Beleidsregels bij de toepassing van de Verordening Jeugdhulp Gorinchem 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Beleidsregels bij de toepassing van de Verordening Jeugdhulp Gorinchem 2016

Beleidsregels bij de toepassing van de Verordening Jeugdhulp Gorinchem 2016

Inleiding

In de Verordening Jeugdhulp Gorinchem 2016 staan de verplichtingen van de gemeente als gevolg van de invoering van de Jeugdwet. Ter uitvoering van de Verordening Jeugdhulp zijn nadere regels opgesteld.

Daarbij dient bij de besluitvorming door het college bovendien de nodige afwegingen te worden gemaakt. De Verordening Jeugdhulp biedt op dat punt soms veel ruimte. Het college wil binnen die ruimte duidelijke afwegingen maken. Door dat vast te leggen in beleidsregels weet iedereen waar hij aan toe is. In een besluit op grond van de Verordening kan worden verwezen naar de beleidsregels; een afzonderlijke motivering is dan niet nodig.

1. Gebruikelijke zorg

Artikel 1. Gebruikelijke zorg

  • 1. Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die ouders en/of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Voor jeugdigen geldt dat ouders de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden, ook al is er sprake van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking.

  • 2. Er is sprake van meer dan gebruikelijke zorg, als de voor de jeugdige noodzakelijke zorg chronisch meer is dan de noodzakelijke zorg die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder beperking redelijkerwijs nodig heeft, voor wat betreft aard, frequentie en benodigde tijd. Het betreft zorg op het gebied van Persoonlijke verzorging en Begeleiding.

  • 3. Wanneer de ouder overbelast is of dreigt te raken, wordt van hen geen gebruikelijke zorg verwacht, tot dat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven, met dien verstande dat:

    • a.

      de (dreigende) overbelasting dient te worden opgeheven door de noodzakelijke zorg als bedoeld in artikel 1 lid 2 aan de jeugdige tijdelijk te laten uitvoeren door een jeugdhulpaanbieder;

    • b.

      de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door het uitvoeren van maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke zorg, al dan niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek. Het leveren van gebruikelijke zorg gaat voor op het uitvoeren van maatschappelijke activiteiten.

Artikel 2. Wanneer is er sprake van meer dan gebruikelijke zorg

  • 1. Er is geen sprake van meer dan gebruikelijke zorg bij niet-chronische situaties. Bij niet chronische situaties gaat het om kortdurende zorg waarbij er uitzicht is op herstel van de situatie van de jeugdige en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

  • 2. Er is wel sprake van meer dan gebruikelijke zorg bij chronische situaties. Bij chronische situaties gaat het om langdurige zorg waarbij naar verwachting de zorg langer dan drie maanden nodig zal zijn.

  • 3. Per etmaal wordt één uur zorg in mindering gebracht op de noodzakelijke zorg om de verschillen op te vangen, die binnen het normale ontwikkelingsprofiel van jeugdigen van dezelfde leeftijd bestaan.

  • 4. De jeugdige ontvangt substantieel meer noodzakelijke zorg in chronische situaties als deze, met in acht name van lid 3 van dit artikel, in omvang gemiddeld één uur per etmaal de gebruikelijke zorg overstijgt. Hierbij wordt alleen noodzakelijke zorg in het kader van de Jeugdwet beoordeeld. Zorg in het kader van andere wetgevingen wordt niet meegeteld bij het vaststellen van noodzakelijke zorg.

  • 5. Bij het gebruik van meerdere vormen van jeugdhulp kan (de ouder van) de jeugdige zelf bepalen op welke vorm van jeugdhulp de vermindering van uren als bedoeld in artikel 2 lid 3 en lid 4 wordt toegepast.

Artikel 3. Motivering gebruikelijke zorg

1.Bij iedere individuele voorziening wordt op basis van artikel 1 en 2 gemotiveerd vastgesteld in het actieplan of het gespreksverslag zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening Jeugdhulp of er sprake is van meer dan gebruikelijke zorg.

2. Regels voor het PGB

Artikel 4. Weigering van een PGB

  • 1. Verstrekking van een voorziening in de vorm van een PGB vindt niet plaats indien het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben met het omgaan met een PGB. Hiervan is sprake:

  • a. als bij schulden beslaglegging op het PGB dreigt;

  • b. als overigens mag worden verwacht dat het PGB niet zal worden besteed waarvoor het is bedoeld.

Artikel 5. Verantwoording van het PGB

1.De budgethouder voert een deugdelijke administratie.

Artikel 6. Kwaliteitseisen aan PGB jeugdhulpaanbieders

In aanvulling op de in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet gestelde eisen gelden de volgende kwaliteitseisen voor professionele jeugdhulpaanbieders, welke middels een PGB worden ingezet:

  • 1.

    een jeugdhulpaanbieder mag niet op de zwarte lijst van de gemeente staan vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met de Jeugdwet, het Besluit en de gemeentelijke voorwaarden en beleid, misleiding, fraude en uitbuiting personeel;

  • 2.

    jeugdhulpaanbieders zijn verplicht de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling te hanteren;

  • 3.

    jeugdhulpaanbieders kunnen de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven wanneer specialistische ondersteuning is gewenst;

  • 4.

    de jeugdhulpaanbieder werkt actief samen met ander jeugdhulpverleners, zoals de Jeugdteams, wanneer sprake is van een bedreiging van de veiligheid of welzijn van de jeugdige of betrokkenen.

3.Regels voor de Vervoersvoorziening

Artikel 7. Toekenning van een vervoersvoorziening

  • 1. Het toekennen van een vervoersvoorziening geschiedt alleen aan de jeugdige wanneer aantoonbaar is gemaakt door de aanvrager dat er een noodzaak bestaat het tot inzetten van deze voorziening en dat bij gebrek aan deze voorziening de toegang tot jeugdhulp wordt onthouden.

  • 2. De noodzaak van een vervoersvoorziening wordt aannemelijk gemaakt indien:

  • a. er sprake is van een vervoersprobleem; en

  • b. aantoonbaar is gebleken dat op eigen kracht of met hulp van ouders of andere personen uit de naaste omgeving geen oplossing voor het vervoersprobleem kan worden gevonden; en

  • c. er geen oplossing gevonden kan worden voor het vervoersprobleem door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening; en

  • d. er sprake is van een medische noodzaak, zoals gesteld in artikel 8; en/of

  • e. er sprake is van beperkingen in de zelfredzaamheid, zoals gesteld in artikel 9.

  • 3. De noodzaak van een vervoersvoorziening, zoals gesteld in artikel 7 lid 3, wordt getoetst door de jeugdprofessionals van de Stichting Jeugdteams.

  • 4. De jeugdprofessional legt de noodzaak tot inzet van de vervoersvoorziening vast in het actieplan, zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening Jeugdhulp van deze gemeente.

  • 5. Bij het toekennen van een vervoersvoorziening wordt dit vastgelegd in de beschikking waarin de individuele jeugdhulpvoorziening is benoemd waarop deze voorziening betrekking heeft.

  • 6. De duur van de vervoersvoorziening is gelijk aan de duur van de beschikking of korter indien de betreffende individuele voorziening eerder eindigt.

Artikel 8. Medische noodzaak

  • 1. Er is sprake van een medische noodzaak als de jeugdige, indien gebruik gemaakt van het openbaar vervoer of eigen vervoer, een beperking heeft met lopen, instappen of staan of indien er sprake is van desoriëntatie.

  • 2. De jeugdige of diens vertegenwoordiger moet aantoonbaar maken aan het college dat er sprake is van een medische noodzaak.

  • 3. Bij beoordeling van de medische noodzaak kan het college de expertise raadplegen van een onafhankelijke derde.

Artikel 9. Beperkingen in de zelfredzaamheid

.

  • 1.

    Onder beperkingen in de zelfredzaamheid kan worden verstaan:

  • a.

    de leeftijd van de jeugdige het niet toe laat zelfstandig te reizen met openbaar vervoer, nadat is aangetoond dat ouders of andere personen in de naaste omgeving niet in staat kunnen worden geacht om zorg te dragen voor begeleiding, zoals bedoeld in artikel 10; of

  • b.

    er sprake is van ernstige gedragsproblemen welke reizen in het openbaar vervoer of eigen vervoer onmogelijk maken; en

  • c.

    andere redenen van niet-medische aard, die het zelfstandig of onder begeleiding reizen in het openbaar vervoer of eigen vervoer onmogelijk maken.

  • 2.

    De jeugdige of diens vertegenwoordiger moet aantoonbaar maken aan het college dat er sprake is van een beperking in de zelfredzaamheid.

  • 3.

    Onder geen enkele omstandigheid wordt het ontbreken van financiële draagkracht van de ouder ten behoeve van de vervoerskosten beschouwd als een beperking in de zelfredzaamheid.

Artikel 10. Begeleiding in het vervoer

  • 1. De begeleiding in het vervoer is primair de verantwoordelijkheid van de ouder(s) of wettelijke vertegenwoordiger(s).

  • 2. Indien de begeleiding van de jeugdige meer dan 6 uur per dag bedraagt, kan dit redelijkerwijs niet van ouder(s) en/of personen uit de naaste omgeving worden verlangd.

  • 3. Het werkzaam zijn van beide ouder(s) ontheft hen niet van de primaire verantwoordelijkheid, zoals bedoeld in lid 1.

Artikel 11. Uitvoering van de vervoersvoorziening

  • 1.

    Het vervoer wordt verzorgd door de aanbieder van de jeugdhulpvoorziening; of

  • 2.

    Het vervoer wordt uitgevoerd in de vorm van taxivervoer zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op Personenvervoer 2000.

  • 3.

    In alle gevallen moet de taxivervoerder aan de kwaliteitseisen zoals benoemd in artikel 2.4 van de Nadere regels ter uitvoering van de Verordening Jeugdhulp van de gemeente Gorinchem.

  • 4.

    Bij toekenning van een vervoersvoorziening wordt het de aanvrager bij inzet van taxivervoer mogelijk gemaakt om de gemaakte kosten in rekening te brengen bij de Serviceorganisatie Jeugd Zuid Holland Zuid.

Ondertekening

Aldus vastgesteld
onder intrekking van de Beleidsregels ter uitvoering van de Verordening jeugdhulp Gorinchem d.d. 9 december 2014,
in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem van 8 januari 2016.
de burgemeester, de secretaris,