Beleidsregels Wet Bibob

Geldend van 01-05-2016 t/m 07-02-2021

Intitulé

Beleidsregels Wet Bibob

Beleidsregels Wet Bibob 

De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Gennep, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft;

 

Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordeling door het openbaar bestuur(Wet Bibob) henbeleidsruimte verschaft bijde besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiendebevoegdheid;

 

Gelet op het bepaaldein:

  • -

    de Wet Bibob;

  • -

    artikel 4:81 van de Algemenewet bestuursrecht;

  • -

    de artikelen 3, 27, 30a en31 van de Drank-en horecawet;

  • -

    artikel 30b van deWetop de kansspelen;

  • -

    artikel 2 van de Verordening op de speelautomaten(hallen);

  • -

    artikelen 2.1 en 2.17 van de Wetalgemene bepalingen omgevingsrecht;

  • -

    het gemeentelijke inkoop-en aanbestedingsbeleid;

  • -

    de artikelen 2:25, 2:28, 2:39 en3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening;

  • -

    de Algemene Subsidieverordening Gennep.

Besluiten:

vast te stellende Beleidsregels Wet Bibob.

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn.

  • 2. In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: Wet Bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur;

    • b.

      De gemeente: de gemeente Gennep;

    • c.

      Bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders;

    • d.

      RIEC: het samenwerkingsverband Regionaal Informatie en Expertise Centrum;

    • e.

      Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet.

    • f.

      Bibob-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen.

    • g.

      Overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

    • h.

      Vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • 1.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2.

        huur of verhuur;

      • 3.

        het verlenen van een gebruiksrecht; of

      • 4.

        de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

    • i.

      Betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsprocedures, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer.

    • j.

      Eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau te vragen.

Artikel 2. Doel

De gemeente beoogt met toepassing van de Wet Bibob te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast. Daartoe past de gemeente de Wet Bibob toe op de navolgende wijze.

Hoofdstuk 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 3. Verplichte toepassing bij nieuwe aanvragen

Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

  • a.

    Artikel 3 Drank- en horecawet (Drank- en horecavergunning) (Paracommerciële horeca- inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en horecawet - zoals dorpshuis, buurthuis, clubhuis of kantine van een sportvereniging - waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht, vallen in beginsel niet onder dit Bibob-beleid)

  • b.

    Artikel 30b van de Wet op de kansspelen (speelautomatenvergunning);

  • c.

    Artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (horecaexploitatievergunning);

  • d.

    Artikel 2:39 van de Algemene Plaatselijke Verordening (speelgelegenheden);

  • e.

    Artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (seksinrichting, escortbedrijf);

  • f.

    Artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening (evenementenvergunning) bij aanvragen die betrekking hebben op een vechtsportgala of danceparty;

  • g.

    Artikel 2 van de Verordening Speelautomatenhal(speelautomatenhal);

  • h.

    Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit) wanneer de aanvraag betrekking heeft bouwactiviteiten met een bouwsom hoger dan € 350.000,--.

Artikel 4. Optionele toepassing bij nieuwe aanvragen

Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaats wanneer er duidelijk aanwijzingen bestaan die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet:

  • -

    vanuit eigen informatie en/of;

  • -

    vanuit informatie van een of meerdere partners zoals toezichthouders, politie, Belastingdienst, het RIEC etc. en/of;

  • -

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet;

  • -

    als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijke Bureau Bibob.

  • a.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer) voor zover de inrichtingen behoren tot de branches:

    • -

      woonfunctie (kamerverhuur, hotels , logies en campings);

    • -

      horeca;

    • -

      sportschool;

    • -

      belwinkel;

    • -

      occasion- en autobedrijf;

    • -

      autosloperij;

    • -

      vastgoedbedrijf;

    • -

      tattooshop;

    • -

      massage salons, beauty, wellness en saunabedrijf

    • -

      inrichtingen die actief zijn in de bewerking, verwerking en/of opslag van afvalstoffen.

  • b.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

  • c.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 30a Drank- en horecawet (ontheffing tijdelijk schenken);

  • d.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en horecawet, in het geval het een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en horecawet (para-commerciële instelling);

  • e.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 5:18 van de Algemene Plaatselijke Verordening (standplaatsvergunning);

  • f.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 5:15 van de Algemene Plaatselijke Verordening (ventvergunning);

  • g.

    De aanvraag voor subsidie als bedoeld in een gemeentelijke subsidieregeling;

  • h.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op activiteiten waarvoor bij algemene maatregelen van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets);

Artikel 5. Toepassing bij overige aanvragen

  • 1.

    Naast de in artikel 3 en 4 omgeschreven aanvragen, kan het bestuursorgaan bij een aanvraag voor de in een beschikkingen steeds overgaan tot een Bibob-toets, wanneer er duidelijk aanwijzingen bestaan die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet:

  • -

    Vanuit eigen informatie en/of;

  • -

    Vanuit informatie van een of meerdere partners zoals toezichthouders, politie, Belastingdienst, het RIEC etc. en/of;

  • -

    Vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet;

  • -

    als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijke Bureau Bibob.

Artikel 6 Vrijstelling

De Bibob-toets zal in beginsel niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

  • -

    Overheidsinstanties;

  • -

    Semi-overheidsinstanties;

  • -

    Toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning);

  • -

    Door het College van B&W bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (b.v. PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid).

Artikel 7 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

1.Het bestuursorgaan kan de wet toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

  • a.

    De verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een Bibob-toets;

  • b.

    Vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • c.

    Informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet Bibob is verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • d.

    Bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt.

Artikel 8 Buiten behandeling stelling aanvraag en intrekking van de vergunning of ontheffing

Als de Bibob-vragenformulieren niet binnen de gestelde termijn volledig worden ingevuld zal allereerst de daartoe gestelde regels van de Awb toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 jo 3 van de Wet Bibob. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Hoofdstuk 3: Privaatrechtelijke transacties

Artikel 9 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1. De Bibob-toets wordt beperkt tot de gevallen, die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

    • -

      Hoge mate van financiële complexiteit;

    • -

      Behorende tot een als zodanig door College van B&W benoemde risicobranche;

    • -

      Hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

    • -

      Exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

  • 2. Het besluit tot uitvoering van het bibob-toets kan daarnaast gebaseerd worden op:

    • a.

      Eigen ambtelijkeinformatie en/of;

    • b.

      Informatie verkregen van het Bureau en/of;

    • c.

      Informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet (OM-tip)en/of;

    • d.

      Informatie verkregen van een of meerdere partnersbinnen het samenwerkingsverband RIEC.

  • 3. Bij de start van onderhandelingen, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

  • 4. Indien de bibobprocedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

  • 5. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis daarvan kan bij aanwijzingen of vermoeden dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst. De integriteitsclausule houdt tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 30 en artikel 12 van de Wet kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst.

Artikel 10. Toepassingsbereik bij aanbestedingen

  • 1. De gemeente zal het bibobonderzoek ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, in beginsel alleen uitvoeren bij overheidsopdrachten, die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw en die, conform de geldende richtlijnen van de gemeente Gennep, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen openbaar moeten worden aanbesteed.

  • 2. Een besluit tot uitvoering van een bibobonderzoek zal daarnaast ook plaatsvinden indien er:

    • a.

      Op basis van eigen ambtelijke informatie en/of;

    • b.

      Informatie verkregen van het Bureau en/of;

    • c.

      Informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of;

    • d.

      Informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC duidelijk aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat er sprake is van een ernstig risico als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Hoofdstuk 4: Uitvoering

Artikel 11 Eigen onderzoek

  • 1. In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulier dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.

  • 2. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

  • 3. In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob- vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

  • 4. Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

Artikel 12 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Het Bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over de verlenging.

  • 3.

    In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordtdaarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 13. Beschikking

  • 1. De gemeente gaat over tot negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit de Bibob-toets en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet.

  • 2. Indien de gemeente voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen.

  • 3. De gemeente, die een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 14 Bekendmaking, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 mei 2016.

  • 2.

    De beleidsregels Wet Bibob 2006 wordt op 1 mei 2016 ingetrokken.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels Wet Bibob”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op
De burgemeester,De heer P.J.H.M. de Koning
Het college van burgemeester en wethouders van Gennep,
De secretaris, Mevrouw J.M. Nijland
De burgemeester,De heer P.J.H.M. de Koning

Artikelsgewijze toelichting bij de Beleidsregels Wet Bibob

Inleiding

De Wet Bibob is eenbestuursrechtelijk instrument om de integriteit van het bestuursorgaan te beschermen, waarmee tevens invulling wordt gegeven aan debestuurlijke aanpak van (georganiseerde) criminaliteit. De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bijeenverleende of te verlenenbeschikking (vergunning, ontheffing, subsidie e.d.), overheidsopdrachten of vastgoedtransactie, er sprake is van het aanwenden van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegenvan strafbare feiten doorde betrokkene.

 

De gemeenteheeft beleidsvrijheid om te bepalenwaarop zij de Wet Bibob wil toepassen. Tevens is de gemeente verantwoordelijk voordetenuitvoerlegging van de Wet Bibob. In deze beleidslijn is omschrevenhoe de gemeente Gennep deWetBibob toepast. Dit scheptduidelijkheid naar de burgers en ondernemingen diepotentieel aan een Bibob-toets kunnen worden onderworpen.

 

Per 1 juli 2013 is deWet Bibob gewijzigd. Het toepassingsbereik is uitgebreid en detoepassing is vereenvoudigd. Mede door dezewijziging en de wens om het beleid te vernieuwen en uit te breiden, is dezebeleidslijn tot stand gekomen.

Hoofdstuk 1: Algemeen 

Artikel 1 begripsomschrijving

Dit artikelbehoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2 Doel

Dit artikelbehoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

De gemeenteheeft de vrijheid om de toepassing van de wet aan te passen aan de behoefte van de gemeente. Het onderscheidt in de gemeenteGennep is als volgt gemaakt:

  • -

    aanvragen waarbij altijd een Bibob-toets wordt uitgevoerd;

  • -

    aanvragen waarbij een Bibob-toets wordt uitgevoerd als deze binnen eenbepaalde situatie of binnen eenbepaalde risicobranche vallen;

  • -

    aanvragen die aan een Bibob-toets worden onderworpenindien er duidelijke aanwijzingen zijn diehet vermoeden rechtvaardigen, dat bijde aanvraag sprake isvan een ernstigemate van gevaar als bedoeld in artikel3 van de wet:

  • *

    vanuit eigen informatie en/of;

  • *

    vanuit informatie van een of meerdere partnerszoals toezichthouders, politie, Belastingdienst, het RIEC etc. en/of;

  • *

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet,

  • *

    als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegende aanvrager van een beschikking, in de afgelopentwee jaar advies is uitgebrachtof eenadviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijke Bureau Bibob.

 

Deze verdeling is gemaakt aangezien de ernstige mate van gevaar, zoals bedoeld in artikel 3 van de wet, in bepaalde branches en dusbij bepaalde beschikkingenhoger ligt dan bij anderebranches. Met namede afweging om tot een Bibob-toets over te gaan,dient - met het oog op het ingrijpende karaktervan het instrument - weloverwogen te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit,rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijkerol.

Artikel 3 Verplichte toepassing bij nieuwe aanvragen

De wet wordtactief toegepast in een aantal sectoren, waar risico's op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig kunnen wordengeacht. Het gaat om vergunningen op grond van artikel 3 van de Drank-en horecawet (behalve paracommerciële instellingen), vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen, seksinrichtingen, speelautomatenhallen.

 

Vele anderegemeenten hebben de vergunning ten behoeve van coffeeshops ook onderhet actieve beleid geschaard. De gemeenteGennep heeft echter een nul beleid omtrent coffeeshops. Om die reden zijn deze vergunningen niet meegenomen in dit beleidsstuk.

 

Horeca

Uit de ervaringendie de afgelopenjaren is opgebouwd met de wet Bibob, is geblekendatde horecasector een risicovolle branche is. Binnende horecasector is het lastig om te werken met bepaalderisicoprofielen, omdatbinnen de gehele branche een verhoogd risico op crimineleinmenging bestaat. Een actief beleid op deze brancheis daarom de beste manier om de integriteit van de gemeente Gennepte bewaken.

 

Seksinrichtingen

Om een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren is een exploitatievergunning (artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening) nodig. De sekssectorbestaat uit degelegaliseerde seksinrichtingen, seksbioscopen en seksbedrijven. De exploitanten komen echterbijna zonder uitzondering uit de voormalige illegale wereld. Hoewel daarmee niet gezegd isdat men zich nietaande regels zal houden, is toezicht hierop niet overbodig. Verschuiving in hetaanbod en verschuiving in deillegaliteit is het gevolg van deafschaffing van het bordeelverbod.Vrouwenhandel en het tewerkstellen van illegale vreemdelingen in de sekssector zijn veel voorkomende problemen. Door al dezekenmerken is de sekssector aan te merken als een risicovolle branche.

 

Speelautomaten(hallen)

Doormiddel van speelautomaten kan geld wordenwitgewassen. Dit geldt zowel voor speelautomatenhallen als het plaatsen van speelautomaten in een horecagelegenheid. Derhalve is dit een risicosector waar actief beleid voor geldt.

 

Evenementenvergunning

Besloten is om evenementenvergunningen op te nemenbinnen het toepassingsbereik van hetBibob beleid. Rekening houdend met deproportionaliteit is hetniet reëel om elke aanvraag voor een evenement te onderwerpen aan een Bibob-toets.

Het opnemen van dancefeesten en vechtsportgala'sin het Bibob-beleid vloeit voort uit een analyse van het beleid van andere gemeenten. Bij dancefeesten en vechtsportgala’s is vaaksprake van vervlechting tussen onderwereld en bovenwereld, hetzij in de organisatie van een dergelijk evenement dan wel inde financiering ervan.

 

Omgevingsvergunning bouwactiviteit

Vóór het vankracht worden van de Wet Bibob kon een bouwvergunning (thans omgevingsvergunning)slechts op grond van strijd met het Bouwbesluit, de Bouwverordening, het bestemmingsplan of de redelijke eisen van welstand geweigerd of ingetrokken worden en was slechtshet te bouwen object voorwerp van beoordeling. De vergunning aanvrager c.q. de vergunninghouderhoefde niet aan integriteitseisen te voldoen,daar een bouwvergunning zich richtte op het bouwwerk en niet op de aanvrager. De wet is bedoeld als een aanvulling op de bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Bij de toepassing van de wet wordt nu juist de integriteit van de aanvrager en de bijde aanvraag betrokken(rechts)personen beoordeeld.

 

In dezebeleidslijn is beslotenomde aanvraag van eenomgevingsvergunning voor eeninrichting aan een Bibob-toets te onderwerpen,indien het gaat om een aanvraag met een bouwsomhoger dan 350.000,00 euro.

Artikel 4 Optioneletoepassing bij nieuwe aanvragen

Daarnaast is in deze beleidslijn ook een aantalvergunningen opgenomenwaar actief beleid voor geldt,indien deze binnen een bepaaldesituatie of binnen zogenaamde risicobranches en/of risicogebiedenvallen.

 

Omgevingsvergunning beperkte  milieutoets risicobranches

Besloten is om in de beleidslijn enkele risicobranches te noemen. Hierdoor is het mogelijk om bepaalde(rechts)personen aan eenBibob-toets te onderwerpen, dieanders niet getoetstzouden kunnen worden. Uit ervaring en onderzoeken is gebleken dat onderstaande branches vatbaarder zijn voor crimineleinvloeden. De burgemeester respectievelijk het college heeft de mogelijkheid om de lijst metbranches uit te breiden of in te krimpen als daar aanleiding toe is.

 

  • -

    Woonfunctie zoals kamerverhuur, hotels , logies en campings;

Deze woonfuncties kunnen wordengebruikt om bijvoorbeeld geld wit te wassen of illegalen onderte brengen. De illegale activiteiten kunnenleiden tot oneerlijke concurrentie en de afwezigheid van controle op veiligheid en kwaliteitvan het kameraanbod.

Dit geeft voldoende aanleiding om deze branche als risicobranche te benoemen.

 

  • -

    Sportscholen;

Uit jurisprudentie en eerdereervaringen in andere gemeenten blijktdatsportscholen vaak worden gebruikt om geld wit tewassen en bijvoorbeeld een plek isvoor illegale activiteiten zoals drugshandel. Om die redenen is deze categorie als risicobranche aangewezen.

 

  • -

    Belwinkels;

Dergelijke bedrijfjes worden vaak gebruikt voor illegale activiteiten.Uit onderzoek in Rotterdam bleekdatin een overgrootdeel van de belwinkels er illegaleactiviteiten plaatsvinden. Het gaat hierbijomallerlei illegale activiteiten, bijvoorbeeld mensen die er illegaal werken, verkeerde boekhouding en fraude. Het gaathier vaak om zaakjesdie onder andere vaak van eigenaarwisselen. Als er (te)veelbelwinkels zijn, is de winstmarge klein en de concurrentie groot.

Hierdoor is deverleiding groter om het mindernauw te nemen met deregels.

 

  • 1.

    Autoverkoop- en verhuurbedrijven en autosloperijen;

De brancheautoverkoop- en verhuurbedrijven en autosloperijen is aangewezenalsrisicobranche, omdat in dezebranche uit ervaring isgebleken dat hier vakerillegale activiteiten plaatsvinden. Hierbij gaat het zowel om de georganiseerde diefstal van auto’s, vrachtwagens en lading als om dehandel hierin en het witwassen van geld. Zo nodig worden gestolen voertuigen ook gekat.Vanwege het feit dat deze branche onderde detailhandel valt, is het niet nodig om hiervoor een vergunning aan te vragen. De wet Bibob biedt alsnog een mogelijkheid om deze bedrijvente toetsen als dezebranche als risicobranche wordt aangewezen.

 

  • -

    Vastgoedbedrijven;

Vastgoedbedrijven vallen onder de risicobranche omdat uit het onderzoek‘Malafide activiteiten in de vastgoedsector’ blijkt datveel crimineel verdiendvermogen in de vastgoedsector terechtkomt. Het is de sector waarin de illegale en delegale economie samenkomen. Het feit dat vastgoed waardevastis en er weinig toezicht wordt gehouden op deze sector, maakt het dat dezesector een risicovolle branche is voorillegale activiteiten.

 

  • -

    Massage salons, beauty,wellness en saunabedrijven;

Uit jurisprudentie en uit onderzoek van justitieblijkt dat massagesalons, beauty, wellnessen saunabedrijven vaak een dekmantel zijn voor illegale bordelen, de medewerksters vaak illegaal in Nederland verblijven en hetslachtoffer van mensenhandel zijn. Om die redenen isdeze categorie als risicobranche aangewezen.

 

  • 1.

    Inrichtingen die actiefzijn in de bewerking, verwerking en/of opslag van afvalstoffen

Uit onderzoek en rechtspraak is gebleken dat met name de afvalbranchegevoelig is voor criminaliteit. De afvalbranche kent een hoge mate van regeldichtheid en complexiteit van de milieuwetgeving,waardoor er veel mazen in de wet- en regelgeving bestaan. Verder moet gewezen worden op dehoge winstmarges die met ontduiken van de milieuregelgeving behaald kunnen worden.

 

Naast de risicobranches, is het ook mogelijk om risicogebieden aan te wijzen in dezebeleidslijn. Op dit moment is er geen noodzaak om eenrisicogebied aan te wijzen.De redenen waarom een gebied alsnog kan worden aangewezen alsrisicogebied zijn:

  • -

    meerdere handhavingsverzoeken;

  • -

    snelle wisselingen van bedrijven;

  • -

    meerdere malen handhavend moeten optredenvanuit zowel gemeente als politie.

 

Omgevingsvergunning inrichting Wet Milieubeheer

De afgelopen jaren is in ruime mate onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van criminaliteit binnen demilieubranche. Uit verschillende onderzoeken van bijvoorbeeld de "Commissie van Traa", hetonderzoek "Schijn bedriegt" en recenter onderzoeken van het Wetenschappelijk onderzoeks- en documentatiecentrum van het ministerie van Justitie (WODC)blijkt dat dit werkveld gevoelig is voor criminelehandelingen. Dit beeld wordt bevestigd door een aantalgrote strafzaken uit het verleden (zoalsdeTCR affaire), maar ook strafzaken van recenter datum en rechtspraak omtrent de toepassing van de Wet Bibob op milieuvergunningen. Criminaliteit in de milieubranchevarieert van (stelselmatige) overtreding van de milieuregelgeving, commune criminaliteit,een combinatie van milieu- en commune criminaliteit, tot het gebruikenvan bedrijven als dekmantel voor criminelehandelingen. Het is dusnoodzakelijk dat het Bibob instrument kan wordeningezet binnen het werkveld milieu.

In deze beleidslijn is beslotendeomgevingsvergunning ‘inrichtingen Wet Milieubeheer’ onder het Bibob instrument te laten vallen. De toepassing blijft echter beperkttot die gevallen waarbij sprakeisvan ambtelijke informatie en/of informatie van een of meerderepartners zoals toezichthouders, politie, Belastingdienst,hetRIEC en het OM,die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de betreffende beschikking zal wordengebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet.

 

APV-vergunningen

Rekening houdende met de proportionaliteit is het niet mogelijkom elke aanvraag op grond van de APV teonderwerpen aan een Bibob-toets.Devergunningsaanvragen wordenenkel aan een Bibob- toets onderworpenindien er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie van een of meerderepartners zoals toezichthouders, politie, Belastingdienst, het RIEC en het OM, die een aanleiding vormen om te vermoedendat de betreffende beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel3 van de wet. Standplaatsvergunningen en ventvergunningen worden hierbij echter in het beleid specifiek benoemd om dat dezebranches intensief contact zoekt metdeindividuele burgers. Alsgemeente krijgen we daarbij vaak klachten overde wijze waarop een dergelijke organisatie hen benaderd.

 

Toepassingsbereik  bij subsidies

In de gewijzigde Wet Bibob is deverplichting losgelaten dat het toepassenvan de Wet Bibob in de specifiekesubsidieregeling/-verordening vastgelegd moet worden. Voor subsidies zijn verderook

geen specifieke branches of activiteitenbenoemd. Dit betekenddat de Wet Bibob in beginsel toegepast kan worden op alle beschikkingenvoor een subsidie.

Subsidies worden echter vaakaangevraagd door stichtingen of verenigingen, dit zijn niet- commerciëleaanvragers. Hierbij wordt minder criminaliteit verwacht vanwegedeze vaak niet commerciëleachtergrond van de aanvragers van een subsidie. Derhalve is het ook nietzinvol om bij iedereaanvraag het Bibob-instrument in te zetten. De toepassing is daarom beperkt totde gevallen waarbij(concrete) informatie hier enigeaanleiding toe biedt.

 

Artikel 5 Toepassing bij overige aanvragen

Naast de genoemdeaanvragen uit artikel 4 bestaat ook de wens om aanvragentetoetsen dieniet binnen die risicobranches vallen. Rekening houdende met deproportionaliteit, is het niet mogelijk om elke aanvraag te onderwerpen aan een Bibob-toets. Daarom geld voorde aanvragendiebuiten de risicobranches vallen ookdat deze kunnenworden onderworpen aan het Bibob-instrument, indien er sprake is van ambtelijke informatie van een of meerdere partners zoals toezichthouders, politie, Belastingdienst, het RIEC enhet OM, dieeen aanleiding vormen om te vermoeden dat de betreffende beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet.

 

Artikel 6 Vrijstelling

Semi-overheden worden in eersteinstantie uitgesloten voor de Bibob-toetsaangezien zij aan strikte regelgeving gebonden zijn en vaak al aan een strenge controle onderhevig zijn. Echter, als blijkt dat:

  • -

    vanuit eigen informatie en/of;

  • -

    vanuit informatie van een of meerdere partnerszoals toezichthouders, politie,Belastingdienst, het RIEC etc. en/of;

  • -

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet,

er duidelijk aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij deaanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel3 van de wet, kaner alsnog over wordengegaan tot een Bibob-toets.

 

Artikel 7 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Tevens is het mogelijk reeds verleende beschikkingen aan een Bibob-toets te onderwerpen. Het is niet mogelijk, rekening houdende metde proportionaliteit, om elkereeds verleende beschikking te onderwerpen aan een Bibob-toets. Om die reden is besloten dathet Bibob-instrument enkel kan worden ingezet op reeds verstrekte beschikkingenindien er sprake is van informatie die een aanleiding vormen om te vermoedendat de betreffende beschikking:

  • -

    valt onderdegenoemde risicobraches, zoals genoemd in dit beleidsstuk;

  • -

    zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet, of;

  • -

    bekend wordt dat bij eenandere gemeente een ernstigemate van gevaar is geconstateerd.

Artikel 8 Buiten behandelingstelling aanvraag en intrekking van de vergunning of ontheffing.

De wet wordtgebruikt om de integriteit tetoetsen van de (rechts)personen waar de gemeente mee te maken heeft.Deze Bibob-vragenformulieren vallen onderdietoetsing. Derhalve is het een vereiste dathetBibob-vragenformulier volledig wordt ingevuld en wordt geretourneerd.Deze gegevens helpenbij de toetsing naar de integriteit van deze (rechts)personen. Indien degegevens niet binnen degestelde termijn wordenaangeleverd, zal de aanvraag buiten behandeling worden gesteld, nadat deaanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijnaan te vullen. Eenvolharding van de weigering wordt beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob en zal leiden tot intrekking van de vergunning of ontheffing.

Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties 

Artikel 9 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

De toepasbaarheid van de Wet Bibob bij vastgoedtransacties betreft één van de uitbreidingen uit de wetswijziging.Het betreft een uitbreiding van het toepassingsbereik in eensector, die over het algemeen als krachtig en betrouwbaar kan wordenbeschouwd, maar op onderdelen hiervan kwetsbaar is gebleken voor invloedenvanuit de crimineleomgeving. De uitbreiding van de wet op dezesector beperkt zich totde gevallen, waarin een bestuursorgaan door middel van een privaatrechtelijke transactiepartij is. De gemeente heeftniet de intentieom bij elketransactie het Bibob-instrument in te zetten. De toepassing is daarom beperkttot de gevallen diebinnen het kader vallen, zoals genoemd in artikel 9. Daarnaast is in dit artikelook de mogelijkheid opgenomen om tot een Bibob-toets over te gaan als (concrete) informatiehier enige aanleiding toe biedt.

Artikel 10 Toepassingsbereikbij aanbestedingen

Door de wet is het toepassingsbereik van het Bibob-instrumentarium bij aanbestedingenbeperkt tot desectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw. Daarbij heeftdegemeente nietde intentie om bij elke transactie in een van deze sectorenook tot de Bibob-toets overte gaan. Gekozen is om de Bibob-toetste beperken totde aanbestedingen, waarbij(concrete) informatie hier enige aanleiding toe biedt.

In tegenstelling tot de algemene strekking van de Bibob-regelgeving, verstrekt de Wet Bibob geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is, dat het binnendeze sector in beginsel gaat om eengesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. De uitkomst van een Bibob-toets kan dan ookslechts gelden als versterking voor een van dezecriteria. Voor de inzet van het Bibob-instrumentarium geldt als algemene regel, dat hetslechts als ultimum remedium dient te worden ingezet en de gemeentegeboden is om nadrukkelijk eerst de mogelijkheden na te gaan, die regulierewetgeving biedt.

Hoofdstuk 4 Uitvoering 

Artikel 11 Eigen onderzoek

Het eigen onderzoek naar hetzich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van dewet bestaat uit een tweetalstappen:

 

Stap 1

Bij de uitvoering van de Bibob-toets zal het bestuursorgaan in eerste instantiegebruik maken van alle eigen instrumenten. Het onderzoek behelstin ieder geval decontrole en analyse van:

  • -

    De door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikteinformatie/documenten bij deBibob-vragenformulieren (inclusief bijlagen)en de door hem/haar daarbijaangeleverde documenten;

  • -

    Eventueel extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • -

    Open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc). 

Hierbijgaat het bijvoorbeeld om zeggenschap,financiering en relaties en verbanden.

 

De beschikbaarheid van relevante informatie in de gesloten bronnen is door de onderliggende regelgeving beperkt. Middels de wijziging van de Wet Bibob,heeft de gemeente sinds 1 juli 2013 een ruimerebevoegdheid. De gesloten bronnen die de gemeente kan raadplegen, betreffen:

  • -

    de politie;

  • -

    Justitie (justis/Track);

  • -

    het Handelsregister (natuurlijke personen);

  • -

    Bureau Bibob.

 

De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of inte trekken. Het bevoegdgezag zal echter altijd eerst de bestaandeweigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk toepassen.

 

Bij de uitvoering van het eigenonderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt wordenvanuit het RIEC.Ookkan de gemeente desgewenst gebruik maken van deexpertise van het RIEC. Het RIEC is doordewetswijziging bevoegd om het volledigeeigen onderzoeksrapport als ook een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manierwordt hun ondersteunende en coördinerende rol naardegemeente bij deuitvoering van de Bibob-wetgeving, nadrukkelijk versterkt.

 

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoekin het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonendater sprake is van een ‘ernstig gevaar’ als bedoeld in deWet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

 

Stap 2

Aanvullend op decontrole en analyse van de(extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bijhet Bureau worden gevraagd indien:

  • 1.

    Na het eigen onderzoekvragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/ofdaarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaarvan het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • 2.

    Na het eigen onderzoekvragen blijven bestaan over debedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);

  • 3.

    Na het eigen onderzoek vragenblijven bestaan overde financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten;

  • 4.

    De officiervan justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

 

Een toetsing aan deWet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldtin beginsel als een uiterst middel om deintegriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegdgezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

 

Deze eisen brengenmee dat het bevoegdgezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruikmoet maken van deeigen instrumenten. Voorts moet hetvragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate vangevaar en de ernst van de strafbarefeiten.

 

De adviesaanvraag bijhet Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geenbezwaar of beroep open. Wel is het de aanvragervan een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

 

Indien de gemeenteeen adviesrapport van het Bureau heeft ontvangen, rust daar voor haareenvergewisplicht op. In de wetswijziging is voorzien in demogelijkheid om dit adviesrapportdaartoe voor te leggen aan de leden van het lokale driehoeksoverleg.

De beslissing aan het einde van een Bibob-toetsblijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid voor de gemeente, waarbijzij, in geval van weigering dan wel intrekking, haar besluitafdoende moet motiveren.

 

Artikel 12 Informatieplicht

Indien het bestuursorgaan van oordeel is dat een verzoek om advisering aan Bureau Bibob gerechtvaardigd is, dient de aanvrager van dit voornemen op de hoogte te wordengesteld (artikel 32 van de Wet).

Tevens ligt hierin deplicht om betrokkene te informeren over de opschorting van debeslistermijn die hetgevolg is van het indienen van een adviesaanvraag. Indien daadwerkelijk wordtovergegaan tot hetaanvragen van een advies, dient deze aanvraag te wordenvoorzien van een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene.

 

Adviestermijn

Debeslistermijn voor de gemeente om tebeslissen op de vergunningsaanvraag wordt opgeschort gedurendede adviestermijn van het Bureau Bibob. Het Bureau Bibob kan zelf zijn adviestermijn verlengen. In dat geval dientde aanvrager eveneens door hetbestuursorgaan teworden geïnformeerd. De opschorting van de termijnvan beslissing op de aanvraag is geregeld in artikel 31 van de wet en de adviestermijn van het Bureau is geregeld in artikel 15 van de Wet.

 

Artikel 13 Beschikking

Ingevolge artikel 3 van de Wet zaleen vergunning worden geweigerdindien sprake is van ‘ernstig gevaar’ dat debetreffende vergunning zou kunnenworden gebruiktvoor het benutten van voordelen uit strafbare feiten of voor het plegen van strafbare feiten. Dit dientper individuele aanvraag teworden beoordeeld. Op grond van artikel3, zevende lid van deWetkan een bestuursorgaan bij een minderemate van gevaardan ‘ernstig gevaar’, bijvoorbeeld bij enige mate van gevaar, aan een vergunning voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gerichtop het wegnemen of beperken van een dergelijk gevaar.

 

Indien het voornemen bestaateen negatieve beslissing te nemen op grond van een Bibob-advies, zal de betrokkene in degelegenheid worden gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. De betrokkene kan dan het Bibob-advies inzien.Derden die worden genoemd in de beslissing, wordenaangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel4:8 Awb en moeten,indien te verwachten is dat zij hiertegen bedenkingen hebben, ook in de gelegenheid worden gesteld om hun zienswijze naar voren tebrengen. Derdenhebben overigensniet het recht om het advies in zijn geheel in te zien maar uitsluitend het deel wat op henbetrekking heeft. Het uiteindelijke besluit is vatbaar voor bezwaar en beroep.

Het advies van het Landelijk Bureau Bibob mag gedurende een periodevan 2 jaar gebruiktworden in verband met andere beslissingen.

 

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen 

Artikel 14 Bekendmaking, inwerkingtredingenciteertitel

Dit artikel behoeft geen naderetoelichting.