de mediation betrekking heeft op een kwestie, dat aanhangig is gemaakt door indiening van een bezwaarschrift, beroepschrift of klaagschrift.

  • 4 De algemeen directeur wint over de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder a, tevoren advies in van de ambtelijke eenheid belast met mediation indien de mediation betrekking heeft op een kwestie met een ambtenaar van de provincie, waarover geen bezwaarschrift of klaagschrift is ingediend.

Artikel 26. Klachten 

De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen en het verrichten van de navolgende handelingen in verband met het behandelen van klaagschriften:

  • a.

    het schriftelijk bevestigen van de ontvangst van het klaagschrift;

  • b.

    het niet in behandeling nemen van de klacht en het mededeling daarvan doen aan de klager;

  • c.

    de klager in de gelegenheid stellen om zijn klaagschrift aan te vullen;

  • d.

    het met de klager in overleg treden om tot een minnelijke oplossing te komen;

  • e.

    het verdagen van de afhandeling van het klaagschrift;

  • f.

    het indienen van een verweerschrift;

  • g.

    de vertegenwoordiging tijdens de hoorzitting.

Paragraaf V Overige bevoegdheden

Artikel 27. Overige publiekrechtelijke bevoegdheden 

De algemeen directeur is bevoegd tot:

  • a.

    het nemen van besluiten omtrent verzoeken ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur;

  • b.

    het nemen van beslissingen en het verrichten van handelingen verband houdende met het bieden van gelegenheid tot inspraak op grond van de Inspraakverordening provincie Gelderland 2004, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht of een andere wettelijke regeling;

  • c.

    het in kennis stellen van het statenlid van het feit dat zijn vraag niet binnen de voorgeschreven termijn kan worden beantwoord en het aangeven van de termijn waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden;

  • d.

    het aanvragen van een subsidie of een bijdrage bij een ander bestuursorgaan of een derde;

  • e.

    het aanvragen van ontheffingen of vergunningen bij een ander bestuursorgaan;

  • f.

    het nemen van beslissingen naar aanleiding van verzoeken om een dwangsom bij niet tijdig beslissen.

  • g.

    het meedelen aan de aanvrager van een dreigende termijnoverschrijding en het verlengen van de beslistermijn.

Artikel 28. Privaatrechtelijke rechtshandelingen 

  • 1 De algemeen directeur is bevoegd tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de provincie te besluiten en de provincie terzake te vertegenwoordigen.

  • 2 Een tweede ondermandaat voor de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid kan uitsluitend worden verleend aan een ambtenaar met een leidinggevende functie dan wel een ambtenaar die is aangesteld als programma- of projectmanager. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin kan een tweede ondermandaat tot het nemen van beslissingen ter voorbereiding en uitvoering van privaatrechtelijke rechtshandelingen ook worden verleend aan een andere ambtenaar dan de daar bedoelde ambtenaren.

  • 3 Bij afwijking van de terzake door Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten vastgestelde regels legt de (onder)mandataris een door hem te nemen beslissing voor aan de mandaatgever.

Artikel 29. Feitelijke aangelegenheden 

  • 1 Een collegelid is bevoegd tot het beslissen omtrent het voeren van correspondentie over feitelijke aangelegenheden, tenzij daaraan financiële, politieke of beleidsmatige gevolgen verbonden zijn.

  • 2 Indien een beslissing als bedoeld in het eerste lid een persoonlijke aangelegenheid betreft, is artikel 10, eerste lid, niet van toepassing.

  • 3 De algemeen directeur is bevoegd tot het beslissen omtrent het voeren van correspondentie over feitelijke aangelegenheden, tenzij daaraan financiële, politieke of beleidsmatige gevolgen zijn verbonden, voor zover deze bevoegdheid niet aan een collegelid is toegekend.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 30. Slotbepalingen 

  • 1 Dit reglement wordt aangehaald als: Algemeen reglement mandaat Gelderland 2009.

  • 2 Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2009.

  • 3 Het Algemeen reglement mandaat Gelderland 2006 wordt ingetrokken met ingang van het in het tweede lid bedoelde tijdstip.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Bijlage I Behorende bij het Algemeen reglement mandaat Gelderland 2009

Vergunningen- Wet milieubeheer; - Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer; - Provinciale milieuverordening Gelderland; - Ontgrondingenwet; - Waterwet; - Natuurbeschermingswet 1998; - Drank- en Horecawet; - Gelderse Molenverordening; - Gelderse Ontgrondingenverordening 1997; - Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; - Wegenverordening Gelderland 2010.

Ontheffingen- Wet milieubeheer; - Provinciale milieuverordening Gelderland; - Lozingenbesluit bodembescherming; - Wegenverkeerswet 1994; - Besluit voertuigen; - het Vuurwerkbesluit; - het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990; - Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Bijlage II Behorende bij het Algemeen reglement mandaat Gelderland 2009

- Algemene wet bestuursrecht; - Wet milieubeheer; - Wet bodembescherming; - Waterwet; - Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden; - Provinciale milieuverordening Gelderland; - Ontgrondingenwet; - Flora- en faunawet; - Natuurbeschermingswet 1998; - Wet Luchtvaart; - Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; - Monumentenwet 1988: - Wet geluidhinder; - Wet inzake de luchtverontreiniging; - Wet ruimtelijke ordening; - Woningwet; - Wegenverordening Gelderland 2010.