Studiefaciliteitenregeling Kempengemeenten 2011

Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Intitulé

Studiefaciliteitenregeling Kempengemeenten 2011

Studiefaciliteiten

Studiefaciliteitenregeling

  • Artikel 1 Begripsomschrijving

  • Artikel 2 Beslissing

  • Artikel 3 Categorieën opleidingen

  • Artikel 4 Vergoeding opleidingskosten

  • Artikel 5 Verlof

  • Artikel 6 Reiskosten

  • Artikel 7 Intrekking

  • Artikel 8 Terugbetalingsverplichting

  • Artikel 9 Onvoorziene gevallen

  • Artikel 10 Slotbepalingen en inwerkingtreding

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a

    Medewerker: de ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR, met uitzondering van ambtenaren in de zin van artikel 1:2:1 leden 2 t/m 4 van de CAR/UWO.

  • b

    Kempengemeenten: de gemeenten Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden evenals het openbaar lichaam Samenwerking Kempengemeenten.

  • c

    Burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden en het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Samenwerking Kempengemeenten

  • d

    Leidinggevende: de direct leidinggevende van de medewerker

  • e

    Opleidingskosten: cursus– en lesgelden, evenals examen- en diplomagelden.

  • f

    Opleidingsfaciliteiten: het geheel van de door of namens het college van burgemeester en wethouders vergoede kosten en verlof ten behoeve van een opleiding.

  • g

    Opleiding: opleiding, training, seminar, congres, supervisie, intervisie en coaching

De leidinggevende beslist of de medewerker een opleiding mag volgen en over de toekenning van opleidingsfaciliteiten zoals opgenomen in deze regeling.

  • a

    Opleidingen die door werkgever verplicht zijn opgedragen conform artikel 15:1:26 (CAR/UWO), namelijk functiegerichte opleidingen. Deze vallen onder hoofdstuk 17 van de CAR/UWO. Functiegerichte opleidingen zijn opleidingen:

    • 1

      die direct voortvloeien uit de taakstelling van de medewerker

    • 2

      die gericht zijn op toekomstige ontwikkelingen in de taakstelling van de medewerker

    • 3

      die gericht zijn op instroom in een nieuwe functie op verzoek van burgemeester en wethouders.

  • b

    Ontwikkelgerichte opleidingen van de medewerker, namelijk opleidingen die niet direct betrekking hebben op de huidige functie van de medewerker. Het betreft hier alle andere opleidingen dan bedoeld onder functiegerichte opleidingen. Deze vallen niet onder hoofdstuk 17 van de CAR/UWO.

Functiegerichte opleidingen, zoals bepaald in artikel 3 onder a, worden voor 100% vergoed.

Ontwikkelgerichte opleidingen, zoals bepaald onder artikel 3 onder b, vallen niet onder hoofdstuk 17 van de CAR/UWO, maar kunnen wel in aanmerking komen voor een vergoeding. Hierbij wordt maatwerk toegepast. Afhankelijk van de opleidingsnoodzaak en opleidingsbehoefte wordt de bijdrage van de medewerker en de bijdrage van de werkgever bepaald.

Bij functiegerichte opleidingen wordt verlof met behoud van bezoldiging verleend, benodigd voor deelname aan de opleiding. Het verlof wordt verleend voor de tijd die binnen de ingeroosterde werktijd van de medewerker valt.

Bij ontwikkelgerichte opleidingen wordt maatwerk toegepast. Afhankelijk van de opleidingsnoodzaak en opleidingsbehoefte kan een bijdrage in tijd van de medewerker en de bijdrage in tijd van de werkgever worden bepaald. Dit wordt schriftelijk vastgelegd.

Voor het deelnemen aan examens of tentamens binnen werktijd in het kader van functiegerichte opleidingen wordt opleidingsverlof met behoud van bezoldiging verleend. Dit kan, afhankelijk van de opleidingsnoodzaak en – behoefte, eveneens worden verleend bij ontwikkelgerichte opleidingen.

Voor zover van toepassing, worden eventuele reiskosten, voortvloeiende uit deelname aan een opleiding, vergoed overeenkomstig de Reisregeling Binnenland.

De leidinggevende kan besluiten tot, al dan niet tijdelijke, stopzetting van de faciliteiten

  • a

    Op verzoek van de medewerker;

  • b

    Voor andere dringende/zwaarwegende redenen.

In de volgende situaties geldt een terugbetalingsverplichting:

  • a

    de opleiding meer dan € 1.500,00 bedraagt en het gestelde onder b. of c. van toepassing is;

  • b

    wanneer de medewerker de opleiding waarvoor een vergoeding is verleend, beëindigt zonder dat deze is afgerond;

  • c

    de medewerker op eigen verzoek of ten gevolge van aan zichzelf te wijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen voordat de opleiding, waarvoor de vergoeding is verleend met goed gevolg is afgesloten of binnen twee jaar na de reguliere afronding van de opleiding.

De leidinggevende kan in de volgende situaties besluiten de terugbetalingsverplichting niet te effectueren:

  • a

    indien voortzetting van de opleiding redelijkerwijs niet meer van de medewerker kan worden verlangd;

  • b

    indien de medewerker ontslag vraagt om bij een van de Kempengemeenten in dienst te treden;

  • c

    in bijzondere gevallen.

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan het college van burgemeester en wethouders een bijzondere voorziening treffen.

Deze regeling kan worden aangehaald als “Studiefaciliteitenregeling Kempengemeenten 2011”

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking.

Op de in het tweede lid genoemde datum vervallen alle lokale studieregelingen en -richtlijnen van de afzonderlijke Kempengemeenten.

In afwijking van het gestelde in het vorige lid, lopen de reeds gemaakte afspraken met een medewerker door, totdat de opleiding is beëindigd.

De werking van deze regeling wordt twee jaar na de datum van inwerkingtreding geëvalueerd.

Vastegsteld 28 september 2011

Algemene en artikelsgewijze toelichting

De basis voor de regeling is gelegen in hoofdstuk 17 van de CAR/UWO.

Uitgangspunt is dat afspraken gemaakt worden in het persoonlijk ontwikkelingsplan. In onze organisaties is dat onderdeel van het gesprek tussen leidinggevende en medewerkers zoals dat in het begin van elk jaar plaatsvindt. De door de medewerker te verrichten taken zoals die zijn neergelegd in het functieprofiel en (eventueel) een onderliggende taakbeschrijving, afdelingsplan of individueel werkplan zijn de basis voor de op te nemen opleidingsactiviteiten. Overigens moet opleiding hier breed gezien worden, bijvoorbeeld ook coaching kan hieronder vallen. Naast deze direct voor de functie van belang zijnde activiteiten kunnen ook opleidingen worden opgenomen die vallen onder de loopbaanontwikkeling van de medewerker.Zoals in lid 3 aangegeven moeten de activiteiten passen in de doelstellingen, criteria en budgettaire voorwaarden zoals opgenomen in het opleidingsplan. Dit opleidingsplan is overigens nog in ontwikkeling.

In artikel 1 is onder meer opgenomen dat de regeling geldt voor de medewerkers van de gemeenten Bladel, Eersel, Oirschot, Reusel-De Mierden en van de Samenwerking Kempengemeenten.

Artikel 2 bepaalt dat de beslissing genomen wordt door de direct leidinggevende van de medewerker. Bij die beslissing houdt de leidinggevende rekening met de diverse aspecten zoals die in de algemene toelichting zijn opgenomen.

In artikel 3 worden twee soorten activiteiten onderscheiden. De eerste groep zijn de activiteiten die een direct gevolg zijn van de werkzaamheden van de medewerker. Hieronder vallen ook de activiteiten die noodzakelijk zijn om op veranderingen, bijvoorbeeld als gevolg van digitalisering, voorbereid te zijn. Digitalisering is daarvan een voorbeeld, maar ook wetswijzigingen en andere werkwijzen. Waar het om gaat, is dat de medewerker zijn werkzaamheden niet meer kan verrichten als hij niet bijgeschoold wordt. Activiteiten die ook onder deze groep vallen, zijn activiteiten die een gevolg zijn van bijvoorbeeld een andere functie. Het moet dan wel gaan om een functie die de medewerker gaat verrichten vanwege organisatiebelang. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij reorganisaties of ten aanzien van medewerkers waarvan de werkgever vindt dat zij niet (langer) op een goede plek zitten. Alle andere activiteiten vallen onder de tweede groep. Daarbij staat vooral het individuele (loopbaan)belang van de medewerker voorop. Te denken valt aan medewerkers die een studie gaan volgen om daarmee hun carrièreperspectief te vergroten.Dit onderscheid wordt gemaakt omdat de faciliteiten ook verschillend zijn.

Zoals in de artikelen 4 en 5 wordt aangegeven, worden de functiegerichte activiteiten volledig gefaciliteerd (volledige vergoeding van kosten en in werktijd). Dit is overeenkomstig de CAR/UWO. Bij ontwikkelgerichte activiteiten ligt dat anders. Daar immers, staat vooral het individuele belang van de medewerker voorop. Het is in dat licht niet redelijk dat de werkgever alle kosten voor zijn rekening zou nemen. Er is voor gekozen om beide soorten van activiteiten wel in samenhang met elkaar te bezien en deze in één document onder te brengen. De regeling gaat ervan uit dat hier maatwerk wordt verricht. Dat maatwerk is afhankelijk van een aantal factoren. De belangrijkste is de mate waarin een activiteit ook voor de organisatie van belang kan zijn. Als een activiteit vrijwel geen belang heeft, zullen de faciliteiten beperkter zijn. Als de opleiding echter gericht is op een ook door de werkgever gewenste instroom in een andere functie, zullen betere faciliteiten worden toegekend. Omdat er zich veel verschillende situaties kunnen voordoen, is het niet mogelijk om in de regeling een normering vast te stellen.

In artikel 8 is een terugbetalingsverplichting opgenomen. Deze geldt als de opleiding meer dan € 1.500,00 kost, en de medewerker de opleiding tussentijds beëindigt òf de medewerker door eigen toedoen wordt ontslagen (tot twee jaar na afronding van de opleiding). Er kunnen redenen zijn om de terugbetalingsverplichting niet toe te passen. Bijvoorbeeld als sprake is van langdurige, ernstige ziekte in de privé-omgeving van de medewerker. Uitgangspunt is ook dat de medewerker niet hoeft terug te betalen als hij binnen het samenwerkingsverband van de Kempengemeenten blijft. De terugbetalingsverplichting hoeft overigens niet het gehele bedrag te betreffen. Als bijvoorbeeld een medewerker snel vertrekt na het behalen van de opleiding zal het om een hoger bedrag gaan, dan wanneer de medewerker aan het eind van de genoemde termijn van 2 jaar na afronding vertrekt.

In artikel 10 is bepaald dat alle voormalige regelingen, richtlijnen, e.d. die golden bij de inwerkingtreding van de huidige regeling worden ingetrokken. Bestaande afspraken die nog enige tijd doorlopen blijven gehandhaafd. Tenslotte is afgesproken dat de werking van de regeling 2 jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd. Daarbij zal met name ook gelet worden op de ervaringen met betrekking tot de vraag of ontwikkelgerichte activiteiten voldoende tot hun recht komen en de wijze waarop dat dan gebeurt.