Regeling vervallen per 26-07-2018

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Geldrop-Mierlo 2013

Geldend van 19-11-2014 t/m 25-07-2018

Intitulé

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Geldrop-Mierlo 2013

APV

Inhoudsopgave Algemene Plaatselijke Verordening

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN 5

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen 5

Artikel 1:2 Beslistermijn 5

Artikel 1:3 Indiening aanvraag 5

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen 6

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing 6

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing 6

Artikel 1:7 Termijnen 6

Artikel 1:8 Weigeringsgronden 6

HOOFDSTUK 2 OPENBARE ORDE 7

Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden 7

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden 7

Afdeling 2 Betoging 7

Artikel 2:2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen 7

Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken 8

Artikel 2:2A Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen 8

Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg 8

Artikel 2:3 Straatartiesten e.d. 8

Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg 9

Artikel 2:4 Voorwerpen op of aan de weg 9

Artikel 2:5 Maken, veranderen van een uitweg 9

Artikel 2:5A (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg 10

Afdeling 6 Toezicht op evenementen 10

Artikel 2:6 Begripsomschrijvingen 10

Artikel 2:7 Evenement 11

Artikel 2:8 Ordeverstoring 12

Afdeling 7 Toezicht op horecabedrijven 12

Artikel 2:9 Begripsomschrijvingen 12

Artikel 2:9A Exploitatievergunning horecabedrijf 12

Artikel 2:10 Exploiteren van terrassen 13

Artikel 2:11 Sluitingstijd 13

Artikel 2:12 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting 14

Artikel 2:13 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf 14

Artikel 2:14 Ordeverstoring 14

Artikel 2:15 Het college als bevoegd bestuursorgaan 14

Afdeling 7A Toezicht op smartshops, growshops en headshops 14

Artikel 2:15A Begripsomschrijvingen 14

Artikel 2:15B Vergunningplicht 15

Artikel 2:15C Sluiting 15

Afdeling 8 Toezicht op speelgelegenheden 16

Artikel 2:16 Speelautomaten 16

Afdeling 9 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid 16

Artikel 2:17 Betreden gesloten woning of lokaal 16

Artikel 2:18 Plakken en kladden 17

Artikel 2:19 Vervoer inbrekerswerktuigen 17

Artikel 2:19A Vervoer geprepareerde voorwerpen 17

Artikel 2:20 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen 18

Artikel 2:20A Verboden gedrag bij of in gebouwen 18

Artikel 2:20B Hinderlijk gedrag speeltuinen 18

Artikel 2:21 Vechten in het openbaar 18

Artikel 2:22 Verboden drankgebruik 18

Artikel 2:23 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijk ruimten 19

Artikel 2:24 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d. 19

Artikel 2:25 Loslopende honden 19

Artikel 2:26 Verontreiniging door honden 19

Artikel 2:26A Gevaarlijke honden 20

Artikel 2:27 (Geluids)overlast door dieren 20

Afdeling 10 Vuurwerk 20

Artikel 2:28 Begripsomschrijvingen 20

Artikel 2:29 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling 21

Afdeling 11 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen 21

Artikel 2:30 Bestuurlijke ophouding 21

Artikel 2:31 Veiligheidsrisicogebieden 21

Artikel 2:32 Cameratoezicht op openbare plaatsen 21

HOOFDSTUK 3 SEKSINRICHTINGEN, SEXWINKELS E.D. 23

Afdeling 1 Begripsomschrijving en nadere regels 23

Artikel 3:1 Begripsomschrijvingen 23

Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan 24

Artikel 3:3 Nadere regels 24

Afdeling 2 Seksinrichtingen, sekswinkels, escortbedrijven e.d. 24

Artikel 3:4 Seksinrichtingen en escortbedrijven 24

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder 25

Artikel 3:6 Sluitingstijden 26

Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting 26

Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder 26

Artikel 3:9 Sekswinkels 27

Artikel 3:10 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen e.d. 27

Afdeling 3 Beslistermijn en weigeringsgronden 27

Artikel 3:11 Beslistermijn 27

Artikel 3:12 Weigeringsgronden 28

Artikel 3:13 Intrekkingsgrond 28

Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer 28

Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie 28

Artikel 3:15 Wijziging beheer 29

HOOFDSTUK 4 BESCHERMING MILIEU EN NATUURSCHOON EN ZORG VOOR UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE 30

Afdeling 1 Geluid- en lichthinder 30

Artikel 4:1 Begripsomschrijvingen 30

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten 30

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten 30

Artikel 4:4 Onversterkte muziek 31

Artikel 4:5 Overige geluidhinder 32

Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging 32

Artikel 4:6 Natuurlijk behoefte doen 32

Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden 32

Artikel 4:7 Begripsomschrijvingen 32

Artikel 4:8 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden 32

Artikel 4:9 Aanvraag vergunning 33

Artikel 4:10 Weigering ex lege (vervallen) 33

Artikel 4:11 Vervallen vergunning 33

Artikel 4:12 Bijzondere vergunningsvoorschriften 33

Artikel 4:13 Herplant-instandhoudingsplicht 34

Artikel 4:14 Schadevergoeding 34

Artikel 4:15 Bestrijding van boomziekten 34

Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering 35

Artikel 4:16 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame 35

Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen 35

Artikel 4:17 Begripsomschrijving 35

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen 35

HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN INZAKE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE 36

Afdeling 1 Parkeerexcessen 36

Artikel 5:1 Begripsomschrijvingen 36

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. 36

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen 36

Artikel 5:3A Defecte voertuigen 37

Artikel 5:4 Voertuigwrakken 37

Artikel 5:5 Kampeermiddelen e.d. 37

Artikel 5:6 Parkeren van reclamevoertuigen 38

Artikel 5:7 Parkeren van grote voertuigen 38

Artikel 5:8 Overlast van fiets of bromfiets 38

Artikel 5:8A Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen 39

Afdeling 2 Collecteren 39

Artikel 5:9 Inzameling van geld of goederen 39

Afdeling 3 Standplaatsen 39

Artikel 5:10 Begripsomschrijvingen 39

Artikel 5:11 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden 40

Artikel 5:12 Toestemming rechthebbende 40

Artikel 5:13 Afbakeningsbepalingen 40

Afdeling 4 Snuffelmarkten 40

Artikel 5:14 Begripsomschrijvingen 40

Artikel 5:15 Organiseren van een snuffelmarkt 41

Afdeling 5 Openbaar water 41

Artikel 5:16 Zwemverbod 41

Afdeling 6 Verkeer in natuurgebieden 41

Artikel 5:17 Beperking verkeer in natuurgebieden 41

Afdeling 7 Verbod vuur te stoken 42

Artikel 5:18 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken 42

HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 43

Artikel 6:1 Strafbepaling 43

Artikel 6:2 Toezichthouders 43

Artikel 6:3 Binnentreden woningen 43

Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening 43

Artikel 6:5 Overgangsbepaling 44

Artikel 6:6 Citeertitel 44

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

  • a.

    openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties  daaronder wordt verstaan;

  • b.

    weg: de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • c.

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn.

  • d.

    bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen, waarvan de gemeenteraad de grenzen heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994.

  • e.

    rechthebbende: een ieder, die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

  • f.

    bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening.

  • g.

    gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c van de Woningwet.

  • h.

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.

  • i.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • j.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

Artikel 1:2 Beslistermijn

  • 1. Het bevoegd gezag beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het bevoegd gezag kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3. Het bepaalde in het eerste en het tweede lid geldt niet voor de beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid.

  • 4. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:5, 2:5A of artikel 4:8.

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

  • 1. Als een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan twee weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bevoegde bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 2. Voor bepaalde, door het bevoegde bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    als ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    als op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen, dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    als de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    als van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn, of, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    als de houder dit verzoekt.

Artikel 1:7 Termijnen

De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu.

HOOFDSTUK 2 OPENBARE ORDE

Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1. het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

  • 2. Een ieder die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval, waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van de politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden in openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.

  • 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

  • 5. het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten, als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

  • 6. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Afdeling 2 Betoging

Artikel 2:2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

  • 1. Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en tenminste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • 2. De kennisgeving bevat:

    • a.

      naam en adres van degene die de betoging houdt;

    • b.

      het doel van de betoging;

    • c.

      de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • d.

      de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

    • e.

      voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;

    • f.

      maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 3. Hij die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

  • 4. Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.

  • 5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.

Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken

Artikel 2:2A Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

  • 1. Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op alle openbare plaatsen, met uitzondering van de openbare plaatsen op Korte Kerkstraat in Geldrop, Heuvel in Geldrop en Margrietstraat in Mierlo zoals aangegeven op de bij dit artikel behorende tekeningen.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid gestelde verbod geldt dat het aanbieden van gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen uitsluitend is toegestaan tijdens werkdagen, zaterdagen en koopzondagen op de in dat lid genoemde openbare plaatsen waar het is toegestaan dergelijke stukken dan wel afbeeldingen aan te bieden.

  • 3. Het verbod geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 5. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg

Artikel 2:3 Straatartiesten e.d.

  • 1. Het is verboden in het belang van de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en het milieu ten behoeve van publiek als straatartiest, straatmuzikant, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op alle openbare plaatsen, met uitzondering van de openbare plaatsen op Korte Kerkstraat in Geldrop, Heuvel in Geldrop en Margrietstraat in Mierlo zoals aangegeven op de bij dit artikel behorende tekeningen.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid gestelde verbod geldt dat straatartiesten, straatmuzikanten, straatfotografen, tekenaars, filmoperateurs of gidsen uitsluitend op werkdagen, zaterdagen en koopzondagen mogen optreden op de in dat lid genoemde openbare plaatsen waar het is toegestaan om als straatmuzikant op te treden en per plaats daar gedurende maximaal twee uur per dag mogen optreden.

  • 3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Artikel 2:4 Voorwerpen op of aan de weg

  • 1. Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:

    • a.

      Het gebruik schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg of;

    • b.

      Het gebruik niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • 2. Ingevolge het eerste lid onder b is het in het belang van de woon- en leefomgeving verboden:

    • a.

      Voorwerpen waaronder reclameborden en driehoeksborden die betrekking hebben op de aankondiging van incidentele commerciële activiteiten op, aan, boven, of zichtbaar vanaf de weg te plaatsen;

    • b.

      Spandoeken op, aan of boven de weg te plaatsen.

  • 3. Het bevoegd bestuursorgaan kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen, uitstallingen en reclameborden.

  • 4. Het bevoegd bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste en tweede lid.

  • 5. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 6. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:7;

    • b.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:11.

  • 7. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de provinciale wegenverordening.

  • 8. Op de ontheffing bedoeld in het vierde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:5 Maken, veranderen van een uitweg

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college:

    • a.

      een uitweg te maken naar de weg;

    • b.

      van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

    • c.

      verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de bruikbaarheid van de weg;

    • b.

      het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

    • c.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • d.

      de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

  • 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de provinciale wegenverordening.

Artikel 2:5A (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2. De vergunning wordt verleend

    • a.

      als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit of;

    • b.

      door het college in de overige gevallen.

  • 3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke taken worden verricht.

  • 4. Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet  of de daarop gebaseerde Verordening ondergrondse infrastructuur.

  • 5. Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Afdeling 6 Toezicht op evenementen

Artikel 2:6 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoopvoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h van de Gemeentewet en artikel 5:14 van deze verordening;

    • c.

      kansspelen, als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen, als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten, als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening.

  • 2. Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:2 van deze verordening, op de weg;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg.

  • 3. Onder meldingsplichtig evenement wordt verstaan:

    • a.

      een straat-, wijk-, of buurtfeest op één dag;

    • b.

      een straatspeeldag;

    • c.

      een kleine (buurt)barbecue op één dag;

    • d.

      het oplaten van maximaal 1000 ballonnen;

    • e.

      een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:2 van deze verordening, waaraan, in afwijking van artikel 2:7 derde lid onder a van deze verordening, minder dan 200 personen en geen voertuigen aan deelnemen;

    • f.

      een wandel- of fietstocht, niet zijnde een wandel- of fietswedstrijd.

Artikel 2:7 Evenement

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2. In afwijking van artikel 1:3 eerste lid van deze verordening geldt dat de aanvrager een vergunning als bedoeld in het eerste lid acht weken vóór het tijdstip waarop het evenement plaatsvindt dient aan te vragen. Als een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend minder dan acht weken vóór het tijdstip waarop het evenement plaatsvindt, kan de burgemeester besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 3. Geen vergunning is vereist voor een evenement, indien:

    • a.

      het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 100 personen en

    • b.

      het evenement op zondag tot en met donderdag tussen 7.00 uur en 23.30 uur plaatsvindt en op vrijdag, zaterdag of een dag voorafgaande aan een wettelijk erkende feestdag tussen 7.00 uur en 01.00 uur en

    • c.

      tijdens het evenement het zendniveau van 85 dB(A) niet wordt overschreden en

    • d.

      geen parkeer- of verkeersoverlast te verwachten is en

    • e.

      slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object en

    • f.

      er een organisator is en

    • g.

      de organisator binnen vijf werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.

  • 4. De burgemeester kan binnen drie werkdagen na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een (klein) evenement als bedoeld in het derde lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 5. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 6. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:8 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Afdeling 7 Toezicht op horecabedrijven

Artikel 2:9 Vervallen

Artikel 2:9A Vervallen

Artikel 2:10 Vervallen

Artikel 2:11 Vervallen

Artikel 2:12 Vervallen

Artikel 2:13 Vervallen

Artikel 2:14 Vervallen

Artikel 2:15 Vervallen

Afdeling 7A Toezicht op smartshops, growshops en headshops

Artikel 2:15A Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a.de inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een

omvang alsof zij bedrijfsmatig is of anders dan om niet handelingen en/of

werkzaamheden worden verricht die zijn aan te merken als het exploiteren van hetgeen

in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als smartshop, growshop of headshop;

b.de exploitant: de natuurlijke of rechtspersoon die een inrichting exploiteert op grond van

artikel 2:15B;

c.de beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke leiding uitoefent

of uitoefenen.

Artikel 2:15B Vergunningplicht

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een inrichting te exploiteren.

  • 2. De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van de inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning weigeren:

    • a.

      indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

    • b.

      Indien de inrichting gevestigd is binnen een straal van 350 meter van gevoelige objecten zoals scholen, buurthuizen of jongerencentra.

    • c.

      Indien de exploitant en/of beheerder:

      • o

        onder curatele staan en/of zijn ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

      • o

        in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;

      • o

        de leeftijd van eenentwintig jaar nog niet hebben bereikt.

    • d.

      Indien de exploitant en/of beheerder binnen drie jaar voor de aanvraag een inrichting heeft geëxploiteerd die op grond van (ernstige vrees voor) verstoring van de openbare orde, dan wel op grond van artikel 13b van de Opiumwet, gesloten is geweest.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 trekt de burgemeester de vergunning in indien:

    • a.

      De exploitatie van de inrichting door een andere dan de in de vergunning genoemde exploitant wordt overgenomen;

    • b.

      De exploitant en/of beheerder niet meer voldoen aan de in lid 3, sub c gestelde eisen.

  • 5. Voorts kan de burgemeester de vergunning intrekken indien zich in of vanuit de inrichting feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde en/of een bedreiging vormt voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting.

  • 6. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:15C Sluiting

  • 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden tijdelijk sluiting bevelen.

  • 2. Voorts kan de burgemeester voor een bepaalde tijd sluiting bevelen, indien de inrichting wordt geëxploiteerd in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

Afdeling 8 Toezicht op speelgelegenheden

Artikel 2:16 Speelautomaten

1.In dit artikel wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: de Wet op de kansspelen;

  • b.

    speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet, zijnde een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;

  • c.

    kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet, zijnde een speelautomaat, die geen behendigheidsautomaat is;

  • d.

    hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet, zijnde een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend:

1°. waar het café en het restaurantbezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend en

2°. waarvan de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder.

  • e.laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet, zijnde een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend, die geen hoogdrempelige inrichting is, of een inrichting waarin horeca-activiteiten worden verricht en waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is en ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca.

  • 2.

    In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, waarvan maximaal twee kansspelautomaten.

  • 3.

    In laagdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, met dien verstande dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan.

Afdeling 9 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 2:17 Betreden gesloten woning of lokaal

  • 1. Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2. Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3. Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

Artikel 2:18 Plakken en kladden

  • 1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak, dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

  • 2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of op dat gedeelte van een onroerende zaak, dat vanaf die plaats zichtbaar is:

    • a.

      een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding, aan te plakken, te doen aanplakken of op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

    • b.

      met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

  • 3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing als gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • 4. Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 5. Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 7. De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.

Artikel 2:19 Vervoer inbrekerswerktuigen

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2. Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

Artikel 2:19A Vervoer geprepareerde voorwerpen

  • 1. Het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.

Artikel 2:20 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats:

    • a.

      te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair.

    • b.

      zich op te houden op een wijze die aan andere gebruikers of aan bewoners van nabij die openbare plaats gelegen woningen onnodig overlast of hinder berokkent.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2:20A Verboden gedrag bij of in gebouwen

Het is verboden:

  • a.

    zich zonder redelijk doel in een portiek of portaal op te houden;

  • b.

    zonder redelijk doel in, op of tegen ene raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

Artikel 2:20B Hinderlijk gedrag speeltuinen

Het is verboden zich tussen zonsondergang en zonsopgang op te houden bij of in speeltuinen en/of speelweiden.

Artikel 2:21 Vechten in het openbaar

  • 1. Het is verboden om op een openbare plaats te vechten.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:22 Vervallen

Artikel 2:23 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijk ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen, of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

Artikel 2:24 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.

Het is verboden zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.

Artikel 2:25 Loslopende honden

1.Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten

lopen:

  • a.binnen en buiten de bebouwde kom op een openbare plaats zonder dat die hond aangelijnd is;

  • b.op voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak, speelweide, schoolterrein of sportveld. Deze locaties zijn voorzien van een rode verbodsaanduiding.

  • 2.

    Het verbod genoemd in eerste lid onder a geldt niet voor locaties binnen en buiten de bebouwde kom die voorzien zijn van een groene aanduiding.

  • 3.

    De verboden in het eerste lid aanhef en onder a en b zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:

a.die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of

b.die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.

Artikel 2:26 Verontreiniging door honden

  • 1. De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen, dat indien die hond zich binnen en buiten de bebouwde kom op een openbare plaats van uitwerpselen ontdoet deze onmiddellijk worden verwijderd.

  • 2. Het gebod in het eerste lid geldt niet voor locaties binnen en buiten de bebouwde kom die voorzien zijn van een groene of blauwe aanduiding.

  • 3. De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen, dat hij wanneer hij zich met die hond op een openbare plaats binnen of buiten de bebouwde kom bevindtaltijd een poepschepje of een ander ruimmiddel bij zich heeft. Blote handen en/of een zakdoek worden niet aangemerkt als ruimmiddel.

Artikel 2:26A Gevaarlijke honden

  • 1. Indien het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • 2. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3. Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

    • a.

      vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

    • b.

      door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    • c.

      zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Artikel 2:27 (Geluids)overlast door dieren

Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer eigenaar dan wel houder van een dier is, is verplicht ervoor te zorgen dat het dier geen (geluids)overlast veroorzaakt voor een omwonende of de omgeving.

Afdeling 10 Vuurwerk

Artikel 2:28 Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.

Artikel 2:29 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

  • 1. Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

  • 2. De verboden bedoeld in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht .

Afdeling 11 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen

Artikel 2:30 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats, indien deze personen het bepaalde in artikel:

  • o

    2:1 Samenscholing en ongeregeldheden;

  • o

    2:4 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg;

  • o

    2:18 Plakken en kladden;

  • o

    2:20 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen;

  • o

    2:22 Verboden drankgebruik;

  • o

    2:23 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten;

  • o

    5:18 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken.

van deze verordening groepsgewijs niet naleven.

Artikel 2:31 Veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

Artikel 2:32 Cameratoezicht op openbare plaatsen

  • 1. De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

  • 2. De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van de volgende openbare plaatsen:

  • o de omgeving van het NS-station te Geldrop;

  • o industrieterrein De Hooge Akker te Geldrop.

HOOFDSTUK 3 SEKSINRICHTINGEN, SEXWINKELS E.D.

Afdeling 1 Begripsomschrijving en nadere regels

Artikel 3:1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • b.

    prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • c.

    seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoning van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  • d.

    escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

  • e.

    sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

  • f.

    exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

  • g.

    beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent in een seksinrichting of escortbedrijf;

  • h.

    bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

    • a.

      de exploitant;

    • b.

      de beheerder;

    • c.

      de prostituee;

    • d.

      het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

    • e.

      toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6:2 van deze verordening;

    • f.

      andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

Artikel 3:3 Nadere regels

Met het oog op de in artikel 3:12 tweede lid van deze verordening genoemde belangen kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.

Afdeling 2 Seksinrichtingen, sekswinkels, escortbedrijven e.d.

Artikel 3:4 Seksinrichtingen en escortbedrijven

  • 1. Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2. Het bestuursorgaan kan alleen een vergunning, als bedoeld in het eerste lid, verlenen:

    • a.

      als het pand waarin de seksinrichting wordt gevestigd is gelegen in de kern Geldrop in het Carré (gebied begrensd door de straten Heuvel, Korte Kerkstraat en Langstraat) en

    • b.

      het pand waarin de seksinrichting wordt gevestigd de bestemming horeca/hotel heeft en

    • c.

      de afstand van het pand waarin de seksinrichting wordt gevestigd tot kerken, moskeeën en scholen (en andere door kinderen gebruikte gebouwen) ten minste 50 meter bedraagt.

  • 3. Het bestuursorgaan verleent voor maximaal één seksinrichting of escortbedrijf een vergunning.

  • 4. Het is verboden een seksinrichting of een escortbedrijf te exploiteren in andere gebieden of delen van de gemeente dan de in het tweede lid, onder a, bedoelde gebieden.

  • 5. In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de persoonsgegevens van de exploitant(en);

    • b.

      de persoonsgegevens van de beheerder(s);

    • c.

      de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf;

    • d.

      het aantal werkzame prostituees;

    • e.

      de plaatselijke en kadastrale ligging van de seksinrichting door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000;

    • f.

      een plattegrond van de seksinrichting door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100;

    • g.

      opgave van het dossiernummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

    • h.

      bewijs waaruit blijkt dat de exploitant(en) gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de vestiging van een seksinrichting en

    • i.

      de sluitingstijden van de seksinrichting.

  • 6. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

  • 1. De exploitant en de beheerder:

    • a.

      staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

    • b.

      zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

    • c.

      hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

    • a.

      met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht  in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht  ter beschikking gesteld;

    • b.

      binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering  is toegelaten;

    • c.

      binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht  , wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • o

        bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

      • o

        de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

      • o

        de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • o

        de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de Kansspelen;

      • o

        de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

      • o

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

  • 3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

    • a.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht  of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen  , tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;

    • b.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

  • 4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

    • a.

      bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

    • b.

      bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 5. De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

Artikel 3:6 Sluitingstijden

  • 1. Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven op maandag tot en met zondag tussen 02.00 en 08.00 uur.

  • 2. Het bevoegde bestuursorgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1:4 van deze verordening voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.

  • 3. Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of het tweede lid of artikel 3:7 eerste lid van deze verordening gesloten moet zijn.

  • 4. Het in het eerste tot en met het derde lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting

  • 1. Met het oog op de in artikel 3:12 tweede lid van deze verordening genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:

    • a.

      tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6 eerste of tweede lid van deze verordening geldende sluitingsuren vaststellen;

    • b.

      van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet een tijdelijk gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

1.Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de

ingevolge artikel 3:4 van deze verordening op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.

2.De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:

  • a.

    geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en

  • b.

    geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

Artikel 3:9 Sekswinkels

  • 1. Het is de rechthebbende op, de huurder of gebruiker van een onroerende zaak verboden

    daarin een sekswinkel te exploiteren.

  • 2. Het bevoegd bestuursorgaan kan van het in eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

  • 3. Een ontheffing als bedoeld in tweede lid wordt alleen verleend indien geen strijd ontstaat met de in artikel 3:12 tweede lid van deze verordening genoemde belangen en enkel indien de sekswinkel gelegen is in het gebied genoemd in artikel 3:4 tweede lid onder a van deze verordening.

Artikel 3:10 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen e.d.

1.Het is de rechthebbende op, huurder of gebruiker van een onroerende zaak verboden

daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:

    • a.

      als het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;

    • b.

      anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.

  • 2.

    In eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7 lid 1 van de Grondwet.

Afdeling 3 Beslistermijn en weigeringsgronden

Artikel 3:11 Beslistermijn

  • 1. Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3:4 eerste lid van deze verordening binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2. Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

Artikel 3:12 Weigeringsgronden

  • 1. De vergunning bedoeld in artikel 3:4 eerste lid van deze verordening wordt geweigerd indien:

    • a.

      de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 van deze verordening gestelde eisen;

    • b.

      de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan, voorbereidingsbesluit, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening; of

    • c.

      er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde;

    • d.

      er gelet op het bepaalde in artikel 3:4 derde lid van deze verordening meer dan één vergunning zou worden verleend;

    • e.

      er gelet op de nadere regels seksinrichtingen als bedoeld in artikel 3:3 van deze verordening geen geschiktheidsverklaring wordt verleend.

  • 2. Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      Het voorkomen of beperken van overlast;

    • b.

      het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

    • c.

      de veiligheid van personen of goederen;

    • d.

      de verkeersvrijheid of -veiligheid;

    • e.

      de gezondheid of zedelijkheid; of

    • f.

      de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

Artikel 3:13 Intrekkingsgrond

De vergunning als bedoeld in artikel 3:4 eerste lid van deze verordening kan worden ingetrokken indien, gelet op de nadere regels seksinrichtingen als bedoeld in artikel 3:3 van deze verordening, de geschiktheidsverklaring wordt ingetrokken.

Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer

Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie

  • 1. De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3:4 van deze verordening op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.

  • 2. Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 3:15 Wijziging beheer

  • 1. Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1 onder g van deze verordening het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2. Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, als het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:12 eerste lid, aanhef en onder a van deze verordening is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In afwachting van het besluit bedoeld in tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.

HOOFDSTUK 4 BESCHERMING MILIEU EN NATUURSCHOON EN ZORG VOOR UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE

Afdeling 1 Geluid- en lichthinder

Artikel 4:1 Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

  • b.

    inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;

  • c.

    houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

  • d.

    collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

  • e.

    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit, die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen.

  • f.

    geluidgevoelig gebouw: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet Geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting.

  • g.

    onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

  • 1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen, dagdelen of delen van de gemeente.

  • 2. Het college maakt de aanwijzing tenminste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

  • 3. Het college kan, wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

  • 1. Het is een inrichting toegestaan maximaal vijf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2. Het is een inrichting toegestaan maximaal vijf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid van het Besluit niet gelden, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3. Het college stelt een formulier vast voor het doen van de kennisgeving.

  • 4. De kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 5. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 6. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) tijdens een incidentele festiviteit veroorzaakt door de inrichting bedraagt, gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen niet meer dan 75 dB(A). De meting heeft uitsluitend betrekking op het invallende geluid (de reflectie wordt dus buiten beschouwing gelaten) en vindt plaats op een hoogte van 1,5 meter boven het maaiveld.

  • 7. De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is exclusief de straffactor voor muziekgeluid en de bedrijfsduurcorrectie.

  • 8. Indien de incidentele festiviteit plaats vindt op een zondag, maandag, dinsdag, woensdag of donderdag dient het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening – uiterlijk om 23.30 uur te zijn beëindigd. Indien de incidentele festiviteit plaatsvindt op een vrijdag, zaterdag of een dag voorafgaand aan een erkende feestdag dient het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:4 van deze verordening – uiterlijk om 24.00 uur te zijn beëindigd.

Artikel 4:4 Onversterkte muziek

  • 1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Besluit, binnen inrichtingen zijn de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit onverkort van toepassing.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt dat de in artikel 2.17 van het Besluit genoemde geluidsniveaus met betrekking tot de dag- en avondperiode niet gelden voor het in een inrichting ten gehore brengen van onversterkte muziek voor de duur van drie uur in de week, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen. Gedurende deze periode van drie uur dienen ramen en deuren gesloten te zijn. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit onverkort van toepassing.

  • 3. Het eerste lid geldt niet indien artikel 4:2 of artikel 4:3 van deze verordening van toepassing is.

Artikel 4:5 Overige geluidhinder

  • 1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.

  • 4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging

Artikel 4:6 Natuurlijk behoefte doen

Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden

Artikel 4:7 Vervallen

Artikel 4:8 Vervallen

Artikel 4:9 Vervallen

Artikel 4:10 Vervallen

Artikel 4:11 Vervallen

Artikel 4:12 Vervallen

Artikel 4:13 Vervallen

Artikel 4:14 Vervallen

Artikel 4:15 Vervallen

Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering

Artikel 4:16 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.

Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen

Artikel 4:17 Begripsomschrijving

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht  is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

  • 1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan, de beheersverordening, exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit is bestemd of mede bestemd.

  • 2. Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 van deze verordening kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de bescherming van natuur en landschap;

    • b.

      de bescherming van een stadsgezicht.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen in het belang van de gronden, genoemd in het vierde lid.

  • 6. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN INZAKE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE

Afdeling 1 Parkeerexcessen

Artikel 5:1 Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

  • b.

    parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.

  • 1. Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:

    • a.

      het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;

    • b.

      het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.

  • 2. Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:

    • a.

      voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;

    • b.

      voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.

  • 3. Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:

    • a.

      drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren, te plaatsen of te hebben binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;

    • b.

      de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

  • 4. Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen

  • 1. Het is verboden om binnen en buiten de bebouwde kom op de weg meer dan één voertuig te te parkeren, te plaatsen of te hebben met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.

  • 2. Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

  • 3. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5:3A Defecte voertuigen

Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.

Artikel 5:4 Voertuigwrakken

  • 1. Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.

  • 2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 5:5 Kampeermiddelen e.d.

  • 1. Het is verboden in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente en de verdeling van beschikbare parkeerplaatsen een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op alle openbare plaatsen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is het verboden om het in lid 1 bedoelde voertuig langer dan 30 dagen te plaatsen of te hebben op:

    • o

      industrieterrein Spaarpot te Geldrop;

    • o

      industrieterrein Spaarpot-Oost te Geldrop;

    • o

      het gedeelte van industrieterrein Hooge Akker vanaf het Daf-terrein tot de bovengrondse Hoogspanningsleiding te Geldrop;

    • o

      parkeerterrein Tournooiveld te Geldrop;

    • o

      parkeerterrein bij sportvelden aan de Winde te Geldrop;

    • o

      Tramweg te Mierlo;

    • o

      Nijverheidsweg te Mierlo;

    • o

      Industrieweg te Mierlo;

    • o

      Ambachtweg, vanaf de splitsing ventweg Geldropseweg tot het eind van de Ambachtweg die parallel is gelegen aan de Geldropseweg te Mierlo.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van de in het eerste en tweede lid gestelde verbodsbepalingen.

  • 4. Het in het eerste lid en tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.

  • 5. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5:6 Parkeren van reclamevoertuigen

  • 1. Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.

  • 2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5:7 Parkeren van grote voertuigen

  • 1. Het is verboden in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente en de verdeling van beschikbare parkeerplaatsen een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te plaatsen of te hebben op alle openbare plaatsen.

  • 2. Het verbod in het eerste lid geldt niet tussen 07.00 uur en 22.00 uur gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is het verboden om het in lid 1 bedoelde voertuig langer dan 30 dagen te plaatsen of te hebben op:

    • o

      industrieterrein Spaarpot te Geldrop;

    • o

      industrieterrein Spaarpot-Oost te Geldrop;

    • o

      het gedeelte van industrieterrein Hooge Akker vanaf het Daf-terrein tot de bovengrondse Hoogspanningsleiding te Geldrop;

    • o

      parkeerterrein Tournooiveld te Geldrop;

    • o

      parkeerterrein bij sportvelden aan de Winde te Geldrop;

    • o

      Tramweg te Mierlo;

    • o

      Nijverheidsweg te Mierlo;

    • o

      Industrieweg te Mierlo;

    • o

      Ambachtweg, vanaf de splitsing ventweg Geldropseweg tot het eind van de Ambachtweg die parallel is gelegen aan de Geldropseweg te Mierlo.

  • 4. Het verbod in het tweede lid is voorts niet van toepassing op campers, kampeerauto’s,caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.

  • 5. Het college kan van de in het eerste en derde lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

  • 6. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht  (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5:8 Overlast van fiets of bromfiets

Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

Artikel 5:8A Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

  • 1. Het is verboden met een voertuig te rijden door een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook, of het daarin te doen of te laten staan.

  • 2. Dit verbod is niet van toepassing:

    • a.

      op de weg;

    • b.

      op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid; en

    • c.

      op voertuigen waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.

  • 3. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen

  • 4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Afdeling 2 Collecteren

Artikel 5:9 Inzameling van geld of goederen

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

  • 2. Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3. Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.

  • 4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Afdeling 3 Standplaatsen

Artikel 5:10 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2. Onder standplaats wordt niet verstaan:

    • a.

      een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    • b.

      een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:7 van deze verordening.

Artikel 5:11 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • 2. Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 van deze verordening kan de vergunning worden geweigerd:

    • a.

      indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;

    • b.

      indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

  • 4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5:12 Toestemming rechthebbende

Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.

Artikel 5:13 Afbakeningsbepalingen

  • 1. Het verbod van artikel 5:11, eerste lid van deze verordening geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.

  • 2. De weigeringsgrond van artikel 5:11, derde lid, onder a van deze verordening geldt niet voor bouwwerken.

Afdeling 4 Snuffelmarkten

Artikel 5:14 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.

  • 2. Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:

    • a.

      een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    • b.

      een evenement als bedoeld in artikel 2:7 van deze verordening.

Artikel 5:15 Organiseren van een snuffelmarkt

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.

  • 2. Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

  • 3. De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Afdeling 5 Openbaar water

Artikel 5:16 Zwemverbod

Het is verboden in de drie vijvers van de IJzeren man in Geldrop te baden of te zwemmen.

Afdeling 6 Verkeer in natuurgebieden

Artikel 5:17 Beperking verkeer in natuurgebieden

  • 1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.

  • 2. Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:

    • a.

      in het belang van het voorkomen van overlast;

    • b.

      in het belang van de bescherming van natuur- of milieuwaarden;

    • c.

      in het belang van de veiligheid van het publiek.

  • 3. Het verbod in het eerst lid is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:

    • a.

      ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten;

    • b.

      die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

    • c.

      die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;

    • d.

      van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

    • e.

      voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod is voorts niet van toepassing:

    • a.

      op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

    • b.

      binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening 'Stiltegebieden' aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.

  • 5. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 6. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Afdeling 7 Verbod vuur te stoken

Artikel 5:18 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

  • 1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer  of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2. Mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:

    • a.

      verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

    • b.

      sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;

    • c.

      vuur voor koken, bakken en braden.

      3.Het college kan uitsluitend in onderstaande gevallen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod:

      a.voor kampvuren, te houden in het kader van bijzondere en/of recreatieve evenementen van groepen en verenigingen;

      b.voor vreugdevuren, te houden in het kader van feestelijkheden met een algemeen karakter, zoals bijvoorbeeld paas- en oudejaarsvuren;

      c.voor verbrandingen van met ziekte aangetast hout waarvan de noodzakelijkheid is gebleken om dit hout spoedig en ter plaatse te verbranden.

      4.Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 van deze verordening kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de woon- en leefomgeving en ter bescherming van de flora en de fauna.

      5.Het college stelt een formulier vast voor het aanvragen van een ontheffing.

      6.Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.

HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 6:1 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens de artikelen genoemd in deze verordening en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 6:2 Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

    • a.

      de politieambtenaren, ieder voor zover het betreft zaken die aan hun toezicht zijn toevertrouwd;

    • b.

      de ambtenaren die krachtens de Wet milieubeheer belast zijn met het toezicht op de naleving van voorschriften gegeven krachtens artikel 10.10 van die wet;

    • c.

      de ambtenaren die krachtens de Woningwet belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens die wet gegeven voorschriften;

    • d.

      de ambtenaren die krachtens de Wegenverkeerswet 1994 zijn belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens die wet gegeven voorschriften;

    • e.

      de ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 3 van deze verordening, alsmede de politieambtenaren van de politieregio Brabant Zuid-Oost, die deel uitmaken van het Prostitutie Controle Team;

    • f.

      de ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee, ieder voor zover het betreft zaken die aan hun toezicht zijn toevertrouwd.

  • 2. Verder zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

Zij, die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften, die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 6:4 Inwerkingtreding

nieuwe en intrekking oude verordening

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

  • 2.

    Op dat tijdstip wordt de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Geldrop-Mierlo, vastgesteld bij raadsbesluit van 3 oktober 2011 ingetrokken.

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, tweede lid van deze verordening, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 6:6 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Geldrop-Mierlo 2013.