Regeling vervallen per 01-01-2017

Algemene Subsidieverordening 2013 gemeente Geldrop-Mierlo

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2016

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Gemeente Geldrop-Mierlo 2013

Inhoudsopgave

Algemene Subsidieverordening gemeente Geldrop-Mierlo 2013

  • .

    Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen

  • .

    Artikel 1: Begripsomschrijving blz. 1

  • .

    Artikel 2: Reikwijdte blz. 3

  • .

    Artikel 3: Algemene eisen blz. 3

  • .

    Artikel 4: Bevoegdheden blz. 4

  • .

    Artikel 5: Subsidieplafond blz. 4

  • .

    Artikel 6: Subsidievormen blz. 5

 

  • .

    Hoofdstuk 2 – Vrijwilligersorganisaties

  • .

    Artikel 7: Gemeentelijke erkenning blz. 6

  • .

    Artikel 8: Aanvraag subsidieverlening blz. 7

  • .

    Artikel 9: Subsidiegrondslagen blz. 8

  • .

    Artikel 10: Weigeringsgronden blz. 9

  • .

    Artikel 11: Weigeren voortzetting subsidie blz. 10

  • .

    Artikel 12: Subsidieverlening blz. 10

  • .

    Artikel 13: Bevoorschotting blz. 11

Subsidievaststelling

  • .

    Artikel 14a: Verantwoording subsidies tot € 5.000 blz. 11

  • .

    Artikel 14b: Verantwoording subsidies vanaf € 5.000 blz. 11

 

  • .

    Hoofdstuk 3 – Professionele organisaties

  • .

    Artikel 15: Aanvraag subsidieverlening blz. 14

  • .

    Artikel 16: Weigeringsgronden blz. 15

  • .

    Artikel 17: Subsidieverlening blz. 16

  • .

    Artikel 18: Tussentijdse rapportage blz. 16

  • .

    Artikel 19: Aanvraag subsidievaststelling blz. 16

  • .

    Artikel 20: Subsidievaststelling blz. 17

  • .

    Artikel 21: Nadere informatie blz. 18

  • .

    Artikel 22: Bestemmings- en algemene reserves blz. 18

 

  • .

    Hoofdstuk 4 – Overige subsidievormen

  • .

    Artikel 23: Waarderings- of incidentele subsidie blz. 19

  • .

    Artikel 24: Stimuleringsmaatregel blz. 19

 

  • .

    Hoofdstuk 5 -  Overgangs- en slotbepalingen

  • .

    Artikel 25: Toezichthouders blz. 20

  • .

    Artikel 26: Controle blz. 20

  • .

    Artikel 27: Inwerkingtreding blz. 20

  • .

    Artikel 28: Citeertitel blz. 20

 

Toelichting op de Algemene Subsidieverordening gemeente Geldrop-Mierlo 2013

 

  • .

    Hoofdstuk 1: Algemene toelichting blz. 21

  • .

    Hoofdstuk 2: Artikelsgewijze toelichting blz. 22

 

Algemene Subsidieverordening Gemeente Geldrop-Mierlo 2013

(geconsolideerde (gewijzigde) versie, gelden vanaf 1 januari 2014)

 

De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo:

gelezen het voorstel van het college d.d. 7 augustus 2012 ,  

gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en de bepalingen van titel 4.2 van de Algemene Wet Bestuursrecht.

vast te stellen de onderstaande "Algemene subsidieverordening Gemeente Geldrop-Mierlo 2013".

Algemene bepalingen Hoofdstuk I

 

 

 

Begripsomschrijving

 

Artikel 1

 

 

 

 

 

In deze verordening wordt verstaan onder:

Accommodatie

:

een sport- of welzijnsaccommodatie (of een gedeelte daarvan) in de gemeente Geldrop-Mierlo

Activiteit

:

de activiteit die door de subsidieontvanger wordt uitgevoerd en die door het gemeentebestuur kan worden gesubsidieerd.

Activiteitencategorie

:

cluster van activiteiten, geordend naar achterliggende doelstelling.

Activiteitenplan

:

een overzicht van door de rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie of een groep van natuurlijke personen voorgenomen activiteiten (overeenkomstig artikel 4:62 Awb).

Activiteitensubsidie

:

een subsidie in de vorm van een subsidiebedrag per activiteit. Voor erkende vrijwilligersorganisaties zijn de bedragen vastgelegd in de lijst “Normbedragen vrijwilligersorganisaties”.

Awb

:

Algemene wet bestuursrecht

Basissubsidie

:

een tegemoetkoming in de organisatiekosten die jaarlijks in de vorm van een normbedrag wordt toegekend aan erkende vrijwilligersorganisatie.

BCF-traject

:

traject Beleidsgestuurde Contractfinanciering.

(Boek)jaar

:

een kalenderjaar.

Budgetsubsidie

:

een subsidie aan een rechtspersoon in de vorm van een budget voor een periode van minimaal één jaar en maximaal vier jaren, waarbij het te verstrekken subsidiebedrag is gekoppeld aan meetbare activiteiten en/of prestaties.

Cultuur en Folklore

:

het in groepsverband ontwikkelen en aanbieden van activiteiten op het gebied van cultuur, kunstzinnige vorming, folklore en erfgoed.

De gemeente

:

de gemeente Geldrop-Mierlo.

Duurzaamheid

:

het bestendig omgaan met de hulpbronnen waarmee de welvaart wordt voortgebracht.

Evenementen

:

het ontwikkelen en aanbieden van publieksevenementen waaraan niet door de eigen organisatie of daaraan gelieerde rechtspersonen wordt deelgenomen.

Het college

:

het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo.

Huisvestingssubsidie

:

tegemoetkoming in huisvestingskosten van erkende organisaties.

Jeugdleden

:

het lid van een rechtspersoon, dat de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt heeft.

Ledenlijst

:

een door de rechtspersoon aan te leggen en bij te houden register, waarin alle leden van de organisatie staan ingeschreven onder ver-melding van NAW-gegevens, geboortedatum (en indien van toe-passing bondsnummer). Bij het indienen van de subsidieaanvraag dient de lijst minimaal gewaarmerkt te zijn door het bestuur van de organisatie. Het college kan een door de landelijke koepel gewaarmerkte lijst opvragen.

Professionele organisatie

:

de rechtspersoon, daaronder begrepen een zelfstandig onderdeel van zo’n organisatie, die professioneel management en/of personeel in dienst heeft op basis van een arbeidsovereenkomst (uitgezonderd arbeidsovereenkomsten in het kader van re-integratie trajecten) en zich ten doel stelt zonder winstoogmerk een of meerdere activiteiten te verrichten ten behoeve van de inwoners van Geldrop-Mierlo.

Rechtspersoon

:

de rechtspersoon als bedoeld in art. 2: 3 van het Burgerlijk Wetboek.

Sociaal Cultureel

:

het in groepsverband ontwikkelen en aanbieden van vrijetijdsactiviteiten gericht op ontmoeting en/ of het voeren van het beheer van een multifunctionele accommodatie met dat doel.

Sport

:

de fysieke sportbeoefening die onder verantwoorde leiding plaatsvindt in het kader van een sportorganisatie met contributiebetalende leden, die in officieel competitieverband wordt beoefend, onder toezicht van een landelijke, provinciale of regionale organisatie en waarvan de activiteit erkend is door het NOC/ NSF.

Stimuleringsmaatregel

:

subsidie die betrekking heeft op activiteiten die voor een afgebakende periode in tijd in aanmerking komen voor subsidie ten einde bepaalde beleidsdoelstellingen te stimuleren.

Subsidie

:

de aanspraak op financiële middelen, door het college verstrekt aan een rechtspersoon met het oog op bepaalde activiteiten van de subsidieaanvrager, anders dan betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten (een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 Awb).

Subsidieaanvrager

:

de rechtspersoon die op basis van deze verordening een aanvraag tot subsidieverlening indient.

Subsidieontvanger

:

de rechtspersoon aan wie krachtens deze verordening subsidie is verstrekt.

Subsidieplafond

:

het maximale bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak door de raad beschikbaar is gesteld voor de verstrekking van een subsidie (een bedrag als bedoeld in artikel 4:22 Awb).

Subsidieprogramma

:

een document dat door de raad voor een periode van vier jaar wordt vastgesteld, met onder meer:

  • .

    een overzicht van erkende vrijwilligersorganisaties per cluster op het terrein van welzijn en sport, welke voor een periode van ten hoogste vier jaar voor subsidieverlening in aanmerking komen (inclusief de te verlenen subsidiebudgetten);

  • .

    een overzicht van de grondslagen voor subsidieverlening (lijst normbedragen vrijwilligersorganisaties).

Subsidievaststelling

:

het definitief vaststellen van subsidie (ingevolge afd. 4.2.5 Awb), waarbij de aanspraak op subsidiegelden omgezet wordt in een recht op betaling van het vastgestelde bedrag. Subsidievaststelling vindt in de regel plaats na de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten.

Subsidieverlening

:

het voorlopig toekennen van subsidie voor bepaalde activiteiten (ingevolge afd. 4.2.3 Awb), waardoor de aanvrager een voorwaardelijke aanspraak krijgt op financiële middelen.

Vorming en Educatie

:

het in groepsverband ontwikkelen en aanbieden van educatie en/of vormingscursussen gericht op het vergroten van de individuele kennis, vaardigheden en zelfontwikkeling.

Vrijwilligersorganisatie

:

de rechtspersoon, die zich zonder winstoogmerk activiteiten ten doel stelt ter behartiging van belangen van ideële of materiële aard zonder dat zij professioneel management en/of personeel in dienst heeft op basis van een arbeidsovereenkomst (uitgezonderd arbeidsovereenkomsten in het kader van re-integratie trajecten).

Waarderingssubsidie

:

incidentele subsidie die betrekking heeft op een eenmalige activiteit of een activiteit met een experimenteel karakter.

Zorg en Belangenbehartiging

:

activiteiten op het gebied van belangenbehartiging van groepen inwoners van de gemeente Geldrop-Mierlo en het in groepsverband of individueel aanbieden van activiteiten op het gebied van ondersteuningsactiviteiten voor zorgvragers en mantelzorgers.

 

 

 

Reikwijdte

 

Artikel 2

 

 

 

 

1

Deze verordening is van toepassing op alle door de gemeente toe te kennen subsidies, tenzij een andere wettelijke regeling of gemeentelijke verordening daarin voorziet.

 

 

 

 

2

Subsidie wordt slechts verstrekt tot maximaal het bedrag, dat de raad in enig jaar beschikbaar heeft gesteld.

 

 

 

Algemene eisen

 

Artikel 3

 

 

 

 

1

Alleen activiteiten georganiseerd door rechtspersonen worden gesubsidieerd.

 

 

 

 

2

Alleen in het geval van incidentele activiteiten kan het college

besluiten subsidie te verlenen ten behoeve van door (een groep

van) natuurlijke personen georganiseerde activiteiten. De bepalingen in deze verordening worden dan voor zover mogelijk

overeenkomstig toegepast.

 

 

 

 

3

Subsidiëring van activiteiten vindt slechts plaats voor zover deze naar het oordeel van het college in voldoende mate in een direct aanwijsbaar belang voor de gemeente worden geacht. Het dient te passen binnen het gevoerde gemeentelijke beleid en heeft in dat kader voldoende prioriteit.

 

 

 

 

4

Subsidiëring van activiteiten vindt in ieder geval niet plaats, indien de rechtspersoon zelf in de kosten daarvan kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan.

 

 

 

 

5

Onder eigen middelen worden de vrij besteedbare middelen verstaan, voor zover deze:

  • a.

    bij een vrijwilligersorganisatie het percentage van 5% van het risico-dragend-bedrag niet overschrijden. Dit bedrag wordt gevormd door het totaal aan lasten in enig jaar, vermeerderd met het totaal van de eigen inkomsten van een organisatie (excl. subsidie). Hierbij geldt een minimum van  € 2.000,--.

  • b.

    bij een professionele organisatie het percentage van 25% van de jaarlijkse exploitatielast (het totaal aan lasten in enig jaar), berekend per balansdatum van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend, niet overschrijden.

  • c.

    Het college is bevoegd een afwijkend percentage vast te stellen. Zij doen hiervan mededeling aan de raad bij gele-genheid van de behandeling van de gemeentebegroting.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Onder middelen van derden, zoals bedoeld in lid 4 van dit artikel, worden onder meer verstaan het batig exploitatiesaldo van gelieerde rechtspersonen (zoals genoemd in artikel 8 en 19), sponsorgelden, donaties, subsidies, schenkingen, erfstellingen, legaten, en dergelijke.

 

 

 

 

7

In het geval een gesubsidieerde rechtspersoon wordt ontbonden of de activiteiten beëindigd kan het college een vergoeding van de vermogenswaarden eisen.

De hoogte hiervan wordt dan bepaald op basis van het gemiddelde percentage waarin de gemeente Geldrop-Mierlo in de vijf voorafgaande jaren heeft bijgedragen in de totale exploitatie van de rechtspersoon.

 

 

 

 

8

De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

Bevoegdheden

 

Artikel 4

 

 

 

 

1

Het college is bevoegd besluiten te nemen betreffende de verlening en vaststelling van subsidies, voor zover de in de gemeentebe-groting voor dat doel opgenomen middelen toereikend zijn met inachtneming van de door de raad ter zake gestelde beperkingen.

 

 

 

 

2

Het college is bevoegd, ten aanzien van alle in deze verordening genoemde subsidievormen, besluiten te nemen tot het weigeren van een subsidie en het intrekken of wijzigen van subsidie-beschikkingen. Hieronder worden begrepen het verlenen van voorschotten, de betaling van voorschotten of subsidiebedragen, opschorting van de verplichting tot betaling van voorschotten en subsidiebedragen, terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten en subsidiebedragen en alle overige ter zake van subsidiering te nemen uitvoeringsbesluiten.

 

 

 

 

3

Het college is bevoegd om in individuele gevallen ontheffing te verlenen van een of meer bepalingen in deze verordening en krachtens deze verordening gegeven voorschriften.

Het college kan met de betrokken subsidieontvanger overeen-komen een of meerdere - in die overeenkomst nader aan te geven - gedeelten van deze verordening binnen de desbetreffende subsidierelatie buiten toepassing te laten.

 

 

 

 

4

Het college kan, onverminderd het bepaalde in deze verordening regels vaststellen met betrekking tot:

  • a.

    De wijze van indiening;

  • b.

    Afhandeling van aanvragen;

  • c.

    Aan de subsidiebeschikking te verbinden verplichtingen;

  • d.

    De maximaal te verlenen subsidie per subsidieaanvraag.

 

 

 

 

5

Het college is bevoegd ter uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels te stellen.

Subsidieplafond

 

Artikel 5

 

 

 

 

1

 

De raad stelt in het kader van de begrotingsbehandeling jaarlijks een subsidieplafond vast en maakt dit voor aanvang van het betreffende jaar bekend.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

De wijze van verdeling van de beschikbare bedragen wordt per cluster weergegeven in een meerjaren subsidieprogramma;

 

 

 

 

3

De raad stelt het meerjaren subsidieprogramma voor een periode van maximaal 4 jaren vast;

Subsidievormen

 

Artikel 6

 

 

 

 

1

De volgende vormen worden onderscheiden:

 

 

  • a.

    Budgetsubsidie;

  • b.

    Basissubsidie;

  • c.

    Huisvestingssubsidie;

  • d.

    Activiteitensubsidie;

  • e.

    Waarderingssubsidie;

  • f.

    Stimuleringsmaatregel.

Vrijwilligersorganisaties Hoofdstuk II

Gemeentelijke erkenning

 

Artikel 7

 

 

 

 

1

Alleen vrijwilligersorganisaties met een gemeentelijke erkenning komen in aanmerking voor subsidie.

 

 

 

 

2

Om in aanmerking te komen voor gemeentelijke erkenning, moet een vrijwilligersorganisatie:

 

 

  • a.

    Haar activiteiten uitvoeren binnen de gemeente Geldrop-Mierlo;

  • b.

    Haar activiteiten zonder winstoogmerk uitvoeren;

  • c.

    Haar activiteiten voor minstens 60% richten op inwoners van de gemeente Geldrop-Mierlo;

  • d.

    Ten minste 15 contributiebetalende leden hebben, die deelnemen aan de kernactiviteit(en) van de organisatie;

  • e.

    Contributies heffen die op een naar het oordeel van het college aanvaardbaar peil liggen;

  • f.

    Activiteiten aanbieden die naar het oordeel van het college een waardevolle toevoeging betekenen op het aanbod van activiteiten van de reeds gesubsidieerde vrijwilligers-organisaties binnen de beoogde activiteitencategorie.

 

 

 

 

3

De voorwaarden genoemd in lid 2 c en d van dit artikel zullen worden gecontroleerd aan de hand van een gespecificeerde leden-/ deelnemerslijst welke een vrijwilligersorganisatie desgevraagd aan het college beschikbaar dient te stellen.

 

 

 

 

4

Van gemeentelijke erkenning worden uitgesloten:

  • a.

    Vrijwilligersorganisaties van partijpolitieke, godsdienstige en levensbeschouwelijke aard;

  • b.

    Vrijwilligersorganisaties die activiteiten ontplooien die in strijd zijn met de wet- en regelgeving. Hieronder vallen in ieder geval activiteiten die segregatie of discriminatie op grond van godsdienst, ras, geslacht, levensovertuiging, politieke gezindheid, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook tot gevolg hebben.

 

 

 

 

5

Een gemeentelijke erkenning geldt voor één van de volgende zeven activiteitencategorieën:

  • a.

    Sport;

  • b.

    Sociaal Cultureel;

  • c.

    Vorming en Educatie;

  • d.

    Cultuur en Folklore;

  • e.

    Zorg en Belangenbehartiging;

  • f.

    Evenementen;

  • g.

    Duurzaamheid.

 

 

 

 

6

Een vrijwilligersorganisatie kan slechts voor één activiteiten-categorie worden erkend en uitsluitend voor de activiteiten uit die betreffende categorie een subsidie ontvangen.

 

 

 

 

7

Erkenning geschiedt op basis van de statuten van een vrijwilligersorganisatie en een eventueel door het college in te stellen nader onderzoek.

 

 

 

 

8

Het college kan een erkenning intrekken indien:

 

 

  • a.

    Niet of niet langer wordt voldaan aan de erkenningscriteria, zoals hiervoor vermeld in artikel 7, lid 2 en/of;

 

 

  • b.

    Aan de hand van het daadwerkelijk functioneren van de organisatie kan worden afgeleid, dat de organisatie niet langer kan worden geacht de aangegeven doelstelling op een naar het oordeel van het college acceptabele wijze te verwezenlijken.

 

 

 

 

 

9

Alvorens het college besluit over het intrekken van een erkenning, stellen zij de betrokken organisatie:

 

 

  • a.

    Van het met redenen omklede voornemen in kennis;

 

 

  • b.

    In de gelegenheid om zich over dat voornemen te doen horen op de door het college te bepalen wijze.

Aanvraag subsidieverlening

 

Artikel 8

 

 

 

 

1

Een subsidie aan een vrijwilligersorganisatie wordt verstrekt voor een periode van maximaal 4 jaar. Een subsidieaanvraag wordt bij het college ingediend vóór 1 mei van het jaar voorafgaand aan het eerste jaar van de (vierjarige) periode, waarop het subsidieprogramma betrekking heeft.

 

 

 

 

2

Een aanvraag voor een subsidie van een vrijwilligersorganisatie die niet is opgenomen in het subsidieprogramma, dan wel een aanvraag voor vernieuwende activiteiten door een reeds gesubsidieerde vrijwilligersorganisatie, kunnen op elk moment gedurende de lopende periode bij het college worden ingediend.

 

 

 

 

3

Het college heeft ten behoeve van de aanvraag tot subsidieverlening een formulier opgesteld. Hiervan kan de vrijwilligersorganisatie bij de aanvraag gebruik maken.

 

 

 

 

4

Bij de indiening van de in het eerste en tweede lid bedoelde aanvraag tot subsidieverlening verstrekt de vrijwilligersorganisatie in ieder geval:

  • a.

    Een activiteitenplan;

  • b.

    Een exploitatiebegroting en balans.

 

 

 

 

5

In het activiteitenplan bedoeld in lid 4 a van dit artikel dient in ieder geval te worden vermeld:

  • a.

    Welke activiteiten worden georganiseerd;

  • b.

    Wanneer de activiteiten worden uitgevoerd;

  • c.

    Voor hoeveel mensen de activiteiten worden georganiseerd.

 

 

 

 

6

De exploitatiebegroting bedoeld in lid 4 b dient te zijn gebaseerd op het prijspeil van het jaar van indiening. Indien het totaal aan activiteitensubsidie per jaar niet hoger is dan € 5.000,-- geldt het bepaalde in lid 4, behoudens het indienen van een balans.

 

 

 

 

7

Indien een vrijwilligersorganisatie voor de eerste keer subsidie aanvraagt dient deze de volgende zaken te overleggen:

 

 

  • a.

    Een opgave van met de subsidieaanvrager gelieerde rechtspersonen alsmede van de aard van de betrekking met die rechtspersonen. Onder gelieerde rechtspersonen worden in ieder geval verstaan:

  • sub a .

    Rechtspersonen waaraan in het verleden een groter bedrag dan € 500,- om niet ter beschikking is gesteld, waarover de rechtspersoon op enig moment weer de beschikking kan krijgen;

  • sub b.

    Rechtspersonen die een beslissende invloed hebben op de besteding van de subsidiemiddelen dan wel invloed hebben op de benoeming van één of meer bestuursleden;

  • sub c.

    Rechtspersonen die statutaire bepalingen kennen op grond waarvan bij liquidatie gelden aan de subsidieaanvrager kunnen toevloeien;

  • sub d.

    Rechtspersonen waarbij statutair is bepaald dat deze mede ten doel hebben de subsidieaanvrager financieel te ondersteunen;

  • b.

    Een afschrift van de statuten van de rechtspersoon;

  • c.

    Een opgave van de bestuurssamenstelling;

  • d.

    Een uitreksel van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

  • e.

    Een ledenlijst.

 

 

 

 

8

Indien een aanvraag tot subsidieverlening niet tijdig is ingediend, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen binnen een door het college te stellen termijn. Als het verzuim niet is hersteld binnen de gestelde termijn kan het college besluiten deze als niet ingediend te beschouwen en een subsidie verlenen van 85% van het bedrag van de subsidieverlening bij een tijdige indiening. Vervolgens wordt de aanvrager een tweede hersteltermijn geboden. Als daar geen gehoor aan wordt gegeven, kan het college besluiten de aanvraag buiten behandeling te laten en geen subsidie te verstrekken.

 

 

 

 

9

Indien een aanvraag tot subsidieverlening wel tijdig, maar niet volledig is ingediend, wordt de subsidieaanvrager in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen binnen een door het college te stellen termijn. Indien daaraan binnen de gestelde termijn niet is voldaan, kan het college besluiten het verzoek niet in behandeling te nemen, dan wel een subsidie te verlenen van 85% van het bedrag van de subsidieverlening bij een tijdige indiening.

 

 

 

Subsidiegrondslagen

 

Artikel 9

 

 

 

 

1

Subsidie kan bestaan uit maximaal drie componenten:

 

 

  • a.

    Basissubsidie;

  • b.

    Activiteitensubsidie;

  • c.

    Huisvestingssubsidie.

 

 

 

 

2

Activiteiten die niet zijn opgenomen in de lijst “Normbedragen vrijwilligersorganisaties” – die deel uitmaakt van het meerjaren subsidieprogramma - worden niet gesubsidieerd.

 

 

 

 

3

Indien de activiteiten van een erkende vrijwilligersorganisatie, naar het oordeel van het college, huisvesting noodzakelijk maakt, kan een tegemoetkoming in de huisvestingskosten worden toegekend.

 

 

 

 

4

Een huisvestingssubsidie wordt alleen toegekend, indien activiteit-en worden uitgevoerd in een erkende welzijns- of sportaccommodatie.

 

 

 

 

5

Een eigenaar van een welzijns- of sportaccommodatie in particulier eigendom kan in aanmerking komen voor een erkenning, indien in ieder geval aan de volgende criteria wordt voldaan:

 

 

  • a.

    De accommodatie moet gelegen zijn binnen de grenzen van de gemeente Geldrop-Mierlo;

  • b.

    De accommodatie dient te voldoen aan een behoefte voor de inwoners van Geldrop-Mierlo. Als naar het oordeel van het college geen behoefte meer is aan een accommodatie, kan zij de erkenning intrekken;

  • c.

    De eigenaar van een particulier eigendom verstrekt alle benodigde (financiële) gegevens aan het college, die nodig zijn om te bepalen of een accommodatie erkend kan worden en zo ja, de hoogte van de toe te kennen huisvestingssubsidie;

  • d.

    In en/of op de accommodatie worden voornamelijk activiteiten uitgevoerd, die op basis van de Algemene Subsidieverordening gemeente Geldrop-Mierlo 2013 worden gesubsidieerd;

  • e.

    De accommodatie is primair bedoeld voor het huisvesten van sport en/of sociaal-culturele activiteiten. Accommodaties die commercieel geëxploiteerd worden – dus met winstoogmerk – komen niet in aanmerking voor een erkenning.

 

 

 

 

6

Bij het toekennen van een erkenning aan een eigenaar van een welzijns- of sportaccommodatie in particulier eigendom zijn verder de volgende uitgangspunten van belang:

  • a.

    Eigenaren van erkende welzijns- en sportaccommodaties in particulier eigendom kunnen in aanmerking komen voor een huisvestingssubsidie. Aan deze subsidieverlening kan het college voorwaarden verbinden;

  • b.

    Het college is bevoegd om bij het verlenen van een erkenning af te wijken van de in dit artikel vermelde criteria;

  • c.

    De raad stelt per accommodatie financiële middelen beschikbaar, c.q. bepaalt het huisvestingssubsidiepercentage. Het subsidiepercentage (de tegemoetkoming in de huisvestingskosten zoals bedoeld in lid 3) wordt voor welzijnsaccommodaties bepaald op basis van de methodiek gecorrigeerde vervangingswaarde en voor sportaccommodaties op basis van het puntensysteem.

 

 

 

 

7

Welzijns- en sportaccommodaties in gemeentelijk eigendom zijn automatisch erkend, mits wordt voldaan aan de criteria vermeld onder lid 5 a, b, d en e.

 

 

 

 

8

De normbedragen voor zowel de activiteiten als ook de basis-subsidie worden evenals een overzicht van erkende accommodaties - tegelijkertijd met het meerjaren subsidie-programma - voor een periode van vier jaar door de raad vastgesteld (zie art. 5, lid 3).

 

 

 

 

9

Het college is bevoegd jaarlijks de lijst “Normbedragen vrijwilligersorganisaties” te wijzigen. Na een tussentijdse wijziging zal de lijst gepubliceerd worden. Dit gebeurt nadat de begroting door de raad is vastgesteld en nadat daarvan melding is gemaakt in/op de daarvoor door het college aangewezen media.

 

 

 

Weigeringsgronden

 

 Artikel 10

 

 

 

 

 

 

1

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 3, 7 en 9 van deze verordening kan het college een subsidie aan een vrijwilligersorganisatie weigeren, indien er gegronde redenen bestaan, om aan te nemen  dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager in strijd met de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorschriften zal handelen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze verantwoording zal afleggen omtrent de verrichtte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

 

 

 

 

 

2

Het college kan een subsidie voorts weigeren indien de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

  • b.

    failliet is of in surséance van betaling verkeert, danwel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

  • c.

    een deel van de activiteiten reeds vóór de indiening van de subsidieaanvraag heeft uitgevoerd.

 

 

 

 

 

Weigeren voortzetting subsidie

 

 Artikel 11

 

 

 

 

 

 

1

Indien aan een vrijwilligersorganisatie voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, dan is het college bevoegd de subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

 

 

 

 

 

2

Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sinds de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend.

 

Subsidieverlening

 

Artikel 12

 

 

 

 

1

Meerjarensubsidies worden toegekend door middel van een beschikking tot subsidieverlening, waarbij voor het tweede jaar en de volgende jaren toepassing gegeven wordt aan het begrotingsvoorbehoud, zoals bepaald in artikel 4:34 van de Awb.

 

 

 

 

2

Meerjarensubsidies hebben bij de verlening altijd een voorlopig karakter. Het college stelt de subsidie halverwege en na afloop van de periode van 4 jaar – waarop het subsidieprogramma betrekking heeft – ambtshalve vast.

 

 

 

 

3

Het college beschikt op een aanvraag tot subsidieverlening binnen uiterlijk acht weken nadat de raad de gemeentebegroting heeft vastgesteld.

 

 

 

 

4

De beschikking kan door het college met ten hoogste acht weken worden verdaagd.

 

 

 

 

5

De beschikking tot subsidieverlening vermeldt:

  • a.

    Een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    Het (maximale) bedrag van de subsidie en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

  • c.

    Het tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend;

  • d.

    Welke gegevens de vrijwilligersorganisatie moet verstrekken en op welke tijdstippen.

 

 

 

 

6

Het college zendt een beschikking toe op basis van de in het subsidieprogramma opgenomen meerjarensubsidieoverzicht.

Bevoorschotting

 

Artikel 13

 

 

 

 

1

Het college kan bij de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat hij de subsidieontvanger voorschotten verleent en bepaalt de hoogte van bevoorschotting en de wijze van bevoorschotting.

 

 

 

 

2

Het college kan vorderingen op een subsidieontvanger rechtstreeks met de voorschotten verrekenen.

Subsidievaststelling

 

Artikel 14a

 

 

Verantwoording subsidies tot € 5.000,--

 

1

Subsidiebedragen die exclusief basissubsidie en huisvestings-subsidie in totaliteit minder of gelijk zijn aan € 5.000,--,  worden door het college ambtshalve vastgesteld voor 1 augustus van het jaar volgend op het tweede en het laatste jaar van de vierjarige periode waarvoor de subsidie was verleend.

 

2

Voor zover het subsidiebedrag, zoals vermeld in lid 1, minder of gelijk is aan € 5.000,--, is de subsidieontvanger vrijgesteld van verantwoording met dien verstande dat het college de subsidieontvanger kan verplichten om binnen een redelijke termijn op een adequate wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Het college heeft hiervoor een formulier vastgesteld. De subsidieontvanger kan bij het verstrekken van de informatie als bedoeld in dit lid hiervan gebruik maken.

Het college kan nadere regels stellen over het moment waarop en de termijn waarbinnen de subsidieontvanger de gegevens moet aanleveren.

 

3

Indien het college gebruik maakt van de bevoegdheid zoals vermeld in lid 2 van dit artikel, dan zijn artikel 14b, lid 6 t/m 8 en lid 12 onverkort van toepassing.

 

4

Indien de gevraagde gegevens (zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel) niet, niet tijdig of onvolledig zijn ingediend, wordt de subsidieontvanger in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen binnen een door het college te stellen redelijke termijn. Als het verzuim niet is hersteld binnen de gestelde termijn, kan het college besluiten deze als niet ingediend te beschouwen en de hoogte van het verleende subsidiebedrag bij te stellen op maximaal 85% van de vastgestelde subsidie bij tijdige indiening van de gevraagde gegevens. De onverschuldigd betaalde subsidie kan door het college worden teruggevorderd, of verrekend worden met de voorschotbetalingen in het lopende en/of eerstvolgende subsidiejaar.

 

 

 

 

 

Artikel 14b

 

 

Verantwoording subsidies vanaf € 5.000,--

 

1

Als het subsidiebedrag (exclusief basissubsidie en huisvestings-subsidie) in totaliteit groter is dan € 5.000,--, dient de subsidieontvanger na het tweede en laatste jaar van de vierjarige periode gegevens aan het college te verstrekken, die relevant zijn voor de vaststelling van de subsidie. De gegevens dienen vóór 1 mei in het jaar volgend op het betreffende boekjaar te worden verstrekt.

Indien de meerjarensubsidie voor een kortere periode wordt verleend, geeft het college in de beschikking tot subsidieverlening aan op welke tijdstippen de gegevens ingediend moeten worden.

 

 

 

 

2

Het college heeft voor het verstrekken van de voor de vaststelling relevante gegevens een formulier vastgesteld. Bij het verstrekken van de gegevens kan de subsidieontvanger hiervan gebruik maken.

 

 

 

 

3

Bij het indienen van de in lid 1 gevraagde gegevens verstrekt de vrijwilligersorganisatie in ieder geval:

  • a.

    Financiële jaarverslagen van de betreffende periode (exploitatierekeningen en een balans). De financiële jaarverslagen geven inzicht in de werkelijke kosten en inkomsten van de uitgevoerde activiteiten;

  • b.

    Activiteitenverslagen van de betreffende periode, waaruit blijkt welke activiteiten per jaar hebben plaatsgevonden en het aantal deelnemers per activiteit. Tevens wordt melding gemaakt van de activiteiten - die ten opzichte van het activiteitenplan bij de aanvraag subsidieverlening – niet zijn uitgevoerd.

 

 

 

 

4

Het college kan – behoudens de gegevens bedoeld in het voorgaande lid - nadere informatie opvragen bij de subsidieontvanger die relevant is voor het vaststellen van de subsidie.

 

 

 

 

5

Meerjarig verleende subsidies worden door het college - ingevolge art. 4:44 en 4:47, lid a Awb - ambtshalve vastgesteld.

 

 

 

 

6

Het college kan – zolang de subsidie niet is vastgesteld – de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen als activiteiten niet, of niet geheel hebben plaatsgevonden. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend.

 

 

 

 

7

De te veel ontvangen subsidie als gevolg van de wijziging van de subsidieverlening – zoals in het vorige lid vermeld - kan door het college worden teruggevorderd, danwel verrekend met de voorschotbetalingen in het lopende en/of eerstvolgende subsidiejaar.

Het te veel ontvangen subsidiebedrag kan door het college worden teruggevorderd voor zover de dag waarop de subsidie is vastgesteld nog geen vijf jaren zijn verstreken.

 

 

 

 

8

De vaststelling kan nooit hoger zijn dan de voorlopige subsidieverlening.

 

 

 

 

9

Indien de gevraagde gegevens (zoals bedoeld in lid 3 en 4 van dit artikel) niet tijdig zijn ingediend, wordt de subsidieontvanger in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen binnen een door het college te stellen termijn. Als het verzuim niet is hersteld binnen de gestelde termijn, kan het college besluiten deze als niet ingediend te beschouwen en de hoogte van het verleende subsidiebedrag vast te stellen op maximaal 85% van het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde subsidiebedrag. De onverschuldigd betaalde subsidie kan door het college worden teruggevorderd, of verrekend worden met de voorschotbetalingen in het lopende en/of eerstvolgende subsidiejaar.

 

 

 

 

10

Indien de gevraagde gegevens (zoals bedoeld in lid 3 en 4 van dit artikel) wel tijdig, maar niet volledig zijn ingediend, wordt de subsidieontvanger in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen binnen een door het college te stellen termijn. Als het verzuim niet is hersteld binnen de gestelde termijn, kan het college besluiten deze als niet ingediend te beschouwen en de hoogte van het verleende subsidiebedrag vast te stellen op maximaal 85% van het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde subsidiebedrag. De onverschuldigd betaalde subsidie kan door het college worden teruggevorderd, of verrekend worden met de voorschotbetalingen in het lopende en/of eerstvolgende subsidiejaar.

 

 

 

 

11

Het college stelt de subsidie ambtshalve vast vóór 1 augustus van het jaar volgend op het tweede en het laatste jaar van de vierjarige periode waarvoor de subsidie was verleend.

 

 

 

 

12

Het college kan de termijn waarin de ambtshalve vaststelling van de subsidie dient plaats te vinden met ten hoogste 3 maanden verlengen. De subsidieontvanger wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

 

 

 

 

13

Indien de subsidieontvanger niet tijdig bericht van de vaststelling ontvangt in de vorm van een beschikking, wordt de voorlopige toekenning voor de periode – waarvoor de subsidieontvanger gegevens heeft verstrekt - omgezet in een vaststelling.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 14c

 

 

Verantwoording subsidies vanaf € 5.000,--

 

1

Bij een terugloop van het aantal jeugdleden tijdens de (vierjarige) subsidieperiode, waarvoor een beschikking tot subsidieverlening is verstrekt:

 

 

  • a.

    stelt de subsidieontvanger het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk hiervan schriftelijk in kennis;

 

 

 

  • b.

    stelt het college de subsidie - die voorafgaand aan de constatering/melding van de terugloop van het aantal jeugdleden is verleend - achteraf niet lager vast en zal het te veel ontvangen subsidiebedrag niet terugvorderen;

 

 

  • c.

    voert het college de actualisatie van het aantal jeugdleden wel door bij de bevoorschotting van de subsidie in het nog resterende aantal jaren van de subsidieperiode (of een nieuwe vierjarige periode);

 

 

  • d.

    zal het college voor het nog resterende aantal jaren in de subsidieperiode alleen een herziene beschikking afgegeven;

  • .

    als er sprake is van een terugloop van 10% of meer én het te veel verstrekte subsidiebedrag groter of gelijk is aan € 500,--(per jaar);

  • .

    als het aantal jeugdleden is teruggelopen naar 0 (ongeacht percentage en te veel verstrekte subsidie).

Professionele organisaties Hoofdstuk III

Aanvraag subsidieverlening

 

Artikel 15

 

 

 

 

1

Een aanvraag tot subsidieverlening dient voor 1 mei van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar - waarop de aanvraag betrekking heeft - te worden ingediend.

 

 

 

 

2

De indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag dient te geschieden in de vorm van een aanvraag, waarin ten minste zijn opgenomen:

  • a.

    Een activiteitenplan;

  • b.

    Een begroting.

 

 

 

 

3

In het activiteitenplan bedoeld in lid 2 a van dit artikel dient in ieder geval te worden vermeld:

  • a.

    Welke activiteiten worden georganiseerd;

  • b.

    Wat de relatie is van de onder 3 a genoemde activiteiten met het gemeentelijk beleid;

  • c.

    Wanneer de activiteiten worden uitgevoerd;

  • d.

    Wat de beoogde doelgroep is van de activiteiten;

  • e.

    Wat het beoogde bereik is van de activiteiten;

  • f.

    Wat de kwaliteit is van de activiteiten ( o.a. inzet/ niveau personeel);

  • g.

    Wat de beoogde effecten zijn per activiteit, vertaald in meetbare eenheden op basis waarvan de doelmatigheid en doeltreffend-heid van de inzet van middelen kan worden getoetst.

 

 

 

 

4

De begroting bedoeld in lid 2 b van dit artikel dient in ieder geval te bevatten:

  • a.

    De overheadkosten van de professionele organisatie;

  • b.

    De huisvestingskosten zo mogelijk uitgesplitst naar activiteit;

  • c.

    De prijs per activiteit;

  • d.

    De verwachte baten van een organisatie gesplitst naar eigen bijdragen van deelnemers, subsidie en overige inkomsten;

  • e.

    Een balans.

 

 

 

 

5

De begroting bedoeld in lid 2 b dient te zijn gebaseerd op het prijspeil van het jaar van indiening.

 

 

 

 

6

Indien een professionele organisatie voor de eerste keer subsidie aanvraagt dient deze te volgende zaken te overleggen:

 

 

 

 

 

  • a.

    Een opgave van met de aanvragende rechtspersoon gelieerde rechtspersonen alsmede van de aard van de betrekking met die rechtspersonen. Onder gelieerde rechtspersonen worden in ieder geval verstaan:

  • sub a.

    Rechtspersonen waaraan in het verleden een groter bedrag dan € 500,- om niet ter beschikking is gesteld, waarover de rechtspersoon op enig moment weer de beschikking kan krijgen;

  • sub b.

    Rechtspersonen die een beslissende invloed hebben op de besteding van de middelen dan wel invloed hebben op de benoeming van één of meer bestuursleden;

  • sub c.

    Rechtspersonen die statutaire bepalingen kennen op grond waarvan bij liquidatie gelden aan de aanvragende rechtspersoon kunnen toevloeien;

  • sub d.

    Rechtspersonen waarbij statutair is bepaald dat deze mede ten doel hebben de aanvragende rechtspersoon financieel te ondersteunen;

  • b.

    Een afschrift van de statuten van de rechtspersoon;

  • c.

    Een opgave van de bestuurssamenstelling;

  • d.

    Een uitreksel van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

  • e.

    Een oprichtingsakte en de laatst goedgekeurde jaarrekening.

 

 

 

 

7

Indien een aanvraag tot subsidieverlening niet tijdig is ingediend, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen binnen een door het college te stellen termijn. Als het verzuim niet is hersteld binnen de gestelde termijn kan het college besluiten deze als niet ingediend te beschouwen en een subsidie te verlenen van 85% van het bedrag van de subsidieverlening bij een tijdige indiening. Vervolgens wordt de aanvrager een tweede hersteltermijn geboden. Als daar geen gehoor aan wordt gegeven, kan het college besluiten de aanvraag buiten behandeling te laten en geen subsidie te verstrekken.

 

 

 

 

8

Indien een aanvraag tot subsidieverlening wel tijdig, maar niet volledig is ingediend, wordt de subsidieaanvrager in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen binnen een door het college te stellen termijn. Indien daaraan binnen de gestelde termijn niet is voldaan, kan het college besluiten het verzoek niet in behandeling te nemen, dan wel een subsidie te verlenen van 85% van het bedrag van de subsidieverlening bij een tijdige indiening.

Weigeringsgronden

 

 Artikel 16

 

 

 

 

1

Van gemeentelijke subsidie worden uitgesloten:

  • a.

    Professionele organisaties van partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke aard;

  • b.

    Professionele organisaties die activiteiten ontplooien die segregatie of discriminatie op grond van godsdienst, ras, geslacht, levensovertuiging, politieke gezindheid, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook tot gevolg hebben;

  • c.

    Professionele organisaties met een winstoogmerk.

 

 

 

 

2

Een aanvraag subsidieverlening van een professionele organisatie wordt slechts gehonoreerd indien de activiteiten van de organisatie naar het oordeel van het college een waardevolle aanvulling betekenen op het aanbod van activiteiten van de reeds gesubsidieerde professionele organisaties.

 

 

 

 

3

Het college kan een subsidie aan een professionele organisatie

weigeren indien gegronde vrees bestaat dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager in strijd met de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorschriften zal handelen;

  • c.

    de subsidieaanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichtte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

 

 

 

 

4

Het college kan een subsidie voorts weigeren indien de subsidieaanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

  • b.

    failliet is of in surséance van betaling verkeert, danwel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

 

 

 

 

 

 

Subsidieverlening

 

Artikel 17

 

 

 

 

1

Indien het college instemt met de aanvraag wordt een beschikking tot subsidieverlening afgegeven met daarin opgenomen de voor-waarden die van toepassing zijn op de gesubsidieerde activiteiten.

 

 

 

 

2

Een beschikking tot subsidieverlening heeft bij toekenning altijd een voorlopig karakter. Vaststelling zal pas plaatsvinden nadat een aanvraag, zoals bedoeld in artikel 19, lid 1, is ingediend.

Tussentijdse rapportage

 

Artikel 18

 

 

 

 

1

Uiterlijk op 1 augustus van het subsidiejaar brengt de professionele organisatie desgevraagd inhoudelijk en financieel verslag uit om­trent de voortgang van haar activiteiten in de eerste zes maanden van het jaar en geeft een prognose voor de tweede zes maanden.

 

 

 

 

2

Het college geeft aan in welke vorm deze inhoudelijke en financiële

rapportage dient plaats te vinden.

 

 

 

 

3

Onverlet de in lid 1 en 2 vermelde verplichtingen is een professio-nele organisatie verplicht informatie en/ of omstandigheden die het niet of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten of financiële consequenties tot gevolg hebben per omgaande schriftelijk te melden aan het college.

Aanvraag subsidievaststelling

 

Artikel 19

 

 

 

 

1

De professionele organisatie dient jaarlijks – vóór 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft – een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college. De aanvraag bevat in ieder geval een jaarrapport.

 

 

 

 

2

Het jaarrapport bedoeld in lid 1 van dit artikel bestaat ten minste uit:

  • a.

    Een activiteitenverslag, waaruit blijkt:

    • sub a. Gerealiseerde deelnemersaantallen en bereik per activiteit

      sub b. Gerealiseerde resultaten per activiteit;

    • sub c. Beoordeling van de gerealiseerde resultaten;

  • b.

    Financieel jaarverslag, waarin tenminste opgenomen:

  • sub a. Winst- en verliesrekening;

  • sub b. De gerealiseerde baten van een organisatie gesplitst naar eigen bijdragen van deelnemers, subsidie en overige inkomsten;

  • sub c. Balans;

  • sub d. Gespecificeerd overzicht van reserves;

  • sub e. Schriftelijke toelichting op bovenstaande financiële aspecten;

 

 

 

 

3

De aanvraag tot vaststelling bevat verder een door een onafhanke-lijke (register)accountant opgestelde:

  • .

    Samenstellingsverklaring; als de activiteitensubsidie lager is dan € 50.000,--;

  • .

    Controleverklaring; als de activiteitensubsidie hoger is dan € 50.000,-;

Het college kan hiervan afwijken en toestemming verlenen tot het overleggen van een door een onafhankelijke accountant opgestelde beoordelingsverklaring

 

 

 

 

4

Indien de aanvraag tot vaststelling niet tijdig (overeenkomstig de bepaling in art. 19, lid 1) is ingediend, wordt de subsidieontvanger in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen binnen een door het college te stellen termijn. Als het verzuim niet is hersteld binnen de gestelde termijn, kan het college besluiten deze als niet ingediend te beschouwen en de hoogte van het verleende subsidiebedrag bij te stellen op maximaal 85% van de vastgestelde subsidie bij tijdige indiening van de gevraagde gegevens. De onverschuldigd betaalde subsidie kan door het college worden teruggevorderd, of verrekend worden met de voorschotbetalingen in het lopende en/of eerstvolgende subsidiejaar.

 

 

 

 

5

Indien de subsidieontvanger de gevraagde gegevens (zoals bedoeld in lid 2 en 3 van dit artikel) wel tijdig, maar niet volledig indient, wordt de professionele organisatie in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen binnen een door het college te stellen termijn. Als het verzuim niet is hersteld binnen de gestelde termijn, kan het college besluiten deze als niet ingediend te beschouwen en de hoogte van het verleende subsidiebedrag bij te stellen op maximaal 85% van de vastgestelde subsidie bij tijdige / volledige indiening van de gevraagde gegevens. De onverschuldigd betaalde subsidie kan door het college worden teruggevorderd, of verrekend worden met de voorschotbetalingen in het lopende en/of eerstvolgende subsidiejaar.

Subsidievaststelling

 

Artikel 20

 

 

 

 

1

Indien uit het overgelegde jaarrapport blijkt, dat de toegekende subsidie overeenkomstig haar bestemming is gebruikt, vindt definitieve vaststelling dienovereenkomstig plaats voor 1 augustus. Bij het niet of gedeeltelijk doorgaan van activiteiten kan de vaststelling lager zijn dan de voorlopige toekenning. De te veel ontvangen subsidie kan door het college worden teruggevorderd, danwel verrekend met de voorschotbetalingen in het lopende en/of eerstvolgende subsidiejaar.

 

 

 

 

2

De vaststelling van de subsidie kan nooit hoger zijn dan de voorlopige toekenning.

 

 

 

 

3

Het college kan de termijn waarin de vaststelling van de subsidie dient plaats te vinden met ten hoogste 3 maanden verlengen. De gesubsidieerde professionele organisatie wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

 

 

 

 

4

Vaststelling van de subsidie geschiedt vóór 1 november van het jaar volgend op het jaar waarvoor de voorlopige subsidie was toegekend.

Nadere informatie

 

Artikel 21

 

 

 

 

 

Het college kan bepalen dat de professionele organisatie naast de in deze verordening opgenomen verplichte gegevens aanvullende in-formatie dient te verstrekken voor de subsidievaststelling.

 

 

 

Bestemmings- en algemene reserves

 

Artikel 22

 

 

 

 

1

Het vormen van reserves voor specifieke doeleinden, zogenaamde bestemmingsreserves, is toegestaan op voorwaarde dat in (een toelichting op) het financiële jaarverslag de omvang en het doel van die reserves wordt aangegeven en toegelicht.

 

 

 

 

2

Het college kan maxima stellen aan de omvang van de in lid 1 bedoelde bestemmingsreserve.

 

 

 

 

3

Naast de reeds genoemde toegestane bestemmingsreserve is de professionele organisatie gerechtigd ontstane overschotten ten opzichte van de beschikbaar gestelde budgetten te bestemmen tot algemene (egalisatie)reserve, tenzij die overschotten ontstaan zijn als gevolg van het niet nakomen van de in de uitvoeringsovereenkomst vastgelegde voorwaarden en prestaties.

 

 

 

 

4

De in lid 3 bedoelde algemene (egalisatie)reserve mag maximaal 25% van de totale jaarlijkse exploitatielasten bedragen.

 

 

 

 

5

Indien het in lid 4 genoemde maximum van de algemene (egalisatie)reserve tot gevolg heeft dat de algemene (egalisatie)reserve naar het oordeel van het college buitensporig genoemd kan worden in verhouding tot de door de professionele organisatie uit te voeren activiteiten kan het college dit percentage lager stellen.

Overige subsidievormen Hoofdstuk IV

 

 

 

Waarderingssubsidie of incidentele subsidie

 

Artikel 23

 

 

 

 

1

De aanvraag dient uiterlijk drie maanden voordat met de activiteit een begin wordt gemaakt te worden ingediend, vergezeld van een gespecificeerde begroting met een toelichting en een beschrijving van de geplande activiteit, zo mogelijk vertaald naar meetbare prestaties en beoogde effecten.

 

 

 

 

2

Indien een aanvraag niet 3 maanden tevoren is ingediend kan het college besluiten deze buiten behandeling te laten. Het college kan eisen dat na afloop van de gesubsidieerde activiteit binnen een door hen te bepalen termijn de rechtspersoon een afrekening alsmede een verslag van de activiteit indient.

 

 

 

 

3

Hoofdstuk 2 en 3 van deze verordening zijn niet van toepassing op waarderings- of incidentele subsidies, tenzij het college op basis van artikel 4, lid 3 anders bepaalt. Dit is met uitzondering van artikel 8, lid 7 tot en met 9, artikel 10, artikel 15, lid 6 en artikel 16, deze artikelen gelden wel voor waarderings- of incidentele subsidies.

Stimuleringsmaatregel

 

Artikel 24

 

 

 

 

1

De looptijd en nadere voorwaarden van een stimuleringsmaatregel worden gepubliceerd in de daarvoor gebruikelijke media.

 

 

 

 

2

Hoofdstuk 2 en 3 van deze verordening zijn niet van toepassing op stimuleringsmaatregelen, tenzij het college op basis van artikel 4, lid 3 anders bepaalt.

Overgangs- en slotbepalingen Hoofdstuk V

Toezichthouders

 

Artikel 25

 

 

 

 

 

Het college kan één of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving aan de ontvanger van de subsidie opgelegde verplichtingen.

 

 

 

Controle

 

Artikel 26

 

 

 

 

1

Het college controleert de in de artikelen 14, 18 en 19 bedoelde verstrekte (financiële) gegevens..

 

 

 

 

2

De administratie van de rechtspersoon dient zodanig ingericht te zijn dat deze controle op eenvoudige wijze mogelijk is. Het college kan ter zake aanwijzingen geven.

 

 

 

 

3

De rechtspersoon dient medewerking te verlenen aan de in lid 1 genoemde controle. Hiertoe dient de rechtspersoon inzage te geven in haar boekhouding en andere zakelijke bescheiden en deze desgewenst te verstrekken en toegang te verlenen tot haar gebouwen voor zover de in het eerste lid genoemde controle dat vereist.

 

 

 

Inwerkingtreding

 

Artikel 27

 

 

 

 

1

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

 

 

 

 

2

Op de datum van in werking treden van de verordening wordt de volgende verordening ingetrokken:

 

 

  • a.

    Algemene Subsidieverordening Geldrop-Mierlo 2009

 

 

 

 

3

Overgangsbepaling:

 

 

  • a.

    Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor de datum van inwerkingtreding zijn verleend of vastgesteld;

  • b.

    Aanvragen die zijn ingediend en waarop bij inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, worden geacht op basis van deze verordening te zijn ingediend.

 

  • Citeertitel

     

    Artikel 28

     

     

     

     

     

    Deze verordening wordt aangehaald als: "Algemene Subsidieverordening Gemeente Geldrop-Mierlo 2013".

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad

der gemeente Geldrop-Mierlo d.d. 1 oktober 2012

 

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

 

 

G.A.A. van Luijn Mevr. M.J.D. Donders - de Leest

 

 

Toelichting Algemene Subsidieverordening

gemeente Geldrop-Mierlo 2013

  • 1.

    Algemene toelichting

 

  • 1.1

    Inleiding

Deze verordening vervangt de Algemene subsidieverordening gemeente Geldrop-Mierlo 2009.

 

De nieuwe verordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • .

    de verordening bevat algemene, procedurele regels en criteria voor subsidiëring. Beleidsinhoudelijke criteria worden vastgesteld in algemene beleidsnota’s en beleidsnota’s voor het betreffende beleidsterrein. Dit bevordert de flexibiliteit en de mate van inhoudelijke sturing;

  • .

    de subsidie wordt in beginsel verstrekt voor te verrichten activiteiten en prestaties.

 

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) Afdeling 4.2 regelt de subsidieverhouding tussen overheid en burgers. Hoofdregel is dat een wettelijke grondslag is vereist voor het verstrekken van subsidies. Oogmerk is de verbetering van de rechtszekerheid van aanvragers en ontvangers van subsidie en van de doelmatigheid van overheidsuitgaven. De bedoelde wettelijke grondslag voor gemeentelijke subsidies wordt gevormd door een verordening. In dit geval de Algemene subsidieverordening gemeente Geldrop-Mierlo 2013.

 

 

 

  • 2.

    Artikelsgewijze toelichting

 

Algemene bepalingen Hoofdstuk I

 

 

 

Begripsomschrijving

 

Artikel 1

 

 

 

 

 

In dit artikel wordt een aantal begrippen, die in deze verordening zijn opgenomen, nader omschreven.

Reikwijdte

 

Artikel 2

 

 

 

 

1

Deze verordening geeft een aanvulling op titel 4.2 van de Awb en is integraal van toepassing - voor de gehele gemeentelijke organisatie - op alle gemeentelijke, niet persoonsgebonden, subsidies.

Bij het bepalen of een bepaalde vorm van ondersteuning van externe organisaties via de subsidieverordening dient te verlopen, gaat het gemeentebestuur uit van de definitie van subsidie uit de Algemene Wet Bestuursrecht, art. 4:21, lid 1 (zie ook begripsomschrijving in artikel 1, algemene bepalingen van deze subsidieverordening).

 

Vormen van ondersteuning aan externe organisaties, die hier volgens het gemeentebestuur niet onder vallen zijn:

  • a.

    Doeluitkeringen, rijks- en provinciale middelen;

  • b.

    Subsidies in SRE-verband;

  • c.

    Subsidies waarvoor een andere verordening of regeling geldt (bijvoorbeeld door de Europese Unie verstrekte subsidies);

  • d.

    Ondersteuning aan commerciële organisaties;

  • e.

    Individuele verstrekkingen;

  • f.

    Betalingen voor geleverde goederen en/of diensten.

 

 

 

 

2

Subsidie wordt slechts verleend voor zover de raad de benodigde gelden bij de vaststelling van de begroting heeft toegekend. Het begrotingsvoorbehoud als genoemd in art. 4:34 Awb is daarbij van toepassing.

Algemene eisen

 

Artikel 3

 

 

 

 

1

De eis dat alleen aan rechtspersonen subsidie wordt verleend is mede ter bescherming van de aanvrager. Is de aanvrager een natuurlijk persoon, dan is deze hoofdelijk aansprakelijk c.q. verantwoordelijk voor de besteding van de subsidie. Verder voorkomt het mogelijke fraude en biedt een rechtspersoon meer waarborgen voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten (i.v.m. de continuïteit).

 

 

 

 

2

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om daarvan in bijzon-dere gevallen af te wijken, dat wil zeggen voor incidentele activi-teiten die passen binnen het subsidiebeleid en waarbij de omstan-digheid dat deze niet worden gerealiseerd door een (volledige) rechtspersoonlijkheid bezittende instelling geen beletsel is.

 

 

 

 

3

Binnen de gemeente Geldrop-Mierlo staan de belangen en de wensen van de burger centraal. Er zijn echter onvoldoende middelen beschikbaar om al deze wensen en belangen maximaal in te vullen. Dit betekent dat er keuzes moeten worden gemaakt. De raad stelt hiervoor de kaders vast. Activiteiten die voor subsidiëring in aanmerking wensen te komen dienen minimaal binnen die kaders te passen en – naar het oordeel van het college – het direct gemeentelijk belang te dienen en in dat kader voldoende prioriteit te hebben.

 

 

 

 

4

Dit lid is opgenomen als uitvloeisel van de Awb, om duidelijk te maken, dat in het geval de aanvrager over voldoende financiële middelen beschikt om de activiteit zelf te financieren, er geen subsidie wordt verstrekt. De door de subsidieaanvrager ingediende financiële gegevens zullen hierop worden getoetst.

 

 

 

 

5

Reserves: Gesubsidieerde instellingen zijn onafhankelijke rechtspersonen, die zelf verantwoordelijk zijn voor hun interne bedrijfsvoering. Dit betekent dat de gemeente als subsidieverstrekker geen directe zeggenschap heeft over de manier waarop een organisatie of instelling haar activiteiten organiseert en realiseert. Wel kan de gemeente op basis van de wetgeving eisen dat de instelling met betrekking tot de gesubsidieerde activiteiten zo doelmatig en doeltreffend mogelijk opereert. Op basis hiervan past het ook niet voor iedere onttrekking aan voorzieningen door het college moet worden goedgekeurd. Dit is echter wel het geval als er een onttrekking plaatsvindt voor een doel dat niet overeenstemt met het doel van de voorziening. Dit dient vooraf te geschieden. Dit kan gedurende het jaar.

 

Om de instelling de eigen verantwoordelijkheid te laten dragen dient er een mogelijkheid te zijn om een voldoende financiële buffer op te bouwen om allerlei niet te voorziene schommelingen in inkomsten en uitgaven op te vangen. Deze financiële buffer, ook wel het eigen vermogen genoemd, kan worden opgebouwd in de vorm van reserves of voorzieningen.

 

Er zullen voor professionele- en vrijwilligersorganisaties verschillende richtlijnen gaan gelden ten aanzien van de maximale hoogte van de algemene reserve. Voor vrijwilligersorganisaties geldt een maximaal percentage van 5% van het “risico-dragend-bedrag”.

 

 

 

 

6

Dit lid behoeft geen nadere uitleg.

 

 

 

 

7

In dit artikel wordt het vorderen van een vergoeding van vermogensvorming mogelijk gemaakt.

De achterliggende gedachte is, dat een instelling (mede) een vermogen heeft kunnen opbouwen door het verstrekken van subsidie. In de in artikel 4:41 Awb genoemde gevallen wordt het redelijk geacht,

dat de subsidieverstrekker (een gedeelte van) de subsidie terug moet kunnen vorderen. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald op basis van het gemiddelde percentage waarin de gemeente Geldrop-Mierlo in de vijf voorafgaande jaren heeft bijgedragen in de totale exploitatie van de organisatie.

 

 

 

 

8

In principe zijn de uitvoerende instellingen verantwoordelijk voor de eigen bedrijfsvoering. Niettemin zijn er enkele gevallen waarbij een zekere inbreuk op de handelingsvrijheid van de gesubsidieerde rechtspersoon noodzakelijk wordt gevonden. Niet dat deze vrijheid al bij voorbaat is ingeperkt, maar de gemeente Geldrop-Mierlo wil bij kunnen sturen indien zich een (te) groot risico aandient. Dit lid beoogt bij bijvoorbeeld te voorkomen, dat de gesubsidieerde rechtspersoon zijn financiële positie tot inzet maakt van risico’s (bijv. het deelnemen in een andere rechtspersoon), zonder dat dit het gevolg is van de normale activiteiten van de gesubsidieerde rechtspersoon zelf. Dit lid sluit aan bij de bepalingen in artikel 4:71 Awb.

Bevoegdheden

 

Artikel 4

 

 

 

 

1

De besluitvorming over subsidieverstrekking gebeurt door het college binnen de door de raad vastgestelde inhoudelijke en financiële kaders.

 

 

 

 

2

Ook het weigeren van een subsidie of het intrekken en wijzigen van een subsidiebeschikking behoort tot de uitvoering van het subsidiebeleid en is dus een bevoegdheid van het college.

 

 

 

 

3

Artikel 4, lid 3 berust op de belangenafweging, zoals vermeld in art. 3:4, lid 2 Awb, en het vermelde “handelen conform beleidsregel”in artikel 4:84 Awb. Er kunnen zich gevallen voordoen waarin de toepassing van deze verordening ongewenste effecten heeft. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid in die gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening af te wijken (hardheidsclausule).

 

 

 

 

4

Het vierde lid bepaalt dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn nadere regels te stellen ten aanzien van de procedures, onverminderd het bepaalde in deze verordening.

 

 

 

 

5

Het vijfde lid bepaalt, dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn nadere beleidsregels vast te stellen.

 

 

 

Subsidieplafond

 

Artikel 5

 

 

 

 

1

Op grond van artikel 4:25 Awb kan de raad besluiten tot het instellen van een subsidieplafond.

Het subsidieplafond is een instrument om de subsidielasten beheersbaar te maken. De raad bepaalt per (begrotings)jaar een maximumbedrag waarbij na het bereiken daarvan geen subsidie meer wordt toegekend. Het subsidieplafond kan dus een reden zijn voor subsidieweigering. Deze weigeringsgrond is een aanvulling op de – facultatieve – weigeringsgrond van artikel 4:35 Awb (artikel 10 en 16 van deze verordening).

 

 

 

 

2

De verdeling van de beschikbare subsidiebedragen wordt opgenomen in een overzicht dat deel uitmaakt van het subsidieprogramma.

 

 

 

 

3

Het subsidieprogramma wordt door de raad voor een periode van 4 jaren vastgesteld. Hiermee wordt de gesubsidieerde vrijwilligersorganisaties zekerheid geboden voor een langere periode en kunnen zij hun activiteiten voor meerdere jaren plannen. Gestreefd wordt naar zo min mogelijke administratieve belasting voor subsidieaanvragers en gemeentelijke organisatie.

Meerjarensubsidies worden overigens toegekend onder toepassing van artikel 4:34 van de Awb.

 

 

 

Subsidievormen

 

Artikel 6

Ofschoon in de eisen naar gesubsidieerde organisaties een onderscheid zal worden gemaakt tussen vrijwilligersorganisaties en professionele instellingen is het raamwerk wel identiek.

Indien er recht bestaat op subsidie dan ontvangt een organisatie een basissubsidie. Deze basissubsidie is bedoeld als tegemoetkoming in de organisatiekosten. Daarnaast kan er een huisvestingssubsidie en een activiteitensubsidie worden toegekend. Het raamwerk is met name bedoeld om structurele activiteiten, waarvan de gemeente vindt dat deze subsidiabel zijn, op een eenduidige wijze te subsidiëren.

 

Bij de invulling van het raamwerk wordt een onderscheid gemaakt tussen vrijwilligersorganisaties en professionele instellingen. Een organisatie wordt als professioneel aangemerkt als de instelling professioneel management en/of personeel in dienst heeft op basis van een arbeidscontract (zie artikel 1, begripsomschrijvingen).

 

 

 

 

 

 

1

De volgende subsidievormen worden onderscheiden:

 

 

 

  • a.

    Budgetsubsidie: Op basis van Beleidsgestuurde Contractfinanciering worden met professionele organisaties budgetovereenkomsten afgesloten. Einddoel daarvan is een duidelijke opdrachtgever-opdrachtnemer relatie te creëren. Per professionele organisatie wordt bekeken of het noodzakelijk is om een BCF-traject doorlopen. De hoogte van het jaarlijks te verstrekken subsidiebedrag kan bijvoorbeeld aanleiding zijn om dit traject achterwege te laten. In het kader van rechtmatigheid zal in die gevallen binnen het subsidiebeleid een andere basis worden gezocht.

  • b.

    Basissubsidie: Voor het bestaan van iedere vrijwilligersorganisatie is een structuur (zoals bijvoorbeeld een bestuur) onontbeerlijk. De aard van de kosten die hiermee samenhangen zijn vergelijkbaar en qua aard gelijk bij iedere organisatie. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld aanvullende WA-verzekeringen, Kamer van Koophandel en telefoonkosten. De kosten worden in de vorm van een basissubsidie gesubsidieerd. Dit bedrag is een tegemoetkoming in de genoemde kosten. Het betreft een vast bedrag dat voor alle vrijwilligersorganisaties gelijk is. Eén rechtspersoon ontvangt maar één basissubsidie.

  • c.

    Huisvestingssubsidie: Indien activiteiten van een erkende organisatie, naar het oordeel van het college, huisvesting noodzakelijk maakt, kan een tegemoetkoming in de huisvestingskosten worden toegekend. Dit is overigens alleen mogelijk als de activiteiten plaatsvinden in een door de raad erkende welzijns- of sportaccommodatie. Om voor deze erkenning in aanmerking te komen dient een accommodatie aan enkele criteria te voldoen. Een overzicht van erkende accommodaties is opgenomen in het meerjaren subsidie-programma.

Het verstrekken van huisvestingssubsidie aan gebruikers zal - overeenkomstig het accommodatiebeleid - voornamelijk het geval zijn bij het gebruik van binnen- en buitensport-accommo-daties. Bij de welzijnsaccommodaties worden de eigenaren/ beheerders gesubsidieerd, niet de gebruikers. Voor erkende welzijns- en sportaccommodaties in gemeentelijk eigendom is een gelijk percentage huisvestingssubsidie vastgesteld. Voor erkende particuliere eigendommen geldt een afzonderlijk percentage. De hoogte van tegemoetkoming is gebaseerd op de methodiek gecorrigeerde vervangingswaarde bij welzijns- en het puntensysteem bij sportaccommodaties.

  • d.

    Activiteitensubsidie: Deze subsidie is opgebouwd uit een subsidiebedrag per activiteit. Controle van de opgegeven activiteiten vindt halverwege - en na afloop van de meerjarige periode plaats, waarvoor de subsidie is verleend. Afrekening geschiedt op basis van werkelijk gerealiseerde eenheden “activiteit”.

Indien er meer inkomsten worden gegenereerd door meer deelnemers of effectiever werken, dan kan het batig saldo naar het eigen vermogen of naar andere activiteiten worden geboekt. Een en ander in overleg met de gemeente. Anderzijds geldt ook dat, als er minder opbrengsten dan gepland worden gerealiseerd, dit het eigen risico van de organisatie is en ten laste komt van het vermogen. Zelfwerkzaamheid wordt aldus beloond, maar aan de andere kant wordt ook zelfredzaamheid bevorderd. In het geval van geen doorgang vinden van activiteiten dient de betreffende subsidie te worden terugbetaald.

Voor vrijwilligersorganisaties zijn de bedragen per activiteit genormeerd en vastgelegd in het overzicht “Normbedragen vrijwilligersorganisaties”. De normbedragen zijn een tegemoetkoming in de kosten en daarom per definitie niet geheel kostendekkend. Het overzicht “Normbedragen vrijwilligersorganisaties” maakt onderdeel uit van het Meerjarige subsidieprogramma. Bij het vaststellen van een nieuw 4-jarig subsidieprogramma door de raad zullen ook de normbedragen worden geïndexeerd met het door de raad vastgestelde percentage.

  • e.

    Waarderingssubsidie: Niet alle activiteiten die organisaties of instellingen uitvoeren zijn structureel en/of subsidiabel. Dit wil niet zeggen dat de gemeente geen belang hecht aan deze activiteiten. Het kan hierbij gaan om pilot-projecten, nieuwe activiteiten, of éénmalige activiteiten. Hiervoor kan een beroep worden gedaan op een waarderingssubsidie.

  • f.

    Stimuleringsmaatregel: Daar waar de reguliere subsidie vaak gekoppeld is aan specifieke activiteiten, beoogt de stimuleringsmaatregel een doel te definiëren en worden organisaties beoordeeld op de mate waarin men deze doelstelling heeft bereikt. Een duidelijk voorbeeld is de subsidieregeling “Deskundigheidsbevordering vrijwilligersorganisaties”. Tevens zal iedere vier jaar de lijst worden herzien.

 

 

 

 

 

Vrijwilligersorganisaties Hoofdstuk II

 

Gemeentelijke erkenning

 

Artikel 7

 

 

 

 

1

Om in aanmerking te komen voor subsidie dient een vrijwilligersorganisatie erkend te zijn door het college. Voor deze erkenning komen alleen organisaties in aanmerking die activiteiten ontplooien die passen binnen het gemeentelijk beleid en niet reeds door andere organisaties in voldoende mate worden aangeboden. Of er sprake is van in voldoende mate aanwezig zijn van een activiteit is ter beoordeling van het college. Erkenning is één van de weigeringsgronden, zoals vermeld in art. 10, lid 1 van deze verordening.

 

 

 

 

2

Het gemeentelijk beleid is gericht op de Geldrop-Mierlose bevolking. Als nadere bepaling wordt dan ook opgenomen dat een activiteit van een vrijwilligersorganisatie voor minstens 60% gericht moet zijn op burgers in de gemeente Geldrop-Mierlo om in aanmerking te komen voor subsidie. Hierbij is nadrukkelijk gekozen om deze richtlijn niet op te leggen aan professionele organisaties. Met deze organisaties wordt immers een BCF-traject doorlopen en zal de gemeente, in beginsel, slechts dat deel van de diensten afnemen dat ten goede komt aan haar eigen burgers.

 

Vrijwilligersorganisaties dienen duidelijk verankerd te zijn in de gemeente Geldrop-Mierlo. Bij verenigingen zal een ledenbestand van minimaal 15 contributiebetalende leden – die actief deelnemen aan de kernactiviteit(en) – als eis worden gehanteerd. Verder wordt er van uitgegaan dat bij verenigingen minimaal 60% van de leden woonachtig is in Geldrop-Mierlo. Dit moet blijken uit een door het bestuur overlegde en geaccordeerde ledenlijst bij een eerste subsidieverzoek/verzoek om erkenning. Op grond van artikel 4:37 Awb kan het college deze gegevens overigens ook op andere momenten opvragen bij de subsidieontvanger. Daarnaast kan het college nadere voorwaarden stellen over aantallen leden, donateurs en/of deelnemers.

 

In beginsel wordt het principe gehanteerd dat een vrijwilligersorganisatie – om in aanmerking te komen voor subsidie – voor de dekking van haar totale begroting voor niet meer dan 50% afhankelijk dient te zijn van gemeentelijk subsidie. Hierbij wordt de huisvesting buiten beschouwing gelaten. Dit betekent dat tegenover de basissubsidie en de activiteitensubsidie samen minimaal eenzelfde bedrag aan inkomsten dient te staan. Daarnaast worden activiteiten waarmee voldoende eigen inkomsten kunnen worden gegenereerd (naar oordeel van de gemeente) niet langer gesubsidieerd.

 

 

 

 

3

Het college kan bij de vrijwilligersorganisatie een gespecificeerde ledenlijst/deelnemerslijst opvragen, op basis waarvan het aantal contributiebetalende leden kan worden gecontroleerd, dan wel het aantal deelnemers aan een activiteit uit Geldrop-Mierlo.

 

 

 

 

4

In dit lid staan enkele bepalingen vermeld, op basis waarvan een vrijwilligersorganisatie van gemeentelijke erkenning wordt uitgesloten. Het gaat hier om verenigingen en instellingen  die activiteiten organiseren die geschoeid zijn op godsdienstige, levensbeschouwelijke en/ of partijpolitieke aard. De statuten en de aard van de activiteiten zijn hierbij leidend. Dit betekent dan ook dat activiteiten met een dergelijke achtergrond niet voor subsidie in aanmerking komen. Daarnaast komen organisaties die met een winstoogmerk worden geëxploiteerd eveneens niet in aanmerking voor erkenning of subsidiering. Ook activiteiten die segregatie tot gevolg kunnen hebben worden niet gesubsidieerd, tenzij anders bepaald in specifiek beleid.

 

 

 

 

5

Het college bepaalt in welke activiteitencategorie (cluster) de vrijwilligersorganisatie wordt ingedeeld.

 

 

 

 

6

De lijst “Normbedragen vrijwilligersorganisaties” is onderverdeeld in zeven activiteitencategorieën (zoals vermeld in art. 7, lid 5 van deze verordening). Voor elke categorie gelden afzonderlijke activiteiten en bijbehorende normbedragen. Omdat een vrijwilligersorganisatie slechts in één van deze categorieën wordt erkend, kan geen beroep gedaan worden op de normbedragen in de overige categorieën, waarvoor men niet erkend is.

 

 

 

 

7

De erkenning wordt bepaald aan de hand van de statuten van een organisatie. Immers, in de statuten staat het kerndoel van een organisatie omschreven. Dit betekent dat alleen die activiteiten die bijdragen aan de centrale doelstelling van een organisatie en passen binnen het gemeentelijk beleid worden gesubsidieerd.

 

 

 

 

8

Het is de taak van de gemeente om ook in de toekomst het behoud van een breed en gevarieerd cultureel aanbod te stimuleren. Activiteiten die een meerwaarde bieden en aansluiten bij het gemeentelijke beleid zullen financiële ondersteuning ontvangen. Deze subsidie mag niet vanzelfsprekend zijn. Als een organisatie bijvoorbeeld onvoldoende activiteiten aanbied (niet meer aan haar doelstelling voldoet) en/of de meerwaarde voor de gemeenschap is nihil, dan kan het college besluiten de erkenning in te trekken en de subsidiëring stop te zetten.

Met de vrijgekomen middelen kunnen organisaties erkend worden die wel voldoen aan de gestelde criteria. Hierdoor is het mogelijk meer variatie te creëren, zodat er minder van hetzelfde wordt aangeboden.

 

 

 

 

9

Voordat het college het voornemen om de erkenning van een bepaalde organisatie in te trekken uitvoert, zal het de betreffende organisatie hierover informeren. Tevens biedt het college betreffende organisatie de gelegenheid om gehoord te worden.

Aanvraag subsidieverlening

 

Artikel 8

 

 

 

 

1

Een structureel subsidie wordt in principe verleend voor een periode van ten hoogste vier jaar. Art. 4:32 Awb bepaalt, dat “een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak….”. Op grond van dit artikel mag geen subsidie voor onbepaalde tijd worden verleend.

Aanvragen om subsidie die voor 1 mei voorafgaand aan het eerste jaar van de vierjarige periode zijn ingediend, staan in principe vermeld in het meerjarige subsidieprogramma.

De systematiek van meerjarige subsidies is voor het eerst toegepast met ingang van 2009.

 

 

 

 

2

Een aanvraag voor een subsidie van een vrijwilligersorganisatie die niet is opgenomen in het subsidieprogramma, dan wel een aanvraag voor vernieuwende activiteiten door een reeds gesubsidieerde vrijwilligersorganisatie, kunnen op elk moment gedurende de lopende periode bij het college worden ingediend. De hoogte van de subsidie voor het resterende gedeelte van het jaar is afhankelijk van de datum van binnenkomst én het tijdstip waar op de activiteiten plaatsvinden. Activiteiten die vóór de subsidieaanvraag hebben plaats gevonden worden niet meer gesubsidieerd.

 

 

 

 

3

Op basis van artikel 4:4 Awb kan het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen, voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vaststellen.

 

 

 

 

4

Op grond van dit lid dient de aanvraag tot subsidieverlening in ieder geval vergezeld te gaan van een activiteitenplan en een exploitatiebegroting met balans (art. 4:61, lid 1 Awb).

 

 

 

 

5

Om een goede afweging te kunnen maken of de uitgevoerde activiteiten in aanmerking komen voor een subsidie, dient in het activiteitenplan vermeld te worden welke activiteiten georganiseerd worden, wanneer en voor hoeveel mensen ze worden uitgevoerd.

 

 

 

 

6

Dit lid behoeft geen nadere toelichting.

 

 

 

 

7

In het geval er sprake is van een eerste subsidieaanvraag (art. 4:64, lid 1 Awb) dient de aanvrager een extra aantal stukken te overleggen, zodat het college zich een goed beeld kan vormen van de (financiële) positie van de subsidieaanvrager.

 

 

 

 

8

Artikel 4:5 Awb biedt het college de mogelijkheid een aanvraag – die niet tijdig is ingediend – niet in behandeling te nemen. Daarnaast biedt de Awb het college mogelijkheden (art. 4:48) de subsidieverlening ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen. Voordat het college hiertoe overgaat wordt de subsidieaanvrager eerst een hersteltermijn geboden.

 

 

 

 

9

De aanvrager moet de gelegenheid krijgen om zijn aanvraag aan te vullen en de ontbrekende gegevens en bescheiden alsnog aan te leveren, voordat het college kan beslissen de aanvraag buiten behandeling te laten. Het college kan zelf besluiten welke termijn de aanvrager krijgt om de aanvraag aan te vullen (artikel 4:5, lid 1c Awb). Als de subsidieaanvrager hier geen gehoor aan geeft kan het college besluiten het verzoek niet in behandeling te nemen, of een subsidie te verlenen van maximaal 85% van het bedrag van de subsidieverlening bij een tijdige indiening.

Subsidiegrondslagen

 

Artikel 9

 

 

 

 

1

De subsidie voor vrijwilligersorganisaties kan bestaan uit drie componenten: a) basissubsidie; b) activiteitensubsidie en c) huisvestingssubsidie. Deze subsidievormen worden onder meer omschreven bij de begripsomschrijvingen in artikel 1 en in de toelichting bij artikel 6, lid 1 van deze verordening.

 

 

 

 

2

Dit lid behoeft geen nadere uitleg.

 

 

 

 

3

Het college oordeelt op basis van de activiteiten die een erkende vrijwilligersorganisatie uitvoert, of huisvesting daarvoor nood-zakelijk is. Indien dit het geval is kan een tegemoetkoming in de huisvestingskosten worden verstrekt. Overeenkomstig het accommodatiebeleid zal dit voornamelijk het geval zijn bij het gebruik van binnen- en buitensportaccommodaties. Bij de welzijnsaccommodaties worden de eigenaren/beheerders gesubsidieerd, niet de gebruikers.

 

In dit artikellid ligt een discretionaire bevoegdheid voor het college om te bepalen of er een huisvestingssubsidie wordt verstrekt. Dit komt tot uitdrukking in het woordje “kan”. Er is dus een ruime mate van beoordelingsbevoegdheid voor het college. Dit is ook nodig, om dat in specifieke gevallen maatwerk moet worden geleverd. Het is dan niet alleen de vraag óf er een huisvestingssubsidie wordt verstrekt, maar ook in welke vorm en mate er dient te worden gesubsidieerd zonder dat daarbij een vrijwilligers-organisatie “omvalt”. Hierbij geldt overigens wel “gelijke behande-ling onder gelijke omstandigheden”. Precedentwerking dient te allen tijde te worden voorkomen bij het leveren van maatwerk.

 

 

 

 

4

Om willekeur te voorkomen zijn alle erkende welzijns- en sportaccommodaties opgenomen in een overzicht, dat deel uitmaakt van het vierjaarlijks door de raad vast te stellen subsidieprogramma.

 

 

 

 

5

Bij het toekennen van een erkenning aan een eigenaar van een welzijns- of sportaccommodatie in particulier eigendom worden de volgende criteria gehanteerd:

  • a.

    Dit lid behoeft geen nadere uitleg;

  • b.

    Dit lid behoeft geen nadere uitleg;

  • c.

    De erkenning van een eigenaar staat los van de erkenning van een vereniging of stichting voor het organiseren van activiteiten. Voor zover van toepassing worden deze ondersteund door middel van activiteitensubsidies. Erkende gebruikers van alle accommodaties (ongeacht in particulier of gemeentelijk eigendom) komen voor dezelfde activiteitensubsidies in aanmerking

  • d.

    Dit lid behoeft geen nadere uitleg;

  • e.

    Dit lid behoeft geen nadere uitleg.

 

Indien niet aan de criteria wordt voldaan komt een eigenaar van een welzijns- of sportaccommodatie in particulier eigendom niet in aanmerking voor een erkenning.

 

 

 

 

6

Naast de in lid 5 vermelde criteria zijn bij erkenning van welzijns- en sportaccommodaties in particulier eigendom de volgende uitgangspunten van belang:

  • a.

    1. De erkenning betreft de eigenaar, niet zijnde de gemeente, van een accommodatie of onderdeel daarvan waaraan (van gemeentewege) op enigerlei wijze financiële ondersteuning wordt verleend voor de exploitatie van de accommodatie;

2. Onder huisvestingssubsidie wordt verstaan enige vorm van financiële ondersteuning van de zijde van de gemeente. Hieronder wordt onder meer begrepen: koop van de accommodatie al of niet voor een symbolisch bedrag, steun in natura dat een bedrag vertegenwoordigt, huisvestingssubsidie, aflossing van een lening of soortgelijke ondersteuning;

3. In beginsel wordt gemeentelijke steun (ook in natura) vertaald in geld en als huisvestingssubsidie aangemerkt. Veelal zal er sprake zijn van langdurige regelingen (b.v. nieuwbouw 25 of 30 jaar) waarbij de kosten van verwerving en exploitatie vooraf in beeld gebracht moeten worden;

  • b.

    Indien het college bij het erkennen af wil wijken van de hier vermelde criteria, zal zij dit voorzien van een onderbouwing aan de raad voorleggen;

  • c.

    De erkenning gebeurt door het college, maar zonder raadsbesluit om financiële middelen beschikbaar te stellen zal het college niet overgaan tot erkenning. De raad bepaalt per project welk percentage aan huisvestingssubsidie verstrekt wordt. Elk project afzonderlijk is immers een stuk maatwerk. Het college blijft – op basis van de bepalingen in de ASV 2013 – bevoegd een erkenning in te trekken.

 

 

 

 

 

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het gemeentelijk accommodatiebeleid.

 

 

 

 

7

Gemeentelijke welzijns- en sportaccommodaties zijn automatisch erkend, mits aan de criteria vermeld onder lid 5 a, b, d en e wordt voldaan. De beheerders van gemeentelijke accommodaties kunnen een tegemoetkoming in de huisvestingskosten ontvangen. De raad heeft besloten, om voor alle erkende welzijns- en sportaccommo-daties in gemeentelijk eigendom een gelijk percentage huisves-tingssubsidie vast te stellen. Voor erkende particuliere accommo-daties gelden de beleidsuitgangspunten en criteria die vermeld staan in artikel 9, lid 5 en de toelichting daarop. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het accommodatiebeleid.

 

 

 

 

8

De lijst met de normbedragen en de hoogte van de basissubsidie worden - tegelijkertijd met het meerjaren subsidieprogramma - voor een periode van vier jaar door de raad vastgesteld. Hierbij kan bijvoorbeeld rekening gehouden worden met beleidswijzigingen, bezuinigingstaakstellingen en de indexering die in de afgelopen periode van vier jaar is toegepast op het subsidieprogramma.

 

 

 

 

9

Het college kan – indien daartoe aanleiding bestaat – de lijst “Normbedragen” tussentijds aanpassen. In principe worden de normbedragen zelf niet tussentijds aangepast (zie artikel 9, lid 8).

 

 

 

Weigeringsgronden

 

 Artikel 10

 

 

 

 

 

1

Dit lid bevat de subjectieve en objectieve weigeringsgronden zoals verwoord in artikel 4:35 van de Awb. Daarnaast kent de gemeente Geldrop-Mierlo aanvullende bepalingen, die vermeld staan in artikel 3, lid 1 t/m 3 onder “algemene eisen”, artikel 5, lid 1 “subsidieplafond” en in artikel 7 onder “gemeentelijke erkenning”.

 

 

 

 

 

 

2

Zie art. 10, lid 1

 

 

 

 

 

Weigeren voortzetting subsidie

 

 Artikel 11

 

 

 

 

 

1

Artikel 4:51 Awb heeft betrekking op het weigeren van voortzetting van de subsidie. Dit artikel heeft betrekking op de situatie dat een subsidie niet opnieuw wordt verleend voor een aansluitende periode. Het gaat hier strikt genomen niet om een intrekking of wijziging, maar om het niet geven van een nieuwe beschikking voor de toekomst. De erkenning wordt door het college ingetrok-ken. Net als bij het intrekken van een beschikking voor de toekomst mag de subsidie-aanvrager aan een reeks opeenvolgende subsidieverleningen vertrouwen op een hernieuwde subsidiëring ontlenen. Evenals bij het intrekken of wijzigen van subsidies dient bij de toepassing van dit artikel een redelijke termijn in acht te worden genomen. Anders dan bij artikel 4:50 Awb is de gemeente bij toepassing van dit artikel niet schadeplichtig.

 

 

 

 

 

2

Artikel 4:25 Awb betreft een weigering vanwege het overschrijden van een subsidieplafond.

 

Subsidieverlening

 

Artikel 12

 

 

 

 

1

Met de term ‘subsidieverlening’ duidt de Awb de beschikking aan die voorafgaand aan de (voltooiing van de) te subsidiëren activiteit(en) wordt gegeven. Hiervoor geeft afdeling 4.2.3 (artikel

4:29-4:36) en artikel 4:66 en 4:67 Awb een regeling.

Op meerjarensubsidies is verder artikel 4:34 Awb van toepassing. Hierin staat het zogenaamde begrotingsvoorbehoud. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

 

 

 

 

2

De subsidieverlening geeft de subsidieaanvrager een voorwaar-delijke aanspraak op financiële middelen, waarvan de precieze omvang vaak nog niet vaststaat. De aanspraak is voorwaardelijk, omdat het op dat moment nog niet zeker is of de aanvrager daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht en hij zich aan de opgelegde verplichtingen houdt. De subsidieverlening verplicht de subsidieaanvrager op zichzelf niet rechtstreeks en onvoorwaardelijk tot het daadwerkelijk verrichten van de gesubsidieerde activiteit. De subsidieaanvrager behoudt in beginsel de vrijheid om van de activiteit af te zien, hetgeen uiteraard wel tot gevolg heeft dat hij ook iedere aanspraak op subsidiegelden verliest. Dit is slechts anders indien uitdrukkelijk een verplichting tot het daadwerkelijk verrichten van de gesubsidieerde activiteit is opgenomen in een zogenaamde afdwingovereenkomst (artikel 4:36 lid 2) of rechtstreeks als subsidieverplichting (art 4:37 lid 1 sub a).

Ambtshalve vaststelling geschiedt na het tweede en laatste jaar van de vierjarige periode. Indien de meerjaren subsidie voor een kortere periode is verleend, stelt het college de subsidie vast op de tijdstippen die eerder in de beschikking tot subsidieverlening zijn aangegeven.

 

 

 

 

3

Dit lid verschaft de subsidieaanvrager duidelijkheid over de termijn waarbinnen het college een besluit neemt op een aanvraag voor een structurele subsidieverlening. Het sluit aan bij artikel 4:13 Awb, waarin staat dat een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn. In deze verordening is deze termijn gesteld op uiterlijk 8 weken nadat de raad tot vaststelling heeft besloten van de gemeentebegroting (en het subsidieprogramma inclusief overzicht meerjarensubsidies vrijwilligersorganisaties).

 

 

 

 

4

Onder opgave van redenen, dit sluit aan bij het motiverings-beginsel, kan het college de beslistermijn verdagen.

 

 

 

 

5

Uitgangspunt van de Awb is dat reeds bij de subsidieverlening zoveel mogelijk duidelijkheid moet worden geboden over de wederzijdse rechten en plichten van subsidieverlener en subsidieaanvrager. De rechtszekerheid en een doelmatig subsidiebeleid worden hiermee gediend. Artikel 12, lid 5 van deze verordening geeft aan, dat in de beschikking minimaal de volgende zaken worden vermeld: een omschrijving van de activiteiten, het maximale subsidiebedrag en de wijze waarop dit is bepaald, het tijdvak waarvoor de subsidie wordt verleend en op welke tijdstippen de relevante gegevens moeten worden verstrekt (het een en ander conform art. 4:67, lid 3 Awb).

 

 

 

 

6

De hoogte van de te verlenen subsidie aan de vrijwilligers-organisatie staat vermeld in het meerjarensubsidieoverzicht dat onderdeel uit maakt van het subsidieprogramma (art. 5, lid 2 en 3 van deze verordening).

Bevoorschotting

 

Artikel 13

 

 

 

 

1

In artikel 4:54 Awb is bepaald dat voorschotten kunnen worden verleend, mits dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald. Artikel 13 legt de mogelijkheid in de verordening vast en geeft de bevoegdheid tot bevoorschotting aan het college. Voorschotverlening is naast subsidieverlening en subsidievaststelling één van de beschikkingen die de Awb noemt. In de praktijk maakt de voorschotverlening meestal onderdeel uit van de beschikking tot subsidieverlening (onder meer om de last van eventuele bezwaarschriftenprocedures te beperken). In deze zin is lid 1 van artikel 13 verwoord.

 

 

 

 

2

Dit lid bevat de praktische regel dat het college vorderingen (zoals nog verschuldigde huurbedragen voor gemeentelijke accommodaties of onverschuldigd betaalde subsidiebedragen) kan verrekenen met de subsidievoorschotten.

Subsidievaststelling

 

Artikel 14a

 

 

 

 

 

 

1

Dit lid behoeft geen nadere uitleg.

 

 

2

Als de subsidieontvanger een activiteitensubsidie ontvangt die minder bedraagt dan € 5.000,-- dan is hij vrijgesteld van verantwoording na het tweede en laatste jaar van de vierjarige periode. Het college is bevoegd om de subsidieontvanger te verplichten om binnen een redelijke termijn aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

 

 

3

Dit lid behoeft geen nadere uitleg.

 

 

4

Zie uitleg bij artikel 14b, lid 10 en 11.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 14b

 

 

1

Indien de subsidie voor meerdere jaren wordt verleend, is de subsidieontvanger verplicht tot het periodiek verstrekken van gegevens die voor de vaststelling van belang zijn (art. 4:67, lid 2 Awb). In Geldrop-Mierlo wordt in dit geval met “periodiek” een periode van twee jaar bedoeld. Na het tweede en laatste jaar van de vierjarige periode is de subsidieontvanger – die een subsidie ontvangt die excl. basis- en huisvestingssubsidie groter is dan € 5.000,-- - verplicht de relevante gegevens, zoals vermeld in artikel 14b, lid 3 en 4, te verstrekken. Indien de meerjarensubsidie voor een kortere periode wordt verstrekt geeft het college in de beschikking tot subsidieverlening aan op welke tijdstippen de gegevens verstrekt moeten worden.

 

 

 

 

 

 

2

Overeenkomstig artikel 4:4 Awb kan het college voor het verstrekken van gegevens een formulier vaststellen.

 

 

 

 

 

 

3

Bij het periodiek verstrekken van gegevens, zoals vermeld in lid 1, wordt in ieder geval een financieel verslag en een activiteiten-verslag ingediend (art. 4:75, lid 1 Awb). Een financieel verslag moet in ieder geval voldoen aan de eisen van artikel 4:45, lid 2 Awb, namelijk het vermelden van relevante inkomsten en uitgaven. Als de ontvanger van de subsidie jaarrekeningplichtig is of als dat bij subsidieverlening is bepaald, moet in plaats van een financieel verslag de jaarrekening worden overlegd. Ook in dat geval moet worden voldaan aan de eisen van artikel 4:45, lid 2 Awb.

 

 

 

 

 

 

4

Op grond van art. 4:37 Awb kan het college de subsidieontvanger verplichten gegevens en bescheiden te verstrekken die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie.

 

 

 

 

 

 

5

De subsidieontvanger hoeft bij meerjarige subsidieverlening niet jaarlijks een aanvraag tot vaststelling in te dienen, als de vaststelling ambtshalve gebeurt. In principe dient de subsidie per boekjaar vastgesteld te worden. Art. 4:74 Awb biedt het bestuursorgaan echter de mogelijkheid hier van af te wijken als de subsidie met toepassing van art. 4:67, lid 2 Awb voor twee of meer boekjaren is verleend.

 

 

 

 

 

 

6

Overeenkomstig artikel 4:48 Awb kan het college in bepaalde gevallen de subsidieverlening intrekken of wijzigen, zolang de subsidie niet is vastgesteld.

 

 

 

 

 

 

7

Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening – na het tweede en laatste jaar van de periode van vier jaar - ambtshalve vast. De subsidie kan lager worden vastgesteld als activiteiten niet of slechts gedeeltelijk zijn uitgevoerd. Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen als gevolg van wijziging van de subsidieverlening zullen worden teruggevorderd danwel verrekend met het eerstvolgende te verstrekken subsidievoorschot

 (art. 4:46, lid 1 en 2, art. 4:49 en art. 4:57 Awb).

 

 

 

 

 

 

8

De raad stelt jaarlijks een subsidieplafond vast, waarbij wordt uitgegaan van de in het meerjaren subsidieprogramma vermelde maximaal te verlenen subsidiebedragen.

 

 

 

 

 

 

9

Overeenkomstig artikel 4:67, lid 2 van de Awb is de subsidieontvanger verplicht periodiek gegevens te verstrekken, die relevant zijn voor de vaststelling. Als de gevraagde gegevens niet tijdig (overeenkomstig de bepaling in art. 14, lid 1) zijn ingediend kan het college – ingevolge art. 4:47 Awb – besluiten de subsidie ambtshalve vast te stellen. Voordat het college hiertoe overgaat wordt de subsidieontvanger in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen. Het college stelt hiervoor een termijn vast.

 

 

 

 

 

 

 

10

Ondanks het feit, dat hier geen sprake is van een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wil het college – ingevolge het bepaalde in art. 4:5 Awb - de subsidieontvanger in de gelegenheid stellen het verzuim te herstellen. Het college kan zelf besluiten welke termijn de subsidieontvanger krijgt om de ontbrekende gegevens aan te vullen.

Als door de subsidieontvanger geen of in onvoldoende mate gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot het aanvullen van de gevraagde gegevens kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld op 85% van het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde subsidiebedrag (overeenkomstig art. 4:44 en art. 4:47 Awb). Dit gebeurt op basis van de op dat moment beschikbare informatie.

De te veel ontvangen subsidie als gevolg van het niet - niet tijdig - of onvolledig indienen van de gevraagde gegevens kan door het college worden verrekend met de voorschotbetalingen in het lopende danwel eerstvolgende subsidiejaar.

 

 

 

 

 

 

11

In artikel 4:42 Awb staat aangegeven wat de precieze bedoeling is van de beschikking tot subsidievaststelling. In principe dient de subsidie per boekjaar vastgesteld te worden. Art. 4:74 Awb biedt het bestuursorgaan echter de mogelijkheid hier van af te wijken als de subsidie met toepassing van art. 4:67, lid 2 Awb voor twee of meer boekjaren is verleend.

 

 

 

 

 

 

12

Onder opgave van redenen, dit sluit aan bij het motiveringsbegin-sel, kan het college de termijn waarbinnen de vaststelling van de subsidie dient plaats te vinden met ten hoogste drie maanden verdagen.

 

 

 

 

 

 

13

Dit lid behoeft geen nadere uitleg.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 14c

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

Het komt voor, dat een organisatie die subsidie ontvangt voor het aantal jeugdleden, gedurende de vierjarige subsidieperiode een terugloop kent van het aantal jeugdleden. Het achteraf bijstellen van het aantal jeugdleden, het lager vaststellen van de verleende subsidie en het terugvorderen van de (te veel) ontvangen subsidie als gevolg van de terugloop is niet wenselijk. Vrijwilligersorganisaties houden bij het opstellen van een begroting rekening met een x-aantal jeugdleden. Terugloop van jeugdleden kan een negatief effect hebben op de exploitatie (derving van contributie-inkomsten). Terugvorderen van subsidie versterkt dit negatieve effect op de exploitatie.

Dit artikel bepaalt, dat de actuele aantallen na een terugloop van het aantal jeugdleden pas in de resterende subsidieperiode (of nieuwe subsidieperiode van vier jaar) worden doorberekend. De vrijwilligersorganisatie is dan nog enigszins in staat hiermee in de administratie rekening te houden.

Een herziening van de subsidiebeschikking vindt alleen plaats als er sprake is van een terugloop van het aantal jeugdleden met 10% of meer. Aanvullende voorwaarde is, dat het te veel verstrekte subsidiebedrag € 500,-- per jaar of meer bedraagt. Ook als het aantal jeugdleden terugloopt naar 0 (ongeacht het percentage of het te veel verstrekte bedrag) zal er een herziene beschikking volgen.

 

 

 

Professionele organisaties Hoofdstuk III

Aanvraag subsidieverlening

 

Artikel 15

 

 

 

 

1

Een professionele organisatie kan in aanmerking komen voor een structurele subsidie al dan niet volgens de methodiek van Beleidsgestuurde Contractfinanciering (BCF). In alle gevallen wordt door de professionele organisatie vóór 1 mei voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, een schriftelijke aanvraag tot subsidieverlening ingediend.

 

 

 

 

2

Op grond van dit lid dient de aanvraag tot subsidieverlening in ieder geval vergezeld te gaan van een activiteitenplan en een begroting incl. balans (art. 4:61, lid 1 Awb).

 

 

 

 

3

Op basis van artikel 4:62 Awb is het mogelijk een goed inzicht te krijgen in de gesubsidieerde activiteiten van de professionele organisaties. In artikel 15, lid 3 van deze verordening worden aanvullend daarop enkele zaken vermeld die in het activiteitenplan dienen te worden vermeld: de uit te voeren activiteiten in relatie tot de uitvoering van het gemeentelijk beleid, de aantallen activiteiten en het beoogde bereik (beoogde aantallen deelnemers onder de beoogde doelgroepen), de kwalitatieve aspecten ten aanzien van de activiteiten (inzet professionals en hun specifieke niveau en / of vrijwilligers), de prijs per activiteit en de beoogde effecten van de inzet van menskracht en middelen. Op basis van de vigerende wetgeving moet er waar mogelijk sprake zijn van “meetbare eenheden” op basis waarvan onder meer doelmatigheid en doeltreffendheid van de inzet van middelen inzichtelijk moet worden. Deze aanvraag dient te zijn opgesplitst in de drie eerder genoemde componenten: overhead, huisvesting en activiteiten. Zoals reeds aangegeven wordt er dus expliciet niet gekozen voor een totale integrale kostprijs.

 

 

 

 

4

Om een helder beeld te krijgen van de te verwachte inkomsten en uitgaven in enig jaar worden in dit lid enkele specifieke eisen gesteld die de te overleggen begroting dient te bevatten.

 

 

 

 

5

Dit lid behoeft geen nadere uitleg.

 

 

 

 

6

In het geval er sprake is van een eerste subsidieaanvraag (art. 4:64 Awb, lid 1) dient de aanvrager een aantal extra stukken te overleggen, zodat het college zich een goed beeld kan vormen van de (financiële) positie van de subsidieaanvrager.

 

 

 

 

7

Artikel 4:5 Awb biedt het college de mogelijkheid een aanvraag – die niet tijdig is ingediend – niet in behandeling te nemen of een subsidie toe te kennen van maximaal 85% van het bedrag van de subsidieverlening bij een tijdige indiening (overeenkomstig art. 4:48 Awb). Voordat het college hiertoe overgaat wordt de subsidieaanvrager eerst een hersteltermijn geboden.

 

 

 

 

8

De aanvrager moet de gelegenheid krijgen om zijn aanvraag aan te vullen en de ontbrekende gegevens en bescheiden alsnog aan te leveren, voordat het college kan beslissen de aanvraag buiten behandeling te laten. Het college kan zelf besluiten welke termijn de aanvrager krijgt om de aanvraag aan te vullen (artikel 4:5, lid 1c Awb). Als de subsidieaanvrager hier geen gehoor aan geeft kan het college besluiten het verzoek niet in behandeling te nemen, of een subsidie te verlenen van maximaal 85% van het bedrag van de subsidieverlening bij een tijdige indiening.

Weigeringsgronden

 

 Artikel 16

 

 

 

 

1

Dit artikel bevat de subjectieve en objectieve weigeringsgronden zoals verwoord in artikel 4:35 Awb. Verder zijn in artikel 3, lid 1 t/m 3 en in dit artikel aanvullende bepalingen opgenomen, op basis waarvan een professionele organisatie van gemeentelijke subsidie wordt uitgesloten.

 

 

 

 

2

Zie toelichting artikel 16, lid 1.

 

 

 

 

3

Zie toelichting artikel 16, lid 1.

 

 

 

 

4

Zie toelichting artikel 16, lid 1.

 

 

 

Subsidieverlening

 

Artikel 17

 

 

 

 

1

Het college geeft – indien zij instemt met de aanvraag tot subsidieverlening – jaarlijks een beschikking af, met daarin opgenomen de uitvoeringsvoorwaarden van de gesubsidieerde activiteiten.

 

Op grond van art. 4:32 Awb mag een subsidie niet voor onbepaalde tijd worden verleend.

Omdat de raad het budgetrecht heeft wordt er jaarlijks een subsidiebeschikking afgegeven.

 

 

 

 

 

2

De subsidieverlening geeft de subsidieaanvrager een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen, waarvan de precieze omvang vaak nog niet vaststaat. De aanspraak is voorwaardelijk, omdat het op dat moment nog niet zeker is of de aanvrager daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht en hij zich aan de opgelegde verplichtingen houdt. De subsidieverlening verplicht de subsidieaanvrager op zichzelf niet rechtstreeks en onvoorwaardelijk tot het daadwerkelijk verrichten van de gesubsidieerde activiteit. De subsidieaanvrager behoudt in beginsel de vrijheid om van de activiteit af te zien, hetgeen uiteraard wel tot gevolg heeft dat hij ook iedere aanspraak op subsidiegelden verliest. Dit is slechts anders indien uitdrukkelijk een verplichting tot het daadwerkelijk verrichten van de gesubsidieerde activiteit is opgenomen in een zogenaamde afdwingovereenkomst (artikel 4:36 lid 2) of rechtstreeks als subsidieverplichting (art 4:37 lid 1 sub a).

Tussentijdse rapportage

 

Artikel 18

 

 

 

 

1

Artikel 4:37 van de Awb stelt het bestuursorgaan in staat nadere verplichtingen op te leggen met betrekking tot het verstrekken van gegevens en bescheiden die enige zekerheid geven over de voortgang van de afgesproken activiteiten.

 

 

 

 

2

Dit lid behoeft geen nadere uitleg.

 

 

 

 

3

Indien in enig jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen werkelijke uitgaven en inkomsten en begrote uitgaven en inkomsten, of tussen vooraf opgegeven activiteiten en daadwerkelijk uitgevoerde activiteiten, dan wordt hiervan schriftelijk melding gemaakt bij het college. De bepalingen in dit lid sluiten aan bij artikel 4:70 Awb.

Aanvraag subsidievaststelling

 

Artikel 19

 

 

 

 

1

Overeenkomstig artikel 4:74 Awb dient de subsidieontvanger binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling in. Dit lid geeft de termijn waarbinnen een aanvraag tot subsidievaststelling moet zijn ingediend.

 

 

 

 

2

Dit lid is een nadere uitwerking van artikel 4:75 Awb.

 

 

 

 

3

Niet alle professionele instellingen kunnen voldoen aan de voorwaarden die een (register)accountant stelt voor het verkrijgen van een goedkeurende controleverklaring. Dit kan bijvoorbeeld zijn als een instelling geen functiescheiding kan toepassen in verband met een beperkt aantal professionele krachten. In dat soort gevallen wordt volstaan met een beoordelingsverklaring. De reden dient dan expliciet in de verklaring van de accountant opgenomen te worden.

 

 

 

 

4

De subsidieontvanger is volgens artikel 4:67, lid 2 van de Awb verplicht periodiek gegevens te verstrekken, die relevant zijn voor de vaststelling van de subsidie. Als de gevraagde gegevens niet tijdig (overeenkomstig de bepaling in art. 19, lid 1) zijn ingediend kan het college – ingevolge art. 4:47 Awb – besluiten de subsidie ambtshalve vast te stellen. Art. 46, lid 2 biedt het college de mogelijkheid om de subsidie lager vast te stellen dan de eerder toegekende subsidie. Voordat het college hiertoe overgaat wordt de subsidieontvanger in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen. Het college stelt hiervoor een termijn vast (art. 4:5 Awb).

 

 

 

 

5

Indien de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling wel tijdig, maar niet volledig heeft ingediend stelt het college een termijn waarbinnen het verzuim hersteld kan worden (art. 4:5 Awb).

Indien de subsidieontvanger geen gehoor geeft aan het verzoek de aanvraag alsnog aan te vullen kan het college de reeds toegekende subsidie overeenkomstig artikel 4:46, lid 2 en artikel 4:47 Awb ambtshalve – lager – vaststellen. Het te veel ontvangen subsidiebedrag wordt dan teruggevorderd of verrekend met het eerstvolgende subsidievoorschot.

Subsidievaststelling

 

Artikel 20

 

 

 

 

1

Ter afsluiting van een boekjaar dient een instelling een (financieel) jaarverslag in waaruit blijkt in hoeverre de in de offerte vastgelegde activiteiten het gewenste effect hebben opgeleverd en wel of niet zijn uitgevoerd. Op basis van de resultaten zal de hoogte van de vast te stellen subsidie worden bepaald (art. 4:46, lid 2 Awb).

 

 

 

 

2

De raad stelt jaarlijks met het vaststellen van de gemeentebegroting – en de daarin vermelde maximaal te verlenen subsidiebedragen – het subsidieplafond voor enig jaar vast.

 

 

 

 

3

Onder opgave van redenen, dit sluit aan bij het motiverings-beginsel, kan het college de termijn waarbinnen de vaststelling van de subsidie dient plaats te vinden met ten hoogste drie maanden verdagen.

 

 

 

 

4

Dit lid behoeft geen nadere uitleg.

Nadere informatie

 

Artikel 21

 

 

 

 

 

Het college kan in aanvulling op de verplichtingen, genoemd in deze verordening en afdeling 4.2.4 van de Awb, aan de subsidie-ontvanger die verplichtingen opleggen die zij nodig oordeelt.

 

 

 

Bestemmings- en algemene reserves

 

Artikel 22

 

 

 

 

1

De subsidieontvanger heeft de toestemming van het college voor het vormen van reserves, mits in het financiële jaarverslag de omvang en het doel van die reserves wordt aangegeven en toegelicht. Dit lid is een nadere uitwerking van art. 4:71 Awb.

 

 

 

 

2

Ten aanzien van de zogenaamde bestemmingsreserves zal de maximale hoogte in verhouding moeten staan tot het doel waarvoor de reserve is opgebouwd. Ook zal het aantal bestemmingsreserves in verhouding moeten staan tot de aard en omvang van een organisatie. Een en ander is ter beoordeling van het college.

 

 

 

 

3

De algemene egalisatiereserve is een bedrag dat over is in het financiële overzicht c.q. de balans en dat dient als een buffer, waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. De algemene (egalisatie)reserve vormt mede de weerstandscapaciteit.

Indien overschotten ontstaan als gevolg van het niet uitvoeren van voorwaarden uit de uitvoeringsovereenkomst, dan mogen deze niet worden toegevoegd aan de algemene (egalisatie)reserve. De egalisatiereserve is geregeld in artikel 4:72 Awb.

 

 

 

 

4

Dit lid behoeft geen nadere uitleg.

 

 

 

 

5

Het college is bevoegd het in lid 4 vermelde maximale percentage te verlagen, indien de opgebouwde algemene (egalisatie)reserve van een professionele organisatie op enig moment – volgens het oordeel van het college – buitensporig hoog is.

Overige subsidievormen Hoofdstuk IV

 

 

 

Waarderings- of incidentele subsidie

 

Artikel 23

 

 

 

 

1

Niet alle activiteiten zijn structureel en/of subsidiabel. Dit wil niet zeggen dat de gemeente hier geen belang aan hecht. Voor activiteiten van incidentele aard of “pilot”-projecten kan uiterlijk drie maanden voordat met de activiteit wordt begonnen - schriftelijk - een waarderings- of incidentele subsidie worden aangevraagd. Tevens dient de subsidieaanvrager een activiteitenplan en daarbij horende begroting in te dienen. Er is een maximaal budget voor deze soort subsidies opgenomen in de jaarlijkse begroting.

Met “pilot”-projecten bedoelen we bijvoorbeeld nieuwe activiteiten, die niet tot het regulier aanbod behoren en als experiment worden uitgevoerd. Als na evaluatie blijkt, dat de activiteit goed is verlopen en een waardevolle aanvulling is op het aanbod, dan kan het college besluiten dit structureel aan de gesubsidieerde activiteiten toe te voegen.

 

 

 

 

2

Het niet tijdig indienen van een aanvraag kan tot gevolg hebben, dat het college de subsidieaanvraag niet in behandeling neemt. Artikel 4.5 van de Awb biedt het college deze mogelijkheid. Overeenkomstig artikel 4:37, lid f Awb kan het college de subsidieontvanger verplichten rekening en verantwoording af te leggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

 

 

 

 

3

Met uitzondering van de in dit lid vermelde artikelen zijn de hoofdstukken II en III van de Algemene Subsidieverordening – tenzij anders bepaald - niet van toepassing op waarderings- of incidentele subsidies. Voor wat betreft de artikelen 8, lid 7 en 15, lid 6 van deze verordening kan worden opgemerkt, dat deze bepalingen alleen gelden als het incidentele subsidiebedrag hoger is dan € 2.500,--.  Het college kan de betreffende gegevens – als zij dit noodzakelijk acht voor de beoordeling van het subsidieverzoek – te allen tijde bij de organisatie opvragen. Deze opmerking wordt meegenomen in de beleidsregel, die de gemeente hanteert bij het beoordelen van verzoeken om een waarderings- of incidentele subsidie.

Stimuleringsmaatregel

 

Artikel 24

 

 

 

 

1

Een stimuleringsregel is in principe tijdelijk van aard (maximaal 4 jaar) en kan worden verlengd door het college. Activiteiten die worden gesubsidieerd door middel van een stimuleringsmaatregel worden niet op een andere wijze gestimuleerd.

 

 

 

 

2

Bij het verstrekken van een subsidie in het kader van een stimuleringsmaatregel hoeft er geen sprake te zijn van een gemeentelijke erkenning. Organisaties van partijpolitieke, godsdienstige en levensbeschouwelijke aard komen niet in aanmerking voor een subsidie. Evenals organisaties die activiteiten ontplooien die in strijd zijn met wet- en regelgeving.

Overgangs- en slotbepalingen Hoofdstuk V

 

 

 

Toezichthouders

 

Artikel 25

 

 

Overeenkomstig artikel 4:59 Awb kan het college één of meerdere toezichthouders aanwijzen.

 

 

 

Controle

 

Artikel 26

 

 

 

 

1

Dit lid behoeft geen nadere uitleg.

 

 

 

 

2

De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan (art. 4:69, lid 1 Awb).

 

 

 

 

3

Controle is nodig om na te gaan of gesubsidieerde activiteiten hebben plaats gevonden, voordat het college de subsidie voor enig jaar definitief vast stelt. De subsidieontvanger dient hier medewerking aan te verlenen. Bij de aanvraag tot vaststelling is de subsidieontvanger reeds verplicht een financieel en een activiteitenverslag in te dienen (art. 4:75 Awb).

Inwerkingtreding

 

Artikel 27

 

 

 

 

1

Dit lid behoeft geen nadere uitleg.

 

 

 

 

2

Dit lid behoeft geen nadere uitleg.

 

 

 

 

3

Dit lid geeft voorschriften over de wijze van toepassing van de overgang van de oude subsidieverordening naar toepassing van de nieuwe Algemene Subsidieverordening.

Citeertitel

 

Artikel 28

 

 

 

 

 

Dit lid behoeft geen nadere uitleg.