Regeling vervallen per 29-02-2024

Verordening Werk en participatie Gooise Meren

Geldend van 01-01-2019 t/m 28-02-2024

Intitulé

Verordening Werk en participatie Gooise Meren

19 september 2018

1. Verordening Werk en participatie Gooise Meren

De raad van de gemeente Gooise Meren,

gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren van 21 augustus 2018;

gelet op artikel 6, 7, 8, eerste lid onder c en derde lid, 8a, 9, 9a, 10, 10a, 10b, 10c, 10d, 10da, 10f en 36b van de Participatiewet (Pw), alsmede de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet; art. 34, eerste lid, onderdeel b, art. 35, onderdeel d, en art. 36 en 38a van de IOAW en art. art. 35, onderdeel d, art. 38a van de IOAZ.

besluit vast te stellen de volgende Verordening Werk en participatie Gooise Meren:

versie 1.1 19-9-2018

1.1 Inleiding

In deze verordening staan de regels over werken en participatie in het kader van de Pw, IOAW, IOAZ. De regels in deze verordening vullen de regels aan van de Pw. Het zijn regels op hoofdlijnen én regels waarin bepaalde zaken verder zijn uitgewerkt. Voor deze onderwerpen stelt de gemeente geen nadere regels vast. De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de regels in deze verordening.

De begrippen en afkortingen die in deze verordening worden gebruikt, worden beschreven in de bijlage Begrippen- en afkortingenlijst.

1.1.1 Waarom deze regels?

De gemeente is verantwoordelijk voor mensen die kunnen werken, maar daarbij ondersteuning nodig hebben. Er kan ook financiële ondersteuning geboden worden, zoals de bijstand. De gemeente zet sterk in op het realiseren van een inclusieve arbeidsmarkt. Met betrokken werkgevers worden meer banen, ‘werkopstap-plekken’ (werkervaringsplaats) en leerplekken gerealiseerd. Voor mensen met een te grote afstand tot de arbeidsmarkt biedt de gemeente een beschutte werkplek. Daarnaast wordt geïnvesteerd in begeleiding en wordt maatwerkbegeleiding aangeboden aan werkzoekende inwoners om aan het werk te gaan. Deze aanpak wordt verbreed naar begeleiding van school naar werk en van werk naar werk. Voor mensen die bijstand hebben is de intentie van de gemeente hen nog beter te bedienen, bijvoorbeeld door werkervaringsplekken toe te staan of (andere) regels te verruimen.

De Adviesraad werk en inkomen (ARWI) heeft over deze regels op 23 augustus 2018 een advies gegeven. Dat advies is te vinden als bijlage bij deze verordening. Tijdens de constructieve gesprekken met de leden van de ARWI zijn verbeterpunten en suggesties aan de orde gekomen die grotendeels in de nu voorliggende versie zijn verwerkt. De overige adviezen, opgenomen in het advies van 23 augustus 2018, worden in overleg met de ARWI betrokken in de implementatie en uitvoering van deze verordening.

1.1.2 Kernwaarden

‘Meedoen’ is het algemene resultaat of maatschappelijke effect dat Gooise Meren nastreeft met de inrichting van het sociaal domein. De kernwaarden1 rondom ‘meedoen’ geven aan wat Gooise Meren belangrijk vindt als het gaat om het meedoen van inwoners.

  • inwoners zijn zoveel mogelijk zelfredzaam en leveren naar vermogen bijdragen op economisch, sociaal en maatschappelijk vlak, ook door ondersteuning van anderen

  • inwoners profiteren in gelijke mate van collectieve en - zo nodig – individuele maatwerkvoorzieningen. Iedereen kan meedoen, als het gaat om wonen, arbeid, zich kunnen verplaatsen, recreëren door middel van sport, spel en deelname aan cultuur. En niemand valt ‘buiten de boot’

  • Inwoners kunnen invloed uitoefenen op de beleidsontwikkeling en dienstverlening

  • specifieke groepen (bijvoorbeeld mensen met een handicap, chronisch zieken en ouderen) kunnen zoveel mogelijk meedoen aan de reguliere arbeidsmarkt, het reguliere onderwijs etc.

1.1.3 Uitgangspunten

De regels in deze verordening zijn geschreven vanuit een aantal uitgangspunten. De regels:

  • 1.

    zijn bedoeld om de bovengenoemde doelen te realiseren en knelpunten van inwoners op te lossen;

  • 2.

    zijn goed leesbaar;

  • 3.

    regelen niet meer dan nodig is;

  • 4.

    houden de administratieve lasten van gemeente en inwoners zo laag mogelijk;

  • 5.

    kunnen goed uitgevoerd worden en zijn duidelijk voor de inwoners;

  • 6.

    zijn onderling afgestemd op elkaar;

  • 7.

    respecteren de wettelijke regels, maar wijken daar soms vanaf als dat nodig is om de doelen van de wetgever te realiseren of belangrijke internationale regels na te komen.

1.2 Werk en Participatie

In deze verordening wordt beschreven met welke voorzieningen de gemeente ondersteuning biedt aan mensen op het gebied van werk en participatie.

Deze voorzieningen moeten op een goede manier worden verdeeld over verschillende doelgroepen. Hoe de voorzieningen worden verdeeld wordt vooral bepaald door de kansen op betaald werk van de inwoners. De participatieladder van de VNG wordt hierbij ingezet. In deze verordening is eveneens de tegenprestatie opgenomen.

1.2.1 Doelgroep

De gemeente ondersteunt de volgende inwoners op de kortste weg naar werk:

  • 1.

    inwoners met een gemeentelijke uitkering, die niet op eigen kracht de weg naar werk kunnen vinden. Deze inwoners bevinden zich op trede 1 tot en met 5 van de participatieladder.

  • 2.

    inwoners die geen ondersteuning kunnen krijgen van andere instanties, zoals UWV, SVB of werkgevers. Per geval beoordeelt de gemeente of er ondersteuning wordt geboden. Het gaat om de zogenaamde niet-uitkeringsgerechtigden zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de Pw.

  • 3.

    inwoners tot 27 jaar die geen werk en geen havo of vwo-diploma of mbo-diploma vanaf niveau 2 hebben. De gemeente ondersteunt hen bij het vinden van een passende opleiding, betaald werk, of leidt hen naar hulpverlening of zorg.

1.2.2 Samenwerking

  • 1.

    De gemeente werkt samen met UWV, regiogemeenten en andere organisaties om inwoners te ondersteunen betaald werk te vinden.

  • 2.

    De gemeente zorgt ervoor dat werkgevers ondersteund worden als zij inwoners die onder de doelgroep vallen, werk willen aanbieden.

1.2.3 Doelgroepen en voorzieningen

  • 1.

    De gemeente stemt de ondersteuning aan de inwoner af op de positie op de arbeidsmarkt. De eigen kracht en de afstand tot de arbeidsmarkt van de inwoner zijn hierbij leidend. De participatieladder is het instrument waarmee de afstand tot de arbeidsmarkt wordt bepaald. Voor inwoners die zijn ingedeeld op trede 4 en trede 5, met een grote kans op betaald werk, wordt andere ondersteuning ingezet dan voor inwoners die zijn ingedeeld op trede 1, trede 2 en trede 3 met een kleine kans op betaald werk. Er wordt rekening gehouden met het groeipotentieel op de participatieladder.

  • 2.

    De gemeente biedt ondersteuning aan in de vorm van algemene en individuele voorzieningen. Het doel daarvan is arbeidsinschakeling, het vinden of behouden van betaald werk naar vermogen.

1.2.4 Collectieve voorzieningen

  • 1.

    De gemeente biedt de inwoner, ongeacht de afstand tot de arbeidsmarkt, collectieve voorzieningen aan gericht op economische zelfredzaamheid zoals de beschikbaarheid van arbeidsmarktinformatie, een banenmarkt, een cursus solliciteren/cv-schrijven, een training social media en werk, etc.

  • 2.

    De gemeente biedt een inwoner die weinig kans heeft op werk onbeloonde maatschappelijke activiteiten (zoals vrijwilligerswerk, groepsactiviteiten, andere nuttige maatschappelijke activiteiten) aan, die de inwoner dichterbij werk brengen. Dit heet sociale activering.

  • 3.

    Het doel van sociale activering is om inwoners te helpen moeilijkheden op weg naar werk te overwinnen.

  • 4.

    Deze voorzieningen worden in samenwerking met, of via, de partners/instellingen aangeboden.

1.2.5 Individuele voorzieningen

Arbeidsbemiddeling

  • 1.

    De gemeente biedt een inwoner in de vorm van arbeidsbemiddeling ondersteuning aan bij het vinden van betaald werk.

  • 2.

    Het doel van de arbeidsbemiddeling is de mogelijkheden op de arbeidsmarkt te benutten, al dan niet met de inzet van aanvullende, ondersteunende voorzieningen.

Proefplaatsing

  • 1.

    De gemeente biedt een inwoner, bij wijze van proef, de mogelijkheid tijdelijk en met behoud van uitkering te werken bij een werkgever.

  • 2.

    Het doel van de proefplaatsing is om werkgevers te helpen een beeld te krijgen van de geschiktheid van de inwoner voor het werk.

  • 3.

    Een voorwaarde is dat de proefplaatsing leidt tot een dienstverband van minimaal zes maanden, als de inwoner geschikt blijkt te zijn voor het werk.

  • 4.

    De proefplaatsing is alleen mogelijk als de werkgever de werkzoekende goed begeleidt tijdens de proefplaatsing. Als de proefplaatsing niet wordt omgezet in een dienstverband, moet de werkgever uitleggen wat hij heeft gedaan om de werknemer te begeleiden.

  • 5.

    De proefplaatsing duurt maximaal drie maanden, als dat voor de werkgever noodzakelijk is om een goed beeld te krijgen van de geschiktheid van de inwoner.

Werkervaringsplaats

  • 1.

    Tijdens een werkervaringstraject wordt, met behoud van uitkering, gewerkt aan het ontwikkelen van de competenties en werknemersvaardigheden die nodig zijn om de kans op de arbeidsmarkt te vergroten. Dit is in de vorm van een leerplek en vindt bij voorkeur plaats bij een werkgever.

  • 2.

    De werkervaringsplaats duurt maximaal drie maanden.

Loonkostensubsidie

  • 1.

    De gemeente kent de werkgever een loonkostensubsidie toe als de werknemer wel kan werken, maar niet het wettelijk minimumloon kan verdienen.

  • 2.

    Het doel van deze subsidie is om werkgevers te stimuleren inwoners met een arbeidsbeperking in dienst te nemen en de werkgever te compenseren bij verminderde productiviteit van een werknemer.

  • 3.

    De gemeente stelt, met behulp van Dariuz Works Loonwaardemeting, vast of het gaat om een inwoner die niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen en behoort tot de doelgroep van de wettelijke loonkostensubsidie. In het geval van beschut werk levert het UWV advies over de loonwaarde.

  • 4.

    De werknemer die tot de doelgroep van de wettelijke loonkostensubsidie behoort, maakt aanspraak op begeleiding op de werkplek.

  • 5.

    De gemeente verstrekt geen loonkostensubsidie aan de werkgever indien de werknemer recht heeft op een uitkering ingevolge artikel 29b van de Ziektewet.

Begeleiding/jobcoach

  • 1.

    De gemeente biedt een inwoner begeleiding op de werkplek door middel van een jobcoach of verstrekt de werkgever daarvoor een vergoeding als de inwoner extra begeleiding nodig heeft.

  • 2.

    Het doel van de begeleiding/jobcoach is dat een werknemer wordt begeleid naar een situatie waarbij hij uiteindelijk zonder begeleiding bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn.

  • 3.

    De gemeente hanteert voor begeleiding/jobcoaching de uurvergoeding, exclusief btw, die het UWV hanteert. Wijzigt het UWV de uurvergoeding, dan neemt de gemeente die wijziging over.

  • 4.

    De gemeente spreekt met de werkgever af hoe de jobcoach wordt ingezet en legt dit vast in een overeenkomst met de werkgever.

  • 5.

    De begeleiding/jobcoaching duurt in eerste instantie zes maanden en kan halfjaarlijks worden verlengd tot maximaal 36 maanden.

Scholing

  • 1.

    De gemeente biedt een inwoner scholing aan, als die scholing nodig is om de stap naar werk te maken.

  • 2.

    De gemeente bepaalt de vorm en de duur van de scholing. De scholing wordt afgestemd op de mogelijkheden van de inwoner en zijn positie op de arbeidsmarkt. De scholing betreft geen hoger beroeps- of universitair onderwijs en beslaat een periode van maximaal twee jaar.

  • 3.

    Er kan geen scholingstraject worden aangeboden aan personen die jonger zijn dan 27 jaar en uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen als bedoeld in artikel 7, lid 3, onderdeel a van de Pw.

Individuele studietoeslag

  • 1.

    De gemeente biedt studietoeslag aan een inwoner, die op de datum van de aanvraag 18 jaar of ouder is en van wie is vastgesteld dat hij of zij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijke minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft..

  • 2.

    De studietoeslag bedraagt € 1.000,- en wordt eenmaal binnen een periode van twaalf maanden verstrekt en in één keer uitbetaald, bij aanvang van het studiejaar.

  • 3.

    Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden afgerond op hele euro’s.

Ondersteuning bij leer-werktraject

  • 1.

    De gemeente kan een voorziening aanbieden aan een persoon uit de doelgroep voor wie, naar het oordeel van de gemeente, een leer-werktraject noodzakelijk is, voor zover deze voorziening nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:

    • a.

      van zestien of zeventien jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd of

    • b.

      van achttien tot zevenentwintig jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.

Participatieplaats

  • 1.

    De gemeente biedt een inwoner die algemene bijstand ontvangt en weinig kans heeft op werk een participatieplaats aan zoals bedoeld in artikel 10a van de Pw. De inwoner moet 27 jaar of ouder zijn. De participatieplaats wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen de gemeente , de werkgever en de inwoner.

  • 2.

    Het doel van een participatieplaats is om de kans op betaald werk te vergroten. De inwoner kan langdurig met behoud van uitkering op een bepaalde werkplek werken en doet zo werkervaring op. Het moet gaan om werkzaamheden die passend zijn en speciaal voor de inwoner zijn bedacht.

  • 3.

    Een voorwaarde is dat het werk niet leidt tot verdringing van andere werknemers bij dezelfde werkgever en ook niet leidt tot oneerlijke concurrentie met andere organisaties.

  • 4.

    De inwoner kan na iedere zes maanden een premie van € 125,- ontvangen. Een voorwaarde voor de premie is dat de inwoner voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op werk. De gemeente beoordeelt dit.

Beschut werk

  • 1.

    De gemeente biedt de voorziening beschut werk alleen aan als door het UWV is beoordeeld dat de persoon uitsluitend in een beschutte omgeving, onder aangepaste omstandigheden, mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

  • 2.

    De datum van het (positieve) advies van het UWV is bepalend voor de volgorde van het aanbod voorziening beschut werk.

  • 3.

    Het aantal jaarlijks te realiseren dienstbetrekkingen is beperkt tot het aantal waarvoor de gemeente middelen ontvangt van het rijk, of het aantal dat bij ministeriële regeling is vastgesteld.

  • 4.

    Wanneer het aantal (positieve) adviezen van het UWV het, in enig jaar, te realiseren aantal dienstbetrekkingen overtreft, kan de gemeente in overleg met betrokkene(n) een andere voorziening inzetten tot het moment dat de dienstbetrekking aanvangt. Hiertoe behoren sociale activering, scholing, persoonlijke ondersteuningen maatwerkvoorzieningen ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie.

  • 5.

    Om de in artikel 10b, eerste lid PW, bedoelde voorziening van beschut werk mogelijk te maken en te laten voortduren, zet de gemeente waar nodig de volgende voorzieningen in: begeleiding, scholing of (fysieke) aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving, werktempo of arbeidsduur.

Ondersteuning zelfstandigen

  • 1.

    De gemeente biedt ondersteuning aan inwoners, die een eigen onderneming willen starten.

  • 2.

    Deze ondersteuning, in de vorm van advies, begeleiding en financiële hulp, wordt in opdracht van de gemeente uitgevoerd door het Bureau Zelfstandigen in Hilversum. Het resultaat van de beoordeling kan ook inhouden dat een inwoner geen ondersteuning voor het starten van een onderneming ontvangt.

Kinderopvang

  • 1.

    De gemeente vergoedt de kosten van kinderopvang die voor rekening blijven van de inwoner als de inwoner meedoet aan een activiteit die nodig is om dichterbij de arbeidsmarkt te komen of om aan het werk te gaan.

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding bedraagt het verschil tussen de werkelijke kosten van de kinderopvang en de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Om voor deze vergoeding in aanmerking te kunnen komen is het vereist dat de Belastingdienst kinderopvangtoeslag voor het betreffende kind/de betreffende kinderen aan de inwoner verstrekt.

  • 3.

    Het uurtarief voor dagopvang dat voor vergoeding in aanmerking komt bedraagt maximaal 105% van het maximale uurtarief dat wordt vastgesteld door de Belastingdienst.

  • 4.

    Voor buitenschoolse opvang bedraagt de vergoeding maximaal 115% van het maximale uurtarief dat door de Belastingdienst is vastgesteld.

Andere voorzieningen en vergoedingen

  • 1.

    De gemeente zet andere voorzieningen in als dat nodig is om de kans op werk te vergroten.

  • 2.

    De gemeente kan de kosten vergoeden die de inwoner moet maken bij deelname aan een voorziening of bij betaald of onbetaald werk (zoals bijvoorbeeld mobiliteitskosten).

Nazorg

De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner, die aan het werk gaat, gedurende een termijn van drie maanden nadat de uitkering is beëindigd, ondersteund en begeleid wordt als dit nodig is om het werk te kunnen doen.

1.2.6 Tegenprestatie

  • 1.

    De gemeente kan de inwoner, die een uitkering ontvangt, een tegenprestatie opleggen. Bij het opdragen van een tegenprestatie staat meedoen naar vermogen en maatwerk centraal. De gemeente houdt in ieder geval rekening met de navolgende factoren:

    • a.

      de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van de inwoner;

    • b.

      de persoonlijke wensen en kwaliteiten van de inwoner;

    • c.

      maatschappelijke activiteiten, verplichte inburgeringactiviteiten, of vrijwilligerswerk dat al wordt gedaan;

    • d.

      de mate waarin eerst andere instrumenten en/of voorzieningen zijn benut om de maatschappelijke participatie van de inwoner te bevorderen.

  • 2.

    De tegenprestatie mag het vinden van betaald werk niet belemmeren, mag naar zijn aard niet zijn gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt en mag niet als re-integratie instrument zijn bedoeld.

  • 3.

    De gemeente draagt een inwoner geen tegenprestatie op als deze mantelzorg of vrijwilligerswerk verricht voor zover het verrichten van mantelzorg of vrijwilligerswerk naar het oordeel van de gemeente redelijkerwijs voldoende, noodzakelijk of wenselijk is.

  • 4.

    De duur van de tegenprestatie wordt bepaald op basis van de individuele omstandigheden van de inwoner met een maximale duur van drie maanden voor ten hoogste 20 uur per week.

  • 5.

    Afzien van opdragen van een tegenprestatie. Een tegenprestatie wordt in ieder geval niet opgelegd indien:

    • a.

      de inwoner in verband met arbeidsongeschiktheid volledig is vrijgesteld van arbeids-en re-integratieverplichtingen;

    • b.

      de betrokkene een alleenstaande ouder is en een ontheffing heeft als bedoeld in artikel 9a Participatiewet, of artikel38, lid 1 van de IAOW of IAOZ;

    • c.

      uitsluitend bijstand wordt verleend op grond van de bijzondere bijstand.

1.3 Van oud naar nieuw

In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen, dat met regelmaat beoordeeld wordt of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.

Onderzoek naar de werking van de verordening

  • 1.

    De gemeente onderzoekt jaarlijks of de verordening voldoende bijdraagt aan de doelen die de gemeente wil bereiken.

  • 2.

    De gemeente houdt zich daarbij aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

  • 3.

    De gemeenteraad bespreekt een verslag van dit onderzoek en past de verordening aan als dat nodig is.

1.3.1 Uitvoeringsregels

De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een (nadere) regeling. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met een (nadere) regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.

1.3.2 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)

De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze verordening als toepassing van die bepaling een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van deze verordening door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.

1.3.3 Intrekken oude verordeningen

De volgende verordeningen worden ingetrokken op de datum dat deze verordening ingaat:

Verordening tegenprestatie Gooise Meren 2016

Verordening individuele studietoeslag 2016

Verordening loonkostensubsidie Gooise Meren 2017

Verordening re-integratie Gooise Meren 2017

1.3.4 Overgangsrecht

  • 1.

    Een maandelijkse voorziening of uitkering die op grond van een ingetrokken verordening wordt verstrekt, blijft ook na de inwerkingtreding doorlopen. Deze voorziening of uitkering loopt door totdat de gemeente een nieuw besluit over die voorziening of uitkering heeft genomen.

  • 2.

    Een aanvraag die de inwoner heeft ingediend vóór de inwerkingtreding en waarover de gemeente pas later een besluit neemt, handelt de gemeente af volgens deze verordening. Voor een aanvraag op grond van de Pw, de IOAW en de IOAZ die is ingediend vóór de inwerkingtreding geldt juist dat de gemeente deze afhandelt volgens de ingetrokken verordening. Maar als een besluit volgens deze nieuwe verordening gunstiger uitpakt voor de inwoner, past de gemeente deze verordening toe.

  • 3.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van een van de bovenvermelde ingetrokken verordeningen, past de gemeente die ingetrokken verordening toe.

1.3.5 Ingangsdatum en naam

  • 1.

    Deze verordening wordt genoemd: Verordening werk en participatie Gooise Meren.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Gooise Meren van 19 september 2018:

de griffier

drs. M.G. Knibbe

de voorzitter

drs. H.M.W. ter Heegde

Bijlage 1: Begrippen- afkortingenlijst

In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?

Soms worden bepaalde begrippen in meerdere wetten gebruikt en hebben ze in die wetten een verschillende betekenis. Hier staat wat de betekenis van deze begrippen in deze verordening is.

Voor een aantal begrippen geldt dat ze in deze verordening een ruimere betekenis hebben dan in de genoemde wetten, omdat zoveel mogelijk is aangesloten bij het normale, dagelijkse taalgebruik.

Ook staan er voor de duidelijkheid enkele wettelijke begrippen in de lijst, die in deze verordening wel dezelfde betekenis hebben, maar hier in andere woorden zijn omschreven.

Ten slotte worden in deze verordening ook begrippen gebruikt die niet zijn terug te vinden in de wetten. Ook die zijn hier omschreven.

Arbeidsbemiddeling: werkzoekenden en werkgevers met elkaar in contact brengen om werk te vinden.

Arbeidsinschakeling: aan het werk (kunnen) gaan, het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid waarbijgeen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Pw. De hoogte hangt af van de woon- en leefsituatie en de leeftijd van de inwoner.

ARWI: Adviesraad werk en inkomen

Awb: Algemene wet bestuursrecht

Bijstandsuitkering: de algemene bijstand voor levensonderhoud, bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de Pw.Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met bijstandsuitkering bedoeld: de algemene bijstand plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Pw.

Doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Pw.

Effect: het resultaat of het doel.

Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren.

Hulp: ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of inkomensondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de Pw.

Inwoner: de persoon die een direct belang heeft bij een besluit van de gemeente als bedoeld in artikel 1:2, lid 1van de Awb. Als de inwoner een hulpvraag heeft die nog niet heeft geleid tot een verzoek om een besluit te nemen of tot feitelijk handelen door De gemeente , dan wordt met inwoner bedoeld: degene die als ingezetene in de basisregistratie personen van De gemeente is ingeschreven, of, als het gaat om hulp op grond van de Pw, de IOAW of de IOAZ: degene die woonplaats heeft in de gemeente, volgens de regels van artikel 10, lid 1 en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Nugger: niet-uitkeringsgerechtigde.

Participatieladder: een methode om van een inwoner vast te stellen wat de mate van economische participatieaan de samenleving is ofwel de afstand tot arbeidsmarkt.

Partners/instellingen: werkgevers, UWV, gemeenten in de regio, onderwijs en maatschappelijke instellingen,etc.

Pw: Participatiewet

SVB: Sociale verzekeringsbank.

Trede: trede waarop een persoon uit de doelgroep is ingedeeld op de participatieladder.

Uitkering: de bijstandsuitkering, de IOAW- of de IOAZ-uitkering.

UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

VNG: Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Voorziening: hulp in de vorm van een dienst, activiteit, product, budget of tegemoetkoming.

Wet: de Pw, de IOAW, de IOAZ, de Awb of de Gemeentewet.

Bijlage 2: Participatieladder en doelvoorzieningen

afbeelding binnen de regeling

Gooise Meren Participatieladder en doelvoorziening


Noot
1

Bron: Beleidsplan sociaal domein 2015-2018