Regeling vervallen per 01-09-2021

Beleidsregel met betrekking tot de toepassing van artikel 13b Opiumwet inzake woningen en lokalen

Geldend van 18-07-2019 t/m 31-08-2021

Intitulé

Beleidsregel met betrekking tot de toepassing van artikel 13b Opiumwet inzake woningen en lokalen

1.Inleiding

Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met de aanwezigheid van hennepkwekerijen en drugslaboratoria in woningen en lokalen en/of in handel van middelen als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet. Vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid, het beschermen van het woon- en leefklimaat en de volksgezondheid treedt de burgemeester streng op tegen illegale handel in drugs. Bij de aanpak hiervan maakt de gemeente Gorinchem gebruik van de bevoegdheid die is opgenomen in artikel 13b van de Opiumwet (de Wet Damocles). Deze beleidsregel is van toepassing op de uitoefening van de in artikel 13b neergelegde bevoegdheid ten aanzien van:

  • voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven;

  • niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven;

  • woningen en bijbehorende erven.

In deze beleidsregels staat de rol van de gemeente Gorinchem beschreven en worden de kaders geschetst van de bevoegdheid die de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet heeft.

Deze beleidsregel heeft tot doel:

  • de handhavingsactiviteiten van politie, justitie en gemeente op elkaar af te stemmen en waar mogelijk complementair te laten zijn;

  • te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een adequate reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding en het beoogde effect heeft, te weten het bestrijden van handel in drugs en herhaling van deze ongewenste situatie die in strijd is met de Opiumwet te voorkomen;

  • kenbaar te maken aan de overtreder welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding, waardoor er mogelijk tevens een preventieve werking vanuit gaat.

2. Juridisch kader

Ingevolge de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I en II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren, aanwezig te hebben en te vervaardigen.

Op grond van artikel 13b Opiumwet de burgemeester bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is of een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a Opiumwet voorhanden is.

Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een bestuursorgaan beleidsregels kan vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid.

2.1 Handelsvoorraad drugs

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) om de zinsnede ‘daartoe aanwezig is’ in artikel 13b eerste lid van de Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is.

Bij de beoordeling of sprake is van een handelsvoorraad drugs gaat de burgemeester uit van de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie. In de Aanwijzing Opiumwet wordt m.b.t. harddrugs onder een gebruikershoeveelheid verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangeboden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bv. één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet (in elk geval een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram); een consumptie-eenheid van 5 ml GHB. Grotere hoeveelheden worden aangemerkt als een handelsvoorraad.

Met betrekking tot hennep wordt in de Aanwijzing Opiumwet onder een handelsvoorraad verstaan een hoeveelheid van meer dan 5 gram of meer dan 5 hennepplanten. Ten aanzien van het bezit van paddo’s dient bij het bepalen van wat een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik is een onderscheid gemaakt te worden in verse paddo’s en gedroogde paddo’s. Onder een gebruikershoeveelheid wordt doorgaans verstaan 0,5 gram gedroogde paddo’s en 5 gram verse dan wel niet gedroogde paddo’s.

Bij overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen gebruik, wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het tegendeel dient aannemelijk te worden gemaakt.

2.2 Strafbare voorbereidingshandelingen

Naast sluiting voor het aantreffen van soft- en harddrugs kan de burgemeester sinds 1 januari 2019 ook overgaan tot sluiting indien voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die bestemd zijn voor grootschalig of bedrijfsmatig bereiden of vervaardigen van softdrugs, of het bereiden of vervaardigen van harddrugs. Deze verruiming heeft alleen betrekking op voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a of 11a van de Opiumwet. Van voorbereidingshandelingen kan volgens artikel 13b lid 1 sub b Opiumwet alleen sprake zijn bij het voorhanden hebben van bepaalde voorwerpen of stoffen die, vanwege de aard en hoeveelheid of gezien de onderlinge combinatie, geschikt zijn om harddrugs te vervaardigen of voor grootschalige illegale hennepteelt. Dit kan al blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie (drugslaboratorium of hennepkwekerij in aanbouw), maar ook uit tapgesprekken of observaties uit een opsporingsonderzoek. Niet alle op grond van artikel 10 of 11a van de Opiumwet strafbare voorbereidingshandelingen wegen mee. Op zijn minst moeten de voorwerpen of stoffen het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat zij daarvoor bestemd zijn. Onvoldoende om als voorbereidingshandeling te kwalificeren, is het aantreffen van (uitsluitend) vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen.

3. Last onder bestuursdwang

Als uitgangspunt van beleid geldt dat een last onder bestuursdwang (tijdelijke sluiting) wordt opgelegd en niet een last onder dwangsom (betaling van een geldsom, indien de overtreding blijft voortduren of wordt herhaald). Het opleggen van een last onder bestuursdwang is een herstelsanctie in de zin van artikel 5:2 lid 1 onder b van de Algemene wet bestuursrecht. Een herstelsanctie is een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van de overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.

Anders dan een last onder dwangsom leidt een last onder bestuursdwang direct tot beëindiging van de feitelijke overtreding. Gelet op het vaak (zeer grote) financiële gewin in het verdovende middelencircuit is twijfelachtig of met een dwangsom de overtreding (direct) ophoudt of niet meer wordt herhaald. Vanwege de grote winsten die met de illegale handel in drugs behaald kunnen worden is het immers denkbaar dat de betaling van een dwangsom, in het geval van ontdekking van een nieuwe overtreding, wordt ingecalculeerd. Verder gaat van een last onder bestuursdwang een duidelijker signaal uit, dat de illegale handel in drugs niet wordt geaccepteerd. Voorts kan met een last onder dwangsom gemakkelijker de loop uit het pand worden gehaald.

Sluiting van het lokaal of de woning is erop gericht een aantal doelen te bereiken, namelijk de bekendheid van de woning/het lokaal als drugsadres teniet te doen, een signaal af te geven dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn, de rust in de directe omgeving te doen wederkeren, herhaling van de ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen, alsmede een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen.

3.1 Persoonlijke verwijtbaarheid

De bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet is in beginsel gericht op het pand en is niet gericht tegen de eigenaar of bewoner. De bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet strekt er toe de geconstateerde overtreding van de Opiumwet in het betreffende pand te beëindigen en te voorkomen. Hierbij is de persoonlijke verwijtbaarheid van een betrokkene geen bijzondere omstandigheid die er toe zou moeten leiden dat af moet worden gezien van sluiting. Zoals uit bestendige jurisprudentie van de AbRS blijkt (zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2010:BL8721 en ECLI:NL:RVS:2013:CA3702), speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de eigenaar/gebruiker geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet die tot sluiting van het pand noopt. Ook in het geval het aannemelijk is dat gebruikers (huurders) van een pand zonder medeweten van de eigenaar in of vanuit het lokaal of de woning drugs verkopen of verhandelen, is sprake van drugshandel die aanleiding geeft tot optreden op basis van artikel 13b Opiumwet.

3.2 Verstoring openbare orde

Bij de handel in drugs wordt de aantasting van de openbare orde zonder meer aangenomen. De openbare ordeverstoring hoeft derhalve niet door middel van feiten of omstandigheden (nader) te worden aangetoond. De illegale handel in drugs vormt op zichzelf reeds een ernstige verstoring van de openbare orde.

3.3 Onderscheid lokalen en woningen

Bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet wordt onderscheid gemaakt tussen lokalen en woningen.

Het begrip woning omvat in ieder geval:

a. Woningen;

b. Woonwagens;

c. Woonschepen;

d. Woonketens;

e. Bijbehorende erven.

De burgemeester verstaat in het kader van dit handhavingsbeleid onder woning een voor bewoning gebruikte ruimte of een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat op een normale wijze voor bewoning kan worden gebruikt en dat/die daarvoor ook mag worden gebruikt (woongenot). Of een woning wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen van de politie. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de Basisregistratie personen staat ingeschreven, wordt niet aangemerkt als bewoner.

Het begrip lokalen omvat panden die niet de bestemming woning hebben, zoals:

  • a.

    Loodsen;

  • b.

    Schuren;

  • c.

    Garages;

  • d.

    Winkels;

  • e.

    Bedrijfsruimten;

  • f.

    Onbewoonde woningen of een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning.

3.4 Verschil sluiten woning of lokaal

Een sluiting van de woning of het lokaal geldt in beginsel voor de gehele woning of lokaal. Hiervan kan worden afgeweken indien zich bijvoorbeeld de situatie voordoet waarin sprake is van kamerverhuur, waarbij dan een gedeelte van de woning of lokaal wordt afgesloten. Daarnaast is het aantreffen van verdovende middelen in een schuur of berging behorend bij de woning voldoende voor sluiting van de gehele woning. Hiermee wordt beoogd het handelen vanuit een bewaarplek, niet zijnde de woning, tegen te gaan.

3.4.1 Sluiten lokaal

Lokalen (en onbewoonde woningen) worden bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs of bij strafbare voorbereidende handelingen gesloten. Hiermee wordt beoogd de loop naar het betreffende pand eruit te halen, de overtreding te beëindigen en herhaling te voorkomen. Daarnaast wordt hiermee ook een signaal aan de buitenwereld afgegeven dat het pand niet langer als verkoop-, aflever-, teelt-, of opslagruimte voor drugs kan worden gebruikt.

3.4.2. Sluiten woning

Sluiting van een woning is ingrijpender voor de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene dan sluiting van een lokaal. Op grond daarvan blijkt uit de jurisprudentie dat bij woningen terughoudender moet worden omgegaan met de sluitingsbevoegdheid van artikel 13b Opiumwet. Anderzijds moet ook bedacht worden dat juist als het om woningen gaat, de impact en het gevaar van drugshandel op de omgeving en de omwonenden groot is.

Vanwege het grote gevaar voor de openbare orde en de volksgezondheid dat uitgaat van de illegale handel in drugs wordt bij een handelshoeveelheid harddrugs derhalve in beginsel ook bij woningen direct overgegaan tot een sluiting. Er zal echter nadrukkelijk worden bezien of het geval daadwerkelijk ernstig genoeg is om direct over te kunnen gaan tot sluiting, of dat er gelet op de feiten en omstandigheden van het specifieke geval nog van sluiting dient te worden afgezien.

3.5 Indicatorenlijst

Hieronder worden de verzwarende omstandigheden, oftewel indicatoren, genoemd die relevant zijn bij deze afweging. De indicatorenlijst is niet limitatief en heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. Ook op basis van een enkele hieronder genoemde omstandigheid kan sprake zijn van een voldoende ernstige situatie om direct over te gaan tot sluiting van een woning en af te zien van een waarschuwing.

Indicatorenlijst:

  • a.

    De hoeveelheid van de aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet.

  • b.

    De mate waarin de woning betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel plaatsvindt of waar drugs aanwezig is. Hierbij kan worden gedacht aan (waarnemingen van) aanloop van personen die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht, of het aantreffen van attributen die op handel in verdovende middelen wijzen, zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmiddelen, verpakkingsmaterialen, enzovoort in de woning;

  • c.

    Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • d.

    Er is sprake van een of meer (vuur)wapen (s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • e.

    Er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkenen;

  • f.

    Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkenen verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name worden gedacht aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernietiging of diefstal e.d. kunnen een rol spelen;

  • g.

    Er is sprake van recidive (verjaringstermijn van 3 jaar vanaf de overtreding);

  • h.

    Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet;

  • i.

    De mate van gevaar voor de omgeving, de mate van risico voor omwonenden;

  • j.

    De mate van overlast;

  • k.

    Aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt;

  • l.

    Aannemelijkheid dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog een of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel.

4. Sluiten

4.1 Sluitingstermijn: drie maanden tot maximaal zes maanden

Zowel voor woningen als lokalen wordt bij een sluiting in beginsel uitgegaan van een sluitingsperiode van drie maanden. Deze termijn is minimaal nodig om de geschonden openbare orde te herstellen en de overige hiervoor genoemde doelen te bereiken die met de sluiting worden voorgestaan. In het geval van verzwarende omstandigheden (bijvoorbeeld combinatie van indicatoren, weging van de indicatoren) kan de termijn opgehoogd worden tot zes maanden. Op deze wijze kan maatwerk worden geleverd passend bij de ernst van de situatie.

4.2 Recidive en verjaring

Recidive (verjaringstermijn van drie jaar vanaf de overtreding) wordt in ieder geval aangemerkt als een verzwarende omstandigheid die leidt tot een sluitingstermijn van zes maanden. De verjaringstermijn van drie jaar geldt vanaf het moment dat de overtreding is geconstateerd tot het moment van een volgende constatering. Indien op een geconstateerde overtreding een tijdelijke sluiting volgt, wordt de verjaringstermijn verlengd met de duur van de sluiting. Wanneer er tussen opeenvolgende constateringen meer dan drie jaar verstreken is wordt de nieuwe constatering gezien als een eerste constatering.

4.3 Handhavingsmatrix

Bij het aantreffen van harddrugs wordt harder opgetreden dan bij het aantreffen van softdrugs. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de maatregelen die in beginsel worden genomen.

Overtreding

Woningen

Lokalen

Softdrugs

(Lijst II)

Harddrugs

(Lijst I)

Softdrugs

(Lijst II)

Harddrugs

(Lijst I)

1e keer

Schriftelijke

Waarschuwing

Sluiting

3 maanden

Sluiting

3 maanden

Sluiting

6 maanden

2e keer

Sluiting

3 maanden

Sluiting

6 maanden

Sluiting

12 maanden

Sluiting

12 maanden

3e keer

Sluiting

12 maanden

Sluiting

12 maanden

Sluiting

onbepaalde tijd

Sluiting

onbepaalde tijd

4e keer

Sluiting onbepaalde tijd

Sluiting

onbepaalde tijd

-

-

4.3.1 Voorbereidende handelingen

Bij het aantreffen van voorwerpen of stoffen aanwezig hebben die bestemd zijn voor grootschalig of bedrijfsmatig bereiden of vervaardigen van softdrugs, of het bereiden of vervaardigen van harddrugs geldt dezelfde sluitingsduur als bij het aantreffen van een handelshoeveelheid soft- en/of harddrugs. Daarnaast kan het voorkomen dat een hennepkwekerij wordt opgerold die vlak voor de inval is geoogst of een pand waarvan uit onderzoek door de politie blijkt dat het gebruikt wordt als knooppunt van waaruit men handelsafspraken maakt ten behoeve van verkoop, aflevering of verstrekking van drugs. Een andere mogelijkheid is dat een geringe hoeveelheid drugs wordt aangetroffen (niet zijnde een handelshoeveelheid) maar dat de overige zaken in de woning (of het pand) wel wijzen op een grotere hoeveelheid of productie, bijvoorbeeld hoeveelheid aangetroffen apparatuur zoals lampen of afval. In dergelijke gevallen worden geen handelshoeveelheden drugs aangetroffen, maar valt het betreffende pand wel onder de werking van artikel 13b Opiumwet. Het is immers gebruikt ten behoeve van de productie, verkoop, aflevering of verstrekking van drugs. Dergelijke gevallen worden ook gelijk gesteld met de situatie als waren de betreffende drugs wel aangetroffen.

4.4 Inherente afwijkingsbevoegdheid

De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassen van artikel 13b Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat deze bevoegdheid gebruikt wordt na een belangenafweging. Ingevolge de inherente afwijkingsbevoegdheid, zoals neergelegd in artikel 4:84 van de Algemene wet Bestuursrecht, kan van dit beleid worden afgeweken. Hiertoe kan bijvoorbeeld aanleiding bestaan indien toepassing van het beleid voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Financiële schade, te lijden ten gevolge van een op te leggen maatregel, wordt niet als een bijzondere omstandigheid beschouwd, evenmin het verliezen van de eigen woonruimte. Dergelijke omstandigheden moet worden geacht door de wetgever, bij de totstandkoming van de bevoegdheid, zoals die is neergelegd in artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, te zijn meegewogen.

4.5 Proces sluiten

Indien er een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, zullen in beginsel de volgende stappen worden doorlopen:

  • 1.

    Constatering handelshoeveelheid drugs / strafbare voorbereiding;

  • 2.

    Belangenafweging. Waarschuwing of voornemen tot sluiten kenbaar maken;

  • 3.

    Mogelijkheid tot het geven van een zienswijze voor de belanghebbenden;

  • 4.

    Sluitingsbevel motiveren en uitreiken;

  • 5.

    Intern sluiting voorbereiden;

  • 6.

    Effectueren van de sluiting;

  • 7.

    Nazorg. Politie neemt pand mee in de surveillance;

  • 8.

    Heropening van het pand.

4.6 Spoedsluiting

Indien zich een spoedeisende situatie voordoet of de openbare orde vraagt om direct ingrijpen, kan een bevel tot sluiting worden gegeven voor een periode van ten hoogste twee weken. Artikel 4:11 van de Algemene wet bestuursrecht biedt de mogelijkheid om in spoedeisende gevallen de zienswijzemogelijkheid achterwege te laten. Het bevel van de burgemeester kan mondeling worden bekendgemaakt en wordt daarna zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd.

Per geval wordt bepaald of in lijn met de ernst van bovengenoemde situaties sprake is van een dermate bijzondere situatie waarbij onmiddellijk optreden vereist is. Het enkel aantreffen van een handelshoeveelheid drugs of een hennepkwekerij valt hier niet onder. Mede aan de hand van de indicatorenlijst wordt bepaald of men tot een spoedsluiting over moet gaan.

De spoedsluiting duurt voort, met een maximum van twee weken, totdat de burgemeester een definitief besluit ten aanzien van het pand neemt en effectueert de sluiting middels overdracht van de sleutels, verzegeling van het pand en het aanbrengen van een biljet met daarop de tekst dat dit drugspand op last van de burgemeester is gesloten.

4.7 Feitelijke sluiting

Bij de toepassing van bestuursdwang wordt gekozen voor het sluiten van de gehele woning, of het gehele lokaal, omdat het direct een einde maakt aan de illegale situatie. Dit is dan ook de meest effectieve manier om de met de Opiumwet strijdige situatie te beëindigen en herhaling te voorkomen. Als er sprake is van handel in een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de handel in drugs slechts in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen. Op die wijze blijft voor derden de rest van het pand toegankelijk. Medebewoners, waarvan bekend is dat zij niet met de overtreding te maken hebben, worden daardoor niet onnodig getroffen. Daarnaast is het aantreffen van verdovende middelen, of de voorbereiding hiertoe, in een schuur of berging behorend bij de woning voldoende voor sluiting van de gehele woning. Zo wordt tegengegaan dat de bewoner hiernaar gaat handelen door dit als bewaarplek te laten fungeren.

Bij de sluiting wordt een termijn gegeven waarbinnen de betrokkene de woning of het lokaal kan ontruimen en sluiten. Indien dit niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester overgaan tot feitelijk handelen door te sluiten. Door zelf uitvoering te geven aan deze effectueringstermijn kan de betrokkene slechts voorkomen dat de burgemeester feitelijke bestuursdwang toepast. De sluitingsbevoegdheid wordt niet aangetast. Ook het plaatsen van een nieuwe huurder, of het verkopen van de woning of het lokaal tast deze sluitingsbevoegdheid niet aan.

De sluiting is feitelijk van aard en brengt met zich dat de woning of het lokaal door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn. Alleen personen wier aanwezigheid wegens dringende redenen in het pand noodzakelijk is, kunnen een verzoek tot tijdelijke opheffing schriftelijk indienen. Het pand mag pas na uitdrukkelijke schriftelijke toestemming betreden worden in het bijzijn van een boa of politieambtenaar. Het doorbreken van de verzegeling van het pand is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht.

4.8 Registreren sluiting

Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkpb) voor onroerende zaken wordt de sluiting van het pand binnen vier dagen ingeschreven in de landelijke voorziening. Door deze inschrijving is voor een ieder inzichtelijk welke beperkingen er op een stuk grond of gebouw rusten.

4.9 Kosten last onder bestuursdwang

Ingevolge artikel 5:25 van de Awb geschiedt de toepassing van een last onder bestuursdwang op kosten van de overtreder. In de last onder bestuursdwang wordt dit aan de overtreder medegedeeld

4.10 Minderjarigen

Indien er sprake is van minderjarige bewoner(s)/betrokkene(n) wordt melding gedaan bij

Jeugdbescherming / Veilig Thuis.

4.11 Opvang/huisdieren

Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren of alternatieve huisvesting te

zorgen. Indien voor huisdieren geen zorg wordt gedragen, zal de dierenambulance gebeld worden. De hieruit voortvloeiende kosten komen voor rekening van de overtreder.

4.12 Opheffing sluiting

Op verzoek van belanghebbende(n), mits schriftelijk en gemotiveerd, kan de sluiting worden

ingetrokken. Opheffing van de sluiting geschiedt slechts in uitzonderingsgevallen. Alleen indien het

voldoende zeker is dat de doelen die met de sluiting worden beoogd reeds zijn bereikt, bijvoorbeeld

op grond van maatregelen die door de eigenaar van het pand zijn getroffen, kan met een verzoek tot

opheffing worden ingestemd.

5. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel met betrekking tot de toepassing van

artikel 13b Opiumwet inzake woningen en lokalen’

6. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 9 juli 2019.

De burgemeester van Gorinchem,

R.W.J. Melissant-Briene